De grijze dame KRONIEK van den DAG. STATEN-GENERAAL WEEDE BUD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.Ü. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 2 OCTOBER 1935. No. 232. komst BRUSSELS TENTOONSTELLING: RIJP EN RUSTIG. Buitenlandsch politieke bedrij vigheid van Duitschland. De jachtpartijen in Oost-Pruisen, het bezoek van Gömbös aan Berlijn en dat van Von Ribben- trop aan Brussel. Doorzich tige en mysterieuze zaken. Het Italiaansch-Abessijnsch con flict op den achtergrond. De Duitsche regeering legt de laatste dagen een buitenlandsch politieke bedrij vigheid aan den dag, die in wijden kring de aandacht trekt. Een en ander houdt verband met het Italiaansch-Abessijnsch conflict. Door dit conflict is het politieke oyerwicht van Frankrijk c.s. in Europa op losse schroeven komen te staan. Het z.g. front van Stresa, (Frankrijk, Enge land en Italië) kan als doorbroken gel den. Van de Italiaansch-Engelsche vriendschap is niet veel meer over. Wij kunnen ons voorstellen, dat Berlijn nu het tijdstip gekomen acht, om den poli- tieken ontwikkelingsgang in een voor het Derde Rijk gunstige richting te hel pen bevorderen. Men heeft vernomen, dat er in Oost- Pruisen jachtpartijen zijn gehouden door minister Goering, waaraan werd deelge nomen door invloedrijke personen uit Polen. Tegelijkertijd reisde de Hongaar- sche minister-president Gömbös in Duitschland rond. Hij werd door Hitier in audiëntie ontvangen. Eenige uren lang moeten de beide staatslieden met me kaar gesproken hebben. Tenslotte werd men verrast door het onverwachte be richt, dat de heer Von Ribbentrop, Hit ler's speciale zendeling voor buitenland- sche zaken, te Brussel was opgedoken en een langdurig onderhoud had gehad met den Belgischen minister-president Van Zeeland, die zich na afloop met een vaartje naar koning Leopold begaf, om dezen verslag uit te brengen, We zouden graag precies willen we ten, wat de beteekenis van al dit ge reis en geconfereer is geweest. Als men alleen te doen had gekregen met een on derhoud tusschen Hitier en Gömbös, was het niet moeilijk, naar het besprokene te raden. Hongarije is evenmin als Duitschland tevreden met den arbeid, die de geallieerde staatslieden in 1918 en volgende jaren hebben gepresteerd in hun fameuze vredesverdragen. Hongariie is daarbij mde het kind van de rekening geworden en zou graag de vrij wille keurig van zijn gebied afgesneden stre ken, waar 'n door en door Hongaarsche bevolking woont, terug hebben. Reeds geruimen tijd richtte men te Boedapest zijn oogen op Berlijn, dat soortgelijke as piraties koestert. Nu Duitschland door de uitbreiding van zijn bewapening weer een mogendheid van den eersten rang is geworden (merkwaardig, hoe nog steeds het bezit van een goed militair apparaat het aanzien van een land bepaalt), moet Hongarije een Duitsch-Hongaarsch bond genootschap als een zeer begeerenswaar- dig bezit voorkomen. De reis van Göm bös naar Berlijn was geen mysterie. Tot zekere hoogte geldt dit ook nog voor de jachtpartij in Oost-Pruisen. De Polen beschouwen nog steeds Sovjet- Rusland als de mogendheid, waarvan zij het meeste te vreezen hebben. Vandaar dat ze telkens weer met de Duitschers willen aanpappen, ook al bestaat er dan zooiets als een Poolsche corridor dwars door het Duitsche bind en beseffen ze, dat de Duitschers in hun hart nooit ver zoend zullen raken met dien toestand. Dit laatste schijnt den Polen echter min der afschrikwekkend dan het feit, dat Moskou den laatsten tijd meer en meer in de Europeesche politieke melk te brokken krijgt. Daar komt dan nog bij, dat Polen ook weer eens overhoop ligt met Tsjecho-Slovakije, dat in het Oos ten een Poolsche minderheid binnen zijn landspalen heeft en deze niet behandelt, zooals de Polen het