De grijze dame
Middelburgsche
Goesehe
Courant.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN MAANDAG 11 NOVEMBER 1935. No. 266.
SC-
XP.QNiEK van den DAG.
HENRY SETON MERRIMAN.
De noodtoestand in de visscherij.
OOSTBURG.
Firma A, J. BRONSWIJK.
VAN DE BELGISCHE KUST.
I
van
de
ecember
en
remie
Amerika en de oorlog in Oost-
Afrika, Halfslachtige poli
tiek van Roosevelt. Groote
hoeveelheden petroleum wor
den naar Italië verscheept,
De president zou wel willen
ingrijpen, Maar hij vreest
zijn populariteit te veel te be
schadigen, Hoopt Mussoiini
op een wonder?
Amerika pleegt ten aanzien van het
ItaliaanschAbessijnsch conflict een
halfslachtige politiek. President Roose
velt verbood den uitvoer van wapens en
munitie naar Italië en Abessynië. En hij
waarschuwde den Amerikaanschen han
del voor het risico, dat hij zou kunnen
loopen met leveranties aan Italië. Zoo
als verwacht kon worden hebben de
Amerikaansche zakenlieden die waar
schuwing voor kennisgeving aangeno
men. Zoolang er geen blokkade tot
stand komt, is het risico uiterst gering.
De Amerikaansche leveranciers zuilen
wel geld bij de visch eischen. Italië is op
het oogenblik nog in staat contant te be
talen, al put het zich dan langzaam uit.
Het heeft groote hoeveelheden petro
leum noodig. De oorlog in Oost-Afrika
verslindt stroomen benzine. Amerika
voldoet aan de vraag. Berichten uit ver
schillende Amerikaansche havensteden
vertellen, dat de verscheping van petro
leum de laatste weken zoo ongeveer
verzevenvoudigd moet zijn.
President Roosevelt zou hier graag 'n
stokje voor steken. Hij heeft er de macht
toe; maar tot dusver durfde hij van die
macht geen gebruik maken. Men be
vroedt gemakkelijk waarom niet. Het
volgend jaar vinden weer presidentsver
kiezingen in de Ver, Staten plaats. Roo
sevelt wil graag herkozen worden. Zijn
kansen staan niet slecht. Maar hij weet,
dat zijn populairiteit niet zoo groot meer
is als twee jaar geleden. De vorige week
zijn in enkele staten van het Ameri
kaansche gemeenebest verkiezingen voor
de wetgevende vergaderingen dier sta
ten gehouden. De uitslagen waren niet
onverdeeld gunstig voor de democrati
sche partij van Roosevelt. In de staten
New-York, New-Jersey en nog' een en
kele won de conservatieve partij, die
der republikeinen (er zijn zooals men
weet in Amerika twee groote partijen,
en een paar kleine, die niets in te bren
gen hebbena verscheiden zetels. Elders
waren de democraten weliswaar aan de
winnende hand, maar dat beteekende
niet veel meer dan een pleister op de
wonde. Het algemeene beeld dezer ver
kiezingen houdt een waarschuwing voor
Roosevelt in. Hij moet er op
zijn, zijn populariteit te verdedijèn?/ if
Vandaar zijn halfslachtige polifiek tén
aanzien van het ItaliaanschA'bessijn-
sche conflict. Als Roosevelt deh uitvoer
van petroleum naar Italië verbood of
beperkte, zouden degenen, die daardoor
in hun verdiensten getroffen werden,
zonder twijfel een felle actie tegen hem
ontketenen. Het is niet zeker, dat hem
dat veel kwaad zou doen. Een niet on
aanzienlijk deel van het Amerikaansche
volk vindt dat de Ver. Staten den plicht
hebben, eiken oorlog te bestrijden, ook
al kost dat financieele offers. Maar Roo
sevelt vreest, dat deze idealistische op
vatting toch niet krachtig genoeg is, om
zijn populariteit voor verdere schade te
behoeden. Hij aarzelt. Zijn durf, die in
de afgeloopen jaren al heel wat ge
presteerd heeft, laat hem op 't oogen
blik in den steek. Denkbaar blijft na
tuurlijk, dat hij binnenkort alsnog den
moed zal vinden, om den knoop door
te hakken. Een prikkel daartoe kan zijn,
dat ook in de republikeinsche partij
stemmen opgaan voor een uitvoerver
bod van petroleum. De vroegere repu
blikeinsche minister van buitenlandsche
zaken Stimson, dringt er o.a. op aan.
