dammen
voor de jeugd» OnHer redactie
ZEEUWSCHE KRONIEK.
LANGS HET JAAGPAD.
tul
1 'H Ba
■_HSB
mwm
Mevrouw C. E. DE ÜLLE HOOGERWAARP.
BIJ DE KAPPER.
van
ARTISNIEUWS.
Verpondingen, Imposten, etc. te
vercorten."
'k E je nog vee te schrieven, mè
'k moet uuschee.
J'eb aolebei de groetenisse van
Jikkemien en
je goeie vriend
Jewannes
De regeering van Middel
burg neemt strenge maat
regelen tegen de onge
bondenheid en de pronk
zucht der ingezetenen
I.
De volksmond zegt: ,,Wie het
breed heeft, laat het breed han
gen," Dus als er veel geld ver
diend wordt, wordt er ook veel
uitgegeven. Dit is te zien aan de
huizen, aan de meubels en niet het
minst aan de kleeding. Verder aan
geheel zijn handel en wandel. Wij
hebben dit kunnen opmerken in
onzen tijd, voor de malaise zich
deed gevoelen.
De regeering heeft aan de O.-
W.-ers, die in alles aan de wereld
wilden laten zien, hoe breed zij
het hadden, geen beperking aan
hun pronkzucht gesteld. De onder
vinding moest aan dezulken lee-
ren of hun beenen sterk genoeg
waren om de weelde te dragen.
Helaas zijn er velen, die naar de
vleeschpotten van Egypte terug
verlangen.
In vroegere jaren trad de over
heid wel op tegen overdadige
pronkzucht, zooals bijvoorbeeld de
vroedschap van Middelburg in het
jaar 1682.
Op den 21sten Februari van dit
jaar werd een plakkaat gear
resteerd (vastgesteld) tegen de
destijds heerschende ongebonden
heden en de pronkzucht der inge
zetenen.
Waren er dan zulke vette jaren
voor de Middelburgers geweest?
Dit kan niet bepaald gezegd
worden; want na het rampjaar
1672 had ons land nog 6 jaar moe
ten vechten voor de vrede tot
stand kwam. Ook Middelburg had
groote uitgaven moeten doen om
zich in staat van verdediging te
stellen. De Franschen hadden ge
dreigd van uit Staats-Vlaanderen.
Hierbij kwam nog, dat de Leen
bank en de Wisselbank, waarbij
de stad nauw betrokken was, aan
haar verplichtingen niet meer kon
den voldoen. De stad moest bij
springen en nam op 16 April 1678
het besluit een 16 tal ambachts
heerlijkheden te verkoopen. Het
groote gat was nog niet gestopt,
zoodat in 1679 krasse bezuinigings
maatregelen werden genomen. De
financieele toestand was in 1682,
toen het genoemde plakkaat werd
afgekondigd, nog verre van roos
kleurig.
Het was nog geen maand gele
den, dat geheel Zeeland door een
ontzettende overstrooming werd
geteisterd, waarbij veel menschen
en vee waren omgekomen (26
Januari 1682). Tal van dijken wa
ren doorgebroken, ook de West-
kappelsche dijk. Meer dan 100
polders waren ondergeloopen, In
Middelburg stroomde het water in
de pakhuizen en te Vlissingen
stond het boven de luifels der hui
zen.
Het stadsbestuur wees in het be
gin van het plakkaat op de gele
den ellende van den oorlog en van
de overstrooming. Het maande de
bevolking aan tot verootmoediging
voor Gods slaande hand. En toch
moeten er schatten gelds verdienc
zijn in die jaren, anders zou er zulk
geen overdaad geweest zijn, dat
de overheid tot matiging wilde
dwingen.
Het was vooral de kaapvaart
die zulke groote winsten had opge
leverd. Over dezen tak van zee-
rooverij zullen wij hier niet uit
weiden, maar zeker is het, dat ve
le voorname families uit Middel
burg en Vlissingen er rijk door ge
worden waren.
