De grijze dame
KRONIEK van den DAG.
STATEN-GENERAAL
WEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.Ü. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 2 OCTOBER 1935. No. 232.
komst
BRUSSELS TENTOONSTELLING: RIJP EN RUSTIG.
Buitenlandsch politieke bedrij
vigheid van Duitschland. De
jachtpartijen in Oost-Pruisen,
het bezoek van Gömbös aan
Berlijn en dat van Von Ribben-
trop aan Brussel. Doorzich
tige en mysterieuze zaken.
Het Italiaansch-Abessijnsch con
flict op den achtergrond.
De Duitsche regeering legt de laatste
dagen een buitenlandsch politieke bedrij
vigheid aan den dag, die in wijden kring
de aandacht trekt. Een en ander houdt
verband met het Italiaansch-Abessijnsch
conflict. Door dit conflict is het politieke
oyerwicht van Frankrijk c.s. in Europa
op losse schroeven komen te staan. Het
z.g. front van Stresa, (Frankrijk, Enge
land en Italië) kan als doorbroken gel
den. Van de Italiaansch-Engelsche
vriendschap is niet veel meer over. Wij
kunnen ons voorstellen, dat Berlijn nu
het tijdstip gekomen acht, om den poli-
tieken ontwikkelingsgang in een voor
het Derde Rijk gunstige richting te hel
pen bevorderen.
Men heeft vernomen, dat er in Oost-
Pruisen jachtpartijen zijn gehouden door
minister Goering, waaraan werd deelge
nomen door invloedrijke personen uit
Polen. Tegelijkertijd reisde de Hongaar-
sche minister-president Gömbös in
Duitschland rond. Hij werd door Hitier
in audiëntie ontvangen. Eenige uren lang
moeten de beide staatslieden met me
kaar gesproken hebben. Tenslotte werd
men verrast door het onverwachte be
richt, dat de heer Von Ribbentrop, Hit
ler's speciale zendeling voor buitenland-
sche zaken, te Brussel was opgedoken en
een langdurig onderhoud had gehad met
den Belgischen minister-president Van
Zeeland, die zich na afloop met een
vaartje naar koning Leopold begaf, om
dezen verslag uit te brengen,
We zouden graag precies willen we
ten, wat de beteekenis van al dit ge
reis en geconfereer is geweest. Als men
alleen te doen had gekregen met een on
derhoud tusschen Hitier en Gömbös, was
het niet moeilijk, naar het besprokene
te raden. Hongarije is evenmin als
Duitschland tevreden met den arbeid,
die de geallieerde staatslieden in 1918
en volgende jaren hebben gepresteerd in
hun fameuze vredesverdragen. Hongariie
is daarbij mde het kind van de rekening
geworden en zou graag de vrij wille
keurig van zijn gebied afgesneden stre
ken, waar 'n door en door Hongaarsche
bevolking woont, terug hebben. Reeds
geruimen tijd richtte men te Boedapest
zijn oogen op Berlijn, dat soortgelijke as
piraties koestert. Nu Duitschland door
de uitbreiding van zijn bewapening weer
een mogendheid van den eersten rang is
geworden (merkwaardig, hoe nog steeds
het bezit van een goed militair apparaat
het aanzien van een land bepaalt), moet
Hongarije een Duitsch-Hongaarsch bond
genootschap als een zeer begeerenswaar-
dig bezit voorkomen. De reis van Göm
bös naar Berlijn was geen mysterie.
Tot zekere hoogte geldt dit ook nog
voor de jachtpartij in Oost-Pruisen. De
Polen beschouwen nog steeds Sovjet-
Rusland als de mogendheid, waarvan zij
het meeste te vreezen hebben. Vandaar
dat ze telkens weer met de Duitschers
willen aanpappen, ook al bestaat er dan
zooiets als een Poolsche corridor dwars
door het Duitsche bind en beseffen ze,
dat de Duitschers in hun hart nooit ver
zoend zullen raken met dien toestand.
