De grijze dame Middelburgsche Goesehe Courant. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 11 NOVEMBER 1935. No. 266. SC- XP.QNiEK van den DAG. HENRY SETON MERRIMAN. De noodtoestand in de visscherij. OOSTBURG. Firma A, J. BRONSWIJK. VAN DE BELGISCHE KUST. I van de ecember en remie Amerika en de oorlog in Oost- Afrika, Halfslachtige poli tiek van Roosevelt. Groote hoeveelheden petroleum wor den naar Italië verscheept, De president zou wel willen ingrijpen, Maar hij vreest zijn populariteit te veel te be schadigen, Hoopt Mussoiini op een wonder? Amerika pleegt ten aanzien van het ItaliaanschAbessijnsch conflict een halfslachtige politiek. President Roose velt verbood den uitvoer van wapens en munitie naar Italië en Abessynië. En hij waarschuwde den Amerikaanschen han del voor het risico, dat hij zou kunnen loopen met leveranties aan Italië. Zoo als verwacht kon worden hebben de Amerikaansche zakenlieden die waar schuwing voor kennisgeving aangeno men. Zoolang er geen blokkade tot stand komt, is het risico uiterst gering. De Amerikaansche leveranciers zuilen wel geld bij de visch eischen. Italië is op het oogenblik nog in staat contant te be talen, al put het zich dan langzaam uit. Het heeft groote hoeveelheden petro leum noodig. De oorlog in Oost-Afrika verslindt stroomen benzine. Amerika voldoet aan de vraag. Berichten uit ver schillende Amerikaansche havensteden vertellen, dat de verscheping van petro leum de laatste weken zoo ongeveer verzevenvoudigd moet zijn. President Roosevelt zou hier graag 'n stokje voor steken. Hij heeft er de macht toe; maar tot dusver durfde hij van die macht geen gebruik maken. Men be vroedt gemakkelijk waarom niet. Het volgend jaar vinden weer presidentsver kiezingen in de Ver, Staten plaats. Roo sevelt wil graag herkozen worden. Zijn kansen staan niet slecht. Maar hij weet, dat zijn populairiteit niet zoo groot meer is als twee jaar geleden. De vorige week zijn in enkele staten van het Ameri kaansche gemeenebest verkiezingen voor de wetgevende vergaderingen dier sta ten gehouden. De uitslagen waren niet onverdeeld gunstig voor de democrati sche partij van Roosevelt. In de staten New-York, New-Jersey en nog' een en kele won de conservatieve partij, die der republikeinen (er zijn zooals men weet in Amerika twee groote partijen, en een paar kleine, die niets in te bren gen hebbena verscheiden zetels. Elders waren de democraten weliswaar aan de winnende hand, maar dat beteekende niet veel meer dan een pleister op de wonde. Het algemeene beeld dezer ver kiezingen houdt een waarschuwing voor Roosevelt in. Hij moet er op zijn, zijn populariteit te verdedijèn?/ if Vandaar zijn halfslachtige polifiek tén aanzien van het ItaliaanschA'bessijn- sche conflict. Als Roosevelt deh uitvoer van petroleum naar Italië verbood of beperkte, zouden degenen, die daardoor in hun verdiensten getroffen werden, zonder twijfel een felle actie tegen hem ontketenen. Het is niet zeker, dat hem dat veel kwaad zou doen. Een niet on aanzienlijk deel van het Amerikaansche volk vindt dat de Ver. Staten den plicht hebben, eiken oorlog te bestrijden, ook al kost dat financieele offers. Maar Roo sevelt vreest, dat deze idealistische op vatting toch niet krachtig genoeg is, om zijn populariteit voor verdere schade te behoeden. Hij aarzelt. Zijn durf, die in de afgeloopen jaren al heel wat ge presteerd heeft, laat hem op 't oogen blik in den steek. Denkbaar blijft na tuurlijk, dat hij binnenkort alsnog den moed zal vinden, om den knoop door te hakken. Een prikkel daartoe kan zijn, dat ook in de republikeinsche partij stemmen opgaan voor een uitvoerver bod van petroleum. De vroegere repu blikeinsche minister van buitenlandsche zaken Stimson, dringt er o.a. op aan. Blijft president Roosevelt volharden in zijn politiek van platonische vredes- door 56). Eva, met het instinct