Blijft president Roosevelt volharden
in zijn politiek van platonische vredes-
door
56).
Eva, met het instinct der vrouw, leg
de de kussens terecht, ordende wat op
de tafel in de ziekenkamer. Zij keek
naar het gelaat van mrs. Harrington,
zag de h,arde oogen op Fitz gericht, en
iets in dien blik deed haar de kamer
verlaten,
„Laat mij even alleen", zeide de
stervende vrouw, toen Eva wegging, ,,ik
heb niet graag het geloop van zooveel
menschen om mij heen."
Maar Fitz bleef, en toen Ev,a de deur
achter zich gesloten had, scheen de
sluwe uitdrukking, die plotseling op 't
kleurloos gelaat kwam, hem niet te
verbazen.
,,Vlug!" fluisterde mrs. Harrington,
„vlug! Ik geloof niet, dat ik stervende
ben, zooals die dokter zeide,, maar het
is beter zijn maatregelen te nemen.
Open de linker lade v,an mijn toilettafel,
daar zul je sleutels vinden."
Fitz gehoorzaamde haar, bracht de
bos sleutels, roestig en zwart door het
verbergen op duizenderlei verschillen
de plaatsen.
„Nu", zeide zij, „open dien lessenaar,
die was van je vader. Breng hem hier-
vlug! Er mocht eens iemand komen."
Haastig tastten haar verschrompelde
vmgers tusschen enkele oude papieren.
betuigingen, dan is Italië daar echter
nog maar tijdelijk mee geholpen. Op cre-
diet kan het niet in Amerika koopen en
de mogelijkheid, om contant te betalen
zal snel wegsmelten, als straks de sanc
ties in werking treden. Daaronder is im
mers het boycot van Italiaansche pro
ducten. Italië zal dan alleen nog afzet
kunnen vinden in Oostenrijk, Hongarije,
Albanië, Duitschland, de Ver. Staten en
Brazilië. Deze landen nemen slechts 'n
gering deel van den totalen afzet op,
veel te weinig om den onontbeerlijken
invoer van buitenlandsche grondstoffen
te kunnen betalen, zonder dat de reeds
leelijk geslonken goudreserve hoeft te
worden aangetast. Hoe langer de oorlog
duurt, hoe hachelijker daarom de posi
tie van den fascistischen staat zal wor
den.
Mussolini moet dit ook beseffen.
Hoopt hij nu op een wonder?
De regeering is veel te laks.
Er moeten snel en doortas
tend maatregelen worden ge
nomen.
Zaterdag kwam de Nederlandsche
Visschersbond in een der zalen van de
Webo-lunchroom te Den Haag in ver
gadering bijeen ter bespreking van den
toestand in de visscherij.
Namens den minister van landbouw
en visscherij was aanwezig de heer W.
J. Janssens. Verder o.a. de burgemees
ters van Breskens, de heer Van Zuijen,
en van Arnemuiden, de heer Horninge.
Een welkomstwoord sprak de voor
zitter, de heer J. W. Stevenson.
Spr. merkte op, dat de Nederlandsche
Visschersbond thans alle visschersver-
eenigingen omvat in de diverse buurt-
gemeenten; één groote landelijke orga
nisatie is tot stand gekomen, hetgeen
als een succes kan worden aangemerkt.