graag zouden zien. Tsjecho-Slovakije werkt politiek met Sovjet-Rusland samen. Dat is dan een reden te meer voor de Polen, om te po gen, met Duitschland tot een accoord te komen. Men hoorde dezer dagen reeds verluiden, dat er een Duitsch-Hon- gaarsch-Poolsch bondgenootschap in de maak zou zijn. Zoo'n vaart zal het op slag echter niet loopen. Samenwerking tusschen Polen en Duitschland moet pro blematiek blijven, zoolang de kwestie van den Poolschen corridor niet is op gelost. Tenslotte het bezoek van Von Ribben trop aan Brussel. Dat past in geen ge val bij dat van Gömbös aan Berlijn. Men tast volslagen in het duister omtrent de bedoeling er van. Sommigen veronder stellen, dat België over een tweezijdig niet-aanvalsverdrag met Duitschland zou denken. Als dat waar is, zou men moeten concludeeren, dat de Belgische regeering geen vertrouwen meer stelt in het Locarno-verdrag, dat de Belgisch- Duitsche grens reeds waarborgt. Ande ren meenen, dat het gaat, om eventueele teruggave van voormalige Duitsche ko loniën in Afrika. Een paar kleine daar van staan onder Belgisch mandaat. Het is niet uit te maken, wie het bij het rechte eind hebben. Dat zal mis schien de tijd leeren. Wel echter voelt men uit een en ander, dat de Duitsche regeering den tijd gekomen acht, om zich actief in de buitenlandsche politiek te laten gelden. De politieke toestand in ons werelddeel, die reeds zoo onzeker is geworden tengevolge van 't Italiaansch- Abessijnsch conflict, zal in de naaste toe komst misschien merkwaardige verschui vingen te zien geven. door HENRY SETON MERRIMAN. 22). Agatha, in één woord, was van plan beter terecht te komen, en zij was haar moeder dankbaar, dat zij «lit voorzien, en door een passende opvoeding moge lijk gemaakt had. Waarschijnlijk zat zij hierover na te denken^ terwijl zij heur haren borstelde, want zij was in diep gepeins verzonken. Er werd aan de deur geklopt een be scheiden, verlegen klopje, „O, kom binnen!" riep Agatha. De deur ging open en op den drempel verscheen mrs. Ingham-Baker dik en poeslief, in een belachelijke purperten kamerjapon. Mag ik binnenkomen en mij bij je vuur warmen, lieve?" vroeg zij nederitf, „het mijne is haast uit". „Dat komt", zeide Agatha, „omdat u bang bent voor de meiden". Mrs. Ingham-Baker sloot de deur en kwam met eigenaardige pasjes, steelsge- wijze, naar het vuur. Het zou niet der waarheid getrouw zijn, te zeggen, dat zij op de teenen kwam, haar lichaamsbouw leende zich niet tot die wijze van zich voortbewegen. Agatha verbaasde er zich niets over, haar zoo te zien aankomen. Mrs. Ingham-Baker deed altijd zoo als zij in peignoir was. Evenals vele dames Geen sprake van een stemming die op 't naderend einde van den 3en November duidt. Oude en Nieuwe Kunst de groote aan trekkingskracht. Het aantal Nederlanders d/it de zen zomer zijn vacantie over Brussel heeft geleid, teneinde een of meer da gen op de Wereldtentoonstelling-1935 door te brengen, is groot, zeer groot ge weest. Nu de vacanties voorbij zijn, heeft me nigeen misschien het gevoel, dat men nu ook in Brussel wel zal beginnen met het .afbreken van de tentoonstelling, dat de helft der gebouwen daar al wel ge sloten zal wezen, dat men zoo hier en daar nog slechts een biertje zal kunnen krijgen. kortom, dat er zoo'n beetje een katterige na- bruilofststemming, het naderend einde /aanduidende, zou heer- schen. Niets is minder waar dan dat gelijk wij er op een dezer dagen gebracht pers bezoek hebben kunnen vaststellen. Bur gemeester Adolphe Max, die behalve een getapt burgervader ook nog voor zitter van het uitvoerend comité der Brusselsche tentoonstelling is, heeft nl. een aantal Nederlandsche dagbladen, waaronder ook het onze, uitgenoodigd nog eens zijn gast te zijn, teneinde van de