MIEN EN SOU™,,,, VOOR DE JEUGD. OnHer redactie ZEEUWSCHE KRONIEK. UIT EEN OUD KOOKBOEK Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van NAAR SCHIPHOL. viere, z' ook wel is moch gae kui- re en dan gienge d'er drie daomes mee, die niks as Fransch praotte, Ie zei, dat 't zeker toet êere was van de Nederlanders, die daer 'n bitje kwaed over waere. Aolebei de groetenisse van Jik- kemien en je goeie vriend Jewannes. DE HONDENSLAGER. II (Slot). In het vorige artikel zagen wij, hoe de kerkelijke autoriteiten zorgden, dat losloopende honden door den hondenslager uit de kerk werden geweerd. De burgerlijke autoriteiten, n.l. het stadsbestuur zorgden, dat de honden aan de burgers niet te veel last veroorzaakten. Het beste mid del hiertegen was natuurlijk om ze te dooden en te zorgen, dat er van buiten de stad geen honden binnen kwamen. Als iemand de poort binnen kwam en hij had een hond bij zich, dan werd hij door een stadsdienaar aangehouden. Deze had een beu gel van bepaalde hoogte bij zich. Alle honden, die niet door den beugel konden, dus te groot wa ren, werden niet toegelaten. Hier van moet afkomstig zijn de uit drukking: Dat kan niet door den beugel. Maar hoe kwam men in de stad verlost van de honden, wier aantal door voortplanting geregeld toe nam In kleinere steden zooals Vlis- singen en Goes was het aantal niet zoo bijzonder groot. Maar in groo- tere plaatsen, zooals Middelburg, waren zij echte lastposten. De meeste straten waren nog niet verhard. De resten van de maaltijden werden op straat ge worpen om tot voedsel te dienen van de losloopende varkens en kippen. Maar ook de honden kwa men hun deel opeischen, vooral te gen den avond. Dat door al die beesten, om nog niet te spreken van de paarden en de koeien in de stad bevond zich nog menige boerderij de straten vervuild werden is te begrijpen. De veront reiniging was soms zoo erg, dat de lucht in de stad er door bedorven was. De verkoop van den mest in de straten van Middelburg bracht in de 16de en 17de eeuw jaarlijks 2 a 3 duizend gulden op. De vuil nisman van de stad had toen den officieelen naam van „stadspalve- nier". De overheid der stad nam krasse maatregelen om zich van de honden te ontdoen. Evenals vaak jacht werd gemaakt op bedelaars, landloopers en ander gespuis, die de stad onveilig maakten, zoo wer den ook klopjachten gehouden op de losloopende honden. Dit was een gevaarlijk werkje. Veel liefhebbers deden zich bij een oproep doorgaans niet op. De honden mochten niet doodgescho ten worden (dit bracht te veel ge vaar mede), maar zij moesten wor den dood geslagen. Te Middelburg werd het volgen de bedacht. Een gevangene werd gratie verleend, als hij eerst een bepaald aantal honden had dood geslagen. Dit aantal hing af van de grootte van zijn misdrijf. Zoo kreeg in 1408 Hannekijn Jansz, „die voor kwade feiten ge vangen zat", zijn vrijheid, als hij 200 honden dood sloeg. Hij bracht er 215 om het leven. Hij werd dus met eere uit de gevangenis ontsla- gen. Een andere boosdoener, van be ruchte feiten beschuldigd, sloeg in 1415 niet minder dan 390 honden dood. Of er dus toen ook veel van dat ongedierte rondliep. En dan was de stad minstens een derde klei ner dan in de 17de eeuw. De hon denslager werd gewapend met een met ijzer beslagen „codde" of knots. Verder was hij voorzien van een kruiwagen om de gedoode die ren te vervoeren en een spade om ze te begraven. In 1415 betaalde de stad 12 grooten of 30 cent voor een kruiwagen, 10 grooten of 25 cent voor een spa en 8 grooten of 20 cent voor een codde. Om den hondenslager bij zijn werk aan te moedigen, gaf de stad hem