DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. OiHer redactie van
ZEEUWSCHE KRONIEK.
ZEEUWSCHE STEDEN-
STEMMEN.
WESTKAPELLE.
(1695—1770) P. de la Rue.
UIT EEN OUD KOOKBOEK
DANKZEGGINK AAN DE
SCHRIJFSTER VAN DIT
NUTTIGE WERK IN 'T
NIEUWE JAAR.
C. W. L. I. W.
De match om het wereld
kampioenschap dammen.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
DAT LIEVE H0LLANDSCHE MEISJE.
1. Ik hadde in ouden tijd een
[rijke visscherij.
2. Mijn zeerecht was vermaard
[bij alle handelssteden;
3. Een schoon door 't zeegegolf
[ik gansch vervallen zij,
4. Mijn Dijk en Herk'lessteen
[maakt mij vermaard nog
[heden.
Toelichtingen.
~~1. Westkapelle behoort met
Middelburg en Domburg tot de
oudste steden van Walcheren.
De geschiedschrijver Melis Sto
ke, die op 't eind der 13de eeuw
en in het begin der 14de eeuw
leefde, meldt, dat de zendeling
Willebrord in 694 te Westkapelle
het afgodsbeeld Mercurius verniel
de.
De naam Westkapelle moet niet
in verband staan met kapel of
kerk, doqh met kaap, daar 't
eiland Walcheren vroeger op deze
plaats met een hoek ver in zee
Hfajr, hOJij n'j^ j' 1.?vo
Zooals gezegd, kan Westkapel
le op een hoogen ouderdom bogen.
In 1223 kregen de bewoners van
graaf Floris IV stadskeuren, welke
door graaf Willem III in 1327 wer
den bevestigd. In 1561 kreeg de
stad van Albrecht van Beieren n
vrije jaarmarkt. Ook op kerkelijk
gebied had de stad een voorname
rang. Zij behoorde tot de 4 hoofd
plaatsen der kerkelijke indeeling
op Walcheren. Wallen of grachten
heeft zij echter nooit gehad. De
voornaamste middelen van bestaan
der bewoners waren zeevaart en
visscherij. Achter den vooruitste
kenden Westkaap vonden de zee
lieden eèn geschikte ligplaats voor
hun schepen. Hier was ook een
kreek, die landwaarts inliep, on
geveer op de plaats, waar thans
het Zuiderstrand is. Van die vroe
gere los- en ladingsplaats of ha
ven is niets meer te bespeuren.
Doordat de schepen voor de
Noordelijke en Noordwestelijke
winden gedekt waren, lagen zij er
betrekkelijk veilig.
Vele haringbuizen voefren ter
zee, zoodat er talrijke spreedvel-
den voor de nettenbereiders, ver
der taanhuizen en lijnbanen waren.
Ook was er een waag of balans en
een gasthuis.
De bewoners van Zoutelande en
Qud-Vlissingen kwamen te West
kapelle hunne behoeften koopen.
2. Als bewijs dat Westkapelle
vroeger een voorname zeestad
was, kan aangemerkt worden, dat
voor de schepelingen der stad een
zeerecht was vastgesteld, dat uit
26 artikels bestond. Hierin waren
uitvoerig de verschalende rech
ten en plichten omschreven vooi
de zeelieden, als zij met hun sche
pen en hun lading elders in moei
lijke omstandigheden waren geko
men. Deze zeerechten der West-
kappelaars waren bij alle andere
handelssteden algemeen bekend.
Met de bewoners van Vlissingen
werd later een handelsverdrag ge
sloten.
3. Wel heeft Westkapelle ook te
lijden gehad van de verschillende
^oorlogen in de middeleeuwen,
"waarvan de plundering der stad
door de Sluizenaars op 18 Mei
1492 de ergste was, toch heeft zij
zich daarvan telkens kunnen her
stellen.
