ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
\AM DE PROVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAhT
24 Aug. 1935
HET VERLATEN
SCHOOLGEBOUW.
JAN EN HEKTOR.
WAT JANTJE IN DE
WOLKEN ZAG.
RAADSELHOEKJE.
OPLOSSING DER RAADSELS
UIT T VORIGE NUMMER.
VOOR GROTEREN.
(Riga).
VOOR KLEINEREN.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROTEREN.
x
XXXXXXXXX
X
X
VOOR KLEINEREN.
^iisiisssgsgi
®2DEHKIH6EK
Wat hij achterliet en wat
hij meenam.
J, Nagel.
BRIEFGESCHRIEF
JAN EN JEWANNES.
En.... Rob en Bart hadden een
prijs. En wat voor een prijs Neen,
op zo iets hadden ze niet durven
hopen, 't Was een doos met aller
lei benodigdheden oib zeii een
zweefvliegtuigje te bouwen, dat je
dan door de lucht kon laten zwe
ven.
„Dat 's voor ons samen, Bart",
zei Rob dadelijijk.
„Nee, nee," spartelde Bart te
gen.
„Vast, hoor Als de avonden
langer worden, gaan we samen 't
ding in elkaar zetten."
Nu, daar verheugde de vriend
zich op. Maar eerst moesten ze
wachten, tot Rob weer goed kon
zien.
Na een paar dagen was hij weer
in orde. Natuurlijk gingen ze. toen
eerst de vlieger nog eens oplaten
en daarna nog verschillende keren.
Maar toen 't regenachtig werd, be
gonnen ze aan het zweefvliegtuig.
Ze bestudeerden nauwkeurig de
handleiding en vlug ging 't niet.
Maar na een paar weken was 't
toch klaar. Prachtig zweefde het
over het voetbalveld op de lichte
vleugels, welke bespannen waren
met dunne zijde, minuten lang. En
weet je, wat de jongens nu hopen?
Dat ze zelf ook eens zoo door het
luchtruim zullen vliegen, maar dan
in een echt vliegtuig. En ze heb
ben zich vast voorgenomen later
vliegenier te worden bij de K.L.M.
J. H, Brinkgreve
Entrop.
Verlaten stond het schoolgebouw,
Wat zag het saai er uit
Geen kinderstem of blijde lach
Geen bloem zelfs voor de ruit
Och, 't was dat oude
schoolgebouw
Zo droevig vaak te moe
't Dacht: Waar zou 't jonge
volkje zijn
't Is vast naar buiten toe
Daar loopt en fietst het vrolijk
rond
Al hoor ik 't niet, het zingt;
Daar heeft 't de hele dag
plezier,
Al zie ik 't niet, het springt
Daar doet het nieuwe
krachten op
Enkomt het weer terug,
Met bruine wangen van de zon,
Dan zegt het: 't ging toch
vlug
Vacantie 's in een wipje om
De tijd ging veel te gauw
Mij niet zo fluistert heel,
heel zacht
Het oude schoolgebouw.
'k Zal blij zijn, als het zó ver is,
Weer ov'ral bloemen staan
Tot zolang moest ik eig'lijk
maar
Een beetje slapen gaan
September Open gaat de
deur
Blij klinkt opnieuw gelach
Het schoolgebouw ontwaakt en
zegt:
Dit is mijn mooiste dag
De mooiste dag van 't hele
jaar
Nu wordt weer alles goed,
Want saam beginnen w'onze
taak
Met opgewekte moed
f.
n zijn mand bij 't vuur ligt Hek,
'n Oude schoen juist in de bek.
t Kleine baasje staat bij hem,
Zegt met vriendelijke stem
ïn een koekje in de hand:
- Hektor, kom eens uit je
mand
Zit hu eerst eens netjes op
Hektor doet 't met schuine kop.
- Goed zo Hek Hoe spreekt
hij dan
Vraagt zijn kleine baasje, Jan.
dek, die van een koekje houdt,
Is natuurlijk nu niet stout
- Waf-waf blaft hij,
kwispelstaart.
't Koekje i» hem wel wat waard 1
- Nog eens commandeert
nu Jan,
- Kom, hoe spreekt mijn
hondje dan
Waf-waf-wafZo is het
goed
Driemaal vindt Jan, dat het
moet.
