ONZE 1
mmm rm öea DAG.
dan in de Zon
WH
i WEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG IS JULI 1935. No. 167.
BttKNUNB.
In doozen van 20ct.a£
Laat Uw wacsistie
ZEELAND.
ZUID-BEVELAND.
Als in den tijd der gilden.
Een merkwaardige wet in
Luxemburg afgekondigd,
Wettelijke bescherming van
den meestertitel in het mees-
terbrevet.
De regeering van het groothertogdom
Luxemburg, die den laatsten tijd nogal
eens van zich doet spreken (zij zag o.a.
kans op een zeer handige wijze de com
munisten uit de vertegenwoordigende
lichamen te weren) heeft dezer dagen
opnieuw een wet afgekondigd, die
veelszins merkwaardig mag heeten. Het
gaat hier om een soort van wettelijke
bescherming van het ambacht. De oude
titel van meester-kleermaker, meester-
loodgieter etc., herinnerde aan den
roemruchtigen gilden-tijd wordt in zijn
volle glorie hersteld. De bedoelde wet
verbiedt n.l. den titel van meester
handwerker te voeren, mitsgaders
leerlingen in opleiding te nemen, zon
der overeenkomstig de bepalingen dei-
wet het meester-diploma te hebben ver
worven. Slechts voor werkmeesters bij
de spoor, hoogovens, groeven en mij
nen geldt dit verbod niet, doch dan
nog alleen voorzoover ze uitsluitend in
dienst dezer ondernemingen werkzaam
zijn.
Het meester-diploma wordt verleend
door den directeur-generaal van den
arbeid. Men houde hierbij in het oog,
dat deze functionaris niet een, zij het
dan hooge, departementsambtenaar is,
doch de minister zelf, die slechts den
titel van minister niet draagt, aangezien
die alleen gevoerd wordt door den mi
nister-president. De directeur-generaal
genaamde minister van arbeid ver
strekt dit diploma na vertoon van een
verklaring eener van staatswege inge
stelde examencommissie. Voor elk
handwerksberoep of gilde (al wordt de
ze benaming niet woordelijk gebruikt)
benoemt de regeering twee examinato
ren uit een voordracht van vier mees
ters van het handwerk, opgesteld door
de Kamer des Handwerks.
Een candidaat voor den meester-ti-
tel kan niet tot het examen worden toe
gelaten, indien hij niet in het bezit is
van het Luxemburgsche staatsburger
schap en indien hij niet het examen
voor gezel met goed gevolg heeft afge
legd en sindsdien tenminste vijf jaren
als werkgever, gezel of arbeider in het
zelfde beroep is werkzaam geweest.
Een buitenlandsch bewijs, denzelfden
tijd in 't buitenland als gezel gewerkt
te hebben, is ook voldoende. Wie dit
bewijs niet heeft kunnen erlangen, door
dat in het buitenland zoodanige rege
ling niet bestond, moet tenminste 6
jaren in het buitenland werkzaam zijn
geweest.
Het examen strekt zich over het ge-
heele theorethische en practische ge
deelte van het beroep uit; het moet
ervan getuigen, dat de candidaat tot
den meestertitel het geheele beroep
deugdelijk beheerscht.
Slechts zij, die kunnen bewijzen, in
publieke instellingen van staat of ge
meente gelijkwaardige examens te heb
ben afgelegd, kunnen van het theore
tische gedeelte van het meesterexamen
vrijstelling verkrijgen; van het prac
tische deel is dit niet mogelijk.
Het bezit van den meestertitel geeft
het recht tot ongehijndetrd uitoefenen
van het betrokken beroep in het groot
hertogdom; dit recht is wederkeerig,
indien het geboorteland van vreemde
handwerkslieden den Luxemburgers de
zelfde faciliteit toestaat.
Bij het overlijden van een meester
handwerker zijn zijn erfgenamen ge
rechtigd de onderhanden werken af te
maken.
Voortaan zullen alleen .zij, die den
meestertitel bezitten, het recht hebben
in te schrijven op openbare aanbeste
dingen; Belgische onderdanen zullen,
voor den duur der tol-unie, overeen
komstig art. 3 laatste alinea van het
tolverdrag, in dit opzicht echter gelijke
rechten hebben als de Luxemburgers.
Als overgangsbepaling geldt, dat zij
die een handwerk uitoefenen op het
oogenblik van het in werking treden
van de wet, den 28en jarigen leeftijd
dan bereikt hebben, in het land wonen
en er tenminste gedurende vijf achter
eenvolgende jaren zelfstandig dat hand
werk hebben uitgeoefend, vrijgesteld
zijn van de in de wet vastgestelde voor
schriften en formaliteiten en overigens
gelijk gesteld worden met hen, die met
recht den meestertitel mogen voeren.