Wie haar eertijds tot welvaart
had gebracht, heeft haar later ook
doen vallen, n.l. de zee. In de 13de
eeuw begonnen de duinen lang
zaam maar zeker af te nemen. De
landingsplaats werd hierdoor on
veiliger, waardoor de scheepvaart
verminderde. Vele zeelieden gin
gen zich te Vlissingen vestigen,
zoodat deze plaats tot meer wel
vaart kwam.
Nadat de Spanjaarden in 1572
Westkapelle hadden gestraft, om
dat de bewoners in navolging van
VliSsingen de zijde van Oranje
hadden gekozen, was het met den
handel en de scheepvaart zoo
goed als gedaan.
De afname der duinen was reeds
zoodanig, dat de bewoners zich
meer landwaarts moesten vestigen.
In 1458 hadden zij reeds hun oude
St Willebrordskerk afgebroken
om op het einde van het nieuwe
Westkapelle een andere kerk te
bouwen, welker toren thans nog
als vuurtoren dienst doet.
4. Het aantal inwoners was in de
eerste helft der 16de eeuw zeer
verminderd. Vele van hen vonden
een nieuwe broodwinning in het
leggen en onderhouden der zeewe
ringen. De Westkappelsche zee
dijk is in den loop der tijden, niet
alleen in geheel ons land maar
ook in het buitenland, beroemd
geworden. Over dien dijk zou een
afzonderlijk artikel te schrijven
zijn. Een zeer belangrijk stuk is
gelegd in 1540. Op den 14den Juni
van dit jaar Werden de eerste sta
ketsels er van gesteld in tegen
woordigheid van Karei V, die bij
deze gelegenheid aan de dijkwer
kers een drinkgeld schonk van 3
dubbele ducaten 12). Het geld
had toen meer waarde dan thans.
Doordat de zee meer en meer
dreigde het land binnen te ko
men, moest de dijk telkens ver
zwaard en verlengd worden, zoo
dat deze thans ongeveer 4 km.
lang is. De helling naar zee is zoo
danig, dat de basis' 16 maal de
hoógte is. Millioenen guldens zijn
er reeds aan ten koste gelegd en
nog eischt hij jaarlijks veel aan
onderhoud.
Een andere vermaardheid van
Westkapelle was tot voor een
eeuw de zoogenaamde Hercules
steen.
In 1514 was op het strand bij
z^er laag water een steen gevon
den met het opschrift: Herculi Ma-
gusano. M. Priminus Tertius, V.. S.
L. M.
Verscheidene geschiedschrij
vers en oudheidkundigen hebben
getracht van deze woorden een
afdoende verklaring te geven,
doch het is hun niet gelukt. De
steen zal wel betrekking hebben
op den hëidenschen godsdienst der
vroegere bewoners van Walche
ren evenals de steenen, die in 1647
bij Domburg zijn gevonden.
On last van Philips van Bour-
gond'ë, admiraal ter zee, heer
van Westkapelle, werd de steen in
een kolom der kerk geplaatst, wel
ke kerk in 1831 is afgebrand. Door
den toenmaligen ambachtsheer
van Westkapelle werd de steen
daarna geschonken aan het
Zeeuwsch Genootschap der We
tenschappen te Middelburg, waar
hij nog in het museum te zien is.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
Heb dank, Eerwaarde Vrouwe
Uw Naarstigheidt en Deugd, v
Eén Leidster is der Jeugd
In 't leeren Huis te houwen,
Gij toonde met 'er daadt
Hoe dat een Vrouw moet hand'len
Niet zorgloos voort te wandelen
Met brallen op de straat;
Nog 's morgens lang te slaapen
Het mag dan gaan zoo 't wil;
De Meiden zitten stil,
En wérken niet maar gaapen
Of Spotten met haar Vrouw
Roept dan Myn Heer om eeten,
De helft is wel vergeeten,
Zo volgt het naberouw
Hem walgt de beste Spyzen,
Al zyn de kosten groot;
Heeft hy een vriend genoot,
Dié zwijgt, maar Zal 't niet pryzen
Straks hoord men een gekyf;
De Meid die moet vertrekken;
Maar 't voorbeeld zou haar
[wekken
Van een recht naarstig Wyf.
