"jrgripri SMtTN ZONDAGSBLAD m Kam DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUPAhTl 14 Dec. 1935 lil RAADSELHOEKJE. EEN VREEMD GEVAL BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. pen overvallen 1 We moeten den molenaar waarschuwen. Alle honden hieven toen zulk een akelig gehuil aan, dat een paar boeren, die bezig waren met een omgevallen hek te herstellen, hun werk in de steek lieten en vlug het weiland opliepen. Nog luider balkte toen juist weer de ezel, terwijl de honden weer op nieuw begonnen te huilen. ,,'t Is de nieuwe ezel van mo lenaar De Wit", zei toen een der boeren, ,,'k Loop er even heen om hem te waarschuwen, 't Dier is misschien ziek". 't Duurde toen niet lang, of de molenaar stond voor zijn ezel en bekeek en beklopte het nog steeds balkende dier van alle kanten, en daarna joeg hij de huilende honden over de greppel en gaf, met zijn stok, het ezeltje een paar flinke tikken, waarvan het dier wellicht nog meer schrikte, dan van het ge loei der sirene, die reeds lang zweeg. Want nauwelijks voelde het de stokslagen op zijn ezelsrug, of hij staakte zijn gebalk. En daar na keek hij naar de stok in de hand van zijn meester, en dacht: ,,De klappen, met zo'n stuk hout, deden mijn rug wel pijn. En dat beest, dat straks zo heel erg luid brulde, zal nu óók wel klappen krijgen. Maar om zo'n groot beest te slaan, zal de molenaar wel een boomstam moeten nemen, en dan zal het dier wel weer gaan brullen van pijn. Neen, nooit begroet ik weer met vreugde de zon Wat doen de mensen toch vreemd". Tante Joh. OPLOSSING DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROTEREN. 1. De muis. 2 L Leeuwerik. k e i trein schuren Leeuwer ik N ij me g e n gerst P i t k 3. Appelmoes. Soep, lamp, Loes, palm, poes. 4. Terp, pret. VOOR KLEINEREN. 1. Weet je wel, dat thans de groot ste helft der klas ziek is (Hans en Ans).. Wij zien die grote kar elke dag op weg naar school. (Karei). Heb je laatst ansichten van ons dorp gekocht (Stans). I Zie je Jan de Gier in 't schuitje Van de luchtballon wel staan Een groot anker heeft hij bij zich. Nu hij weer omlaag wil gaan, Viert hij 't anker heel voorzichtig. Langzaam daalt de luchtballon. Jan krijgt eindelijk genoeg van Enkel wolken, lucht en zon Verhaaltje op Rijm II In het schuitje daalt dus Jantje. Nu nog een klein eindje maar Als j' een anker hebt, zo denkt hij, Och, dan dreigt er geen gevaar 't Haantje van de toren kijkt slechts. Zeggen doet hij nooit een woord. Wie heeft in zijn jonge jaren Van zoiets zelfs maar gehoord?! III Op de landweg loopt Kees Goedbloed, Aan zijn stevig houten juk Hangen manden vol met ei'ren. Hij verkoopt die bij het stuk. Langs een huisje komend roept hij Verse eieren, drie cent Kees heeft sedert vele jaren Al met eieren gevent. Van het anker heeft ons boertje Helemaal nog niets bespeurd. Plots'ling gaat hij van de grond af, Weet niet, wat met hem gebeurt 't Anker trekt hem bij zijn broekje In de hoogte, lieve tijd f Van de schrik raakt Kees zijn ♦i'ren, Al zijn verse ei'ren kwijlt Jongens, is me dat een toestand I Keesje vindt het heus geen klucht.. Zie nu toch eens even, wat daar Plots'ling neervalt uit de lucht I 't „Regent" eieren en mand 'n Juk, een klomp en zelfs een pet, Die Kees Goedbloed vóór hij uitging, Stevig toch had opgezet Een professor, op z'n wand'ling, Wordt met eigeel overstroomd. Woedend is de man, al denkt hij Eerst, dat hij het heeft gedroomd En hij roept: Waarom, zeg lach je Tot een jongen met een pet. 't Antwoord luidt: Omdat uw rug is. Eén grote omelet Hoorde je, wie vertegenwoordi gers van die firma zijn (Evert en Irma). Wat hangt die varen slap neer (Eva). 2. Een rivier. 3. Een peer van het electrisch licht. o OM OP TE LOSSEN. VOOR GROTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 11 letters geschreven en noemt een rijk in Europa. Een 1, 3, 6, 2 is een roofvogel. 