der vrouw, leg de de kussens terecht, ordende wat op de tafel in de ziekenkamer. Zij keek naar het gelaat van mrs. Harrington, zag de h,arde oogen op Fitz gericht, en iets in dien blik deed haar de kamer verlaten, „Laat mij even alleen", zeide de stervende vrouw, toen Eva wegging, ,,ik heb niet graag het geloop van zooveel menschen om mij heen." Maar Fitz bleef, en toen Ev,a de deur achter zich gesloten had, scheen de sluwe uitdrukking, die plotseling op 't kleurloos gelaat kwam, hem niet te verbazen. ,,Vlug!" fluisterde mrs. Harrington, „vlug! Ik geloof niet, dat ik stervende ben, zooals die dokter zeide,, maar het is beter zijn maatregelen te nemen. Open de linker lade v,an mijn toilettafel, daar zul je sleutels vinden." Fitz gehoorzaamde haar, bracht de bos sleutels, roestig en zwart door het verbergen op duizenderlei verschillen de plaatsen. „Nu", zeide zij, „open dien lessenaar, die was van je vader. Breng hem hier- vlug! Er mocht eens iemand komen." Haastig tastten haar verschrompelde vmgers tusschen enkele oude papieren. betuigingen, dan is Italië daar echter nog maar tijdelijk mee geholpen. Op cre- diet kan het niet in Amerika koopen en de mogelijkheid, om contant te betalen zal snel wegsmelten, als straks de sanc ties in werking treden. Daaronder is im mers het boycot van Italiaansche pro ducten. Italië zal dan alleen nog afzet kunnen vinden in Oostenrijk, Hongarije, Albanië, Duitschland, de Ver. Staten en Brazilië. Deze landen nemen slechts 'n gering deel van den totalen afzet op, veel te weinig om den onontbeerlijken invoer van buitenlandsche grondstoffen te kunnen betalen, zonder dat de reeds leelijk geslonken goudreserve hoeft te worden aangetast. Hoe langer de oorlog duurt, hoe hachelijker daarom de posi tie van den fascistischen staat zal wor den. Mussolini moet dit ook beseffen. Hoopt hij nu op een wonder? De regeering is veel te laks. Er moeten snel en doortas tend maatregelen worden ge nomen. Zaterdag kwam de Nederlandsche Visschersbond in een der zalen van de Webo-lunchroom te Den Haag in ver gadering bijeen ter bespreking van den toestand in de visscherij. Namens den minister van landbouw en visscherij was aanwezig de heer W. J. Janssens. Verder o.a. de burgemees ters van Breskens, de heer Van Zuijen, en van Arnemuiden, de heer Horninge. Een welkomstwoord sprak de voor zitter, de heer J. W. Stevenson. Spr. merkte op, dat de Nederlandsche Visschersbond thans alle visschersver- eenigingen omvat in de diverse buurt- gemeenten; één groote landelijke orga nisatie is tot stand gekomen, hetgeen als een succes kan worden aangemerkt. Dank zij mede de gewestelijke organisa ties kan aan de belangen der plaatselijke afdeelingen de noodige aandacht wor den besteed. De bond treedt als één groot lichaam naar buiten op, hetgeen aan de besprekingen met de verschillen den autoriteiten kracht bijzet. Aandacht der Regeering van de belangen der vis- schers is thans ten zeerste gewenscht, En dit zal alleen bereikt kunnen worden door eendrachtig optreden. De particu liere belangen moeten wijken voor het gemeenschapsbelang. Verbetering van den noodtoestand kan slechts komen langs legalen weg. De instelling door de Regeering van de Nederlandsche vis- scherijcentrale kan niet anders dan worden toegejuicht. Men kan er, on danks het feit, dat nog niet alle ge- wenschte resultaten zijn bereikt een be wijs inzien van de belangstelling van Regeeringszijde voor de belangen der visschers. Men dient af te wachten, wat het resultaat der centrale zal zijn en zich te onthouden van ongepaste cri- tiek. Immers nu de Regeering den weg tot onderhandelen gebaand heeft, kan tegenwerking slechts leiden tot het ver vallen in den ouden toestand. Men dient te begrijpen, dat de verbetering van den huidigen toestand slechts kan komen m samenwerking met de Regeering. He laas hebben de besprekingen