Zij, die niet aan deze voorschriften vol
doen, mogen nog slechts de loopende
leerling-overeenkomsten uitvoeren.
SLACHTOFFERS.
Op de vragen van mevrouw Bakker-
Nort:
1. Is het den minister bekend, dat
tengevolge van de op 16 Mei 1935 door
de Arrondissements-Rechtbank te Am
sterdam aan de N.V, Koninklijke Hol-
landsche Lloyd te Amsterdam voorloo-
pig verleende surcéance v.an betaling,
de 212 pensioengerechtigden, waaron
der 80 weduwen ongeveer half Mei ver
namen, dat 1 Juni de pensioentermijn
waarop zij recht hadden, niet zou wor
den uitbetaald, en dat zij dientengevolge
in een allertreurigsten toestand ver
keer en?
2. Is de minister bereid ten behoeve
van deze gedupeerde gepensionneerden
maatregelen te treffen?
heeft de minister van oeconomische
zaken geantwoord:
1. Het feit, dat tengevolge van de op
16 Mei jl, voorloopig verleende sursé
ance van betaling de uitbetaling van de
pensioenen aan de 212 pensioengerech
tigden van den Koninklijken Holland-
schen Lloyd gestaakt werd, is den on-
dergeteekende bekend.
Dat velen daardoor in een allertreu
rigsten toestand verkeeren, is eveneens
bekend; dit geldt echter niet voor alle
212, omdat onder hen ook beter gesi
tueerden voorkomen. Naar aanleiding
van deze gebeurtenis overweegt de re
geering of ten .aanzien van de pensioen
fondsen van particuliere bedrijven niet
een regeling moet worden getroffen,
waardoor deze meer afzonderlijk naast
de overige vermogenspositie der on
derneming komen ie staan.
2. De ondergeteekende heeft nauw-
gezet overwogen, in hoeverre het moge
lijk is eenigen bijzonderen maatregel in
het belang van de betrokkenen te
nemen; tot zijn groot leedwezen bleek
echter geen mogelijkheid tot een zoo-
danigen maatregel te bestaan.
DE KRUIWAGEN
Op vragen van het Tweede Kamerlid
Amelink
1. Zijn de ministers in staat, mede
te deelen, of het juist is, dat door den
directeur der gemeentelijke arbeids
beurs te 's-Gravenhage aan een bij de
ze beurs ingeschrevene het volgende is
medegedeeld:
„Uw brief van 1 dezer kwam in mijn
bezit. In verband daarmede, kan ik u
mededeelen, dat men wel voornemens
is de plaatsing bij de Crisisbureaux te
doen via de openbare bemiddeling. Tot
heden is dit echter niet het geval. Vol
gens mijn ervaring berust de tewerk
stelling bij de bureaux, enkele uitge
(Ingezonden).
Met belangstelling las ik het artikel
„Onze Troonopvolging" in uw blad van
13 Juli 1935.
De schrijver [de heer W. G. de Bas.
Red.] komt tot de conclusie: le. dat in
de grondwet geen mogelijkheid is ge
opend, tenzij dan door grondwetswijzi
ging tot een andere regeeringsvorm te
fkomen; 2e dat het Nederlandsche volk
als massa in de naaste toekomst niets
te zeggen heeft over zijn eigen regee
ringsvorm.
Dit eerste hangt echter geheel af van
de zienswijze welke men is toegedaan,
immers art. 19 1) geeft wel degelijk een
vingerwijzing naar een anderen staats
vorm.
De wijziging van art. 21 (nu art. 19) in
de grondwet gekomen door amendement
van den heer Van Schaik, laat zich het
best met de eigen woorden van den
voorsteller weergeven; deze lichtte zijn
amendement aldus toe: „Het dwingend
Art. 19: „Wanneer bij overlijden
des Konings «geen bevoegde opvolger
naar de grondwet bestaat, worden de
Staten-Generaal binnen 4 maanden na
het overlijden door den Raad van State
in dubbelen getale bijeengeroepen, ten
einde in vereenigde vergadering een Ko
ning te kiezen.
