DAMMEN EN SCHAKEN VOOR DE JEUGD. Onder redactie van ajEUWSCHE kroniek. uit een oud kookboek het ondeugende strand-ezeltje. l'/f het hele jaartje rond. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. 11. 12. bakker De groetenisse van app. van Jaonetje bedoel 'k en van X je vriend, Jan de Smit De regeering van Middel burg neemt strenge maat regelen tegen de ongebon denheid en de pronkzucht der ingezetenen» II. p (Slot). De eerste bepalingen van het plakkaat, d.d. 21 Februari 1682, moesten dienen tot meerdere hei liging van den Zondag. De volgen de grepen meer in het particuliere leven der ingezetenen. De vroedschap had opgemerkt, dat vele rijke Middelburgers in de laatste jaren er een schitterende equipage op nahielden. Daar de voornaamste straten der stad reeds bestraat waren en ook de wegen naar Vlissingen, Serooskerke en Veere, waaraan hun buitenplaat sen stonden, had bij velen het sleedje uitgediend en was de karos er voor in de plaats gekomen. Op genoemde buitenplaatsen, onder lommerrijk geboomte verscholen hadden zij hun koetshuizen met stalling. Hun rijkdom toonden zij in een aantal vergulde karossen, waarop in scherpe kleuren hun zichzelf toebedachte wapens ge schilderd waren. Het was een wedijver, wie de mooiste karos had om er des Zon> dags mede kerkwaarts te rijden. Dezelfde weelde moest ook te zien zijn aan de bedienden, die in een prachtig livrei waren gestoken. En bovenal moesten zij zelf in hun eigen kleeding schitteren, daar het doorstikt was met goud- »-.n zilver draad. Om nog meer indruk te ma ken droegen velen een degen. Aan dit alles wilde de vroed schap paal en perk stellen. Er mocht van eenzelfden eigenaar maar met één koets tegelijk door de stad gereden worden en dan moest steeds de kortste weg worden genomen. Eén knecht was voldoende en dan het liefst niet in livrei. Mocht hij toch in livrei ge kleed zijn, dan zoo eenvoudig mo gelijk, dus geen versieringen met linten of koorden. Op het overtreden van deze be palingen werd een boete gesteld van 600, bovendien zouden de koetsen en de paarden in beslag genomen worden. Aan de gecommitteerde Raden, de leden van de Rekenkamer en van den Raad van Vlaanderen werd vriendelijk verzocht het voorbeeld te geven door met zoo weinig mogelijk praal de stad te bezoeken. Over genoemde hoog- waardigheidsbekleeders had het stadsbestuur geen zeggenschap, daarom dus hei genoemd verzoek. Zij, die te Veere of te Vlissingen woonden of op hun buitenplaat sen en door Middelburg wilden rij den, mochten dit doen, als hun ambt dit noodig maakte en dan ook langs den kortsten weg. Bij overtreding zou verbeurdverkla ring hunner koetsen en paarden volgen. Niemand mocht op de openba re straat een degen of „zijdge weer" dragen dan de Rentmeester bewester-Schelde en de Baljuw, benevens hun dienaren. Verder natuurlijk ook de militairen. De overtreders zouden gestraft wor den met verbeurte der wapens en 50 boete. Ook de gewone burgers waren te opzichtelijk gekleed. Hun werd daarom verboden het dragen van kleeding geborduurd met goud- of zilverdraad. Ook mochten zij niet opzichtelijk gekleed zijn met fijn kantwerk. Verder mochten hun schoenen niet schitteren door gouden of zil veren gespen. Al genoemde klee- dingstukken zouden worden ver beurd verklaard en de dragers moesten een boete van 100 beta len. 