Zoo deedt Gy in uw leven,
En zaagt met eigen oog,
Daar niemand a bedroog;
Men zogt U natestreeven
In Zuinigheid en kunst.
De Meiden leerden werken,
Te koóken, Braaden, Snerken,
En wonnen uwe gunst.
Uw dogters moesten leeren,
De handen aan den ploeg,
Te werken 's morgens vroeg,
Om alles te regeeren.
'k Heb meermaal met vermaak
Tot uwent aangezeten,
Maar nooit volmaakter eeten.
Gezond en goed van Smaak
In order op zien zetten
Een ieder was vernoegt,
Want alles was zo 't voegt,
Gy wist 'er op te letten
Komt Vrouwen wie gy zyt
Leert hier uw plicht kennen;
En U daar door gewennen
Den kostelyken tyd
Met yver te besteden;
Zoo zult gy uw Gemaal
Door 't aangenaam onthaal,
En kuische zinlykheden,
Vernoegt zién aan den Dis
Het huisgezin zal bloeyen,
De kind'ren vrolyk groeyen
Altoos vernoegt en fris:
Gy Wakkere Keuken-Meiden 1
Volgt deez Mevrouwe na
En laat u vroeg en spa
Door haaren raad geleiden
Zij toond hier uwen plicht
Tot sterking van 't gerecht;
Voor veelerhande quaalen.
Indien dit werk smaakt
Zo word gy eens volmaakt
En gunst zal u bestraalen,
Dus word eene braave Vrouw,
De Steunpilaar der Trouw.
f No. 43 N. LENTE.
Bergen op Zoom.
1 2 3 4 5
is moeten wij als Zeeuwsche dam
spelers het volste vertrouwen in
hem stellen hopende hoe de uitslag
zal zijn de sterkste speler zal zege
vieren.
(Uit ,;Hét Damspel.")
fiJ'.iCIT 34°jI%
46 47 48 49 50
Zwart: 7/9, 15, 18/20, 23, 26, 27,
35.
Wit: 29, 34, 36/39, 42/45, 47.
Wit speelt en wint.
Probleem No. 42.
Zwart: 2, 7/9, 11, 13/15, 27 en
dam op 12.
Wit: 12, 24, 25, 28, 30, 31, 33, 35,
41/43, 48.
Wit wint door: 4338 (27X47);
28—23 (12X20); 22—17 (11X22);
33—28 (47X24); 30X10 (15X4); 25
XI.
Eindelijk, door de medewerking
van verschillende zijden, is'het een
feit geworden, dat een match om
het wereldkampioenschap tusschen
M, Raichenbach vertegenwoordi
ger van Frankrijk en onzen natio-
nalen kampioen J. H, Vos tot
stand is gekomen.
Wij brengen in herinnering dat
de match in 1934 gespeeld door M.
RaichenbachR. C. Keiler eindig
de in 7 remise en 3 gewonnen par
tijen waardoor M. Reichenbach
wereldkampioen bleef.
Wat onze nationale kampioen J.
H. Vos betreft daar hij voor de zes
de maal kampioen van Nederland
46 47 48 49
50
Bovenstaande partijstand is Van
de wereldkampioen-Raichenbach
deze liet een verbluffend staaltje
van spel-techniek zien. Zwart
dreigt door 1217 de verloren
schijf terug te winnen. Dit kan niet
worden verhinderd door 2621,
daar Zwart dan 2328 enz. laat
volgen.
De heer Raichenbach gaf hier
echter als tegenzet 4540 aan en
hierop mag Zwart niet met 12—17
antwoorden, zoodat Wit de schijf
vóór behoudt.
Na 1217 wint Wit zeer fraai
door 32—28, 26—21 of 22—17, 35
—30, 44—40, 43—39 en 49—29!
Inplaats van het aangegevene
4540, spele men 43391!