nog een belooning. Deze be droeg soms een „engelsof „ester- ling" voor eiken gedooden hond. Een groot of 214 cent was gelijk aan 3 engels. De gevangenen wa ren niet altijd bereid of lichame lijk in staat hun vrijheid te verdie nen door een groot aantal honden dood te slaan, ook al werd hun 'n kleine belooning toegezegd. Daarom moesten personen in dienst worden genomen om het ge spuis .te weren. Gewoonlijk be droeg het loon 8 myten voor een hond 1 groot (2 J4 cent) 4 dui ten of 12 myten. De verdienste was dus niet groot. Om eenigszins een denkbeeld te geven, hoe groot de hondenplaag was, noemen wij enkele getallen uit het einde der 15de eeuw. In 1483 bedroeg het aantal afgemaakte honden 684, in 1492 630 en in 1497 zelfs 1165. Er waren echter niet altijd vol doende liefhebbers vooi de „eer volle" betrekking van hondensla ger. Daarom werden er personen uit andere plaatsen, 't meest uit Vlaanderen, in dienst genomen. In 1495 moest de scherprechter van Middelburg er op uit om één of meer hondenslagers uit Brugge te halen. In 1515 kwamen er 2 uir Gent en 2 uit Rijssel. De scherp rechter kreeg in 1546 7 schelling 2.10) voor onkosten, die hij had gemaakt in het „diligenteren" (be ijveren) om te Middelburg een hon denslager te krijgen. Het loon was wisselvallig, In 1513 werd voor 800 dood geslagen honden 1:6:8 betaald. Dit was juist 1 cent het stuk. Twee jaar la ter was het loon één groot of 214 cent. Soms werd nog extra drink geld gegeven. Dat het beroep van hondenslager gevaarlijk was, bleek o.a. in 1561. Toen kreeg een hon denslager, behalve zijn loon, nog 20 schelling 6.„overdat hij gequest en sieck is geweest deur het exerseeren (uitoefenen) van zijn officie (beroep). Ook werd wel eens een ander middel toegepast om zich van de losloopende honden te ontdoen. De dieren werden opgevangen en in een schip geladen. De schipper voer dan naar het Vlakke. Dit was vroeger een breed water tusschen Walcheren en Zuid-Beveland. Bij opkomende water werden de hon den over boord geworpen. W;el zullen de dieren getracht hebben door zwemmen zich het leven te redden, doch daar de afstand naar het vasteland te groot was, ver drenken zij ten laatste door uit putting. Zoo kreeg in 1555 een schipper 20 schellingen 6. „overdat hij met sijn scepe volgen de 't verbod (gebod) van de heeren der stadt de honden uijt de stadt op een plaete gevoerd ende aldaer versmoort heeft". Als er een besmettelijke ziekte heerschte, zooals de pest (men sprak vroeger van een contagieuze of haastige ziekte), dan was het bijzonder druk voor den honden slager. Alle losloopende honden moesten dan worden afgemaakt. Wie een hond in eigendom had, moest hem binnen houden. (Or donnantie van Middelburg, 19 Juli 1568). Dat de bewoners van het platte land ook last konden hebben van losloopende honden blijkt uit een ordonnantie van de Gecommit teerde Staten van Zeeland d.d. 4 April 1581. Toen mochten in Zuid- Beveland alleen ambachtsheeren en hun rentmeesters een losloo pende hond hebben. De landlieden mochten alleen een hond houden, als zij 4 of meer melkkoeien had den. En dan moest het dier altijd vastliggen. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Kiekens, hoe men die stooven zal. Neemt wel schoon gemaakte kiekens, en snijd die in vier quar- tieren, en laat die met wat azijn, peper, zout, notemuuscaat, gekur- ve petercelie en wat witte wijn en booter stooven tot ze gaar zijn, is mede heel goed. Konijnen, hoe men die stooven zal. Neemt schoon gemaakte konij nen, wascht die schoon af en kookt ze half gaar, en snijdt ze aan klei ne stukken en zet ze met een ge deelte van het nat waar ze in ge kookt zijn, op gloeiende kooien en bestrooid ze met wat zout en pe per en laat ze tusschen twee scho tels gaar stooven, ook kan men ér wel een weinigje booter bij doen: en als die gaar zijn, drukt men él- een limoen op uit, is zeer goed eeten. Kiekenpottogie met erreten. Neemt kiekens en laat die in vleeschnat kooken, en dopt uwe erreten uit, en zet die te stooven met wat booter, en doet ze dan in vleeschnat door dé kiekens in leg gen met wat peper, foelie en zout, is heel goed. Wilskracht. „Zoo, mevrouw, heeft uw echt genoot het rooken inderdaad op gegeven Daartoe is toch bijzon der veel wilskracht noodig." Zij: „Ja, maar die heb ik ge noeg." Hoe kon ik nu dien wissel vervalschen, Edelachtbare; ik kan nauwelijk mijn eigen naam schrij ven. Je wordt er ook niet van be schuldigd je eigen naam geschre ven te hebben. Een blad stelde de vraag: „Welke boeken hebben u in het leven het meest geholpen Waarop een lezeres antwoord de: „Het kookboek van mijn moe der en het chèqueboek van mijn man. Correspondentiepartij, gespeeld, eenige jaren geleden, per Tele graaf tusschen Moskou en Riga. Wit: Moskou. Zwart: Riga. Geweigerd Damegambiet. 1. d2d4 d7d5 2. Pgl— f3 e7e6 3. c2c4 c7c5 4. c4Xd5 e6Xd5 5. Pblc3 Pb8c6 6. g2g3 Pg8f 6! 7. Lel—g5 Deze voor sterk doorgaande aan val v/ordt door Riga op interessan te wijze weerlegd. Het is echter niet gezegd dat hiermee de heele variant g3 valt. In -plaats van Lg5 kan Wit nog 7. Lg2 spelen, en dat zal wel het beste zijn. Zwart kan daarop met Pe4 vervolgen. 7c5Xd4 8. Pt 3Xd4 Lf 8c5 Indien 9. Pb3 dan Lf 2f 10. Kf 2: Pg4f benevens Dg5: 9. Pd4Xc6 Misschien was e2e3 beter. 9. E7Xc6 10. e2e3 h7—h6! 11. Lg5Xf6 Na Lf 4De7! gevolgd door g5. 11Dd8Xf 6 12. Lf 1—e2 Ta8b8 13. 00 h6h5! 14. Tal—cl Lc5d6 .15. Ddla4 Lc8d7 (16. Telc2 Df 6g<? 17. e3e4 h5—h4 118. Le2—f3 h4Xg3 19. f 2Xg3 Na 19. h2Xg3 gaat Wit door Lc5! snel ten gronde. 119Th8Xh2! 20. Pc3e2 Het aannemen van het offer be- teekend onmiddellijk verlies. Bijv.: 20. Th2:, Dg3:f 21. Thg2, Lc5f 22. Tf 2, Lf 2:f 23. Kf 1, Df3: enz. Of 20. Kh2:; Dg3:f 21. Khl, Ke7. enz. 20Ld6c5f 21. Tc2Xc5 gedwongen, want op 21. Kh2:, geraakt Wit na Dh6f in een mat- net. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. Lf 3Xe2 Kgl—hl Le2h5! Khl—gl Kgl—f 2 Tc5c2 Beslissend. 28. Tc2Xb2 29. Lh5—f3 30. Tb2—b7f 31. e4Xd5 32. Tf 1—el 33. Kf 2—f 1 34. Tel—e4 35. Tb7Xf7 Wit geeft op. Th2Xe2! Dg6Xg3f Ke8e7 Dg3h4f Dh4g5f Tb8Xb2f c6c5! Ld7Xa4 Dg5f 6? Kc7—dó c5c4! Df 6—h4f c4c3 Dh4g3 La4b5f '•«SÏK 't Was grote vacantie en voor Rob en Max een vacantie vol te leurstellingen. Een vriendje van hen was in het begin van het jaar naar den Haag verhuisd. Daar Rob en Max erg op den jongeling gesteld waren, had moeder hem met de Paasvacantie te logeren ge vraagd en ze hadden een echt ge zellige tijd samen doorgebracht. Bij het afscheid had Lo, zo heette de vriend, de broers uitgenodigd om met de zomervacantie in den Haag te komen. Nu, je begrijpt, dat ze dat graag wilden doen Ze zouden de fietsen meenemen en dan elke dag naar 't stille strand bij Kijk duin peddelen, badgoed mee na tuurlijk. Wat de jongens zich daar een pret van voorstelden Maar nu was de vacantie al enige tijd aan de gang en nog altijd was de brief niet verschenen, die de defi nitieve uitnodiging bevatte. Elke post bracht weer opnieuw een te leurstelling. Oom Dolf, die juist bij zo'n ge beurtenis tegenwoordig was, wilde weten hoe de vork in de steel zat en toen de jongens hem alles uit gelegd hadden, besloot hij: „Kom, er zijn nog wel andere pretjes dan uit logeren gaan. Laten we eens iets bedenken: een