Dank zij mede de gewestelijke organisa
ties kan aan de belangen der plaatselijke
afdeelingen de noodige aandacht wor
den besteed. De bond treedt als één
groot lichaam naar buiten op, hetgeen
aan de besprekingen met de verschillen
den autoriteiten kracht bijzet. Aandacht
der Regeering van de belangen der vis-
schers is thans ten zeerste gewenscht,
En dit zal alleen bereikt kunnen worden
door eendrachtig optreden. De particu
liere belangen moeten wijken voor het
gemeenschapsbelang. Verbetering van
den noodtoestand kan slechts komen
langs legalen weg. De instelling door de
Regeering van de Nederlandsche vis-
scherijcentrale kan niet anders dan
worden toegejuicht. Men kan er, on
danks het feit, dat nog niet alle ge-
wenschte resultaten zijn bereikt een be
wijs inzien van de belangstelling van
Regeeringszijde voor de belangen der
visschers. Men dient af te wachten, wat
het resultaat der centrale zal zijn en
zich te onthouden van ongepaste cri-
tiek. Immers nu de Regeering den weg
tot onderhandelen gebaand heeft, kan
tegenwerking slechts leiden tot het ver
vallen in den ouden toestand. Men dient
te begrijpen, dat de verbetering van den
huidigen toestand slechts kan komen m
samenwerking met de Regeering. He
laas hebben de besprekingen met den
minister van landbouw en visscherij nog
niet het resultaat gehad, dat men rede
lijkerwijze had mogen verwachten, het
geen spr. door voorlezing van een ant
woord op een door den bond ingediend
plan ter verbetering van den noodtoe
stand aantoonde.
De visschers moeten thans gehol
pen worden. De Regeering dient niet al
leen het oog te richten op de belangen
van Ymuiden. Het pufverbod is meer
dan fnuikend voor de kustvisscherij, zoo-
ook het verplicht visschen met netten
met grootere mazen. Het nemen van
-dergelijke maatregelen ligt niet op den
Eindelijk vond zij een enveloppe, bruin
door ouderdom, waarop met haar eigen
kriebelig handschrift geschreven was!
„Recept voor appelgelei."
Zij wierp de enveloppe in Fitz' han-
han, en lachend las hij het opschrift.
„Dat beteekent niets", verklaarde zij
bits, „dat is maar voor de bedienden.
Men kan niet te voorzichtig zijn. Er zit
wat geld in. Ik heb het bespaard. Het
kan een bijdrage zijn bij de inrichting
van je nieuwe hut."
„Dank u", zeide Fitz, die onderzoe
kend naar de enveloppe keek. „Maar
„Je moet het nemen", viel zij hem in
de rede; „het is het eenige geld dat ik
ooit heb bespaard." Met een boosaardi-
gen lach hield zij op. „Al die dwazen
hebben gedacht, dat ik rijk was", ging
zij voort. „Allerlei plannen hebben zij
beraamd om mijn geld te krijgen. Er is
geen geld. Dat is alles w,at er is. Jij en
Luke waren de twee eenigen, die er
nooit over gedacht hebben. Je bent bei
den als je vader. Hier, sluit de lesse
naar weer. Zet hem weer op tafel. Ver
stop nu de sleutels linkerkant in den
hoek, onder de doos met haarspelden.
Fitz volgde haar bevelen op en kw,am
weer terug naar het bed. Plotselinge
verachting voor de lage natuur van deze
vrouw voelde hij in zich opkomen. Hij
begreep haar niet en de minachting, die
hij voor haar voelde, kwetste hem in
zekeren zin. Hij was bevreesd voor wat
zij nog meer zou zeggen,
„Maar als ik beter word, moet je mij
het geld terug geven", zeide zij.
weg der visscherij Centrale. Er zijn ur
genter vraagstukken, welke om een op
lossing vragen. Flet is er niet om te
doen, den visscher iets af te nemen,
doch te trachten zijn inkomsten te ver
meerderen. Spr. betreurde het, dat noch
de voorzitter, noch de secretaris der
Centrale op deze vergadering aanwezig
waren.