tentoonstelling na de vacantie een indruk te krijgen, en uiteraard dezen in druk onzen lezers mede te deelen. Het aantal deelnemers aan deze ex cursie was ditmaal minder groot; "er was tegen dit tweede bezoek in zekere krin gen eenige tegenkanting merkbaar: men beschouwde het a's teveel, van „recla me-opzet." Ten onrechte, onzes bedun kens: les absents avient tort, 'n Levendig contact met de pers aller landen behoort nu eenmaal tot de normale onderdeelen van een efficiënte tentoonstellingsorga nisatie; met heeft in Brussel de Fran- sche, de Duitsche en de Engelsche r^ers, de Zwitsersche en de Zweedsche, de Luxemburgsche, de Italiaansche en dej Deensche journalisten evengoed als de Nederlandsche te gast gehad; wanneer uit de eerste drie landen twee malen een persbezoek plaats vond, dan doet het wel een beetje „Chinees" aan, wanneer van Nederland voor een tweede be zoek maar zoo weinigen aan zulk een vriendelijke uitnoodiging gevolg geven. Chinees in den Europeeschen zin wel teverstaan want het Chineesche Chi nees is altijd wellevend, en het ontbre ken van een deel der Nederlandsche pers was vrij onbeleefd tegenover onze gastheeren zoowel als tegenover onze eigen vertegenwoordigers in Brussel, zooals onzen gezant jhr. Tjarda van Starkenborgh Stachouwer, die twee ma len bij onzen maaltijd aanzat, en oud minister Verschuur, die er ook eenmaal eeregast was. Maar enfin.... „dai dut mot waiten" nam zij, met dat kleedingstuk, bijzondere bewegingen aan. „Wat speelt de graaf prachtig!" zeide de moeder. „Prachtig!" antwoordde de dochter. En geen van beiden dacht aan Cipriani de Lloseta. Mrs- Ingham-Baker slaakte een zucht, en beschouwde haar wollen slaapkamer pantoffels met een liefde, die voorbij wa ren nederlagen, gedragen met de ge- stenheid, die een gevolg van gewoonte is. „Ik geloof niet", zeide zij, „dat hij ooit weer zal trouwen". Het meisje gaf een ruk met haar mooie loofdje. „Ik geloof niet, dat iemand hem zou w'llen hebben!" Zij behoorde niet tot hen, die een veldtocht meemaken en nederlaag er kennen. Mrs. Ingham-Baker zuchtte weer en trok de andere pantcrffel uit. „Hij moet heel rijk zijn! een paleis n Barcelona een paleis!" „Andere menschen hebben kasteelen in Spanje," hernam Agatha, zonder een zweem van dat kinderlijk respect, waar in onze grootmoeders zich verheugden. Agatha had niets, wat ouderwetsch of verouderd was over zich zij was in tegendeel uiterst modern. De oudere dame begreep de zinspe ling niet en verzonk in diep gepeins- Zij veronderstelde, dat Agatha ontmoet en gedanst had met andere rijke Span jaards, en dat zij haar kleine vinger zegt men in des gezants geboortestre ken in zoo'n geval.... Hoed it ook zij: het gestelde doel is bereikt en wij getuigen er gaarne van, dat de wereldtentoonstelling nog in volle fleur is, dat het er nog even gezellig is als voor Koningin Astrids dood het leven stelt zijn eischen en er is weer vol op muziek en vroolijkheid nu maar bovendien: het is er nu prettig voor den tentoonstellings - bezoe ker. Ik bedoel dit: wie het amusement zoekt, kan het ook nu nog zeer wel, en voor-de-hand-liggend, vinden, maar wie nu eens een paar dagen het vele waar lijk hoogst belangwekkende wil zien hetwelk er in overstelpende mate te zien is, en hetwelk toch eigenlijk als grondslag of excuus voor heel zoo'n tentoonstelling heet te gelden, die vindt nu het juiste oogenblik voor een bezoek de tentoonstelling is r ij p en r u s- t i g- Rustig (niet doodsch!) omdat natuur lijk de drommen vacantiegangers ontbreken: rijp, omdat alles af en klaar en in werking is. Mogen wij dengene, die er „een dag je" van wil maken, en die voor een raadgeving vatbaar is, hier een schema aan de hand doen, dat op eigen ervaring berust? Om te beginnen: beperk u. Loop nie