In 1628 reeds had de kerkeraad
van Vlissingen aan de classis Wal
cheren verzocht strenge tucht te
oefenen tegen de ongebondenheid
ten gevolge van de kaapvaart.
Het is ons niet bekend of de clas
sis aan het verzoek heeft voldaan,
maar zoo het gebeurd is, dan was
de bevolking na verloop van ruim
een halve eeuw weer in hetzelfde
euvel vervallen, want Middelburg
en Vlissingen behooren tot dezelf
de classis.
De Middelburgsche predikanten
sloegen in 1662 een anderen weg
in. Zij wendden zich toen tot de
vroedschap der stad. Dit college
besloot nu, dat het verboden was
des Zondags met carossen (koet
sen) te rijden, het venten met gar
nalen en het koekhappen. Verder
het zingen langs de straten op
Nieuwjaars- en Driekoningen
avond en verder „profanatiën".
Blijkbaar is hieraan de hand niet
gehouden en trad de magistraat 20
jaar later met veel strengere maat
regelen op, waardoor de bevolking
zich moest intoomen.
De notulen der stad van 11
Maart 1662 melden, dat het be
sluit genomen was op verzoek der
predikanten. In het plakkaat van
1682 worden de predikanten niet
genoemd, maar ziende op sommige
uitdrukkingen en bepalingen, is er
reden om aan te nemen, dat zij ook
wel medegewerkt zullen hebben
tot het opstellen van de verorde
ning. Wij zullen niet alles woorde
lijk aanhalen, maar enkel de voor
naamste bepalingen mededeelen.
Eerst werd gewezen op tal van
ongerechtigheden, die niet dien
den voor te komen, zooals dron
kenschap, dobbelen, spelen, vloe
ken, liegen, enz.
Vooral de Zondag moest meer
geheiligd worden door dezen te
gebruiken voor den openbaren
eeredienst en milddadige handrei
kingen aan de armen.
Daarom werd verboden op dien
dag de winkels open te houden en
het venten langs de straten met
groente of andere eetwaren.
De herbergiers mochten des
Zondags geen wijn en bier verkoo
pen of, alleen aan zeer oude per
sonen. (sic).
Verder werd een vloekverbod
ingesteld en het spelen met dob-
selsteenen, kaarten of tiktakbor
den verboden.
De herbergiers, die in hun open
bare huizen de verboden overtra
den, zouden bij de eerste overtre
ding gestraft worden met een boe
te van 1 pond vlaams of 6 gulden,
Dij de tweede overtreding 2 pon
den vlaams en tijdelijke sluiting
van hun herberg en bij de derde
overtreding met totale sluiting.
Opmerkelijk, dat in vroegeren tijd
weinig of geen gevangenisstraf van
enkele dagen geeischt werd zooals
nu. Als een groote straf noodig
was, dan werd een zware boete
gesteld, geeseling of ve/rbanning
uit de stad. De hoogste straf was
natuurlijk de dood, meestal door
ophanging.
In het volgende artikel zullen
wij zien, hoe de vroedschap van
Middelburg nog meer ingreep in
het particuliere leven der burgers
met het doel den hoogmoed en de
pronkzucht van velen tegen te
gaan.
(Slot volgt).
R. B. J. d. M,
(Nadruk verboden.)
Jaagpad: zoo heet het nog
steeds, maar de jager, die met
zijn paard het schip voorttrekt
langs het kanaal bij tegenwind, zie
je er niet meer. Motorkracht heeft
zijn taak overgenomen. Of de
schipper zelf, hij of zijn zoon of
zijn knecht, zijn vrouw of dochter
soms ook, moet in de lijn om voor
overgebogen, moeizaam zwoegend
het zwaarbeladen schip voort te
trekken langs de waterbaan. Zoo
pas, toen ik het jaagpad langs
fietste, ging mij nog zoo'n schip
per aan de lijn voorbij, optornend
tegen den feilen Noordenwind' het
jaagpad heeft nog altijd zin, n:«4
alleen voor het genot van den
toerist.