met den minister van landbouw en visscherij nog niet het resultaat gehad, dat men rede lijkerwijze had mogen verwachten, het geen spr. door voorlezing van een ant woord op een door den bond ingediend plan ter verbetering van den noodtoe stand aantoonde. De visschers moeten thans gehol pen worden. De Regeering dient niet al leen het oog te richten op de belangen van Ymuiden. Het pufverbod is meer dan fnuikend voor de kustvisscherij, zoo- ook het verplicht visschen met netten met grootere mazen. Het nemen van -dergelijke maatregelen ligt niet op den Eindelijk vond zij een enveloppe, bruin door ouderdom, waarop met haar eigen kriebelig handschrift geschreven was! „Recept voor appelgelei." Zij wierp de enveloppe in Fitz' han- han, en lachend las hij het opschrift. „Dat beteekent niets", verklaarde zij bits, „dat is maar voor de bedienden. Men kan niet te voorzichtig zijn. Er zit wat geld in. Ik heb het bespaard. Het kan een bijdrage zijn bij de inrichting van je nieuwe hut." „Dank u", zeide Fitz, die onderzoe kend naar de enveloppe keek. „Maar „Je moet het nemen", viel zij hem in de rede; „het is het eenige geld dat ik ooit heb bespaard." Met een boosaardi- gen lach hield zij op. „Al die dwazen hebben gedacht, dat ik rijk was", ging zij voort. „Allerlei plannen hebben zij beraamd om mijn geld te krijgen. Er is geen geld. Dat is alles w,at er is. Jij en Luke waren de twee eenigen, die er nooit over gedacht hebben. Je bent bei den als je vader. Hier, sluit de lesse naar weer. Zet hem weer op tafel. Ver stop nu de sleutels linkerkant in den hoek, onder de doos met haarspelden. Fitz volgde haar bevelen op en kw,am weer terug naar het bed. Plotselinge verachting voor de lage natuur van deze vrouw voelde hij in zich opkomen. Hij begreep haar niet en de minachting, die hij voor haar voelde, kwetste hem in zekeren zin. Hij was bevreesd voor wat zij nog meer zou zeggen, „Maar als ik beter word, moet je mij het geld terug geven", zeide zij. weg der visscherij Centrale. Er zijn ur genter vraagstukken, welke om een op lossing vragen. Flet is er niet om te doen, den visscher iets af te nemen, doch te trachten zijn inkomsten te ver meerderen. Spr. betreurde het, dat noch de voorzitter, noch de secretaris der Centrale op deze vergadering aanwezig waren. Het verwerken der puf in de visch- meelfabrieken zonder meer, is in hoo- ge mate ongewenscht; men dient de puf niet aan die consumptie te onttrek ken. Doch ook aan het distributie-appa raat van de visch in ons land ontbreekt nog wel het een en ander. Aan het slot drong spr. aan zich pa- r.aat te houden. De discussie werd hierna geopend door dr. J. G. Ramakers, gem.-secretaris van Breskens die evenzeer de afwezig heid betreurde van een officieelen ver tegenwoordiger van de Visscherij Cen trale, Spr. oefende critiek op de behan deling van het bij de Regeering inge diende steunplan. De heer Van Leeuwen, secretaris van het gewest Zeeland van den bond, merkte op, dat een bedrag van onge veer f 199000 aan onkosten was besteed voor 100 schepen in vier gemeenten. Hieruit blijkt, dat vele bedrijven be trokken zijn bij de visscherij en bij ver betering v,an den toestand eveneens ge baat zijn. De heer Bakker van Scheveningen drong aan op verlaging van den boter en bak-olieprijs, Spr. critiseerde de hou der regeering inzake het niet actief op treden met betrekking tot den afzet van visch n,aar het achterland. De bond dient hierop nogmaalfe de aandacht te vestigen. In zijn antwoord zeide de voorzitter dat het bestuur steeds op de bres staat voor de belangen der visschers en ook b.v. heeft aangedrongen op het in stand houden der kustwachten, De heer Van Eek uit Stellendam, diende een motie in waarin bij de Re geering wordt aangedrongen op het spoedige instellen van bedrijfssteun. De heer Gobius du Sart, burgemees ter van Ouddorp, gaf in overweging