's Menschen leven lag vroeger tusschen twee maaltijden besloten. Het kind zou als het ware maar half gedoopt en de overledene half begraven zijn, als bij beide ge legenheden geen maaltijden wer den gehouden. Ook scheen het of de bruiloftsmaaltijden de gedane trouwbeloften moesten bezegelen Over deze maaltijden en wat daarbij gedronken werd zullen wij niet uitweiden, maar door dat de gasten of de begrafenisgangers ve le waren, hield het aantal schotels en gerechten hiermede verband. Door het houden van dergelijke kostelijke en overdadige maaltij den, (waar Lucullus soms groote triumfen pleegde te vieren) voor familieleden en naaste vrienden wilde men niet alleen zijn rijkdom laten zien, maar ook elkaar over troeven. Hiertegen moest worden gewaakt, daarom werd bij over treding een boete gesteld van 50 en de overtollige spijzen ver beurd verklaard. Zooals reeds hierboven gezegd is, hadden voorname families in navolging der vroegere edelen een wapen aangenomen. Dit was wel eens noodig, b.v. als iemand een functie in de stadsregeering ver vulde, maar overigens was bet vaak ijdelheid. Zelfs bij een sterf geval kwam dit uit. Dan toch werd het familiewapen aan den voorgevel van het woonhuis opge hangen om te zijn „tot eere en gedachtenis van den overledene". Het wapen werd later naar de kerk gebracht om boven het graf te worden gehangen. Het was een gewoonte geworden om het wa penbord zeer langen tijd te laten hangen. De vroedschap meende hierin terecht ijdelheid te zien en verbood het laten hangen van wa pens aan de huizen. Bovendien werd aan de kerk een bron van in komsten onthouden, want als het wapen in de kerk werd gehangen, moest dadelijk 24 (4 pnd vl.) be taald worden en jaarlijks nog 3 (10 schellingen). Zoo de wapens niet vein de huizen werden ver wijderd, zouden de stadsdienaars het doen, bovendien zou een boete geeischt worden van 200. Ook de gewone burgerman moest bij zijn gewone ontspannin gen aan den band worden gelegd. Onder die ontspanningen behoor de het zoogen. duinrijden. Dit was iet „door 't land rijden" in Jan pleziers, waarbij steeds het strand en de duinen bij Domburg werden lezocht. Vroeger was reeds door het stads-, jestuur bepaald, dat de poorten des Zondags tot 4 uur namiddags gesloten moesten blijven, opdat op dezen dag het duinrijden niet zou cunnen plaats hebben. Natuurlijk werd het nu op andere dagen ge daan. Dit kon niet verhinderd wor den, maar toch maakte de vroed schap de bepaling, dat de wagens niet versierd mochten worden. Aan het einde van het plakkaat werd er nog op gewezen, dat te gen grove zonden, zooals diefstal, valschheid in geschrifte, ongeoor loofde bankroet, enz. streng Z3U worden opgetreden. Het twee derde deel der boeten waren voor den Baljuw te Middel burg en het overige derde deel kreeg de aanbrenger, dus hij, die een overtreder van het plakkaat bij den baljuw aanklaagde. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Krakelingen. Neemt van de beste gezifte bloem een halfpond, doet daar een half pond zuiker bij, met een half vierendeel booter en een lepel vol gestoote coriander-zaat met twee dooiers van eiyeren: een lepel vol rozenwater, ruim een lepel vol room, kneed dit te samen tot een taai deeg, en rold het tot krakelin gen, bakt het dan op geboterd pa pier in den oven, en als ze gaar zijn, dan bestrijkt, ze met een ge klopt ei en rozenwater, laat het in den oven drogen en koud worden, is heel goed. Gewend brood.. Neemt twee ouwbakken halve stuivers witte brood over dwars in stukken gesneden of neemt zoo gij wilt halve beschuiten. Neemt dan een kommetje zoete melk met wat suiker en roozewa- ter daar onder gedaan: Legt dan de sneeden brood of de halve be schuiten in eene platte aarde schotel en giet de bereide melk daar over heen en laat het zoo