Dit laatste schijnt den Polen echter min
der afschrikwekkend dan het feit, dat
Moskou den laatsten tijd meer en meer
in de Europeesche politieke melk te
brokken krijgt. Daar komt dan nog bij,
dat Polen ook weer eens overhoop ligt
met Tsjecho-Slovakije, dat in het Oos
ten een Poolsche minderheid binnen zijn
landspalen heeft en deze niet behandelt,
zooals de Polen het graag zouden zien.
Tsjecho-Slovakije werkt politiek met
Sovjet-Rusland samen. Dat is dan een
reden te meer voor de Polen, om te po
gen, met Duitschland tot een accoord te
komen. Men hoorde dezer dagen reeds
verluiden, dat er een Duitsch-Hon-
gaarsch-Poolsch bondgenootschap in de
maak zou zijn. Zoo'n vaart zal het op
slag echter niet loopen. Samenwerking
tusschen Polen en Duitschland moet pro
blematiek blijven, zoolang de kwestie
van den Poolschen corridor niet is op
gelost.
Tenslotte het bezoek van Von Ribben
trop aan Brussel. Dat past in geen ge
val bij dat van Gömbös aan Berlijn. Men
tast volslagen in het duister omtrent de
bedoeling er van. Sommigen veronder
stellen, dat België over een tweezijdig
niet-aanvalsverdrag met Duitschland
zou denken. Als dat waar is, zou men
moeten concludeeren, dat de Belgische
regeering geen vertrouwen meer stelt
in het Locarno-verdrag, dat de Belgisch-
Duitsche grens reeds waarborgt. Ande
ren meenen, dat het gaat, om eventueele
teruggave van voormalige Duitsche ko
loniën in Afrika. Een paar kleine daar
van staan onder Belgisch mandaat.
Het is niet uit te maken, wie het bij
het rechte eind hebben. Dat zal mis
schien de tijd leeren. Wel echter voelt
men uit een en ander, dat de Duitsche
regeering den tijd gekomen acht, om
zich actief in de buitenlandsche politiek
te laten gelden. De politieke toestand in
ons werelddeel, die reeds zoo onzeker is
geworden tengevolge van 't Italiaansch-
Abessijnsch conflict, zal in de naaste toe
komst misschien merkwaardige verschui
vingen te zien geven.
door
HENRY SETON MERRIMAN.
22).
Agatha, in één woord, was van plan
beter terecht te komen, en zij was haar
moeder dankbaar, dat zij «lit voorzien,
en door een passende opvoeding moge
lijk gemaakt had.
Waarschijnlijk zat zij hierover na te
denken^ terwijl zij heur haren borstelde,
want zij was in diep gepeins verzonken.
Er werd aan de deur geklopt een be
scheiden, verlegen klopje,
„O, kom binnen!" riep Agatha.
De deur ging open en op den drempel
verscheen mrs. Ingham-Baker dik en
poeslief, in een belachelijke purperten
kamerjapon.
Mag ik binnenkomen en mij bij je
vuur warmen, lieve?" vroeg zij nederitf,
„het mijne is haast uit".
„Dat komt", zeide Agatha, „omdat u
bang bent voor de meiden".
Mrs. Ingham-Baker sloot de deur en
kwam met eigenaardige pasjes, steelsge-
wijze, naar het vuur. Het zou niet der
waarheid getrouw zijn, te zeggen, dat zij
op de teenen kwam, haar lichaamsbouw
leende zich niet tot die wijze van zich
voortbewegen. Agatha verbaasde er zich
niets over, haar zoo te zien aankomen.
Mrs. Ingham-Baker deed altijd zoo als
zij in peignoir was. Evenals vele dames
Geen sprake van een stemming
die op 't naderend einde van
den 3en November duidt. Oude
en Nieuwe Kunst de groote aan
trekkingskracht.