nader te onderzoeken, welke elementen den bond tegenwerken, w,at b.v. tot uiting is gekomen in het onbevredigend antwoord der regeering op het ingedien de steunplan, De heer Van Belzen, Arnemuiden, zette den noodtoestand van de visschers te Arnemuiden uiteen. Vele der vis schers gaan gebukt onder een zwaren schuldenlast. Er heerscht geen revolu- tionnaire geest onder de visschers, maar zij wenschen verbetering in hun noodtoestand. Dat de regeering toch spoed betrachte! De heer Kamper van Urk critiseerde eveneens het niet doortastend optreden der Regeering. Toch heeft de rege^ring bewezen, dat zij wel sneller handelen kan. Men denke slechts aan het in snel tempo afhandelen door Regeering en Kamers v,an de z.g. Sanctiewet. in ver band met den Italiaansch-Abessijnschen oorlog. Spr. meende, dat het verplicht afnemen van visch door de regeering voor de rijksinstellingen (kazernes, ge vangenissen enz.) tot verbetering van den toestand-k,an leiden. Zijn de amb tenaren aan de Visscherij Centrale wel deskundig' aldus vroeg spr. Beslotsen werd de ingediende motie van den heer Van Eek als telegram te zenden aan den Minister van Landbouw en Visscherij. Hierna werd gepauzeerd. In de mid dagvergadering waren eenige huishou delijke kwesties aan de orde. Abonnementen en Advertentiën voor dit blad worden aangenomen door de Agente Fitz lachte. Hij werd als 't ware, ge dreven de enveloppe te openen en naar den inhoud te kijken. Er waren vijf bil jetten, elk van tien pond. De rijke mrs. Harrington van Grosvenor Gardens had vijftig pond bespaard, en v,an af haar sterfbed keek zij naar Fitz, die deze geheime schat met groote bedaardheid telde. In zijn soort was het een tragedie de leelijkste van alle want het verachtelijke in de menschelijke natuur w,as er overheerschend. „Ik heb het geld niet noodig. In geen geval zou ik het behouden." „Wat zoudt ge er mee doen?" vroeg zij bits. „Aan een liefdadig doel geven." „Neen, neen, dat moet je niet doen! dat is niets dan zwendelarij." Jn het vuur van haar beweren trachtte zij zich op te richten, m,aar zij viel terug met een verlegen uitdrukking op haar gezicht, alsof iemand haar had geslagen. „Hier", bracht zij, naar adem snak kend uit, „geeft het mij! geeft het mij!" Zij kneep de enveloppe in haar be vende hand en plotseling zakte machte loos haar onderkaak neer op haar borst, Fitz snelde naar de deur. Op de trap waren de twee dokters, op den voet ge volgd door Eva. In een oogwenk ston den de dokters aan haar bed. „Ja", zeide een van hen, de jong ste van de twee en hij keek op zijn horloge. „Ik had haar een uur gegeven." De oudere man nam de hand van de doode vrouw in de zijne. Hij maakte de enveloppe los uit haar greep en las (Van onzen eigen correspondent). NederlandschF ransch. Ofschoon ons tot taak is gesteld slechts te schrijven over de kust, willen wij er thans even van afwijken om iets te zeggen over de provincie West- Vlaanderen. Wij doen dit te gereeder, omdat de geheele Belgische kust, van Noord tot Zuid, tot deze provincie be hoort, in tegenstelling met Nederland, waar de kust over een drietal provin cies verdeeld is en dit gedeelte econo misch niet tot het onbelangrijkste be hoort der provincie. De resultaten van de laatste volkstel ling beginnen uit de regeeringsbureelen te Brussel te druppelen en dezer dagen is gepubliceerd de talenstatistiek voor onze provincie. In het Zuiden bevat West-Vlaanderen een kanton, Moeskroen, dat sedert eeu wen grootendeels Waalsch is; voor de rest is dit gedeelte van België zoo goed als geheel Vlaamsch. Helaas moeten wij vaststellen, dat het Vlaamsche element hier veld verliest, in tegenstelling b.v. met Oost-Vlaanderen. In totaal had de provincie 901.588 inwoners, waarvan 676.333 verklaarden geen andere taal dan het Nederlandsch te kennen; ver der waren er 42.808 enkel Franschspre- kenden, 137.270 