een half uurtje staan weeken: doet ge durig met een lepel de doorgezak te melk ér overheen tot het door weekt is klopt drie eieren heel klein, legt het geweekte brood in de koekepan om met wat boter te bakken en doet er de eyeren over heen, is heel goed. Erik's vader is electro-techni- ker. Erik let altijd goed op, wat vader doet en zegt, want hij wil la ter óók net zoo als vader worden. En hij oefent zich reeds vroeg en leert daardoor veel, voor later. Eens, dat Erik in den tuin speelt, hoort zijn vader opeens een hevig gebrul. Gauw gaat hij naar bui ten en vraagt, wat er aan de hand is. Ik heb een distel vastgepakt zegt Erik onder tranen, en die was n;et voldoende geïsoleerd. Marquis de Sévign had Mon tesquieu zwaar beleedigd. Mon tesquieu nam wraak door een boek uit te geven, dat als titel droeg: Opinies en daden van Marquis de Sévign. Op dezen titel volgden 200 ongedrukte bladzijden. Dus U geeft toe, dat U dat horloge uit de etalage geajtolen hebt Ja, Edelachtbare, het kwam zoo: ik ging, en dat horloge ging óók, toen dacht ik, dan kunnen we net zoo goed samen gaan. No. 32. Ir. P. SONIER, Parijs. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Zwart 3, 6, 8, 10, 13, 14, 16/19, 23/25. Wit 26/28, 30, 32/35, 38/40, 45, 49. Dit prachtige vraagstuk, waarin de opsluiting gecombineerd is met een „coup royal", ontleenen wij aan „Het Damspel". Wit wint door 2721 (16X27); 32X12 (23X43); 12X23 (19X28); 39X48 (28X39); 34X43 (25X34); 40X18- Zeer fraai is de slagkeuze ter wijl slechts één winstgang aanwe zig is. Een der eenvoudigste voorbeel den van de „coup royal", vindt men op het hier volgende diagram. 46 47 48 49 50 Zwart: 11/14, 16, 18, 19, 23, 24. Wit: 27, 28, 337/39, 44, 45, 48 Wit wint daar 2722 (18X27); 32X21 (meerslag 23X34); 44—40! 40X16 en wint. Zeer leerzaam zijn ook de twee onderstaande standen. In beide af wikkelen komt een „coup royal" voor. Zwart: 3, 6, 7, 9, 11/16, 18, 19, 23, 24, 26. Wit: 27, 28, 32/35, 37/39, 41/43, 48/50. Zwart kan nu de volgende dam- zet nemen. Zwart 24—29, (33X24); 19X30, (28X17); 11X31, (34X25); 31—36. Wit laat nu echter volgen: 49—44! (36X47); 37—31, (36X 28); 38—32 (47X40); 32X1 en de Zwarte dam wordt steeds afgeno men. Zwart: 3, 6, 7, 9, 11/13, 15, 16, 18, 19, 23, 24, 26, 35. Wit: 27, 28, 32/34, 37/39, 41/44 46, 48, 49. In dezen stand is de zelfde slag- zet voor Zwart mogelijk. Deze combinatie verloopt aldus: Zwart: 24—29 (33X24); 19X30 (28X17); 11X31 (34X25); 31—36 (37—31!); 26X28 (44—40); 35X33 (38X29); 36X38 43X1!. Probleem No. 30. W. LENTE, Bergen op Zoom. Zwart: 1, 7/10, 11, 16, 17, 20, 25 26, 28. Wit: 18, 19, 27, 29/31, 34, 37, 39, 42, 47, 48, 50. Wit wint als volgt: 1913 (8X 19); 37—32 (28X37 gedw.); 27— 22 (17X28); 29—24 (20X40); 47— 41! (25X43) 41X5 (26X37); 48X 39 (37X48) 5—14! (48X12); 14X6 en wint. tam Tom was een grappige, kleine ezel met heel lange oren en een korte staart, die hij meestal vro lijk rondzwaaide. Al jaren lang had hij 's zomers met zijn baas langs het strand gelopen, tot groot plezier van de spelende kinderen, want wie zou het nu niet leuk vin den, op Toms rug langs de zee te rijden Was het mooi, warm weer, dan waren er meestal ook veel kinde ren aan het strand en had Toni het druk; dan moesten ze om beurten op zijn rug langs het strand rijden; eerst een eind heen en dan weer hetzelfde eind terug. Het w;as zelfs wel eens voorgekomen, dat er zó veel kinderen aan het strand wa ren, dat Tom het haast niet bij kon houden. Net had hij een van hen teruggebracht, of er stond weer een ander op hem te wachten. Tom