Dat genot is er overigens in hoo-
ge mate, langs het jaagpad toont
zich de natuur in eenvoudige, stille
verstolen schoonheid en wat de
wijdheid der verre velden en de
hoogheid der open hemelen be
treft, niet alleen in eenvoud en
bescheidenheid, maar ook in
grootsche pracht.
Dit jaagpad langs het Friesche
Kanaal een van de vele in ons
waterrijke, ons vaarten- en kana-
lenrijke Nederland ligt op maar
korten afstand van den grooten
weg waarlangs het drukke auto
verkeer vliegt en raast. Maar 't is
er toch stil en eenzaam, ook de
meeste fietsers prefereeren den
drukken hoofdweg en motorver-
keer kan hier langs het smalle
paadje vlak langs het water ge
lukkig niet komen. De groote weg
is vlakbij, maar toch net ver ge
noeg af om niet meer hinderlijk te
zijn: lawaai en stank dringt niet
tot hiertoe door.
Onderstaande partij werd ge
speeld in de tweede groep der
bondswedstrijden welke gehouden
zijn te Middelburg.
Wit: mr. C. J. LEEMBRUGGEN,
Den Haag.
Zwart: W. DE GRAAF,
Middelburg.
Aangenomen Konings gambiet,
L e2e4 e7e5
2. f 2—f 4 e5Xf 4
3. Pgl—f3
Hiermede ontstaat het Konings-
paard-gambiet, dat tot de leven
digste partijen behoort. Wit tracht
door d2d4 het centrum te be
zetten en door snelle ontwikkeling
der figuren het zwakke punt f 7
aan te vallen.
3g7-g5
4. Lf 1—c4 Lf 8—g7
5. d2d4 d7d6
6. 0—0 h7—h6
Wit dreigde met Pf3Xg5, om
na Dd8Xg5 met LclXf4 een aan
val te beginnen.
7. c2c3 Pg8e7
8. Ddlb3 0—0
9. h2—h4 Pe7gó
10. h4Xg5 h6Xg5
11. Db3—c2 Dd8—f6
12. Pbl—d2 Pb8—c6
13. e4e5 d6Xe5
14 Pd2—e4 Df 6—f 5
15. Lc4d3
Nu dreigt Wit met Peg5: de ge
offerde pion terug te winnen.
13. g5g4
Dit geeft de zwarte dame ruim
te en het verminderde den druk.
16. Pf 3—h2
Indien het paard terug gaat naar
d2 dan volgt er e5Xd4 en Zwart
staat dan beter.
b c d e 1 g h
16Df 5—h5
17. d4Xe5 Lg7Xe5
18. LclXf 4 PgóXf 4
19. TflXf4 f7—f5
Natuurlijk niet Tf 4: wegens
Pf 6f.
20. Dc2—b3f Kg8g7
21. Pe4—g3 Dh5—g5
Er dreigt nu voor Wit een stuk
verloren te gaan.
22. Tal— f 1!
Nu kost dit alleen het verlies
van de kwaliteit. Zwart kan niet
de tweede toren nemen wegens
Ph5f.
Na Tf 4fl gaat het Paard op
g3 verloren en tevens dreigt er
mat
22Le5Xf 4
23. TflXf4 Kg7h6?
Dit kost een pion. Tf 8hS was
24. Ph2Xg4f Kh6—g7
25. Db3d5!
Deze zet dekt Pg4, houdt te
vens Lc8 in bedwang en valt ten
slotte f 5 aan,
25Tf 8d8!
De weerlegging. Nu moet de
Dame terug.
26. Dd5c4 Td8Xd3
Zwart wint de kwaliteit.
27. Dc4Xd3 f5Xg4
28. Dd3c4 Dg5g6
29. Dc4c5
Hierdoor komen de looper op c8
en Toren in het spel
29Lc8d6
30. Pg3—h5f Kg7h8
31. Tf 4f 8f Ta8Xf8
32 Dc5Xf 8f Le6g8
Na 30Dg8 volgt 31.