Het verwerken der puf in de visch-
meelfabrieken zonder meer, is in hoo-
ge mate ongewenscht; men dient de
puf niet aan die consumptie te onttrek
ken. Doch ook aan het distributie-appa
raat van de visch in ons land ontbreekt
nog wel het een en ander.
Aan het slot drong spr. aan zich pa-
r.aat te houden.
De discussie werd hierna geopend
door dr. J. G. Ramakers, gem.-secretaris
van Breskens die evenzeer de afwezig
heid betreurde van een officieelen ver
tegenwoordiger van de Visscherij Cen
trale, Spr. oefende critiek op de behan
deling van het bij de Regeering inge
diende steunplan.
De heer Van Leeuwen, secretaris van
het gewest Zeeland van den bond,
merkte op, dat een bedrag van onge
veer f 199000 aan onkosten was besteed
voor 100 schepen in vier gemeenten.
Hieruit blijkt, dat vele bedrijven be
trokken zijn bij de visscherij en bij ver
betering v,an den toestand eveneens ge
baat zijn.
De heer Bakker van Scheveningen
drong aan op verlaging van den boter
en bak-olieprijs, Spr. critiseerde de hou
der regeering inzake het niet actief op
treden met betrekking tot den afzet van
visch n,aar het achterland.
De bond dient hierop nogmaalfe de
aandacht te vestigen.
In zijn antwoord zeide de voorzitter
dat het bestuur steeds op de bres
staat voor de belangen der visschers en
ook b.v. heeft aangedrongen op het in
stand houden der kustwachten,
De heer Van Eek uit Stellendam,
diende een motie in waarin bij de Re
geering wordt aangedrongen op het
spoedige instellen van bedrijfssteun.
De heer Gobius du Sart, burgemees
ter van Ouddorp, gaf in overweging
nader te onderzoeken, welke elementen
den bond tegenwerken, w,at b.v. tot
uiting is gekomen in het onbevredigend
antwoord der regeering op het ingedien
de steunplan,
De heer Van Belzen, Arnemuiden,
zette den noodtoestand van de visschers
te Arnemuiden uiteen. Vele der vis
schers gaan gebukt onder een zwaren
schuldenlast. Er heerscht geen revolu-
tionnaire geest onder de visschers,
maar zij wenschen verbetering in hun
noodtoestand. Dat de regeering toch
spoed betrachte!
De heer Kamper van Urk critiseerde
eveneens het niet doortastend optreden
der Regeering. Toch heeft de rege^ring
bewezen, dat zij wel sneller handelen
kan. Men denke slechts aan het in snel
tempo afhandelen door Regeering en
Kamers v,an de z.g. Sanctiewet. in ver
band met den Italiaansch-Abessijnschen
oorlog. Spr. meende, dat het verplicht
afnemen van visch door de regeering
voor de rijksinstellingen (kazernes, ge
vangenissen enz.) tot verbetering van
den toestand-k,an leiden. Zijn de amb
tenaren aan de Visscherij Centrale wel
deskundig' aldus vroeg spr.
Beslotsen werd de ingediende motie
van den heer Van Eek als telegram te
zenden aan den Minister van Landbouw
en Visscherij.
Hierna werd gepauzeerd. In de mid
dagvergadering waren eenige huishou
delijke kwesties aan de orde.
Abonnementen en Advertentiën voor
dit blad worden aangenomen door de
Agente
Fitz lachte. Hij werd als 't ware, ge
dreven de enveloppe te openen en naar
den inhoud te kijken. Er waren vijf bil
jetten, elk van tien pond. De rijke mrs.
Harrington van Grosvenor Gardens had
vijftig pond bespaard, en v,an af haar
sterfbed keek zij naar Fitz, die deze
geheime schat met groote bedaardheid
telde. In zijn soort was het een tragedie
de leelijkste van alle want het
verachtelijke in de menschelijke natuur
w,as er overheerschend.