Nederlandsch- en Franschsprekenden en nog eenige dui zendtallen die geen der landstalen spra ken, Rekent men de tweetaligen, die ver klaarden meer Fransch dan Nederlandsch te spreken bij de Franschtaligen, de an deren bij de Nederlandschsprekenden, dan komt men tot de volgende cijfers: 1930 Nederlandsch 78,04 Fransch 8,34 in 1910 waren deze cijfers resp. 88,59 en 6,10 Ook in deze overwegend Vlaamsche provincie is het Vlaamsche element dus, aangenomen dat deze statistieken vol komen aan de werkelijkheid beantwoor den, wat niet zeker is, percentsgewijze achteruitgegaan ten voordeele van de Franschsprekenden. De redenen daarvan zullen wel ge zocht moeten worden in het feit, dat er zich in het Zuiden veel Franschen in den loop der jaren metterwoon hebben gevestigd en dat ook, helaas, de kust meer verfranscht is. Behoorlijk. De „Schetsboek"-schrijver van de Nieuwe Rotterdamsche Courant gaat in een sarcastisch artikel te keer tegen een door het gemeentebestuur van Sluis al daar geplaatst bord met het opschrift: „Weest welkom in Sluis, doch kleedt u behoorlijk". Wij moeten beginnen met te zeggen, dat de schrijver thans zijn succes wel wat goedkoop gezocht heeft,» op een wijze die zelfs in volksvergaderingen overleefd is, n.l. het belachelijk maken van zijn tegenstander. Dit moge een middel zijn om gemakkelijk de handen van de toehoorders op elkaar te krijgen, men heeft toch op den duur gevoeld dat er iets wrangs aan deze methode vast zat. Wij kennen niet het gemeentebestuur, van Sluis, noch den burgemeester, noch een der raadsleden en achten ons ook niet geroepen om dit college te verde digen, maar ofschoon wij niet gaarne zouden willen gerekend worden tot de puriteinen die ach en wee roepen over de zedeloosheid van den tegenwoordi- gen tijd, kunnen wij toch niet anders dan een verzoek gelijk de gemeente Sluis tot haar bezoekers richt, behoorlijk achten. Sluis ligt in de onmiddellijke omgeving van de Vlaamsche kust en als de „Schetsboek"-schrijver deze stad een achteruitgangetje van Nederland noemt, kunnen wij daar tegenover stellen, dat het een ingangsdeur is, waardoor tien duizenden bij tienduizenden gedurende het badseizoen Nederland binnentreden. het opschrift „Recept voor appelgelei." Met een ernstigen glimlach overhandig de hij de enveloppe aan Eva, die door Fitz uit de kamer werd geleid. Zij gingen tezamen naar beneden en beiden dachten aan d'Erraha. Zij gin gen naar de bibliotheek, w,aar het stil en somber was, Fitz had nog niet ge^ sproken, maar zij scheen zijn stilzwijgen te verstaan, evenals zij dit vroeger ver staan had. Toen had zij het hem gezegd. Nu deed zij dat niet. Ev,a dacht aan de doode vrouw boven. Deze dood was haar slechts een flauwe weerspiegeling van die eene groote smart, die haar leven in tweeën gesne den had zooals groot leed doet. Mis schien verbaasde zij er zich over, hoe het kwam, dat Fitz altijd bij haar scheen te zijn op die oogenblikken, waarin zij niet buiten hem zou kunnen. Waar schijnlijker nog, dacht zij in het geheel niet, en rustte zij, als 't ware, in een gevoel van volmaakte veiligheid en be scherming, dat de tegenwoordigheid van dezen man haar gaf. Er was een korte stilte, slechts on derbroken door het verkeer op straat, dat niet werd gedempt door het spie gelglas der vensters. Fitz keek naar haar, ernstig en onderzoekend stonden zijn blauwe oogen. Dit was niet de man, die zijn gelegenheid zou laten voorbij gaan, deze jongste officier op de lijst. ,.Eva", zeide hij, „op d'Erraha dacht ik dat je van mij hield." „Ik heb altijd van je gehouden" ant woordde zij met een zonderling lachje, 9 li i* (Ingez. Med.) Er is "een electrische tram tusschen Sluis en Knocke en dagelijks zijn er tientallen autocars, welke een namiddagritje naar Sluis organiseeren. Zelfs de electrische tram geeft een heen en weer biljet uit met inbegrip van een thee met