En hij roept: Kom, Hektor,
zoek
Gooit het koekje in de hoek.
Moeder zegt: Maar, kleine man,
Hoe zou 't zijn, als tk mijn
Jan
Voor zijn maal zoveel liet
doen
Jan geeft Moeder vlug een zoen.
Antwoordt: Moes, ik ben
geen hond,
'k Snuffel toch niet op de
grond
Maar als ik het Hektor vraag,
Zegt hij zeker: 'k Doe
het graag
Moeder, kijk eens In de
wolken
Zie 'k een grote hondenkop
En daar ginds zijn witte bergen,
Ligt de sneeuw daar boven
op
Moeder, kijk eens 'k Zie ook
schapen.
Maar er is geen herder bij,
Ook zijn het er lang zo veel niet
Als vanmiddag op de hei
Moeder, kijk eens Daar zijn
bloemen,
Een hortensia Zeg 'k 't
goed
Soms is 't moeilijk om te weten,
Hoe een bloem juist heten
moet
Moeder, kijk eens Daar komt
rook net
Uit een schoorsteen. Zie je
't wel
Alles ziet Jan in de wolken,
't Is voor hem een heerlijk spel
Moeder, kijk eens 'k Zie een
bal nu
(Wolken drijven juist voorbij
Ha, de maan schijnt juicht
dan Jantje
En klapt in de handen blij.
Jantje, kijk eens In je bedje
Ligt een jongetje heel zoet,
Dat nu eind'lijk eens gaat
slapen
En zijn oogjes dicht al doet
Wel te rusten, kleine Jantje,
Ga maar lekker slapen, vent
En vergeet niet in je dromen,
Dat je Moeders liev'ling
bent
1. Een loup (vergrootglas en Frans:
wolf).
2. Man, dril; mandril.
3. Roodvonk. Doorn, vork, rond,
vod, rood.
4. Moet het nieuwe zadel hier be
zorgd worden (Delhi.)
Ik begrijp niet, waarom er geen
boodschap gekomen is.
(Rome).
De nieuwe onderwijzer laat hen
een uur schoolblijven.
(Athene).
Het is hier veel te winderig, An
na. Laten we liever omkeren.
Ik zal To natuurlijk niet verge
ten. (Altona),
1. Vervelen spelen;
Zonneschijn zijn.
2. Ans, ons.
3. K op er koper.
4. Z o u t Zaltbommei.
bank
melk
halt
ebbe
boot
mouw
A m e r
geel
zool
o
1. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een plaats in
Friesland.
X
X
X -
X
X
lo rij een medeklinker.
2o een knaagdier.
30 een zangvogel.
40 iets wat men vooral in
Zuid-Holland veel aan
treft.
5o 't gevraagde woord.
6o een arbeider,
7o een natuurverschijnsel.
8o een grote steen.
9o een medeklinker.
2. Noem eens sloten, niet van ijzer
En ook werk'lijk geen kasteel.
Twee kun je daarvan maar
vinden
In heel Holland, 't Is niet
veel
3. Welke wanten kan men niet aan
de handen dragen
4. Begraven dranken.
Heb je met Oom Bob Ierland be
zocht
Voor An, Jacob en Piet was de
wandeling te ver.
Koosje is zó slim, O, na de wan
deling had je haar eens moe
ten horen
Ik kom elke dag voorbij jullie
huis.
I. Vul deze 9 vakjes in met:
2A2I 1D2L ÏM lP
maar doe het zo, dat je van links
naar rechts en van boven naar
beneden leest:
lo rij een geneesmiddel.
2o een meisjesnaam.
3o een jong, viervoetig dier.
2. Mijn geheel wordt met 8 letters
geschreven en noemt een
boom.
7, 5, 6 is een jongensnaam.
Een l, 2, 4 is een huisdier.
2, 5, 3 wordt door hengelaars
gebruikt.
Een 4, 8, 8, 6 is een deel van je
voet.
Een 7, 5, 3 is een kledingstuk.
3. Mijn beide eerste delen vormen
samen een specerij, mijn der
de is een ander woord voor
geldstuk en mijn geheel
smaakt lekker fris, is wit van
kleur en meestal rond.