Het aantal Nederlanders d/it de
zen zomer zijn vacantie over Brussel
heeft geleid, teneinde een of meer da
gen op de Wereldtentoonstelling-1935
door te brengen, is groot, zeer groot ge
weest.
Nu de vacanties voorbij zijn, heeft me
nigeen misschien het gevoel, dat men
nu ook in Brussel wel zal beginnen met
het .afbreken van de tentoonstelling, dat
de helft der gebouwen daar al wel ge
sloten zal wezen, dat men zoo hier en
daar nog slechts een biertje zal kunnen
krijgen. kortom, dat er zoo'n beetje
een katterige na- bruilofststemming, het
naderend einde /aanduidende, zou heer-
schen.
Niets is minder waar dan dat gelijk
wij er op een dezer dagen gebracht pers
bezoek hebben kunnen vaststellen. Bur
gemeester Adolphe Max, die behalve
een getapt burgervader ook nog voor
zitter van het uitvoerend comité der
Brusselsche tentoonstelling is, heeft nl.
een aantal Nederlandsche dagbladen,
waaronder ook het onze, uitgenoodigd
nog eens zijn gast te zijn, teneinde van
de tentoonstelling na de vacantie een
indruk te krijgen, en uiteraard dezen in
druk onzen lezers mede te deelen.
Het aantal deelnemers aan deze ex
cursie was ditmaal minder groot; "er was
tegen dit tweede bezoek in zekere krin
gen eenige tegenkanting merkbaar: men
beschouwde het a's teveel, van „recla
me-opzet." Ten onrechte, onzes bedun
kens: les absents avient tort, 'n Levendig
contact met de pers aller landen behoort
nu eenmaal tot de normale onderdeelen
van een efficiënte tentoonstellingsorga
nisatie; met heeft in Brussel de Fran-
sche, de Duitsche en de Engelsche r^ers,
de Zwitsersche en de Zweedsche, de
Luxemburgsche, de Italiaansche en dej
Deensche journalisten evengoed als de
Nederlandsche te gast gehad; wanneer
uit de eerste drie landen twee malen een
persbezoek plaats vond, dan doet het
wel een beetje „Chinees" aan, wanneer
van Nederland voor een tweede be
zoek maar zoo weinigen aan zulk een
vriendelijke uitnoodiging gevolg geven.
Chinees in den Europeeschen zin wel
teverstaan want het Chineesche Chi
nees is altijd wellevend, en het ontbre
ken van een deel der Nederlandsche
pers was vrij onbeleefd tegenover onze
gastheeren zoowel als tegenover onze
eigen vertegenwoordigers in Brussel,
zooals onzen gezant jhr. Tjarda van
Starkenborgh Stachouwer, die twee ma
len bij onzen maaltijd aanzat, en oud
minister Verschuur, die er ook eenmaal
eeregast was.
Maar enfin.... „dai dut mot waiten"
nam zij, met dat kleedingstuk, bijzondere
bewegingen aan.
„Wat speelt de graaf prachtig!" zeide
de moeder.
„Prachtig!" antwoordde de dochter.
En geen van beiden dacht aan Cipriani
de Lloseta.
Mrs- Ingham-Baker slaakte een zucht,
en beschouwde haar wollen slaapkamer
pantoffels met een liefde, die voorbij wa
ren nederlagen, gedragen met de ge-
stenheid, die een gevolg van gewoonte
is.
„Ik geloof niet", zeide zij, „dat hij ooit
weer zal trouwen".
Het meisje gaf een ruk met haar mooie
loofdje.
„Ik geloof niet, dat iemand hem zou
w'llen hebben!"
Zij behoorde niet tot hen, die een
veldtocht meemaken en nederlaag er
kennen. Mrs. Ingham-Baker zuchtte
weer en trok de andere pantcrffel uit.
„Hij moet heel rijk zijn! een paleis
n Barcelona een paleis!"