(Ingez. Med.)
voorschrift van art. 21 2) laat geen ruim
te voor de mogelijkheid, dat de Staten-
Generaal in een Koningskeuze niet sla
gen. Met het oog daarop, verdient de
voorkeur een redactie, waarin slechts
wordt uitgedrukt, dat het doel der ver
gadering eene Koningskeuze is, hetgeen
impliceert, de mogelijkheid, dat dit doel
niet wordt bereikt (bijlage Hand. II EK.
'2122 no. 9029). Met groote meer
derheid van stemmen hechtte de Twee
de Kamer haar goedkeuring aan het al
dus toegelichte amendement van den
heer Van Schaik (72 tegen 21 stemmen).
Deze interpretatie volgend, is het dui
delijk, dat evenmin als in art. 18 langer
een verplichte Koningskeuze be
staat. De Staten-Generaal behoeven
er slechts naar te streven, te sla
gen behoeven zij niet. Anders evenwel
dan in het geval van art. 18 zijn de ge
volgen van een negatief resultaat van
art. 19 van veel grootere beteekenis. Bij
art. 18 beteekent mislukking uitstel,
hier echter zal zij de beteekenis kunnen
krijgen van mogelijkheid van een a n -
derenregeeringsvorm zon
der grondwetsschennis (zie Huart:
Grondwetsherziening blz. 27 e.v.).
-') Art. 21 oud, grondwet: „Wanneer
bij overlijden des Konings geen bevoeg
de opvolger naar de grondwet bestaat
geschiedt de benoeming recht
streeks door de Staten-Generaal in ver
eenigde vergadering enz.
zonderd, uitsluitend op voorspraak
(protectie). Men schijnt iemand te moe
ten hebben, die ter plaatse invloed
heeft."
2. Indien dit juist is, zijn de ministers
dan bereid te bevorderen, dat voor
taan, voorzoover geen geschikte wacht
gelders beschikbaar zijn, het betrek
ken van personeel bij crisisinstellingen
uitsluitend door bemiddeling der ar
beidsbeurzen zal plaats hebben?
hebben de ministers van oeconomi
sche en van sociale zaken geantwoord:
I. Deze vraag wordt bevestigend be
antwoord.
II. De tweede ondergeteekende heeft
zich reeds in 1933 tot zijn ambgenoot
van oeconomische zaken gewend in
zake arbeidsbemiddeling voor personeel
van crisisinstellingen en het daarbij in
schakelen van de arbeidsbeurzen. In
verband daarmede heeft de toenmalige
minister van oeconomische zaken tot
de betrokken crisisinstellingen een aan
schrijving gericht om bij de vervulling
van vacatures gebruik te maken van
de gemeentelijke arbeidsbeurzen, wan
neer daarin niet kon worden voorzien
door wachtgelders en geen rechtstreek-
sche sollicitanten beschikbaar waren.
Vertrouwd wordt, dat de leiders der
crisisinstellingen met deze aanschrij
ving nauwgezet zullen rekening houdem
Voor het geven van dwingende voor
schriften tot het uitsluitend plaatsen
door tusschenkomst van de arbeids
beurzen bestaat daarom vooralsnog
geen reden.
De eerste ondergeteekende voegt
hieraan toe, dat, indien uit den brief
van den directeur van de gemeentelijke
arbeidsbeurs te 's-Gravenhage zou wor
den afgeleid, dat andere dan zakelijke
motieven bij het aanstellen van perso
neel bij de crisisdiensten een rol spe
len, dat afleiden uiteraard geheel ten
onrechte geschiedt.
FAILLISSEMENTEN IN CRISISTIJD.
Het eerste halfjaar 1935 geeft
wederom een stijging t.o.v.
1934 te zien.
Volgens de gegevens van het Cen
traal Bureau voor de Statistiek bewo
gen zich de cijfers der uitgesproken fa
illissementen sedert 1929 voortdurend
in stijgende richting.
Uit voorloopige cijfers betreffende
de uitgesproken faillissementen over
het eerste halfjaar van 1935 blijkt, dat
deze cijfers voor genoemd tijdsverloop
hooger waren dan voor de overeenkom
stige periode van 1934 (resp. 2.419 en
2.330). De geringe daling van het cijfer
van het eerste halfjaar 1934 (2.330) ten
opzichte van dat van 1933 (2.338) werd
dus gevolgd door een vermeerdering
met 89. Bij vergelijking der cijfers van
de eerste zes maanden van 1931 tot en
met 1935 valt te constateeren, dat het
cijfer der maanden Januari (426), Fe
bruari (373), April (402) en Mei (419)
van 1935 hooger is dan van de over
eenkomstige maanden der jaren 1931
tot en met 1934.