4. Wat ligt midden in de vijver
BlxV-''T
Wij hoorden onlangs een inder
daad roerend verhaal van een
moeder, wier zoon naar Indië ge
gaan was. Dat was een reden van
groote en dankbare vreugde. De
jongen had altijd naar Indië willen
gaan. Zijn aanleg lag in die richting
en zijn hart trok er heen. En daar
om waren kosten gemaakt en ver
plichtingen aangegaan om de op
leiding te financieren. De jonge
man stelde niet teleur. De studie
pakte hij flink aan en zonder hor
ten of stooten bereikte hij den
eindpaal.
Toen kwam de misère. Het was
ook daarginds alles crisis, wat de
klok sloeg. Daar zat hij nu met
het mooie diploma. Van uitzending
was geen sprake. Hij kwam maar
weer bij moeder thuis. En sollici
teerde rechts en links. En als hij al
eens iets op een sollicitatie hoor
de, dan was het antwoord: niet
noodig.
Een diepe teleurstelling voor de
moeder en haar zoon.
Totdat op een goeden dag ge
heel onverwachts een uitzen
ding kwam en wel op zeer korten
termijn. En in den haast om alles
te regelen voor het vertrek vlo
gen de dagen voorbij, totdat de
laatste avond in het oude huis aan
brak.
Het was een stille, sombere
avond.
Er moest blijdschap wezen, om
dat een doel bereikt was. Zeer ze
ker, die blijdschap was er ook.
Over wat bereikt en geschonken
werd.
Er moest dankbaarheid wezen,
omdat er een einde gekomen was
aan zorgen en teleurstelling; aan
dat voortdurende hangen tusschen
hoop en vrees. E& die dankbaar
heid was er ook.
En tochde scheiding woog
wel heel zwaar. Ze schoof vreugde
en dankbaarheid beide op den ach
tergrond.
Toen zeide de moeder: jongen;
je weet niet of je over zes jaar dit
huis nog terug vindt; nu moet je
toch iets uit het huis meenemen
als een herinnering naar Indië.
De jongen ging het heele huis
door; bekeek nog eens dit en dat;
haalde iets van den wand; hing het
weder op. In de hall bleef hij lang
staan; daar hing zoon oud bazar-
bordje „Oost-West; Thuis best".,
hij nam het van den muur en pakte
het in zijn koffer. Van al het mooie
en merkwaardige en dure nam hij
niets mee. Alleen dat vrijwel waar-
delooze bordje: dat sprak van zijn
toekomst en van zijn verleden.
dat zou hem vergezellen op de lan
ge reis; dat zou hem daarginds in
de verte herinneren aan dat goede
huis en aan zijn moeder.
De weg was nu eenmaal zoo ge
leid, dat hij gaan moest uit zijn
eigen vertrouwde omgeving naai
de onbekende verte. Wat liet hij al
niet achter. Teveel om allemaal op
te noemen. Maar in een bordje van
aardewerk met een spreuk nam hij
het alles mee; de toekomst in.
Toen we dat verhaal hoorden
hebben wij even de moeder aan
gezien. Daar stonden tranen in
haar oogen. Haar jongen, ruim
twintig jaar met zooveel gezond,
goede zorg omringd was nu al zoo
heel ver van haar weg en de leeg
te in het leven en in het huis was
zoo groot en als ze de trap opging
in de hall en ze zag de leege
plaats, waar het bordje gehangen
had, dan schoot haar gemoed weer
zoo vol.
Wat was die moeder rijk Want
in de keuze van den jongen lag
toch voor haar het allergrootste
bewijs, dat ze haar kind gegeven
had, wat zij hem als moeder geven
kon en moest uit de heele volheid
van het moederhart.
In onze dagen wordt wei veel
gesproken over ontwrichte gezin
nen; over de afbraak van het ge
zinsleven en wat dies meer zij.
het is alles waar en omdat het
waar is zoo wreed.
Velen gaan het ouderlijke huis
uit en het beroert hen niet, noch
degenen, die zij achterlaten,
En juist daarom trof het verhaal
van dien jongen, die in den dank
baren eenvoud van het hart, iets
waardeloos meenam uit het huis
zijner moeder, omdat het hem
voortdurend zou herinneren aan
den rijkdom van moederliefde, die
hem zoo trouw lange jaren had
verzorgd en bewaard.