„Andere menschen hebben kasteelen
in Spanje," hernam Agatha, zonder een
zweem van dat kinderlijk respect, waar
in onze grootmoeders zich verheugden.
Agatha had niets, wat ouderwetsch of
verouderd was over zich zij was in
tegendeel uiterst modern.
De oudere dame begreep de zinspe
ling niet en verzonk in diep gepeins- Zij
veronderstelde, dat Agatha ontmoet en
gedanst had met andere rijke Span
jaards, en dat zij haar kleine vinger
zegt men in des gezants geboortestre
ken in zoo'n geval....
Hoed it ook zij: het gestelde doel is
bereikt en wij getuigen er gaarne van,
dat de wereldtentoonstelling nog in volle
fleur is, dat het er nog even gezellig is
als voor Koningin Astrids dood het
leven stelt zijn eischen en er is weer vol
op muziek en vroolijkheid nu maar
bovendien: het is er nu prettig voor
den tentoonstellings - bezoe
ker. Ik bedoel dit: wie het amusement
zoekt, kan het ook nu nog zeer wel, en
voor-de-hand-liggend, vinden, maar wie
nu eens een paar dagen het vele waar
lijk hoogst belangwekkende wil zien
hetwelk er in overstelpende mate te
zien is, en hetwelk toch eigenlijk
als grondslag of excuus voor heel zoo'n
tentoonstelling heet te gelden, die vindt
nu het juiste oogenblik voor een bezoek
de tentoonstelling is r ij p en r u s-
t i g-
Rustig (niet doodsch!) omdat natuur
lijk de drommen vacantiegangers
ontbreken: rijp, omdat alles af en klaar
en in werking is.
Mogen wij dengene, die er „een dag
je" van wil maken, en die voor een
raadgeving vatbaar is, hier een schema
aan de hand doen, dat op eigen ervaring
berust?
Om te beginnen: beperk u. Loop nie
overal in, blijf niet overal staan, want
ge valt binnen enkele uren amechtig op
een stoel. En dan: maak een plan op
Bv.: ga eerst, gelijk dit den goeden Ne
derlander betaamt, naar uw eigen ge
bouw. Het valt op door zijn eigen Ne-
derlandschen stijl, en ge hoort er op
onderscheidene tijdsHpoen (via een Phi-
lips-luidspreker) v/ïderlandsche beiaard-
muziek uit den klnkkeloozen klokkento
ren komen. De Zeeuwen vergeten dan
de aardige stand van Vlissingen niet
(rechts, dadelijk na binnenkomst): v^r
reweg 't interessantste stuk van 't Ne
derlandsch paviljoen ligt echter boven
aan, op het derde verhoogde plan: ïndië.
K.L.M., P.T.T., etc. Vooral de reliëf
kaart van onze Oost is zéér sprekend.
De in landbouw- en veeteelt belang
stellende slaat vervolgens af naar de
Nederlandsche Juhana-hoeve, naast ons
gebouw.
Daarna neme men plaats in het lilli-
put-treintje en late zich een a twee ma
len rondrijden, heelemaal. Dat geeft een
aardige oriënteeringsindruk. Vervolgens:
de hoofdlaan van beneden naar boven,
met aan het einde het machtige hoofd
gebouw.
Dat is permanent: een geweldige be
tonnen bogen-constructie vormt zijn ge
raamte. Het is nu als model-station met
tal van weelderige spoorwagons, slaap
wagens, auto-rails, motortreinen, elec-
trische locomotieven etc. ingericht; la
ter wordt het een jaarbeurs en tentoon
slechts behoefde op te steken om een
van hen te krijgen. Haar houding tegen
over haar dochter was die van een oud
strijder, die zijn best gedaan heeft in een
vervlogen tijd, en nu verstandig genoeg
is om het dieper inzicht en de meerdere
kennis bij de moderne wijze van oorlog
voeren, te erkennen en zeer tevreden is
met een klein commando in de achter
hoede.
