DAMMEN EN SCHAREN, mmmm VOOR DE JEUGD» Onder redactie van ZEEUWSCHE KRONIEK. HERFST. lillili A w üj A Hl Mevrouw C. E. DE LILLE HOÖGERWAARD. IN DE VENSTERBANK. DE ZONNESTRALEN HADDEN BEROUW. ZO'N GUIT. ,,Dae bin a zövee rivvelusies ge weest, dae kan d'er nog wel één bie". En wae moet 't toch nae toe, as de vollegeliengen van meneer Mussert onrecht in 't partekliere zoo probbeere goed te praoten, Dae zü dan noe dokters en ver plegers naer Aofrikao gae om te probbeêrer, kapotte erremen en bcenen wir eêl te maeken, 't Za zwaer en gevaerelijk werrek vor older oöre, voraol deu da ze 's aevens in vliegenden aest d'erre- rne gewonde mcete zoeke, omdat anders de wilde beesten d'er wè wegt mee zulle wete. Reken t er toch mer op, dat er eêl wat uuge- put deu bloedverlies en sterreven- de van den dost deu leeuwen uut mekaore getrokken zullen oore en wat er dan nog van ulder over schiet, dae- kun de gieren ulder eige te goed an doe. A j' over aol de verschrikkiengen van den oöre- log dienkt moe je toch vraege, of sommigste vorsten deu den duvel geregeerd oêie. 'k Eindige mit iet uut 'n oud schoolboekje. Dat was: „Schaf de staande legers af en de oorlogsliefhebberij der vorsten zal ophouden". Mocht de Volleken- bond, die noe zoo vö den vrede werrekt, dat ook verstae. J'eb aolebei de groetenisse van Jikkemien en je goeie vriend, Jewannes. Westelijk Zeeuwsch-Vlaan deren. Hoe het vroeger was. II Door de nabijheid van Brugge en Gent, waar handel en nijverheid eerder bloeiden dan in Holland en Zeeland, werden de landstreken ten noorden van genoemde steden, het tegenwoordige Zeeuwsch- Vlaanderen dus, ook vroeg be woond. Aardenburg, tot ongeveer 1200 Rodenburg geheeten, en Oostburg, beide zeehavens, be stonden reeds in de 8ste eeuw en moeten dus als de oudste plaatsen beschouwd worden. Aardenburg was met de zee ver bonden door de Heede of Eede, later de Aardenburgsche haven ge noemd. Evenals de omgeving van Eg- mond 't begin is geweest van het graafschap Holland, zoo is ook de buurt van Aardenburg de baker mat geweest van Vlaanderen. De ze streek heette oorspronkelijk Flandria, een naam, waarmee la ter het geheele zuidelijk gebied werd aangeduid en waarvan Bou- dewijn I in 863 als eerste graaf van Vlaanderen wordt genoemd. Oostburg lag aan de Elmara, die van 't oosten kwam en samen met de Sincfala, later Zwin genaamd, uitkwam in een breede waterplas, die in verbinding stond met de Noordzee. Ook de genoemde Eede liep in die plas uit, welke zoo groot was, dat zij „het lichaam der zee" werd genoemd. Dicht bij den mond van het Zwin ontstond in de 12de eeuw Lam- mingsvliet, later Sluis genoemd. Deze stad is dus niet zoo oud als Aardenburg, al heeft zij later haar in welvaart overtroffen. Langen tijd is zij de hoofdplaats der ge heele streek geweest. Tegenover Sluis lag MUIDEN, later St. Anna ter Muiden gehee ten. Het was weleer een stadje, van vestingwerken voorzien. Aan de overzijde van den zeer breeden zeearm, ten noorden van Sluis, lag het eiland CADZAND. Daar het reeds in de 10de eeuw genoemd wordt, behoort het ook tot de oudste gronden van Weste lijk Zeeuwsch-1; laanderen. Het be stond uit verschillende polders, die aan den noordkant achter de dui nen zijn ontstaan. Er v/as maar één parochie of kerkelijke gemeente, welker ki. gewijd was aan Onze Lieve Vrou we of Maria. Het dorp werd dan ook oorspronkelijk genoemd M a riënkerke op Cadzand. Be kend is nog de Mariaweg, die naar Zuidzande loopt. Dan was er nog een belangrijk eiland of watering, namelijk DE GROE, met het dorp M o e r k e r k e, later Groede genoemd. Het eiland was van dat van Cadzand gescheiden door het Zwarte Gat, het middelste van de drie breede wateren, waarmee het Zwin in zee uitliep. De westelijke mond be hield den naam Zwin en de ooste lijke stroomde tusschen De Groe en het Oostburger ambacht naar de Honte. Een andere plaats van beteeke nis en even oud als Sluis was de stad BIERVLIET, in 't westen op een eiland liggende. De naam is een verbastering van b i e r t, dat een voorgelegen slik beteekent, in Zeeland in 't algemeen meijland genoemd. Op Walcheren lag in het noord-oosten de Bierkreek. Tusschen Oostburg en Groede ligt het gehucht Scherpbier en op Putten (Zuid-Holland) het dorp Biert. 