„Ik heb het geld niet noodig. In geen
geval zou ik het behouden."
„Wat zoudt ge er mee doen?" vroeg
zij bits.
„Aan een liefdadig doel geven."
„Neen, neen, dat moet je niet doen!
dat is niets dan zwendelarij."
Jn het vuur van haar beweren trachtte
zij zich op te richten, m,aar zij viel terug
met een verlegen uitdrukking op haar
gezicht, alsof iemand haar had geslagen.
„Hier", bracht zij, naar adem snak
kend uit, „geeft het mij! geeft het mij!"
Zij kneep de enveloppe in haar be
vende hand en plotseling zakte machte
loos haar onderkaak neer op haar borst,
Fitz snelde naar de deur. Op de trap
waren de twee dokters, op den voet ge
volgd door Eva. In een oogwenk ston
den de dokters aan haar bed.
„Ja", zeide een van hen, de jong
ste van de twee en hij keek op zijn
horloge. „Ik had haar een uur gegeven."
De oudere man nam de hand van de
doode vrouw in de zijne. Hij maakte
de enveloppe los uit haar greep en las
(Van onzen eigen correspondent).
NederlandschF ransch.
Ofschoon ons tot taak is gesteld
slechts te schrijven over de kust, willen
wij er thans even van afwijken om iets
te zeggen over de provincie West-
Vlaanderen. Wij doen dit te gereeder,
omdat de geheele Belgische kust, van
Noord tot Zuid, tot deze provincie be
hoort, in tegenstelling met Nederland,
waar de kust over een drietal provin
cies verdeeld is en dit gedeelte econo
misch niet tot het onbelangrijkste be
hoort der provincie.
De resultaten van de laatste volkstel
ling beginnen uit de regeeringsbureelen
te Brussel te druppelen en dezer dagen
is gepubliceerd de talenstatistiek voor
onze provincie.
In het Zuiden bevat West-Vlaanderen
een kanton, Moeskroen, dat sedert eeu
wen grootendeels Waalsch is; voor de
rest is dit gedeelte van België zoo goed
als geheel Vlaamsch. Helaas moeten wij
vaststellen, dat het Vlaamsche element
hier veld verliest, in tegenstelling b.v.
met Oost-Vlaanderen. In totaal had de
provincie 901.588 inwoners, waarvan
676.333 verklaarden geen andere taal
dan het Nederlandsch te kennen; ver
der waren er 42.808 enkel Franschspre-
kenden, 137.270 Nederlandsch- en
Franschsprekenden en nog eenige dui
zendtallen die geen der landstalen spra
ken, Rekent men de tweetaligen, die ver
klaarden meer Fransch dan Nederlandsch
te spreken bij de Franschtaligen, de an
deren bij de Nederlandschsprekenden,
dan komt men tot de volgende cijfers:
1930 Nederlandsch 78,04 Fransch
8,34
in 1910 waren deze cijfers resp. 88,59
en 6,10
Ook in deze overwegend Vlaamsche
provincie is het Vlaamsche element dus,
aangenomen dat deze statistieken vol
komen aan de werkelijkheid beantwoor
den, wat niet zeker is, percentsgewijze
achteruitgegaan ten voordeele van de
Franschsprekenden.
De redenen daarvan zullen wel ge
zocht moeten worden in het feit, dat er
zich in het Zuiden veel Franschen in
den loop der jaren metterwoon hebben
gevestigd en dat ook, helaas, de kust
meer verfranscht is.
Behoorlijk.
De „Schetsboek"-schrijver van de
Nieuwe Rotterdamsche Courant gaat in
een sarcastisch artikel te keer tegen een
door het gemeentebestuur van Sluis al
daar geplaatst bord met het opschrift:
„Weest welkom in Sluis, doch kleedt u
behoorlijk".