wist, dat zijn baas op zulke dagen erg in zijn schik was en hem 's- avonds een extra hapje voer gaf, maar hij begreep nooit waarom. Als het zo druk was, moest de baas immers óók veel harder wer ken dan ande#rs, want hij liep al tijd naast zijn ezeltje en hield dan zijn arm om het kindje dat op Toms rug zat, zodat het er niet af kon vallen. Maar de baas zélf begreep best, waarom hij het graag druk had Voor ieder ritje kreeg hij immers betaald En hoe meer geldstukjes hij ontving, hoe vrolijker hij was. Maar op de duur ging het Tom vervelen, altijd maar weer hetzelf de eind heen en terug te moeten lopen en op zekere dag, toen het weer erg warm was geweest en het ezeltje heel wat ritjes achter de rug had, kreeg hij een idee. „Waarom zou ik eigenlijk nog langer iets doen, waar ik geen zin in heb?" dacht hij. „Laat mijn baas maar een andere ezel nemen, ik loop lekker weg-" Een paar dagen later, toen hij zijn voer ophad en wist, dat de baas niet in de buurt was, lichtte hij met zijn kop het touw op, waarmee de klink van de staldeur was vastgebonden en liep naar buiten. Even bleef hij staan. Wel ke kant zou hij uitgaan? Niet n,aar het dorp natuurlijk, want dan zou hij gauw herkend worden en naar zijn baas teruggebracht.Dan maar de duinen in Zachtjes liep Tom het huis voor bij en klom een duinpad op. Heer lijk opgewonden voelde hij: zich, nu hij eenmaal het grote avontuur be gonnen was! En morgen, op de tijd, dat hij anders weer gedwee langs het strand moest lopen, zou hij nu lekker op zijn rug door het duinzand rollen of in de schaduw liggen. Nu zou hij eens alles doen, w,aar hij zin in had! De avond viel en het werd don ker en kil in de duinen. „Fijn", dacht Tom, „anders zat ik nu op gesloten in die benauwde stal;, dit is toch een heel ander leven, hoor!" Maar toen het nacht werd, kreeg hij 't wel een beetje koud. Hij had nu al een paar uur in dui nen rondgedwaald en veel nieuws was er niet te zien. „Weet je wat"1, dacht hij, „ik zal maar gaan slapen; morgen, als de zon opkomt, wordt 't wel weer lekker warm." Hij ging in het zand liggen en deed zijn ogen dicht, maar slapen kon hij toch niet zo gauw, als hij gedacht had. Steeds lag hij over alles na te denken en hij vroeg zich af, of de baas zijn vlucht al bemerkt zou hebben en wat hij er wel van zou zeggen.... „Als ik alleen mijn dek maar hier had", dacht Tom, met een rilling, ,,'s Nachts valt het buiten toch niet mee Eindelijk viel hij in slaap, maar erg rustig sliep hij niet, w,ant steeds zag hij in zijn droom den baas op zich afkomen met een grote stok en dan schrok hij weer wakker. 's Morgens werd hij gewekt door een gloeiende zoïn. Tom rekte zich eens goed uit. O, wat deden zijn botten hem pijn! Hij was he lemaal stijf geworden van de kille nachtlucht en kreunend stond hij op. Pfff! Wat w,as het een hete dag! Tom merkte, dat hij een ontzet- dorst had, zijn tong was dik en droog als leer. Verlangend keek hij om zich heen, maar nee hoor, nergens water. Waar zou dat in de duinen ook yandaan moeten ko men' In de verte zag hij de ze<y en gauw wilde hij er naar toe hollen. maar op eens herinnerde hijvzich, dat hij nog eens geprobeerd had, zeewater te drinken, maar dat hij toen hard w,as weggelopen, nadat hij ervan geproefd had. Tom zucht te, zóveel water.... en hij had er niets aan Met heimwee dacht hij aan de volle waterbak in de st,al, waar hij altijd koel, frisch water kon vinden „Ik zal maar een schaduwrijk plekje opzoeken", troostte hij zichzelf, „dan voel ik mijn dorst misschien niet zo erg." Maar weer werd Tom teleurge