'De streek tusschen Oostburg en Biervliet was ten deele land, ten deele schor, door tal van water geulen doorsneden. Terecht weid deze omgeving De Waterlan den genoemd. Vele dorpen, later ovetrstroomd en voor goed ver dwenen, lagen hier. Alle eeuwen door heeft Zeeuwsch-Vlaanderen veel van de oorlogen te lijden gehad. Eerst was het een voormuur van het achter liggende Vlaanderen, later van de Republiek der Vereenigde Neder landen. Toen de Noormannen meer dan eens Walcheren geplunderd had den, wilden zij ook zuidwaarts trekken en staken de Honte over. Zij werden echter door Boudewijn, den eersten Vlaamschen graaf her haaldelijk teruggeslagen. Niet zon der reden werd deze daarom ge noemd: Boudewijn met den ijzeren arm, de geesel der Noormannen. Tijdens den honderdjarigen oor log tusschen Frankrijk en Enge land (13391453) werden de Vlaamsche giaven vaak gedwon gen de zijde van Frankrijk te kie zen. De gilden van de destijds machtige steden Gent en Brugge, veelal met hun graaf overhoop lig gende, kozen de zijde van Enge land. Fransche en Engelsche vlo ten kwamen vaak het Zwin opva ren. Menige zeeslag werd hier ge leverd en het platteland, zooals het eiland van Cadzand, geplun derd. De opkomende steden Aarden burg, Oostburg, Biervliet en Sluis wekten de jaloezie op der achter liggende steden Gent en Brugge. Meermalen werden zij geplunderd of in de asch gelegd. Ook werd in deze streek de eindbeslissing getroffen van lang durige oorlogen, 't geen blijkt uit de hier gesloten verdragen, zooals het verdrag van Bier vliet (2 Juni 1290) en de vre de van Cadzand (30 Juli 1492). Hierover hebben wij reeds vroeger uitvoerig in de Zeeuwsche Kroniek geschreven, Ten laatste werd door de inna me van Sluis een eind gemaakt aan de langdurige Hoeksche en KabeJ>a>twschPi twisten. Tijdens oorlog was de ze streek voortdurend het tooneel van den strijd om niet te spreken van de vele oorlogen, die ons land met Frankrijk heeft gevoerd. Zij was toen telkens een voormuur van de achterliggende Republiek. Zij werd 15 jaar vroeger bij Frankrijk ingelijfd dan het overige deel van ons land. Ook gedurende den Belgischen opstand, ruim een eeuw geleden, is hier gestreden tegen de Belgen, die graag Z.- a Vlaanderen bij hun land wilden j voegen. Overal werden bolwerken aangelegd om verdere invallen te j kunnen keeren. f En in den laatsten wereldoorlog is er nergens in ons vaderland zoo veel van den oorlog te hooren en te zien geweest als hier. De herfst m'n Kind verjaagt de zomer-luister, hoor, hoe de wind 'n zang begint vol angstig droef gefluister, 't Is herfst-getij; de boomen staan gebogen. Maar nog heb jij, m'n Kind, mees blij den zomer in je oogen. Helaas te gauw zal ook die glans vergaan; al komt voor jou dan zorg en rouw, toch moet je verder gaan. Ook jij, jij vindt 'n herfst in 't eigen leven; eens moet je, Kind, al wat je bindt gelaten weer afgeven. G. Budde, Burr -ft'. v.V'.u'V-i"- R. (Slot volgt.) B. J. d. M, De goochelaar had een horloge gevraagd, dat hij in een zakdoek wikkelde, U kunt 't zeker duidelijk hoo ren tikken vroeg de goochelaar aan den eigenaar. Is u tevreden Meer dan tevreden, zei de man, want het had in geen veer