overal in, blijf niet overal staan, want ge valt binnen enkele uren amechtig op een stoel. En dan: maak een plan op Bv.: ga eerst, gelijk dit den goeden Ne derlander betaamt, naar uw eigen ge bouw. Het valt op door zijn eigen Ne- derlandschen stijl, en ge hoort er op onderscheidene tijdsHpoen (via een Phi- lips-luidspreker) v/ïderlandsche beiaard- muziek uit den klnkkeloozen klokkento ren komen. De Zeeuwen vergeten dan de aardige stand van Vlissingen niet (rechts, dadelijk na binnenkomst): v^r reweg 't interessantste stuk van 't Ne derlandsch paviljoen ligt echter boven aan, op het derde verhoogde plan: ïndië. K.L.M., P.T.T., etc. Vooral de reliëf kaart van onze Oost is zéér sprekend. De in landbouw- en veeteelt belang stellende slaat vervolgens af naar de Nederlandsche Juhana-hoeve, naast ons gebouw. Daarna neme men plaats in het lilli- put-treintje en late zich een a twee ma len rondrijden, heelemaal. Dat geeft een aardige oriënteeringsindruk. Vervolgens: de hoofdlaan van beneden naar boven, met aan het einde het machtige hoofd gebouw. Dat is permanent: een geweldige be tonnen bogen-constructie vormt zijn ge raamte. Het is nu als model-station met tal van weelderige spoorwagons, slaap wagens, auto-rails, motortreinen, elec- trische locomotieven etc. ingericht; la ter wordt het een jaarbeurs en tentoon slechts behoefde op te steken om een van hen te krijgen. Haar houding tegen over haar dochter was die van een oud strijder, die zijn best gedaan heeft in een vervlogen tijd, en nu verstandig genoeg is om het dieper inzicht en de meerdere kennis bij de moderne wijze van oorlog voeren, te erkennen en zeer tevreden is met een klein commando in de achter hoede. Om de vergelijking door te voeren, maakte zij nu uit deze voorloopige ver kenning op, dat de jongere en bekwa mere generaal aan het front op het punt stond zijn plan van aanval te verande ren. Inderdaad was zij niet binnengeko men om zich te warmen, maar om in lichtingen in te winnen. „Mrs. Harrington schijnt erg op Luke gesteld", zeide Agatha achter haar haar, „Ja", antwoordde mrs. Ingham-Baker, voorzichtig voortrukkend, „buitenge woon! Die arme Fitz loopt hard kans onterfd te worden". „Fitz heeft voor zichzelf te zorgen", meende de jonge dame. „Zeide zij nog iets tegen u, toen ik naar bed was? Daarom ging ik weg". Mrs. Ingham-Baker gluurde naar de deur en trok haar kamerjapon dichter om zich heen- „Wel", begon zij met groote woorden rijkheid, „natuurlijk zeide ik wat een aardig man Luke was, zoo flink en een voudig en zoo al meer. En zij was het volkomen met mij eens. Ik zei, dat hij toch nog wel vooruit zou komen, en haar stellingsgebouw, zoo deelde men mij mede. Rechts en links hiervan liggen twee andere eveneens permanente gebouwen; daar zijn de tentoonstellingen van oude en nieuwe kunst en architectuur onder gebracht. Het verdient aanbeveling nu een dezer of beide, naar gelang van het absorptievermogen van den bezoe ker te „doen". Zij zijn zeer belang rijk; beiden vormden voor ons althans wel een der grootste aantrekkelijkhe den van de tentoonstelling. Nederland is in beide afdeelingen uit stekend vertegenwoordigd; bij de oude kunst ziet men de eenheid of identiteit der Vlaamsch-Nederlandsch schilder kunst voor oogen; bij de moderne kunst is er nog de sterke verwantschap. Behalve de vele schilderijen, die wel de hoofdzaak vormen, vallen in de af- deeling der oude kunst ook nog ettelijke groote, warmkleurige gobelins te be wonderen; bij de nieuwe kunst legt het beeldhouwwerk welverdiend beslag op een deel der aandacht. "Hier vindt men onderscheidene voorbeelden van voor treffelijk modern werk: zeer expressief ondanks, of misschien wel mede of ge heel door, een sterke versobering en verstrakking in de vormgeving