TUSSCHEN
Middelburg, Augustus 1935.
Goeie vriend Jan
J' ao 't er over, dat de men-
schen vreêd vee reize tegenwoor
dig. Wat was dat fuuftig jaer ge
lee anders. As toen 'n gewoon
mensch zó mer is op reize gieng,
dan was 't 'n gebeurtenisse. Dae-
gen van te voren praotte ze d'er
over: ze waere d'r kompleit ze
nuwachtig van. En daegen daenae
kon ielekendeen, die mè wou
luustere, veraelen oöre over de
wonderen uut die vreemde stad.
En vö die reize wier maenden van
te voren gespaerd. En as de vao-
der is 'n aobesje ao, dan gieng da
gewonelijk in 't potje. En daedeur
reisde die menschen van ulder
eige centen. En noe zou 'k nie
graog zeie, dat er noe nog nie vee
dat doe, mè g'loof mè gerust, dat
er noe 'n eêleboel op reize gae van
de centen van de bakker, van de
slachter en de wienkelier en van
nog a vee meer. En as die zaeke-
menschen ook is mit 'n busse mee-
gae, dan ze vee kans, dat er 'n
„neef" van ulder meegaet, die dan
gemeênlienge )nog 'n bitje ricaol-
der doet as ulder zelf. En lae me
zeie, dat 't a nè zó min ordente
lijk is om noe groot te doen mit op
reize te gaen en meschien 'n ander
d' oögen uut te steken en te we
ten, da ze van de winter steun
moete trekke. Nae mien nêenien-
ge kil j' alleênig reize in goe fas-
soen a j't doet uut 'n reispotje of
van j'n overschot. Mè dienk mè
nie, dat er in dezen a gauw ver-
anderienge komt: 't reizen is n
ziekte g' oóre en reken mè nie op
beterschap.
J' ao 't nog is over de bonden.
Noe moe 'k je schrieve, da 'k eêle-
maele nie gezeid dat dien bond
vö groöte uusouwens 't algemeen
belang dient. En 'k wi j' ook nog
wè zeie, dat jie abbuus eit, a je
dienkt, dat die vereênegiengen vö
d'ambachten knoeiers wilde wêre
om 't algemeen belang te dienen.
Neê, as ze van d' anstaende bao-
zen moeilijke stikken werk vroege
te maeken, dan was 't aoltied om
't antal baozen klein t' ouwen. En
uut eige belang gienge ze dan ook
vreêd te keêre tegen de beun-
aoiers. En al aode die /nog zö
goed gewerkt bie 'n klant, ze wie-
re vuul beboet.
Je schreef ook, dat er bin, die
ulder guus van de Goesche mart
afouwe, mè ze vrie laete gae nae
de kerremesse op de tentoönstel-
lienge. Noe, Jan, da 's eigenfiijk
ook a niks nieuws. Je weet nèt zö
goed as ik, dat er in vroeger jae-
ren waere, die nie graog 'n voet
op de kerremesse wouwe zette,
mè die op de zendiengsfeesten den
beêst uutienge. Die feesten eêtte
nie vö niks kristelijke kerremes-
sen. 'k Vroeg toen wel is en 'k
vraege 't nog: waerom is nie op
ieder durp de kerremesse gebleve.
't Gieng er in dien ouwen tied leu
tig en ordentelijk nae toe. De
meeste domenies en d' ouderlien-
gen seneerde ulder eige dan ook
nie om is te gaen kieke en in goe
fassoen droenke z' an 'n lange tae-
fel voo d' erreberrege 'n glas wien.
En doch jie dan, dat er een 't in
z'n essens kreeg om dae bovens-
erms te staen vloeken of minne
praot te slaen. Zukke fassoende-
lijke kerremessen moete d'er wi
komme. De joengers en meisen
aode dan dichtebie, wa ze noe in
den vreemde zoeke.
Dat de kommenisten gevaere-
lijk bin vor onze rust en vrieëid,
dae zü me 't wè seens over zien.