tien dagen meer geloopen. Boekbespreking. Voor mij ligt het kort geleden verschenen boek „Strategie en Taktiek in het Schaakspel" ge schreven door dr. M. Euwe en uit gegeven door de N.V. W. P. van Stokckum Zoon den Haag. Ook in dit boek treft onmiddel lijk de heldere betoogtrant en de aangename wijze waarop de diver se hoofdstukken worden behan deld. Het beoogt niet een handleiding te zijn voor beginnende schakers doch uitsluitend voor meer gevor derden. Vooral zij zullen er veel van hun gading in kunnen vinden. Het is tevens bedoeld als ver volg op het in 1931 door hem ge schreven werk „Fundamenten van het Schaakspel". Terwijl daarin de stategie bij zonder op den voorgrond trad, is in dat boek de meeste aandacht gewijd aan de tactiek, aan het combinatoire gedeelte van het schaakspel. Van de acht hoofdstukken zijn er slechts twee die de strategie be handelen terwijl de andere de di verse combinaties weergeven. Als geheel is het een schitterend werk. Het onderstaande werd overge nomen uit het hoofdstuk „Keten Combinaties". Het is uit een par tij gespeeld in 1935 te Moskou tusschen Goglidse en Fhlohr. j Deze stelling bevat een ingewik- i kelde combinatie, welke haar wel- slagen dankt aan de geëxponeerde j koningsstelling (de g-pion ont- j breekt), de belasting van Tdl (moet Pd4 dekken), de obstructie door Tdl (Tel kon niet langs Tdl) i en ten slotte aan den ongedekten stand van Lf 4. Welke rol deze aanknoopingspunten spelen, leert ons het verloop der combinatie: 1Pe4VfC> 2. KglXf 2 De7—h4f Het snijpunt der zwakten Lf 4 en Kf 2. 3,Kf 2—f 3 Lc8Xh3 4. Lg2Xh3 Gedwongen, daar zoowel Dg4f als Lg2:f dreigde. 4Dh4Xh3f 5, Kf3—f2 Na 5. Lg3, Le5 zou de beteeke- nis van de nog ongebruikte aan knoopingspunten blijken: Lg3 kan n.l. niet gedekt worden, niet door Tdl wegens de belasting op dl en niet door Tel wegens de obstruc- Dh3—h4f Lg7e5 laatste beschut- a b cdefg h Zwart aan zet. tie van Tdl 5 6. Kf2—f3 Elimineert de ting van Kf 3 7, e2e3 7. Le5: Te5: leidt eveneens tot verlies en opnieuw doordat* belas ting' en obstructie de beide torens voor de verdediging onbr-jikbaar maken. 7LebXf 4 8. e3Xf 4 Dh4—h3f 9. Kf3—f2 Te8e3 Eerst nu is de belasting van Pd4 opgeheven en Tdl kan dus ver plaatst worden. Te redden is de partij echter niet meer, daa- ook Ta8 aan den aanval gaat deel ne men. 10, Tdl—gl Ta8e8! 11, Tglg2 Er dreigde 11. Dh2f 12, Tg2, Df 4:f 11Dh3h4f en mat in enkele zetten (12. Kgl, Telf enz.) In een vensterbank stonden zes planten op een rij. De oudste cac tus, een eerbiedwaardige grijsaard, zuchtte diep en zei: „Lieve hemel, wat worden wij toch slecht ver zorgd, mijn baard zit vol stof." „Ja, zegt U dat wel," viel hem een grote lipcactus bij; „ik voel mij toch zo vies; ik verlang erg.naar een bad", „Hé ja, er moest eens een flinke regenbui komen, en dan moesten wij maar naar buiten gaan," piepte een klein kranscac- tusje. Vol trots keek het naar zijn eerste uitwasjes en sprak hun be schermend toe: „Dan worden jul lie lekker opgefrist." „Nu, dat wordt tijd antwoordden die bru tale dingen. De oude grijsaard snoof minachtend: „Wat weten jullie er nu van „Hoor die oude opa giegelden de kleintjes, maar hielden verder tóch maar wijselijk hun mondjes dicht. „Nu, ik zou ook wel eens graag schoon zijn liet een grote aloë zich horen. Zijn buurlui smoesden over de parman tige grijsaard. „Altijd haantje de voorste, die oude heer", mopperde een varen en bekeek zich tevreden. „Mooi glanzend ben ik," dacht hij. „Maar hij heeft veel van de wereld ge zien", zei de witte ster van Bethle hem. Kletter de kletter, daar vielen de eerste regendruppels. Steeds meer en meer volgden er. „Kinderen", sprak de oude cactus plechtig, „ik vind het hoog