Ook nu is om bovengemelde re
denen geen andere zet dan 1217
aan te geven. Hierop wint Wit
door 32—28, 26—21 of 22—17, 35
30 Zwart nu 3543, de Zwarte
schijf komt dus in één handeling
op de door Wit gewenschte ruit
43. Wit nu 4929 en wint, daarbij
2 schijven meer overhoudende en
heeft daarbij ook 2 zetten minder
noodig gehad.
Een verhaal van Koude Teentjes
en een Warm Hartje
Door JO DAEMEN.
Vader en Josientje waren alle
bei ziek geweest; Josientje erg,
maar vader nog véél erger Och,
och, wat zag die arme paps er nu
nog akelig uit
„Jullie hebt beiden een heel
rokje uitgetrokken", zei de dokter,
die vandaag weer naar-zijn patiën
ten kwam kijken. „Waarom lach
jij zo kleine ondeugd
„O dokter, paps draagt helemaal
geen rokken' proestte Josientje
„U bent in de war of maakt U
grapjes
„Niet in de war en geen grapjes"
verzekerde de dokker. ,fMoeder
moet jou maar eens laten zien, wat
ik bedoel, aan een u i: die kan óók
het éne rokje na het andere uit
trekken, tot er zó'n magere ui
overblijft, dat je geen raad mee
weet
Gauw keek Josientje naar vader
ja, paps was óók zo vreselijk
mager,Maar met vader en
jou weet ik wel raad", zei de dok
ter weer. „Buitenlucht kaai die
bleke wangen weer kleur geven
frisse, heldere buitenlucht
Toen keek paps naar buiten,
waar vieze, grijze Novembermist
hing.en de dokter zei knik
kend: „Heldere buitenlucht), die
hier in Holland om deze tijd van 't
jaar niet is te vinden Daarom
gaan jullie naar Zwitserland
Zo kwam het, dat enkele weken
later een klein Hollands meisje in
Zwitserland nieuwsgierig over een
balconrand keek, omdat ze bene
den kinderstemmen hoorde.
„Pas op Josie 't is hoog Als
je van dit balcon valt, blijft er
niets van je heel waarschuwde
paps, die in dekens op een lange
stoel gepakt, op het balcon lag te
„kuren" zoals dat rusten daar
werd genoemd.
Josientje woonde nu met paps
en mams op de vierde verdieping
vau een groot huis, en ze hadden
de grappigste kachel, die je ooit
gezien hebt: héél groot en hele
maal van steen Ze hadden bed
den met „dekbedden" in plaats
van dekens dat waren eigenlijk
zachte kussens, maar véél groter
dan gewone kussens Maar een
keuken hadden ze niet, of toch
wél Want de keuken was van
een aardige, Zwitserse mevrouw,
die op dezelfde verdieping woon
de, maar mams had er haar eigen
pannetjes en kookte er Hollandse
kostjes, waar de Zwitserse dame
dan wel graag eens van proeven
wilde Ook moesten mams en Jo
sientje weer proeven van wat de
Zwitserse dame klaarmaakte.
Heerlijke koekjes kon zij bakken 1
Maar haar aardappels.brr! Die
waren tot pap gekookt en er wer
den zwarte zaadjes doorheen ge
roerd, zooals Josie ze thuis wel
eens in kaas had geproefd Grie
zelig smaakten ze in aardappelpap,
hoor
Het prettigst van 't hele huis
vond Josientje dat fijne, grote bal
con. Aan één kant keek je op
straat, maar van de brede zijde
keek je in een tuintje en op een
klein weilandje dat was van
de mensen beneden en daar speel
den de kinderen tussen schooltijd!
Soms lag er wasgoed te bleken.