Om de vergelijking door te voeren,
maakte zij nu uit deze voorloopige ver
kenning op, dat de jongere en bekwa
mere generaal aan het front op het punt
stond zijn plan van aanval te verande
ren. Inderdaad was zij niet binnengeko
men om zich te warmen, maar om in
lichtingen in te winnen.
„Mrs. Harrington schijnt erg op Luke
gesteld", zeide Agatha achter haar haar,
„Ja", antwoordde mrs. Ingham-Baker,
voorzichtig voortrukkend, „buitenge
woon! Die arme Fitz loopt hard kans
onterfd te worden".
„Fitz heeft voor zichzelf te zorgen",
meende de jonge dame. „Zeide zij nog
iets tegen u, toen ik naar bed was?
Daarom ging ik weg".
Mrs. Ingham-Baker gluurde naar de
deur en trok haar kamerjapon dichter
om zich heen-
„Wel", begon zij met groote woorden
rijkheid, „natuurlijk zeide ik wat een
aardig man Luke was, zoo flink en een
voudig en zoo al meer. En zij was het
volkomen met mij eens. Ik zei, dat hij
toch nog wel vooruit zou komen, en haar
stellingsgebouw, zoo deelde men mij
mede.
Rechts en links hiervan liggen twee
andere eveneens permanente gebouwen;
daar zijn de tentoonstellingen van oude
en nieuwe kunst en architectuur onder
gebracht. Het verdient aanbeveling nu
een dezer of beide, naar gelang van
het absorptievermogen van den bezoe
ker te „doen". Zij zijn zeer belang
rijk; beiden vormden voor ons althans
wel een der grootste aantrekkelijkhe
den van de tentoonstelling.
Nederland is in beide afdeelingen uit
stekend vertegenwoordigd; bij de oude
kunst ziet men de eenheid of identiteit
der Vlaamsch-Nederlandsch schilder
kunst voor oogen; bij de moderne kunst
is er nog de sterke verwantschap.
Behalve de vele schilderijen, die wel
de hoofdzaak vormen, vallen in de af-
deeling der oude kunst ook nog ettelijke
groote, warmkleurige gobelins te be
wonderen; bij de nieuwe kunst legt het
beeldhouwwerk welverdiend beslag op
een deel der aandacht. "Hier vindt men
onderscheidene voorbeelden van voor
treffelijk modern werk: zeer expressief
ondanks, of misschien wel mede of ge
heel door, een sterke versobering en
verstrakking in de vormgeving en de
compositie.
Na het bezoek aan de Kunst kieze
men dan nog een of twee paviljoens
zijner meer speciale belangstelling. Bij
voorbeeld: de plof-plof-technicus gaat
naar het motorpaleis, de schoenmaker
houdt zich bij zijn leest en zoekt het
lederpaviljoen op, en de niet gespecia
liseerde gaat een tweetal landen uitpik
ken, waarvoor hij „zoo maar" meer be
langstelling heeft, of meent te hebben,
dan andere.
Italië is psychologisch zeer interes
sant zij den laatsten in 't oor gefluis
terd.
En dan, tot besluit: een bezoek aan de
„Oostersche wijk", dicht bij France
Outremer gelegen. Men heeft hier de
gelegenheid zich volkomen in te leven
in de Oostersche sfeer, zoo als men de
ze ook in werkelijkheid in de nauwe
straatjes en de bazars van Algiers en
Tunis, Port Saïd en Ceylon en Hong
kong zou vinden. Het is écht, en men
moet standvastig zijn om zich niet al te
zeer te laten verleiden door de radde
tong der verkoopers en de vele schoone
zaken, die daar ten verkoop zijn uitge
stald.