Df 6f met winst van Ld6
33. 'Ph5f 4 Dgóg7
34. Df8—f5
Er dreigt nu eeuwig schaak. Na
tuurlijk mocht Wit niet de dame
uuilen want dan wint Zwart.
34Pc6—e7
35. Df 5h5f Lg8—h7
36. Dh5—e8f Pe7—g8
37. De8h5 Pg8—f6
38. Dh5e5 Lh7g6
Dit belet Ph5.
39. Pf 4Xg6 Dg7Xg6
40. De5Xc7 Dgó—blf
Wit geeft op want op Kf 2 gaat
pion b2 verloren en op Kh2 volgt
Dh7f waarbij Zwart verplicht is
zijn Dame te ruilen.
Ik weet weinig plekjes dicht bij
de stad, waar het zoo mooi is.
Wijd ligt er het water, niet strak
en stijf, maar met verschillende
bochten, die er variatie aan ge
ven. Het scheepvaartverkeer is
niet druk helaas, verkeer langs
den weg veroorzaakt niet alleen
lawaai en gevaar, het heeft ook
het schilderachtig tafereel der zei
lende schepen gelukkig wel niet
geheel, maar dan toch voor een be
langrijk deel doen verdwijnen. Een
enkele motorboot, een enkel zeil
schip als een forsche breedgewiek-
te vogel gaat voorbij. Vol bloemen
is de berm op dezen Augustus
dag, voller dan van vogels, voor
wie dit de stille tijden zijn. Een
weelde van bloesemig-kleur toeft
hoog op langs het smalle paadje,
dat af en toe vrijwel bedolven
wordt onder deze overdaad van
groei en bloei. Wit duizendblad en
groengele pastinaak geeft de
hoofdtoon aan in deze rijpe zomer
weken, het purperrood van de kla
ver, het rose van stalkruid en ak-
kerwinde, het paars van wikke,
het geel van boterbloemen kleurt
er tusschendoor. Het is het bont
geheel der bermen in Augustus
dagen, zooals het overal in dezen
tijd met meer of minder variatie
de wegzoomen tooit, maar hier,
waar weinig menschen komen en
waar het gewas bij gedeelten ook
blijkbaar nog niet eens gemaaid
is dit jaar, groeit het alles in ruige,
weelderige overvloed.
Vogelgeluid is er, ik zei het al,
weinig in dezen stillen tijd. Van 't
voorjaar heb ik hier de eerste roep
van kievit en grutto en tureluur
beluisterd, prille, sonore klanken
van 't nieuwe getijde, nu zijn hun
broedsels hopenlijk klaar gekomen
en de jonge* vogels hebben den zee
kant gezocht. Er vliegen zwalu
wen, ook grijsbruine oeverzwalu
wen over het water, er zweeft een
zilvermeeuw, er schiet een rank
elegant vischdiefje neer, er schar
relt een waterhoentje langs den
oever, er trippelt een kwikstaart
bij de boerderij aan den waterkant,
er is ook in dit opzicht dus ver
tier volop, maar 't is toch niet de
uitbundigheid van drukke seizoe
nen, 't is sober en ingetogen, al
is het nog interessant en boeiend
genoeg. En over dit alles de wijde
zonnehemel, op dit uur grijsbe-
wolkt, met regen dreigend, maar
straks weer blauw, vol witte wolk
gevaarten en zonnegloed, open,
onbelemmerd, ontzaglijk wijd, over
dit alles de hooge hemel en rond
om dit alles het veld, de weiden en
de bouwlanden, het rijpend koren,
de al opgestelde schoven hier, de
groene landen, het vee, de hoeven
ginds, veraf en dichtbij, dat alles
het is de schoonheid van het jaag
pad voor ons hier in de zeestad
niet alleen, voor zoo velen in pro
vincie en land vlak bij huis, ver
scholen schoonheid, sober en
grootsch, wijd en majestueus en
toch ook weer bescheiden, onop-
dringend, natuurlijk gegroeid en
juist daardoor in argeloosheid on
gemeen bekorend
A.. L. B.