Het weitje was door een hek van
de straat gescheiden, en langs de
de straat, juist vóór 't hek, stonden
den een paar banken, zo raar als
je nog nooit hebt gezien: met twéé
zitplanken boven elkaatf Maar
wandelaars, die rusten wilden, na
men altijd de onderste, ontdekte
Josie dadelijk. Waar die bovenste
dan wel voor dienen zou Paps
wist het niet Dus toen „de kin
deren van beneden" eens met 't
Hollandse meisje mochten komen
kennis maken, wou Josietje er hun
naar vragen. Ze hadden al zo vaak
vriendelijk naar haar gewuifd
Doch dat viel niet mee Anne-
li, Peterli, Dörli en de andere
blondjes konden wel handen ge
ven en lachen, maar met Josientje
praten dat lukte niet erg Mams
moest telkens vertellen, wat de
een of ander vroeg of zei Toch
dacht Josientje aan 't raadsel van
de bank. Mams vroeg 't aan Pe
terli, de grootste van de jongens.
Peterli lachte een beetje; wisten
die vreemdelingen dat niet eens
De bovenste helft van de bank
daar moest je toch op zitten, als de
onderste in de sneeuw verborgen
was O, 't zou wel gauw gaan
sneeuwen dan konden ze 't zelf
zien En Dörli vroeg, of Holland
nou heus hélemaal plat was, zon
der één enkele besneeuwde berg
top Kon je zó maar alle steden
en dorpen zien liggen Paps ver
telde van de duinen en de zee.
„Maar hier in 't dal waait het
nooit", zei Anneli wijs, „en daar
om is het goed voor zieke men
sen
Josientje liet intussen haar pop
pen en prentenboeken (waarvan
ze de allerdierbaarste in een kof
fer mee naar Zwitserland had mo
gen hemen aan de kinderen zien,
en presenteerde ijverig koekjes en
chocolaadjes. Al verstonden ze el
kaar dan ook niet goed, ze vonden
de visite toch prettig Of Josientje
de volgende week, als haar Zwit
serse buurtjes weer vrij van schooi
waren, eens beneden mocht ko
men 7
„Misschien wel", beloofde mams.
De volgende dag begon het te
sneeuwen, zulke vlokken Het
hield niet op 's nachts niet,
endrie dagen lang niet
Toen..,, was de ondëfste bank
verdwenen, en van het hoge hek
en 't weitje zag je nog maar vin-
gerlange stukjes boven de dikke
sneeuwlaag uitsteken En J isien-
tje keek heel nieuwsgierig, wat de
kinderen beneden tussen schooltijd
uitvoerden op het weilandje. Ze
werkten er met schoppen, net als
je deed aan 't strand; ze diepten
de sneeuw op één plek wat uit,
stampten het daar prachtig vast,
en lieten er toen, door een houten
goot, die uit 't washok kwam wa
ter op lopen En naast dat zelf ge
maakte meertje groeven ze weer
dappei in de sneeuw: kuilen en
walletjes, 't leek heus wel Zand-
voort Maar dan in 't spierwit
's Nachts was al het water bevro
ren warempel, daar hadden de
kinderen een ijsbaan gemaakt, die
glad en spiegelend op schaatsen
rijders lag te wachten En toen
kwam ook de uitnodiging: of Jo
sientje 's middags mocht komen
speten
„We hebben een echt hotel in
de sneeuw gemaakt", zei Dörli
trots, „Peterli is directeur, ik ben
de mevrouw van 't hotel, Nini is
hnnenjuffrouw en Anneli kamer
meisje, Rudi is portier. En dan
hebben we nog 'n huisknecht, zo
voor 't schoenenpoetsen en koffers
dragendit laatste zei Dör
li een beetje uit de hoogte, „dat is
Hans, de zoon van onze wasvrouw.
Die wou óók graag meedoen En
nou komen Greteli en Leeni van
den dokter als gasten in 't hotel
en Josie oók, asjeblieft".
Josie wou dolgraag Paps en
mams en ook de Zwitserse me
vrouw hadden haar al menig Duits
woordje geleerd, zodat ze heus al
met Dörli en de anderen babbe
len kon
„Greteli en Leni brengen een
hóóp geld mee", vertelde Dörli.