en de compositie. Na het bezoek aan de Kunst kieze men dan nog een of twee paviljoens zijner meer speciale belangstelling. Bij voorbeeld: de plof-plof-technicus gaat naar het motorpaleis, de schoenmaker houdt zich bij zijn leest en zoekt het lederpaviljoen op, en de niet gespecia liseerde gaat een tweetal landen uitpik ken, waarvoor hij „zoo maar" meer be langstelling heeft, of meent te hebben, dan andere. Italië is psychologisch zeer interes sant zij den laatsten in 't oor gefluis terd. En dan, tot besluit: een bezoek aan de „Oostersche wijk", dicht bij France Outremer gelegen. Men heeft hier de gelegenheid zich volkomen in te leven in de Oostersche sfeer, zoo als men de ze ook in werkelijkheid in de nauwe straatjes en de bazars van Algiers en Tunis, Port Saïd en Ceylon en Hong kong zou vinden. Het is écht, en men moet standvastig zijn om zich niet al te zeer te laten verleiden door de radde tong der verkoopers en de vele schoone zaken, die daar ten verkoop zijn uitge stald. Naar luid der berichten helaas be rust dit onderdeel van mijn handleiding niet op eigen ervaring, maar dat zou een volstrekt onverdiende blaam op on ze gastheeren geworpen hebben, indien dit anders ware naar luid dus van overigens betrouwbare berichten is er ergens in deze buurt een uitstekende warong Djava, waar een heerlijke Ne- derlandsch-Indische rijsttafel tot civielen prijs geserveerd wordt. o Van hier naar Oud Brussel il n' y a qu' un pas. Men heeft het, vijf jaren geleden, in Antwerpen kunnen zien, men kan het hier weer ervaren: in het scheppen van een oude sfeer, door allerkunstigste en verbazingwekkend-natuurgetrouwe na bootsing van schoone oude gebouwen zijn de Be'gen meesters. En het is hier gezellig Ten minste: zoo dachten wij er des avonds na een goeden maaltijd over. Zelfs het volslagen mislukken van ons energiek aangevatte plan de candidaten voor den wereldtitel van „Miss Uni verse" door de N.R.C. kostelijk- ironisch „Juffertje Heelal" vertaald ten behoeve van onzen journalistieken arbeid natuurlijk, met eigen oogen te aanschouwen, vermocht geen schaduw op de genoeglijkheid van Oud-Brussel te werpen. En indien gij dan nog den moed en de kracht hebt, o lezer en lezeres, om naar het Lunapark te trekken ga dan onzentwege. Maar vergeet niet vóórdien een laat ste rondrit met het treintje bij avond te maken: de verlichting is zeer schoon, of, zooals dat in de Nederlandsche jour nalistiek nu eenmaal heet: feëeriek. Men zegt unaniem: „HAAS' mosterd subliem!' (Ing. Med.) tenslotte geen schande zou aandoen na al haar goedheid". „Wat bedoelde u daarmede?" vroeg Agatha. „Ik weet het niet, lieve, maar ik zei het. En zij zei, dat zij dit hoopte- Toen vroeg ik haar of zij wist, hoeveel zijn loon of salaris of hoe zij het ook noe men, bedroeg, en wat zijn vooruitzich ten waren. Zij zeide niets van zijn salaris te weten, maar dat zijn vooruitzichten een heel andere zaak waren. Ik deed, alsof ik niet begreep, wat zij meende. Toen zuchtte zij even en zei, dat men niet kon verwachten altijd te blijven le ven. Ik zeide dat ik wel zou willen, dat dit met sommige menschen wel het ge val was, en toen lachte zij heel kluch tig". „Het schijnt, dat ge het niet heel goed gedaan hebt", merkte de jongere en meer wetenschappelijke strijdster be daard op. „O, maar het was alles in orde, Agatha-lief- Ik begrijp haar zoo goed. En ik zeide, dat ik er van overtuigd was, dat Luke verdiende, al wat hij zou krij gen; dat het natuurlijk met Fitz anders was, omdat zijn leven kant en klaar vóór hem ligt. En zij zeide, dat ik volkomen gelijk had". Het verslag was ten einde en Agatha zat eenige oogenblikken met den bor stel op haar-schoot, in het vuur te sta ren met de diepzinnige bedachtzaam heid van een kalm krijgskundige. „Ik