Wij moeten beginnen met te zeggen,
dat de schrijver thans zijn succes wel
wat goedkoop gezocht heeft,» op een
wijze die zelfs in volksvergaderingen
overleefd is, n.l. het belachelijk maken
van zijn tegenstander. Dit moge een
middel zijn om gemakkelijk de handen
van de toehoorders op elkaar te krijgen,
men heeft toch op den duur gevoeld dat
er iets wrangs aan deze methode vast
zat.
Wij kennen niet het gemeentebestuur,
van Sluis, noch den burgemeester, noch
een der raadsleden en achten ons ook
niet geroepen om dit college te verde
digen, maar ofschoon wij niet gaarne
zouden willen gerekend worden tot de
puriteinen die ach en wee roepen over
de zedeloosheid van den tegenwoordi-
gen tijd, kunnen wij toch niet anders dan
een verzoek gelijk de gemeente Sluis tot
haar bezoekers richt, behoorlijk achten.
Sluis ligt in de onmiddellijke omgeving
van de Vlaamsche kust en als de
„Schetsboek"-schrijver deze stad een
achteruitgangetje van Nederland noemt,
kunnen wij daar tegenover stellen, dat
het een ingangsdeur is, waardoor tien
duizenden bij tienduizenden gedurende
het badseizoen Nederland binnentreden.
het opschrift „Recept voor appelgelei."
Met een ernstigen glimlach overhandig
de hij de enveloppe aan Eva, die door
Fitz uit de kamer werd geleid.
Zij gingen tezamen naar beneden en
beiden dachten aan d'Erraha. Zij gin
gen naar de bibliotheek, w,aar het stil
en somber was, Fitz had nog niet ge^
sproken, maar zij scheen zijn stilzwijgen
te verstaan, evenals zij dit vroeger ver
staan had. Toen had zij het hem gezegd.
Nu deed zij dat niet.
Ev,a dacht aan de doode vrouw boven.
Deze dood was haar slechts een flauwe
weerspiegeling van die eene groote
smart, die haar leven in tweeën gesne
den had zooals groot leed doet. Mis
schien verbaasde zij er zich over, hoe
het kwam, dat Fitz altijd bij haar scheen
te zijn op die oogenblikken, waarin zij
niet buiten hem zou kunnen. Waar
schijnlijker nog, dacht zij in het geheel
niet, en rustte zij, als 't ware, in een
gevoel van volmaakte veiligheid en be
scherming, dat de tegenwoordigheid van
dezen man haar gaf.
Er was een korte stilte, slechts on
derbroken door het verkeer op straat,
dat niet werd gedempt door het spie
gelglas der vensters. Fitz keek naar
haar, ernstig en onderzoekend stonden
zijn blauwe oogen. Dit was niet de man,
die zijn gelegenheid zou laten voorbij
gaan, deze jongste officier op de lijst.
,.Eva", zeide hij, „op d'Erraha dacht
ik dat je van mij hield."
„Ik heb altijd van je gehouden" ant
woordde zij met een zonderling lachje,
9
li
i*
(Ingez. Med.)
Er is "een electrische tram tusschen Sluis
en Knocke en dagelijks zijn er tientallen
autocars, welke een namiddagritje naar
Sluis organiseeren. Zelfs de electrische
tram geeft een heen en weer biljet uit
met inbegrip van een thee met brood in
een restaurant te Sluis.
Nu zijn er aan de badplaatsen in Bel
gië en ook wel in Nederland dames, die
het erg warm schijnen te hebben
Eigenaardig dat de heeren veel beter te
gen de warmte kunnen. Zij kleeden zich
nauwelijks, rug g'ansch ontbloot, van
voren slechts een bust'ehouder en ver
der een kort broekje van nauwelijks 30
cm. Zoo zien wij ze hier aan het strand.
Bij zand en strand, bij zon en zee kan
dat er dan nog wel mee door, hoewel
wij moeten erkennen dat wij, ofschoon
aan veel gewend, toch wel even hebben
paf gestaan toen eenige jaren geleden
dit soort kleeding of, zoo ge wilt, ont
kleeding, in zwang raakte. Maar nu zijn
er dames die in datzelfde costuum van
10 pet. bedekt en 90 pet. onbedekt in de
autocar stappen en Sluis binnenvallen,
het kalme stadje met zijn „balletjesfran
je en het maison de haute couture in het
achterstraatje".