11, 9, 7, 3, 4, 8 is een jongens naam. De 8, 6, 5 is een rivier; die door ons land stroomt. Een 11, 9, 5 is een deel van een gebouw. 1, 9, 2, 4, 7 wordt o.a. gebruikt om te naaien. 10, 4, 8, 8, 3, 6 is een meisjes naam. 2. Verborgen rivieren in het bui tenland. Deze planten zijn nieuw of heb ben we ze reeds gezien Aan één meter en drie kwart heb je genoeg. Voor dat uitstapje hebben we minstens twee dagen nodig. Kun je me niet voorthelpen, Al- fons 3. Welke dieren kun je maken van: Lam nok ee Pul ia rad Ben.koest 4. Noem mij eens vlug noten, Die men nimmer eet 'k Denk, als j' even nadenkt, Dat je het wel weet VOOR KLEINEREN. 1. Ladderraadsel. X lo (bovenste) sport 'n roofvogel. 2o sport een plant, die in de winter rode bessen heeft. 3o sport een stad in Drente. 4o sport een metaal. 5o sport een lichaams deel van een vis. 6o sport een stad in Noord-Brabant. 7o sport een veel voorkomende vloei stof. De woorden bestaan alle uit 5 letters en de middelste letters vormen, van boven naar bene den gelezen, de naam van een dorp op de Veluwe. 2. Vul deze 9 vakjes in met: 2A 2E IC 2L 1M 1 V maar doe het zó, dat je van links naar rechts en van bo ven naar beneden leest: X X lo een nauw verblijf. 2o een meisjesnaam. 3o een jong, viervoetig dier. Wat maakt deel uit van je ge zicht en kan ook aan een schoen gevonden worden 4 Mijn eerste betekent angst, mijn tweede is een deel van een stad en mijn geheel ligt in de prov. Utrecht. mÊm jp Wr Wr SiLJ L irxfirxojLV*' MpA. Zelfs Jupiter niet. Er wordt in ons wereldje ont zaglijk veel gesproken en ge schreven. Gedrukte woorden ver menigvuldigen zich onrustbarend. Eeuwen, voordat de boekdruk kunst werd uitgevonden, zeide de schrijver van den Prediker: „van vele boeken te schrijven is geen einde". Hoeveel te meer geldt dit verstandig woord in onze dagen. Natuurlijk goede boeken vinden hun weg en doen hun nut. Maar tenslotte geraken toch de meesten op dood spoor. En onze tijd, die wel heel snel leeft, vergeet te spoedig menig boek, dat in zijn op gang geweldig de aandacht op zich vestigde. Toch mogen wij voor ons graag lezen in die boeken van heel oude wijsheid. Ze werden geboren vaak uit zoo heel andere levens- en we reldbeschouwingen; onder zoo heel veel andere omstandigheden. Veel nemen wij daaruit niet dan voor kennisgeving aan. Veel ook aanvaarden wij onder voor recht van boedelbeschrijving; maar dikwijls hecht een woord ons in het geweten of zet zich vast in onze gedachten. Het laat ons niet los, omdat het als op onzen tijd schijnt te slaan en op ons men schen van zooveel eeuwen na da tum. Zoo het woord: Ne Jupiter idem omnibus; zelfs Jupiter kan het niet ieder van pas maken. Wij zijn met dit woord in de Ro- meinsche godenwereld. Hoog bo ven alle andere goden en godinnen troont Jupiter in zijn oppermacht. Hij kon doen en laten wat hij wil. Hij kan het ieder mensch zoo ge ven en zoo maken als hij maar wil. Hij hoeft zich van niemand, maar dan ook van niemand iets aan te trekken. Onbeperkt is hij aan allen kant. En zelfs deze gebieder is niet voor ieder dezelfde; kan het niet ieder naar den zin maken. Hij. .van wien ieder zegen en verhoo ring en belooning verwacht en die het alles zou kunnen geven, is geen allemansvriend. Zelfs Jupiter niet Gelukkig, zeggen wij, zelfs Jupi ter niet. Dat is een woord voor die men schen, die gaarne naar links en naar rechts; naar voren en naar achteren kijken. Die les nemen bij den torenhaan: zooals de wind waait, zoo waait mijn jasje Zij hebben hel zeker wel moeilijk: zooveel hoofden, zooveel zinnen en zij willen het al dien hoofden en al dien zinnen van pas maken. Zij zijn voortdurend aan het wikken en wegen; aan het passen en meten; aan het inkorten en ver lengen maar het past nooit recht. Dat komt, omdat zij het on mogelijke mogelijk willen