weet zeker, dat hij van je getroffen HET BEZUINIGINGSONTWERP. Bij de voortzetting van de behande ling van het bezuinigingsontwerp in de Tweede Kamer, heeft de minister van binnenlandsche zaken, mr. De Wilde, gistermiddag de bezwaren van sommige Kamerleden ten aanzien van de plannen tot opheffing van armenraden beant woord. Het desbetreffende artikel in het ontwerp luidt: „Een armenraad wordt door Ons bij een met redenen omkleed besluit opgeheven, indien bij voortdu ring blijkt, dat hij niet aan zijn doel be antwoordt of dat niet in voldoende ma te door de besturen van de kerkelijke, bijzondere of gemengde instellingen van weldadigheid tot de samenstelling wordt medegewerkt". Minister De Wilde verklaarde nu, dat sommige armenraden behooren bewaard te blijven. De algemeene Armencommis- sie en verschillende gemeentebesturen zullen over opheffing gehoord worden. Er zal met groote voorzichtigheid wor den Opgetreden. Het desbetreffend artikel werd z.h.st. aangenomen. De heer D r e e s (s.d.) kwam op te gen het voorgestelde in zake herbere kening van pensioenbijdragen. Minister De Wilde verdedigde dit; bovendien is de becijfering nog eens on der handen genomen. Na re- en dupliek werd de desbetrzf- fende paragraaf z.h.st. aangenomen. Bij het voorgestelde om de functiën van burgemeester, secretaris en ontvan ger in gemeenten beneden 5000 inwo ners te combineeren, waarschuwde de heer IJsselmuiden (r.k.), voorzich tig te zijn. De heer Kooiman (v.d.) bepleitte uitbreiding van 't voorgestelde en o.m. betere samenwerking van ge meenten. De heer Wendelaar (lib.) wees op de moeilijkheid om bevoegde personen uit eigen gemeente te krijgen. Spr. be pleitte samenvoeging van dwerggemeen ten. De heer Vervoorn (plattel.) had practische bezwaren tegen het voorge stelde. Minister De Wilde zegde, dat thans veie burgemeesters geen vol waardige dagtaak hebben en dat het voorgestelde bezuiniging beteekent. De desbetreffende paragraaf werd aangenomen met 72 tegen 3 stemmen (tegen de h.h- Vervoorn, plattel., Groen, r.k., Faber, s.d.) Bij 18 (de Kroon bepaalt maximale bedragen, door gestichten aan gemeen ten in rekening te brengen voor ver pleging van armlastige krankzinnigen) betoogde mevr. de V r i e sB ruins (s.d.) dat verschillende gestichten reeds zeer tegemoetkomend zijn geweest. Minister De Wilde zegde, d.at het niet de bedoeling is, één prijs vast te stellen. Met de omstandigheden van elk gesticht zal worden rekening gehou den. De desbetreffende paragraaf werd aangenomen met 51 tegen 20 stemmen (tegen de soc. dem„ communisten). Bij 37 (voorwaarden voor verdere was", zeide de moeder met vuur. Bij slot van rekening was zij slechts geschikt voor een heel klein commando, heel ver in de achterhoede. Zij zag niets van het eigenaardig licht in Agatha's oogen. „Denkt u dat?" zeide het meisje droo- merig. „Ik ben er zeker van"- Agatha begon weer met het borstelen van haar haar. „Waarom denkt u dat?" vroeg zij, van achter haar kronkelende haardos. „Hij heeft zijn oogen niet van je af ge houden, toen je den graaf accompag neerde". Plotseling stond het meisje op en ging naar haar toilettafel. De kaarsen waren, ontstoken, aan iederen kant van den spiegel een. Agatha zag, dat haar moe der nog in bewondering van haar pan toffels was. Toen keek zij naar de weer kaatsing van haar eigen gelaat, waar langs het glanzende haar recht neerviel over haar schouders, Zij keek lang en verwonderd, als zocht zij iets in de liefe lijke weerspiegeling. „Zeide zij nog niets over Fitz?" vroeg zij eensklaps, klaarblijkelijk wenschend van onderwerp te veranderen, wat mrs. Ingham-Baker niet poogde te begrijpen. Zij was geen slimme vrouw. „Niets". IttJ? (Wordt vervolgd,J

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5