Wij zouden echter den schrijver van
de N.R.C. met' zijn breeden blik en zijn
wereldstadsche allures wel eens willen
vragen: Hoe zou Rotterdam reageeren
als dergelijke dames over de Hoogstraat
of op den Coolsingel of de Noordb'aak
paradeerden? Men moge daar dan geen
horretjes en gordijntjes hebben en de
modemagazijnen niet in de achterstraat
staan, wij denken toch dat men zelfs
daar een dergelijken smaak onbehoorlijk
zou vinden. En wie weet, wanneer het
bezoek van deze soort dames(?) veel
vuldig werd, of men dan ook niet in
Rotterdam zou gaan vragen: Weest wei-
kom alhier, maar kleedt u zooals het
.past.
De wijze zal tijd en wijze weten, ook
in de kleeding en de behoorlijke vrouw
zal dat ook beseffen wanneer zij van
het zonnige strand zich begeeft naar el
ders.
De l,,Schetsboek"-schrijver zegt dat
hij bij zijn eventueele bezoek aan Sluis
als boer vermomd zal gaan, met ringe
tjes in zijn ooren. Misschien is hij het
wel met ons eens, als wij zeggen dat er
menschen zijn, ,als boer gekleed, maar
heeren in hun optreden, terwijl ook_het
omgekeerde zich kan voordoen.
Rechtstreeksche verbinding
met Zeeuwsch-Vlaanderen en
onze kust.
Men is thans van Nederlandsche zijde
bezig, naar wij lazen, om van de be
voegde instanties gedaan te krijgen, dat
er een verbinding tot st,and komt tus
schen de Belgische kust over het Zwin
naar Cadzand.
Reeds vele jaren had men in België
dezelfde plannen; in het bijzonder oud
minister Lippens, de tegenwoordige
voorzitter van den Senaat, die in deze
omgeving uitgestrekte bezittingen heeft,
interesseerde zich ervoor, maar de ver
wezenlijking van dit plan is steeds af
gestuit op den onwil van de Nederland
sche regeering om daaraan mee te wer
ken, waar het Zwin voor het grootste
half onbeschaamd, half verlegen.
Zoo kwam de Liefde do.or de ven
sters binnen, terwijl de Dood de trap
opsloop-
Vrij spoedig hoorden zij de dokters
weggaan, doch zij letten er niet op. Zij
vergaten elkaar slechts, toen Cipriani
de Lloseta de kamer binnenkwam. De
vlugge oogen van den Spanjaard lazen
iets op het gezicht van Eva. Onderzoe
kend keek hij Fitz aan, maar hij zeide
niets van wat hij zag.
„Dus is onze lieve dame van ons weg
genomen", zeide hij kalm, met een op-
waartsche beweging van zijn hoofd.
Fitz knikte. Cipriani de Lloseta wan
delde naar het raam, en liet bedaard de
jalouziën neer.
„Zoo valt het gordijn", zeide hij ,.op
het kleine drama v,an mijn bescheiden
bestaan."
Hij keerde zich om en keek van den
een naar de ander met een plotselinge
warmte in zijn oogen, die de liefde tot
hen beiden er in te voorschijn scheen te
roepen.
„Te eeniger tijd", zeide hij, „wil ik u
beiden i de geschiedenis vertellen,
doch niet nu."
Hij deed een paar passen voorwaarts
en bracht Eva's vingers aan zijn lippen,
met de sierlijke, half-Spaansche gratie,
waardoor Zuidelijke ridderlijkheid on
derscheidt.
„Mijn kind", zeide Lloseta „moge de
hemel u altijd zegenen!" En hierop ver
liet hij hen.
(Wordt vervolgd)