„Dat heb ik niet", zei Josientje
verschrikt. De dokter, die twéé
verdiepingen in 't zelfde huis be
woonde, was zeker véél rijker dan
paps Greteli en Leni hadden ook
een „Juf".
„O, maar geen écht geld lach
te Dörli. Toen wees zij, hoe je een
stukje papier op een geldstuk leg
gen moest, en dan over het papier
wrijven met de achterkant van eea
potlood. Wat je dan kreeg, leek
heus precies geld Paps maakte in
een ogenblik 'n heel beursje vol
voor Josientje
Wat was dat hotel aardig De
„kamers" leken een beetje op „ka
mers", zoals Josie wel eens in een
zandkuil maakte;' maar hier wa
ren de muren van vaste sneeuw,
die rolde niet zo naar beneden als
zandkorrels In elke „slaapkamer"
stond een sleetje dat stelde het
bed voor „Stoeltjes" waren in de
sneeuw uitgeschept. Er was een
keuken met 'n fornuis van sneeuw,
en er was een „leeskamer" waar,
in een holte, die de boekenkast
voorstelde, echte prentenboeken
lagen
Greteli en Leni gedroegen zich,
alsof ze heuse dames waren Maar
Josientje vond het niet aardig, dat
ze Hans, die haar toch, ondanks
zijn grove kleren, zo'n leuke jon
gen leek, zo commandeerden!
Dan moest hij dit sleetje versjou
wen, dan dat „Vlug een beetje!"
zei Greteli er nog bij
Hans deed alles met een vrien
delijk gezicht. Toen moest hij de
ijsbaan aanvegen, want nu wilden
de gasten schaatsenrijden
Josientje keek met grote ogen,
hoe Greteli, Leni en de anderen
kleine schaatsen aan hun schoenen
bevestigden. Dat ging niet met
bandjes', maar met schroeven
Even praatten de „directeur" en
z'n vrouw met elkaar: Josientje
had geen schaatsen, en onder
haar gevoerde sneeuwschoentjes
waren die ook niet vast te ma
ken Hoe dat moest, als het hele
hotelpersoneel óók ging schaat
senrijden Toen vroegen ze met
een buiging aan Josie: „Wat ver
kiest mevrouw: wil mevrouw zich
op een sleetje door den hutsknecht
laten rondsleeën, of wil mevrouw
in de leeszaal zitten
Josientje aarzelde even.... ze
was zo dol op prentenboeken en
die Duitse boeken zagen er zo
grappig uit.Maar op eens zag
ze het verwachtingsvolle gezicht
van Hans, Hans, die óók geen
schaafsen had en toen koos
Josie de slee 1
Hans was zó in z'n schik hij
straalde helemaal En eerst vond
Josientje het ook wel prettig, zo
de ijsbaan rondgesleed te woiden!
Maar langzamerhand werden haar
vingers koud in de wollen hand
schoentjes, zodat zij ze dien in de
zakken van haar duffelse jekkertje
stoppen moest en nu een beetje
heen en weer schudde op het
sleetje. Hans vroeg angstig: „of
mevrouw 't sleeën prettig vond?"
en toen knikte Josientje wel drie
maal
Daar werd van een balcon ge
roepen: „Greteli Leni
En nu merkten de kinderen op
eens, dat het al schemerdede
hoge bergen hielden al het late
Novemberlicht tegen, en hec dal
werd een grote schaduw-kom.
„Jammer, nu moeten we naar
binnen
Allen' vroegen, of Josientje ple
zier had gehad, en wéér eens mee
kwam doen En Josientje, stijf
van 't zitten voelde haar tenen als
ijsklompjes in de gevoerde schoen
tjes, maar ze gaf alle kameraadjes
een hand, bedankte vriendelijk, en
toen tot slot zei ze: „Dag Hanseli,
je hebt me fijn gesleed, hoor
Hans wist haast geen antwoord te
bedenken: zó aardig deed het Hol
landse meisje tegen hemen
Hanseli, dat zeiden de anderen
nóóit, al was hij niets ouder dan