nodig, dat wij naar buiten gaan; wij moeten al het stof laten wegregenen." „Ja, ja" knik ten de anderen. Met bedachtzame pasjes schui felde de doortastende oude heer naar het raam, gevolgd door de an dere planten. „Mijnheer, wilt U zo goed zijn om ons even door te la ten vroeg hij beleefd aan het raam. „Nu voor deze keer, want jullie worden erg slecht verzorgd en hebt dus wel wat water nodig", antwoordde deze goedig en open de zich om hen door te laten. Dank U zeer", zei de grijsaard en wipte het raam uit, alsof hij nog een jong ding was. „Hé, wat verrukke lijk, vinden jullie ook niet Het kranscactusje lachte opgewonden „Hè en maakte een danspasjes wat zalig riep het uit. De blaadjes van de lipcactus hadden ook al zo veel drukte en riepen elkaar toe: „Wij blijven hier de hele dag." „Hè hè dat doet goed zuchtte de varen en draai de zich behachelijk om en om. „O, o wat zullen wij nu mooi worden juichten de bloemetjes van de ster van Betlehem, „Dat is de ïjdele jeugd weer", merkte de aloë op die met gepaste waardigheid uit het raam stapte. „Ja, dat was m mijn tijd anders, toen stonden wi' in de vrije natuur en hadden van dat kleine grut geen last." „Het kleine grut" praatte honderd-uit zodat de oren van de ouderen tuit ten. Vol vreugde stonden zij daar en lieten alle stof van zich afre- genen. Maar, lang zou die pret niet duren, want op eensdaar kwam Jan Wind aan en wat keek hij boos „Zeg eens, wat moeten jullie hier Je hoort binnen en hij blies heel kwaadaardig naar hen. „Ach Jan, wij waren zo stof fig", huilde de grijsaard cactus, die altijd erg vlug zijn tranen bij de hand had. „Zo, zo, waren jullie stoffig Nu, dat zal ik er dan we even afblazen". Heel wild begon Jan Wind te blazen, al woester en woester, de grijsaard cactus huilde nu tranen met tuiten en ook de brutale, kleine kranscactusjes be gonnen te snikken. De aloë keek vol trots naar Jan, die erg uit zijn humeur was, want hij had ruzie met zijn vrouw, Antje Storm, ge had, en die had hem een flinke draai om zijn oren gegeven. Boos was Jan weggelopen en daar zag hij op eens dat brutale stelletje planten. Wacht, die zou hij eens flink plagen. „Zeg eens, ben je nog stoffig 7" en plagerig blies hij de aloë om, „O, o riepen alle plan ten verontwaardigd uit. „Nu, nu stil maar zei Jan Wind, die zich eigenlijk wel wat schaamde „Gauw allemaal naar binnen hoor anders kom ik straks terug, en dan blaas ik jullie allemaal om.' En weg was Jan. „Wat een eigen wijze man", schold de varen, maar begon toch aanstalten te maken om naar binnen te gaan. De grijsaard veegde zijn laatste tranen af en commandeerde zijn troepje, op een rij te gaan staan en weer naar binnen te gaan. „Maar eerst moeten wij onze ar me vriend ophelpen". Met vereen de krachten werd de aloë weer op zijn benen gezet. Hij had door de schok zijn knie bezeerd. „Nu, gauw naar binnen, anders komt Jan Wind weer terug en dan is het mis", beval de grijsaard. Het raam had alles met belang stelling gevolgd en opende zich haastig, om hen binnen te laten. Als eerste huppelde de kleine kranscactus naar binnen. „Het was erg lekker", pochte hij tegen het raam. „Zo", antwoordde deze en dacht er aan, dat hij even geleden het cactusje had zien huilen. Als nummer twee kwam de aloë bin nen gestrompeld. „Hoe is het met je knie vroeg het raam. „O, dat gaat wel", antwoordde de aioë en hinkte naar zijn plaats. Buiten was het op eens een hele drukte. De varen, die uitkeek, of Jan Wind soms weer terugkwam zag hem aankomen. O, o, daar komt Jan aan riep hij. En het was me een gedrang bij het raam van je welste. „Gauw, gauw drong de lipcactus aan. Tjoep, tjoep, en een voor een sprongen de planten weer naar binnen. De ster van Bethlehem, die