Dik en Inie waren zes weken
aan zee geweest. Wat hadden ze
genoten Dat was de kinders wel
aan te zien: ze waren zo bruin ge
brand als nikkertjes, maar hu!n
haren Die waren helemaal wit
uitgebleekt door het water en door
de zon. En bovendien was het haar
door het zoute water net touw ge
worden zo stroef en akelig.
Toen het tweetal weer terug in
de stad was, besloot moeder maar
direct met haar kleintjes naar den
kapper te gaan: Dik kreeg een ka
le bol en Inie een jongenskop met
'n klein beetje haar van voren. Al
c"cüp. joppc
de verschoten krulletjes lagen op
de vloer en toen 't klaar was,
mochten ze zich in de spiegel be
kijken. Dik vond zich 'n echte jon
gen en Inie knikte tevreden.
Veel vertelden ze thuis niet
over hun bezoek bij den kapper.
Toch hadden ze alles heel goed op
gemerkt. Dat bleek de volgende
dag, toen ze samen „kappertje"
gingen spelen.
Inie moest op het lage stoeltje
gaan zitten, ze kreeg een servet
om'en met z'n vingers deed Dik de
knippende beweging van de schaar
na langs het haar van zijn zusje.
Na 'n poosje was Inie de kap
ster en zat Dik met de witten doek
om.
Moeder kwam eens kijken en
zag de kinderen lief bezig. Ze kon
den geen kwaad.
Maair.... dat knippen zonder
schaar verveelde hen al gauw. Dik
diepte moeders schaar op uit de
werkmand. En Inie haalde pop
Wies voor de dag. Die had een
grote bos zwarte krullen.
„Meneer", begon Inie, „wilt u
alstublieft het haar van dit meisje
eens knippen? Ik kan de krullen
niet meer uit de war krijgen."
„Met genoegen, mevrouw".
Wies werd in het stoeltje gezet,
kreeg het witte kleed om en wel
dra rolden de zwarte lokken op
de vloer.
Ineke keek een beetje teleurge
steld, toen ze haar kind terug
kreeg, 't Was er niet mooier op
geworden. Maar.... ze speelden
toch fijn
„Nu ik riep het meisje, nadat
ze Wies weer op de grond gezet
had. „Nu moet jij met 'n kind ko
men."
Dik kwam met z'n grote aap.
Die had wel geen krullen, maar de
kapster kon zijn bol toch goed kaal
krijgen.
„Mijnheer, nu lijkt uw zoontje
nóg meer op u," zei ze, toen ze
met de kleerborstel de korte ha
ren wegveegde en Dik z'n aap te
ruggaf.
Dik mocht van pop Anna de
blonde vlechten afknippen, toen
kwam de beer aan de beurt. Ten
slotte waren er geen klanten meer
te vinden voor de kapperszaak. O,
ja toch nog: Tip, het witte does
hondje, krabde aan de deur en
piepte.
„Daar is nog 'n klant", juichte
Dik. „Jij bent m'n knecht, Inie."
De hond werd binnengelaten,
opgepakt en op het stoeltje gezet.
Maar toen Tip het servet om z'n
hals kreeg, begon hij tegen te
stribbelen en wou van z'n zetel af
springen.
Dik hield 'm tegen.
„Hou jij 'm vast, Ien, tegen de
rug van de stoel."
Het zusje probeerde het). Dik
hjeld de schaar gereed.
„Kobst, Tip Stilzitten riep
hij. „Anders knip ik in je oor
Moeder, die juist de andere ka
mer binnen kwam, hoorde het la
waai. Want Tip blafte geweldig.
En Inie kon hem niet baas.
Daar zag moeder Dik met de
grote schaar staan.
„Wat moet ,eir nu gebeuren
riep ze verschrikt.
„Tip is bij den kapper", legde
Inie uit.
„Maar Dik is nog wat klein voor
kapper", vond moeder en nam de
schaar af.
Tip ontsnapte, het servet achter
zich meeslepend Moeder verloste
het hondje gauw van die last. Toen
keek ze naar de bollen van haar
kinderen. Tot haar gerustelling
zag ze, dat de schaar daar geen
verwoestingen had aangericht.