boottochtje naar Vreeswijk „Ik vond de zee zo jofel," wierp Max tegen. „Dan gaan we een dagje naar Valkeveen," stelde oom goedig voor. „Een strand van niks," keurde Rob af. „Naar Scheveningen dan?" op perde oom hoopvol. „Wat heb je aan één dagje Logeren, dat is jè vond Max. „Kinderen, wat zijn jullie on dankbaar", bracht moeder in het midden. Oom peinsde verder. „Naar Schiphol dan „Ja, ja", klonk hél in koor. „En gaan we dan vliegen „Neen, dat niet. Maar alles daar bekijken lijkt me ook wel aardig voor jullie.' „Ja, laten we naar Schiphol gaan", zei Max tevredengesteld. En Rob knikte goedkeurend. „Wanneer gaan we vroeg de ze. „Dat kom ik nog wel eens af- gens vroeg tante, spreken." „Of we We hebben pas nog Entot nu toe was oom nog j heen en weer naar Zeist gelopen, niet terug geweest. Dat was de jen moe waren we helemaal niet", twede teleurstelling. Oom had al leen gemeld, dat hij voor dienst naar 't buitenland ging. Nu moet je niet denken, dat de jongens zich verveelden, hoor Ze hadden, na dat Lo naar den Haag vertrokken was, zich bij twee andere jongens aangesloten, ook broers, Pim en Theo, en met die gingen ze elke dag zwemmen of voetballen. En ze vergaten hun teleurstellingen bij na, toen de vrienden bij hen kwa men lageren, doordat de ouders van Theo en Pim door familiè-om- standigheden plotseling weg moes ten. Zo kwam de laatste week van de (vacantie en Donderdagsmor?- gens stond op eens tante Truus, de vrouw van Oom Dolf, voor de deur. „Is oom er niet was Max eer ste vraag, nog voordat hij de be zoekster begroet had. Maar direct herstelde hij zijn fout en zei goe dendag. „Oom is nog altijd niet terug", begon tante toen ze de aanwezi gen begroet had. „En nu kom ik met een boodschap van oom. Aan gezien de vacantie op z'n eind loopt en oom nog niet weet, wan neer hij terugkomt, moet ik met jullie naar Schiphol gaan". „Fijn Jofel juichten de jon gens en dansten vein plezier, „Maar," bedacht Max op eens, „Pim en Theo zijn bij ons gelo geerd Hij begreep, dat 't hard zou wezen om hen thuis te laten. „Die nemen we ook mee", be sliste tante. Nu was de vreugde nog groter. „Dan moeten jullie maar voor uit koffiedrinken", vond moeder en begon meteen alles te regelen. „Ook brood mee, zeker „Eten kunnen we altijd", ver klaarde Max opgewonden. „Vinden jullie 't weer wel mooi genoeg informeerde tante. 't Had 's morgens wat geregend. „Juist fijn weer", vond Rob, „niet zo heet. De lucht is alweer blauw." „En voor een regenbuitje zijn we niet bang", voegde Pim er aan toe. „Kunnen jullie goed lopen, jon- sneed Theo op. „Best Nu voortgemaakt Na verloop van tijd zat tante Truus met het viertal in de trein naar Amsterdam, in een Diesel, zeg Wat ze dat reuze vonden Ze waren er zó en stapten aan de Weesperpoort uit. Daar gingen ze, Pim en Rob met de rugzak op, waar de mondvoorraad in zat; na de controle gebasseerd te zijn stap te tante Truus op een politieagent ai om haar licht op te steken. Want de leidster van 't kleine troepje wist wel, dat Schiphol in de buurt van Amsterdam lag, maar was in en om de stad niet bekend. „Meneer", zei ze, „kunt u me ook zeggen, hoe ik lopen moet naar Schiphol „Lopen vroeg de man zeer verbaasd, dat kunt u niet lopen Ik zou het u tenminste niet aanra den." „Is 't dan zó ver vroeg Max verbaasd. „Ja zeker, het ligt een heel eind voorbij Sloten." „Hoe moeten we er dan ko men vroeg tante Truus een beetje uit het veld geslagen „Ja, dat kunt u op verschillende manieren doen: eerst neemt u twee trams, dan de bus tot Sloten en verder de bus van Poeldijk. U kunt ook lijn 12 nemen en met de boot gaan. Maar ik denk, dat het