Naar luid der berichten helaas be
rust dit onderdeel van mijn handleiding
niet op eigen ervaring, maar dat zou
een volstrekt onverdiende blaam op on
ze gastheeren geworpen hebben, indien
dit anders ware naar luid dus van
overigens betrouwbare berichten is er
ergens in deze buurt een uitstekende
warong Djava, waar een heerlijke Ne-
derlandsch-Indische rijsttafel tot civielen
prijs geserveerd wordt.
o
Van hier naar Oud Brussel il n' y a
qu' un pas.
Men heeft het, vijf jaren geleden, in
Antwerpen kunnen zien, men kan het
hier weer ervaren: in het scheppen van
een oude sfeer, door allerkunstigste en
verbazingwekkend-natuurgetrouwe na
bootsing van schoone oude gebouwen
zijn de Be'gen meesters. En het is hier
gezellig Ten minste: zoo dachten wij er
des avonds na een goeden maaltijd over.
Zelfs het volslagen mislukken van ons
energiek aangevatte plan de candidaten
voor den wereldtitel van „Miss Uni
verse" door de N.R.C. kostelijk-
ironisch „Juffertje Heelal" vertaald
ten behoeve van onzen journalistieken
arbeid natuurlijk, met eigen oogen te
aanschouwen, vermocht geen schaduw
op de genoeglijkheid van Oud-Brussel
te werpen.
En indien gij dan nog den moed
en de kracht hebt, o lezer en lezeres, om
naar het Lunapark te trekken ga dan
onzentwege.
Maar vergeet niet vóórdien een laat
ste rondrit met het treintje bij avond
te maken: de verlichting is zeer schoon,
of, zooals dat in de Nederlandsche jour
nalistiek nu eenmaal heet: feëeriek.
Men zegt unaniem:
„HAAS' mosterd subliem!'
(Ing. Med.)
tenslotte geen schande zou aandoen na
al haar goedheid".
„Wat bedoelde u daarmede?" vroeg
Agatha.
„Ik weet het niet, lieve, maar ik zei
het. En zij zei, dat zij dit hoopte- Toen
vroeg ik haar of zij wist, hoeveel zijn
loon of salaris of hoe zij het ook noe
men, bedroeg, en wat zijn vooruitzich
ten waren. Zij zeide niets van zijn salaris
te weten, maar dat zijn vooruitzichten
een heel andere zaak waren. Ik deed,
alsof ik niet begreep, wat zij meende.
Toen zuchtte zij even en zei, dat men
niet kon verwachten altijd te blijven le
ven. Ik zeide dat ik wel zou willen, dat
dit met sommige menschen wel het ge
val was, en toen lachte zij heel kluch
tig".
„Het schijnt, dat ge het niet heel goed
gedaan hebt", merkte de jongere en
meer wetenschappelijke strijdster be
daard op.
„O, maar het was alles in orde,
Agatha-lief- Ik begrijp haar zoo goed.
En ik zeide, dat ik er van overtuigd was,
dat Luke verdiende, al wat hij zou krij
gen; dat het natuurlijk met Fitz anders
was, omdat zijn leven kant en klaar vóór
hem ligt. En zij zeide, dat ik volkomen
gelijk had".
Het verslag was ten einde en Agatha
zat eenige oogenblikken met den bor
stel op haar-schoot, in het vuur te sta
ren met de diepzinnige bedachtzaam
heid van een kalm krijgskundige.
„Ik weet zeker, dat hij van je getroffen
HET BEZUINIGINGSONTWERP.
Bij de voortzetting van de behande
ling van het bezuinigingsontwerp in de
Tweede Kamer, heeft de minister van
binnenlandsche zaken, mr. De Wilde,
gistermiddag de bezwaren van sommige
Kamerleden ten aanzien van de plannen
tot opheffing van armenraden beant
woord. Het desbetreffende artikel in het
ontwerp luidt: „Een armenraad wordt
door Ons bij een met redenen omkleed
besluit opgeheven, indien bij voortdu
ring blijkt, dat hij niet aan zijn doel be
antwoordt of dat niet in voldoende ma
te door de besturen van de kerkelijke,
bijzondere of gemengde instellingen van
weldadigheid tot de samenstelling wordt
medegewerkt".