Maar Wies en pop Anna Wat
zagen die er uit. Moeder herken
de ze niet meer. En Inie Ja, die
had er nu wel spijt van. Gelukkig
is ze gauw jarig. Dan vraagt ze
twee nieuwe pruiken voor Wies en
An. Doch Dikkie's aap en z'n beer
moeten voortaan altijd kaalkoppen
blijven.
Dat komt van het kappertje
spelen.
J. H, Brinkgreve
Entrop,
door: G. J. Visscher,
GEITEN UIT ABESSYNIë.
Een meevallertje-
We liepen zeker wel met ons
zestigen, allemaal jonge geiten, te
grazen in een eng dal, tussen de
bergen van Abessynië (in Afrika,
zoals je weet), toen plotseling een
oude bok, die aan de oever van de
beek stond, zei:
„Hoor eens, jongelui Ik weet
een nieuwtje; de Koning van ons
land heeft een kolossale leeuw en
dito leeuwin, uitgezocht, en die
zijn bestemd om als geschenk te
dienen voor de Koningin van Ne
derland, een land, ver in 't Noor
den, in Europa."
Wij haalden de schouders op en
aten rustig verder. Wat gaven wij
om die leeuwen Die waren er
genoeg in Abessynië, eigenlijk veel
ie veel naar onze zin
Maar de volgende dag kwam er
een officier, met een sabel op zij.
Hij praatte even met onzen baas
en vervolgens zocht hij er vijf van
ons uit (ik was er ook bij) en hij
zei: „Ziezo Die gaan met de leeu
wen mee naar Nederland."
Ik viel bijna om van schrik,
vooral toen de bok zei: „De leeu
wen zullen op reis wel een stukje
geitenvlees lusten."
Bleek werden we niet, want we
waren alle vijf witte geitjes, maar
ons hartje tikte als een wekkertje
en wat is er gebeurd
We zijn verzonden met dezelfde
boot als de leeuwen, maar we zijn,
evenals die geitenslikkers, gezond
en wel overgebracht naar Artis, de
grote diergaarde van Amsterdam
Een paradijsj'e.,
In 't begin werden we nog ge
kweld, door de gedachte, dat we
zouden worden opgesloten bij de
leeuwen, bij wijze van gezel
schapsdame, om te voorkomen,
dat die vorstelijke personen last
kregen van heimwee.
Daar gebeurde echter niets van!
Wij werden met ons vijven vrij
gelaten in een, door een laag hek
werk afgesloten ruimte, die 3e
jjaam draagt van „de babytuin" en
dat is voor ons een waar paradijs.
Gras groeit er wel niet en een
beekje stroomt er ook niet, maar
onze oppasser zorgt er voor, dat
het ons nooit aan eten en drinken
ontbreekt.
Daar lopen wij vrij t rond, in de
schaduw van enige hoge kastanjes
en een paar eiken. Als die in de
nazomer hun vrucht laten vallen,
is het daaronder natuurlijk dubbel
aardig. Elke forse windvlaag geeft
ons reeds een voorproefje van hun
heerlijke bladeren. De bast van de
stammen zou ons ook wel smaken,
maar die stammen zijn (misschien
toevallig door ijzergaas omge
ven, dus daar blijven we af.
Weet je, wat hier ook zo aardig
is
De naam „babytuin" geeft het al
aan: het grootste 3eel van onze
medebewoners bestaat uit baby's
Dus geen oude leeuwen, wolven,
hyena's e.d., maar uitsluitend jon
ge geiten, schapen, biggen, kippen,
eenden, kalveren, konijnen, mar
motjes, witte muizen, duiven
misschien heb ik nog wel een paar
soorten vergeten Enkele soorten
zijn opgesloten, omdat ze niet
„hokvast" zijn, zoals bijv, de wit
te muizen, de marmotjes en de ko
nijnen.
Maar je moet hun woning zien
De witte muizen o.a, bewonen