u voordeliger uitkomt, wanneer u een taxi neemt, die u regelrecht van hier naar Schiphol brengt Dat is ook het eenvoudigst. Daar komt er juist één aan." Er naderde een zwarte wagen met een rij witte blokjes als her kenningsteken. Op een sein van den agent, stopte de chauffeur. En tante was 't gauw met hem eens. Voor twee gulden zou hij hen bren gen, waar ze wezen moesten. En dus stapte het gezelschap in. Dat was nog een pretje erbij. Wande len is heel aardig, maar rijden in een auto nog leuker en de jongens rekenden uit, dat ze dan zoveel te langer op Schiphol konden ge nieten. Eerst ging het, door allerlei drukke straten, steeds verder. Tel kens kwamen ze soortgelijke taxi's tegen, als waar zij in reden. Max zat naast den chauffeur, had steeds wat te vragen. Tenslotte raakten ze toch uit de huizen en kwamen op een buitenweg. De be stuurder zei, dat 't de Sloterweg En toeno, schrikop eens stond de wagen stil De chauffeur probeerde op alle ma nieren om hem aan de gang te krijgen, maar 't lukte niet. Een kwartier lang stond hij te prutsen, onder de belangstelling van de jongens, toen gaf hij 't op. Hij hoopte, dat er een andere taxi van hoopte, dat er een andere taxi van Schiphol zou terugkomen en zijn reizigers verder brengen, doch die hoop bleek ijdel. Een mooie blau we bus van de K. L. M. passeerde; hij vervoerde de passagiers, die met een vliegtuig mee moesten. Met jaloerse blikken keken de jon gelui hem na. „We zullen hier maar niet wach ten, doch verder lopen in afwach ting van een bus", stelde tante Truus voor; ze betaalde den man tachtig cent voor het aantal kilo meters, dat ze gereden haddén, en ging met de jongelui op stap. De weg was smal en liep niet prettig. Er was ook nogal veel verkeer. En alras bleek bij informatie, dat de bus onderweg niet mocht stoppen. Over de brug, voorbij Sloten, kon den ze de blauwe bus van Poel geest nemen. Maar 't was een hele wandeling, vóór ze over die brug waren. En daar hoorden ze, dat de bus juist langs was en 't drie kwar tier zou duren, vóór er weer één kwam. „Dan lopen we, hoor zei Rob. „In die tijd zijn we al lang in Schiphol." Dat was een wijs woord en moedig trok het troepje verder Heel de dag had 't somber gezienr nu begon 't te motregenen, toen ze linksaf sloegen. Maar 't was be moedigend, dat ze nu en dan al een vliegtuig zagen overvliegen. „Ik wist niet, dat Schiphol ver van Amsterdam lag" zuchtte tante na een nieuw half uurtje tip pelen. „Kunt u 't wel volhouden vroeg Max bezorgd en gaf z'n tan te een arm. De naambordjes op de aardige villa-achtige huisjes langs de weg deden de jongelui zien, dat daar personeel van Schiphol woonde; dus naderden ze Ja, tenslotte za gen ze ook vliegmachines dalen en eindelijk zagen ze het uitgestrekte landingsterrein liggen met verschil lende vliegtuigen er op. De jongens liepen gauw een zijweg op, waar ze alles beter konden bekijken. En zie, het regenen was opgehouden en de zon kwam door. Maar moe waren ze wel wat. De regenjassen werden uitgetrokken, op het gras gelegd en daar gingen ze op zitten. Wat was er veel te kijken; machi nes daalden, andere stegen op; de mondvoorraad werd voor de dag gehaald en daar kwam een flinke bres in. „Zien jullie wel," riep Bob op eens, „dat op al die gebouwen en palen en ook bovenop de huizen langs deze weg electrische lampen zitten?" „Die doen ze natuurlijk aan, als t donker is", veronderstelde Theo, „zodat de machines er niet tegen aan kunnen vliegen." „Ik zou het best eens willen zien. Hè, tante, laten we blijven tot het donker is stelde Max voor.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10