maken, zoeken naar den vierkanten cir kel; alle weiden afloopen om het schaap met vijf pooten te vinden. Dat lukt natuurlijk niet. Een en kel is nu eenmaal rond en een schaap heeft nu eenmaal vier pooten en als alles mogelijk was ontbrak het woord onmogelijk op de lijst. En omdat dit nu niet gaat, daar om zullen wij er wel aan doen om het Engelsch spreekwoord in toe passing te brengen: Make the best of it (Maak er 't beste van). Er moet een Friesch gezegde be staan: doe Uw plicht en laat de lui maar praten. Dat is echt, rond, stevig. Zelfs Jupiter kan het den men schen niet naar den zin maken. Hij die, zoo iemand het kon, het zou kunnen. Wij kunnen het zeker niet. Ze ker nooit. Dus maar geen waterscheppen n een bodemloos vat. Doch de werkelijkheid aanvaar den; de werkelijkheid, dat ieder mensch voor zichzelf staat. En dat dus het oordeel van menschen over menschen heusch niet zoo al les beheerschend is, omdat dit oordeel een wankel iets is. Ieder late zijn geweten levens kompas wezen. Om daarop te va ren, recht door zee. Het is van meer waarde, dat ons geweten ons vrijspreekt dan dat er menschen zijn, die ons veroordee- len. J. Nagel TUSSCHEN Middelburg, December '35 Goeie vriend Jan Noe moe je toch begriepe, dat dien Endrik m'n lillijk op m'n /iengers getikt eit en anpursant joe ook. Ie zei, da zoo n wet as k wou vó de dienstweigerienge al 'n jaer of twaoleve bestaet. Je moet 't mè niet wete, Jan. Die in dienst moet en gemoesbe- zwaeren eit om waepens te drae gen, die moe fassoendelijk an me neer Colijn vraege, of 'n daevan vrie kan bluve. Dan moet 'n vó drie êeren komme en dan oört 'n meestenties an ander werk gezet. Mè dan moet 'n 8 of 12 maenden langer diene dan 'n anders ao moe- te doe, Begriep jie waerom? Maek jie j'n eige noe mè nie bange, dat er ook bin, d e be- zwaeren tegen 't loten vó den dienst, wan daer oort eigentlijk nie mi geloot. Daer oört ieder jaer mer êen naeme uut een busse g'aeld en dae mee uut. Vraeg mer !s an den avvekaot, oe 't dan ver der gaet. J' ao 't over de voor standers van d' algemeêne Zon dagsrust. Kiek, Jan, die wille den tied zó mer is 'n paer onderd jaer t'rugdrao:e. Die wil' ook art 36 van de geloofsbeliedenisse wir in volle kracht brienge. En da 's on der andere: „om te weyren ende uyt te royen alle afgoderie ende valschen godsdienst, om het ryeke des Antichrists te gronde te wer pen". Je begriept, da gaet tegen Rome. Noe wete ze vanself êel wel, dat er van uuvoerienge van art. 36 in ons tegenwoordig staes- bestel niks komme kan en dacrom is ulder vraegen niks anders as getuge vor ulder kiezers. G'loof mè, da z' ook mit ulder anden in ulder aer zouwe zitte, as ze dae- voo is 'n wet moste maeke. Jie docht, dat er gin vrouwe- liengen mi bin, die liever nie gae stemme. Da's abbuus, Jan. Dome- nie Kersten en z'n vollegeliengen zegge 't êel dudelijk, dat vrouwe kiesrecht nie saemen kan gae mit de roepienge van de vrouwe. Vó de vrouweliengen onder die men schen is stemplicht 'n lillijke stem- dwang. Kiek, dat moet en da kan verandere. Eêrelijk gezeid, be griep 'k nie, waerom dat ieleken- deen nie 't recht eit om per brie! z'n eige te laete schrappe van de l este van de kiezers. A m'n ie mend 'n groot plezier kunne doe zonder da m' er zelf iet bie t< Kort komme, meuge me dat nie laete, Jan. Joen, Jan, daer is toch a r>;W zó veranderlijk as 'n mensch. Wie ao dat noe toch 25 jaer gelee kun ne dienke, dat meneer Duys, toe: zoo 'n flienken apostel voo di sociale, ze noe zou verloochene. 