brood in een restaurant te Sluis. Nu zijn er aan de badplaatsen in Bel gië en ook wel in Nederland dames, die het erg warm schijnen te hebben Eigenaardig dat de heeren veel beter te gen de warmte kunnen. Zij kleeden zich nauwelijks, rug g'ansch ontbloot, van voren slechts een bust'ehouder en ver der een kort broekje van nauwelijks 30 cm. Zoo zien wij ze hier aan het strand. Bij zand en strand, bij zon en zee kan dat er dan nog wel mee door, hoewel wij moeten erkennen dat wij, ofschoon aan veel gewend, toch wel even hebben paf gestaan toen eenige jaren geleden dit soort kleeding of, zoo ge wilt, ont kleeding, in zwang raakte. Maar nu zijn er dames die in datzelfde costuum van 10 pet. bedekt en 90 pet. onbedekt in de autocar stappen en Sluis binnenvallen, het kalme stadje met zijn „balletjesfran je en het maison de haute couture in het achterstraatje". Wij zouden echter den schrijver van de N.R.C. met' zijn breeden blik en zijn wereldstadsche allures wel eens willen vragen: Hoe zou Rotterdam reageeren als dergelijke dames over de Hoogstraat of op den Coolsingel of de Noordb'aak paradeerden? Men moge daar dan geen horretjes en gordijntjes hebben en de modemagazijnen niet in de achterstraat staan, wij denken toch dat men zelfs daar een dergelijken smaak onbehoorlijk zou vinden. En wie weet, wanneer het bezoek van deze soort dames(?) veel vuldig werd, of men dan ook niet in Rotterdam zou gaan vragen: Weest wei- kom alhier, maar kleedt u zooals het .past. De wijze zal tijd en wijze weten, ook in de kleeding en de behoorlijke vrouw zal dat ook beseffen wanneer zij van het zonnige strand zich begeeft naar el ders. De l,,Schetsboek"-schrijver zegt dat hij bij zijn eventueele bezoek aan Sluis als boer vermomd zal gaan, met ringe tjes in zijn ooren. Misschien is hij het wel met ons eens, als wij zeggen dat er menschen zijn, ,als boer gekleed, maar heeren in hun optreden, terwijl ook_het omgekeerde zich kan voordoen. Rechtstreeksche verbinding met Zeeuwsch-Vlaanderen en onze kust. Men is thans van Nederlandsche zijde bezig, naar wij lazen, om van de be voegde instanties gedaan te krijgen, dat er een verbinding tot st,and komt tus schen de Belgische kust over het Zwin naar Cadzand. Reeds vele jaren had men in België dezelfde plannen; in het bijzonder oud minister Lippens, de tegenwoordige voorzitter van den Senaat, die in deze omgeving uitgestrekte bezittingen heeft, interesseerde zich ervoor, maar de ver wezenlijking van dit plan is steeds af gestuit op den onwil van de Nederland sche regeering om daaraan mee te wer ken, waar het Zwin voor het grootste half onbeschaamd, half verlegen. Zoo kwam de Liefde do.or de ven sters binnen, terwijl de Dood de trap opsloop- Vrij spoedig hoorden zij de dokters weggaan, doch zij letten er niet op. Zij vergaten elkaar slechts, toen Cipriani de Lloseta de kamer binnenkwam. De vlugge oogen van den Spanjaard lazen iets op het gezicht van Eva. Onderzoe kend keek hij Fitz aan, maar hij zeide niets van wat hij zag. „Dus is onze lieve dame van ons weg genomen", zeide hij kalm, met een op- waartsche beweging van zijn hoofd. Fitz knikte. Cipriani de Lloseta wan delde naar het raam, en liet bedaard de jalouziën neer. „Zoo valt het gordijn", zeide hij ,.op het kleine drama v,an mijn bescheiden bestaan." Hij keerde zich om en keek van den een naar de ander met een plotselinge warmte in zijn oogen, die de liefde tot hen beiden er in te voorschijn scheen te roepen. „Te eeniger tijd", zeide hij, „wil ik u beiden i de geschiedenis vertellen, doch niet nu." Hij deed een paar passen voorwaarts en bracht Eva's vingers aan zijn lippen, met de sierlijke, half-Spaansche gratie, waardoor Zuidelijke ridderlijkheid on derscheidt. „Mijn kind", zeide Lloseta „moge de hemel u altijd zegenen!" En hierop ver liet hij hen. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5