Minister De Wilde verklaarde nu, dat
sommige armenraden behooren bewaard
te blijven. De algemeene Armencommis-
sie en verschillende gemeentebesturen
zullen over opheffing gehoord worden.
Er zal met groote voorzichtigheid wor
den Opgetreden.
Het desbetreffend artikel werd z.h.st.
aangenomen.
De heer D r e e s (s.d.) kwam op te
gen het voorgestelde in zake herbere
kening van pensioenbijdragen.
Minister De Wilde verdedigde dit;
bovendien is de becijfering nog eens on
der handen genomen.
Na re- en dupliek werd de desbetrzf-
fende paragraaf z.h.st. aangenomen.
Bij het voorgestelde om de functiën
van burgemeester, secretaris en ontvan
ger in gemeenten beneden 5000 inwo
ners te combineeren, waarschuwde de
heer IJsselmuiden (r.k.), voorzich
tig te zijn. De heer Kooiman (v.d.)
bepleitte uitbreiding van 't voorgestelde
en o.m. betere samenwerking van ge
meenten.
De heer Wendelaar (lib.) wees op
de moeilijkheid om bevoegde personen
uit eigen gemeente te krijgen. Spr. be
pleitte samenvoeging van dwerggemeen
ten.
De heer Vervoorn (plattel.) had
practische bezwaren tegen het voorge
stelde.
Minister De Wilde zegde, dat
thans veie burgemeesters geen vol
waardige dagtaak hebben en dat het
voorgestelde bezuiniging beteekent.
De desbetreffende paragraaf werd
aangenomen met 72 tegen 3 stemmen
(tegen de h.h- Vervoorn, plattel., Groen,
r.k., Faber, s.d.)
Bij 18 (de Kroon bepaalt maximale
bedragen, door gestichten aan gemeen
ten in rekening te brengen voor ver
pleging van armlastige krankzinnigen)
betoogde mevr. de V r i e sB ruins
(s.d.) dat verschillende gestichten reeds
zeer tegemoetkomend zijn geweest.
Minister De Wilde zegde, d.at
het niet de bedoeling is, één prijs vast
te stellen. Met de omstandigheden van
elk gesticht zal worden rekening gehou
den.
De desbetreffende paragraaf werd
aangenomen met 51 tegen 20 stemmen
(tegen de soc. dem„ communisten).
Bij 37 (voorwaarden voor verdere
was", zeide de moeder met vuur.
Bij slot van rekening was zij slechts
geschikt voor een heel klein commando,
heel ver in de achterhoede. Zij zag niets
van het eigenaardig licht in Agatha's
oogen.
„Denkt u dat?" zeide het meisje droo-
merig.
„Ik ben er zeker van"-
Agatha begon weer met het borstelen
van haar haar.
„Waarom denkt u dat?" vroeg zij, van
achter haar kronkelende haardos.
„Hij heeft zijn oogen niet van je af ge
houden, toen je den graaf accompag
neerde".
Plotseling stond het meisje op en ging
naar haar toilettafel. De kaarsen waren,
ontstoken, aan iederen kant van den
spiegel een. Agatha zag, dat haar moe
der nog in bewondering van haar pan
toffels was. Toen keek zij naar de weer
kaatsing van haar eigen gelaat, waar
langs het glanzende haar recht neerviel
over haar schouders, Zij keek lang en
verwonderd, als zocht zij iets in de liefe
lijke weerspiegeling.
„Zeide zij nog niets over Fitz?" vroeg
zij eensklaps, klaarblijkelijk wenschend
van onderwerp te veranderen, wat mrs.
Ingham-Baker niet poogde te begrijpen.
Zij was geen slimme vrouw.
„Niets".
IttJ?
(Wordt vervolgd,J