't Schient, dat 'n al 'n 20 jaer as kaemerlid om zó te zeien mer n bitje geslabbakt eit. Dat aode z i kammeraos vanself a lank in de gaoten, mè die aode aomè toch rog ope, dat 'n z'n leven betert zou. En meer dan dat: z' aode ir '33 ook de liefde, die aoles be dekt. Wan wat dienk je? Ie wier bie de verkieziengen toen ange- preze as 'n bovensten besten. Ie ao om zó te zeien 'n karrakter, dat 'm uut zou drive om flienk an te paklte. Om ulder groot geloof inoe je die kammeraos prieze en 'k zou t dacrom ook schandaolig vinde, as t' er noe kiezers zouwe zien die durfde zeie, da z' in '33 be- droge bin mi meneer Duys deu z'n kammeraos. En noe wiJ'c ze dat 'rt bedanke za vó de Kuemer. Mè noe begriep je wè, Jan, dal mè b'roerd is vó meneer Duys om in eènst die 5000 gulden te missen, 'k Zou zeie de sociaole moete d'er is over gae praote mi z'n vrouwe. Gin wonder wie dat 'n nee in '37 nae de Kaemer zulle laete gae. Ie eit in ielk geval zelf ook nog 'n eêlen tied om is uut tc kieken. Noe 'k toch werent:g geleze dat er 'n êeleboel kunstenaers zoö 'n bitje van Lotje getikt bin J' ei zeker wel is van die schil- deriën gezie, die om zó te zeier mooi bin van lillekigeid. Bie zuk- ke schilderiën docht 'k aoltied, dat de kroenkels in d' essens van de schilders verkeerd liepe. En 'k docht daebie ook aoltied, dat die menschen zó raor waere gae doe juust deudat z' an kunst deeje. Mè dae bin d'er noe, die ze r juust andersom, da je kansen eil mmmmmuittimmmMmmm***- om kunstenaer t' oóren, a j'n bitje geestelijke afwiekiengen eit. De gene, die zukke raore kunstenaers be wondere, leze dan mit ontroe- rienge wa voo zottigeid d e men schen dan in ulder daegelijksch leven uutaele. En die ziekelijke belangstellienge is valhself êele- maele verkeerd, wan daedeur gaen gemeénlienge die kunstenaers nog zotter doe. Jan, dae moet 'n dich ter zien, d e juust eêl „mooie", moeilijke gedichten gemaekt eit as 'n flienk de koose ao. En dan ei j' ook nog dichters, die werentig de mooiste yaesjes maeke, as ze zoö n bitje teu teu bin. Noe is 't mit die kunstenaers zóo, da z' iet schildere zoö as ze 't zie en dè z' in ulder gedichten openbaere wat er in ulder b nnenste omgaet. Mè daedeur kan 'n gewoon mensch vee schilderiën en vee ge dichten eêlemaele nie begriepe. En 't is t' er verre van, da zoö lemend daerover moe gae zitte kume, je moet 'm d' er integen deel juust mee fiele^esteêre, wan daeruut bliekt, dat 'n geestelijk niks mankeert. J' ei wè geleze, dat er in 'n êeleboel plaesen in de kommedies ,,de beul" nie gespeeld mag oöre, omdat de burregemeesters bange bin vó relletjes. Dat is vanseif eêl goed, mè nae mien meênienge is t'er toch in die gesch edenisse ,et, dat eêlemaele nie deugt. Wat za der noe in 't vervolg gebeure? As t'er ier of daer iet gespeeld lort, dat nie bevalt bie meneer Mussert of z'n vollegeliengen, dan kun ze weê wè bie de vertoönierige as echte kwaejoengers mi van acles gae gooie en 'n elsch leven maeke. Dan oöre d' andere ver- toöniengen wir afgezeid. 'k Zien :'er nog van komme, dat d' oögste ?an de kemedies an meneer Mus sert êest is fassoendelijk vraege, wat 'n van de nieuwe kemedie- ;tikken dienkt. Mer as noe die meneer en z'n vollegeliengen dien ke, dat „die beul" dood en begrae- yen is, dan ze glad abbuus. Neê, die is sprienglevend, wan de boekjes, die zoö eête, oöre noe 'uust vee meer verkocht, 'k G'loo- ve wè, as ze die kemeciespelers gewoon aode laete doe, da z' a gauw mit da stik om z' minder- waerdigeid uugespeeld zouwe zien. Nae mien meênienge moete de spelers in de kemedies dezelf- le vrieëid as de domenies in de kerreken, G'loof mè, dat er op de preekstoel ook dikkels iet ge zeid oört, dat eêl ard is óm an t' oóren voo menschen van 'n ander geloof. G'loof mè, dat 'n Room- schen bie de predikaosies over len 30sten Zondag van de Katte- kissemus op zou stuve as 'n daer oörde, dat de mis 'n vervloekte af- goder'e is, Mè deudien de Roöm- sche nie in de prottestansche ker- -eken komme, oöre ze nie belee- digd. En nè zoö aode d;e men schen in Amsterdam uut de keme- die moete bluve, as daer arde woorden vor ulder gezeid wiere,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 11