En dat de polliesie ze daerom aol
tied in de gaoten moet ouwe en d'r
tegenin moe gae, as 't noodig is,
spreek vanself. Mè wa zouwe me
toch vreêd stom doe, a me dae-
voor ulp anpakte van de fascisten.
Je za meschien ook wè gelezen
dat die daevoo graog zouwen el-
lepe. Mè nog eêst, dat nooit, Jan.
'k Zien z' in m'n gedachten a loo-
pe in eêndere pakken en mit 'n
saobel op zie. Wa zouwe ze d'er
ulder aordigeid in om is 'n ver-
gaederienge van kommenisten uut
mekaore te slaen. Mè 'k dienke, da
z' a gauw ielekendeen vor 'n kom-
menist zouwen ouwe, die ulder nie
eêl vriendelijk groette. Omda kom
menisten en fascisten aolebei vie-
andig stae tegenover de Neder-
lansche geêstelijke vrieëid en onze
grondwet, bin z' aolebei vieanden
van d' echte Nederlanders, ook de
leste a zwaoie die nog zö dikkels
mit onze vlagge of a zienge ze nog
zövee 't Wilellemus.
Mè noe begriep 'k werentig toch
eêlemaele nie, dat er kommenisten
as domenies in de vaoderlansche
kerreke geduld oöre. 'k Wil anne-
me, da ze nie kommenistisch pree-
ke, a za dat ulder wel is moeilijk
valle, wan je weet: wae 't arte vol
van is, loopt de mond van over.
Mè die domenies bin ook erder en
zoo doen z' uusbezoek en dan zü
de leen deur ulder viaegen ze
brienge toe getugen voo 't kom
menisme. Da kan de sinode nie
goevinde en daerom zü d' er in de
staende kerreke geen kommenisti-
sche domenies kunne zien a nè zö
min as de staet kommenisten as
amtenaers wil En die barremar-
tigeid van de sinode van lest om t
nog is an te zien mit die twee
kommenistische domenies kan 'k
nie verstae as barremartigeid te
genover de kerreke.
'k Zou wel is wille wete, of die
domenies, die groöte verdraeg-
zaemeid vraege van de sinode ook
al is 'n vermaenienge geschreven
an d' öogste kommenisten in
Rusland over d' onverdraegzaem-
eid daer tegenover gosdienslige
menschen.
'k E zoovee 'n mooi pappier vatl,'
de sociaolen g'aod. Dae wier dan,
toch mer is dudelijk in gezeid, dat
er welvaert moe komme en dae-
vo moete groöte werreken ge^-
maekt oöre deu de werrekelóozè
en 't moe druk oöre op de fabrie
ken en aol de boeren en de loo
ters moete wir in de ruumte ge-
brocht oöre en deu dat aoles za
den andel wi net oöre as vraeger.
En 'k leesden ook, dat meneer Co-
lijn en z'n confraoters daevo n:e
kunne zurrege, mè" wat 'n zegen,
Jan, de sociaole kun 't wè en die
wille 't doe ook. 't Viel m'n op, dat
er in da pappier noe is êelemaele
nie over geld gepraot wier: niks
over bézunegen, niks over belas-
tiengen: gin goed of gin kwaed. 't
Was Endrik ook opgevalle en ie
zei, dat dat pappier bie aol dat
moois toch nog te weinig gaf Dae
deur ieng aol dat moois zoö'n bitje
in de lucht en ie zei, dat er, voo
da m'n op de sociaole gae stem
me nog is 'n pappier moe komme,
waedeur da m'n dan vaste grond
onder onze voeten kriege. Daerin
zou dan moete stae, wat de fa
brieken moete maeke en wat de
boeren moete verbouwe. Van zelf
moet 't weze, wa z' in buteland
kunne en wille gebruke, mè wat
Dan wete m'n an pursant ook, wae
de schepen nae toe moete vacre.
En de sociaole moete de groöte
plannen voo werk ook mer is noé-
me en voraol nie vergete te zeien,
of t'er nog kosten an verbonde bin
en zö jae, dan ook zeie, wae 't
geld vandaen moe komme. Mè nie
as in België, öor. Daer ze 't geld
nae benee gedouwd en daedeur is
't goud, da ze nog in voörraed
zoövee waerd g'oóre, da z' in
1 L
'ij
li
1 I