het laatste was, maakte lachend 'n diepe buiging voor Jan Wind en de bloempjes maakten een lange neus. Eigenlijk moest Jan lachen om het ondernemende stelletje, maar hij was nog veel te boos. Nog even trok hij zijn lelijkste gezicht tegen de grijsaard, schudde zijn vuist tegen de kranscactus die toen zijn tong uitstak. „Niet zoo brutaal" waarschuwde hij nog en verdween weer om anderen te gaan plagen. „Nu, wij zijn toch lek ker dat vieze stof kwijt", verkon digde de varen met veel nadruk „Brul niet zo", verzocht de aloë „ik heb* zware hoofdpijn „Wij zullen een slaapliedje voor je zin gen, dan slaap je gauw in en als je wakker wordt, is de hoofdpijn weg," besliste de lipcactus. Tweestemmig weerklonk er een slaapliedje, al zachter en zachter werd het. Al gauw sukkelde de aloë in slaap. „Nu kinderen, ik voel ook veel voor een slaapje" zei de grijsaard en volgde het voorbeeld van de aloë. „Ja, ik ook wel", gaapte de varen. Niet lang daarna dutte de rest ook in. Jon gens, wat snurkte dat stelletje! De aloë mopperde in zijn slaap nog te gen Jan Wind, die hem zo heerlijk omgeblazen had, en de grijsawc liet af en toe nog een traan vallen i» v Een uurtje later kwam de eigenaar van de planten er aan ge stapt. Het was een erg geleerde man, die alleen maar aan zijn werk dacht. Verstrooid staarde hij op de planten neer. „Zoo, wat zijn zij nat, hoe zou dat komen Erg goed verzorg ik hen ook niet; ik zal ze maar wegdoen, want 'k heb daar toch geen tijd voor". Hij liep naar zijn buren en vroeg hen, of ze niet een paar planten wilden hebben. „Komt u ze dan even ha len De plantenfamilie werd in hun dutje opgeschrikt, doordat het dienstmeisje van de buren ze ruw oppakte en ze naar het andere huis bracht. Daar werden zij tus schen de andere planten in gezet en vertelden zij van hun avontu ren in de regen. .Hun nieuwe vrienden luisterden nieuwsgierig toe. Ook zij hadden veel te vertel en, maar dat horen jullie mis schien wel een andere keer. Suus Knottenbelt, Je Zonnestralen waren Heel stout eens op een keer: Zij wilden denk eens even Niet naar de Aarde meer Boos werd toen Zonnemoeoer, Bedacht een strenge straf: Ze mochten d' eerste dagen Niet van hun plaatsen af. Stilzitten, was 't niet vrees'iijk?! Als je zo heel graag danst Steeds achter grauwe wolken. Als je zo heel graag glanst Want Zon trok 't wolkgordijn dicht Wat men op Aarde dacht Wat is het plots'ling donker Het lijkt warempel nacht Wat hadden nu die stralen Toch vreselijk berouw Ze smeekten: Moeder, mogen Wij naar de Aarde gauw Nooit zullen wij het weer doen, Steeds lieve straaltjes zijn Och, Moeder Zon, doe open Dat dichte wolkgordijn We zullen, als U 't zegt, heus Steeds naar de Aarde gaan En dat wij woord ook houden, Daar kunt U van op aan De Zon kreeg medelijden, Trok open 't wolkgordijn. Hoera juichten de stralen Er was weer zonneschijn Annie O, Vader zit met Moes en Keesje Om de tafel. 't Licht gaat u't. In de gang brandt het nog, Vade Roept nu Keesje eensklaps uit. Vader gaat aan 't onderzoeken, Schroeft het lampje vlug er af Eh"probeert de spaarlamp even Uit de gang, die Moes hem gaf. Ja, die doet het Maar zegt Vader, Dit licht is niet sterk gsnoeg. 't And're lampje is niet goed meer, Kees, als j' eens een peer vlug vroeg Bij van Straten op het hoekje, Want die zaak is nog niet dicht, Zeg: de soort, die w'altijd hebben, 'n Peer voor het electr'sch licht Keesje doet nu vlug zijn boodschap. Vader heeft niet lang gewacht, Of hij komt al met een lampje, Paps, meneer van Straten lacht, Zegt Kees guitig, want ik vroeg hem Met een heel gewoon gezicht: Van de soort, die w'altijd hebben, 'n Appel voor electrisch licht Carla Hoog.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10