steld, Waar zou in de duinen scha duw vandaan komen? Bomen stonden er niet; er was niets dan heet, droog zand en overal scheen de zon even fel. De arme Tom werd wanhopig. Nu merkte hij ook, dat zijn m,aag begon te knorren.. Maar eten was hier al evenmin te vinden Treurig liet hij zich in het zand vallen. „Achteraf gezien was het bij» mijn baas toch zo slecht nog niet", dacht hij, „ik zou nu wat graag langs het strand heen en weer lo pen, als ik maar wat water had en een beetje voer!" Eigenlijk schaamde hij zich voor zijn ondoordachte daad. Wat zou de baas wel zeggen, als hij eens terugkwam? Misschien zou hij hem wel wegjagen! O, Tom moest er niet aan denken Heel langzaam, stap voor stap ging hij met gebogen kop weer de kant van het dorp uit. Wat wai het ver! Hij sleepte zich voort door het hete, mulle zand. Gelukt kig, eindelijk zag hij zijn stal en daar stond zijn baas ook! Tom »P ?p een drafje naar hem toe» „Als ik een pak slaag krijg", dacht hij, „vooruit dan maar, des te eer der kan ik dan wat eten en drin ken!" Maar Tom kreeg geen slaag. De baas was de vorige avond erg boos geweest, toen hij ontdekt had, dat de ezel was weggelopen, maar nu was hii veel te blij, Tom weer te rug te hebben. „Zo, ben je daar weer", zei hii alleen. „Je hebt me flink aan *t schrikken gemaakt! Ga maar gjauw naar de stal en doe zoiets geen tweede keer!" Dankbaar en opgelucht sloop Tom de stal binnen en begon gul zig van zijn water te drinken. Daarna kreeg de bak met eter een beurt en er bleef niet vee' over. Nu ontdekte Tom pas, hoe goc hij het eigenlijk had en hoe veilig het was bij mensen, die voor hem zorgden. Eigenlijk was het dan ook niet meer dan billijk, dat hij voor hen langs het strand liep Tevreden strekte Tom zich uit in het stroo en nam zich vast voor nooit meer weg te lopen. Rie Beyer. Het is nu al weer najaar, De zomer is voorbij We zijn al lang terug van De zee, hei bos, de hei. 2. Wat hebben we genoten En leuk gespeeld aan 't strand. I We zongen door de bossen En iiepen hand aan hand. 3. We zaten op de heide, Mooi was dat paarse kleed Als 'k d'ogen sluit, dan zie 'k weer Iets, dat ik nooit vergeet. 4. Maar nu wordt 't gauw October, Met regen en.... mei wind 'k Geloof: toch is die rakker Een echte kindervrind. 5. Wat laat hij ons vaak lachen, Als hij iets foetsj wegblaast En buldert in de schoorsteen Of door de takken raast 6. Daarna komt dan de winter, Dat 's ook een leuke tijd Het is bij ons in huis dan Toch zo'n gezelligheid 7. En dan de vele feesten De laatste maand van 't jaar Zodra die zijn verstreken, Staat 't Nieuwe Jaar al klaar. 8. Wat dat ons wel zal brengen Veel echte winterpret We dromen van de ijsbaan En sneeuw nog in ons bed 9. Te lang moet dat niet duren, Dan komt het voorjaar weer Met nieuwe blaadjes, bloemen, Eerst zijn ze nog maar teer 10. Maar danals alles groen is En 't volop lente wordt, Vind ik elk jaar opnieuw weer Een dag heus veel te kort We spelen zó graag buiten En zingen in de wei, We lopen en we springen, Want 't voorjaar maakt ons blij Zo nadert weer de zomer, Die brengt.... vacantiepret, 't Is leuk, dat dan de klok juist Wat vóór toch werd gezet 13. En 't 's avonds langer licht is De zon zegt: „Goeie nacht I" Als wij ons uit gaan kleden, „En slaap maar lekker zacht 14. Dan eindigt de vacantie, September komt in 't land, We denken dan nog dikwij.s Aan 't bos, de hei, het strand. 15. Zo gaat het steeds weer verder Het heel Jaartje rond. En ikik kan niet zeggen, Wat ik het prettigst vond

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10