Bij raadpleging der cijfers, gesplitst
naar bedrijven en beroepen, valt op te
merken, dat voor de meeste rubrieken
de cijfers van 1935 ongunstiger waren
dan die van 1934. Dit was o.a. het ge
val bij de volgende rubrieken: „fabri
cage van aardewerk, glas enz." (1ste
halfjaar 1934 1, 1935 5), „bouwbedrij
ven" (resp. 185 en 228), „scheepsbouw,
rijtuigen" (4 en 12), „crediet- en bank
wezen" (4 en 16).
Een lager cijfer dan voor 1934 ge
ven o.a. de rubrieken „landbouwbedrij
ven" (1ste halfjaar -1934 163, 1935 142),
„warenhandel" (872 en 849), „verkeers
wezen" (205 en 181). Het cijfer van de
rubriek „overige faillissementen" waar
in begrepen zijn de faillissementen, ten
aanzien van welke nog geen opgave
omtrent bedrijf of beroep is gedaan,
was voor het eerste halfjaar van 1935
(614) 52 hooger dan in 1934 (562).
Zoowel in het eerste als in het twee
Langs een omweg en in zeer voorzich
tige bewoordingen heeft men .dus toch
een anderen staatsvorm een plaats in
de grondwet ingeruimd.
De hr. De Bas haalt de meening der
Staatscommissie aan, tegen welke mee
ning de Regeering zich verzette, doch
door het amendement-Van Schaik aan
te nemen, nam diezelfde Regeering het
essentieele van deze opinie toch over.
Omtrent het sub 2e. genoemde zou ik
gaarne het volgende willen opmerken:
Het standpunt der Regeering bij de
grondwetsherziening 1922 was, dat zij
den monarchalen staatsvorm een zegen
achtte voor ons land, evenwel „alleen
zoolang behoud van een waarlijk natio
naal Koningschap mogelijk is", „Elke
vingerwijzing in de grondwet naar een
anderen vorm van Staatsregeering is in
een constitutie gelijk de onze misplaatst"
betoogde de Regeering verder tegenover
de voorstellen der Staatscommissie. Wat
was het standpunt der commissie ten
aanzien van dit punt?
Art. 20 van het ontwerp der Staats
commissie hield in, dat wanneer het
vooruitzicht zou bestaan, dat geen be
voegde opvolger naar de grondwet aan
wezig zou zijn, alsmede wanneer bij
overlijden van de Koning [in] geen zoo
danig opvolger zou bestaan, een refe
rendum over den aard van den Staats
vorm zou beslissen.
Na de volksstemming zouden de Ka
mers der Staten-Generaal en Provinciale
de kwartaal van 1935 werden meer
faillissementen uitgesproken dan in de
overeenkomstige perioden van 1934.
Evenals in 1934 waren de faillissemen
ten in het tweede kwartaal talrijker dan
in de eerste drie maanden des jaars.
DE N. S. B. NIET VERBODEN VOOR
INDISCHE AMBTENAREN.
In de memorie van antwoord op de j
algemeene beschouwingen van den
Volksraad betreffende de begrooting I
voor 1935, verklaart de regeering haar
standpunt tegenover het nationaal-so-
cialisme als volgt:
Het standpunt der regeering tegen-
over de N. S. B. is geen andèr dan dat j
ten aanzien van andere politieke par-
tijen. Het is mitsdien nuttig een herha- j
ling te geven van het vele malen ver- 5
kondigd standpunt der regeering, dat
hare plaats hier te lande niet is te mia-
den van de partijen, maar daarboven. I
Dit impliceert vrijheid van iedere par
tij binnen de grenzen van de wet en de
tot handhaving van orde en rust ge
troffen maatregelen, en maakt ingrij
pen van de zijde der overheid en in
menging in interne partijzakenover
bodig zoolang deze grenzen worden ge
ëerbiedigd.
Wat betreft het lidmaatschap van
de N. S. B. voor ambtenaren en de
houding der overheid terzake, ligt het
antwoord op de daaromtrent gestelde
vragen besloten in het feit, dat tot nog
toe geen aanleiding is gevonden de N,
S. B, te rangschikken onder de vereeni-
gingen waarvan het lidmaatschap voor
overheidspersoneel verboden moest
worden.
Overigens dient het eigen inzicht van
de betrokkenen in dezen niet te wor
den uitgeschakelt; in het bijzonder mag
van ambtenaren, dienende bij de weer
macht, het binnenlandsch bestuur en de
politie, die hun taak begrijpen, worden
verwacht dat zij zich terdege reken
schap geven van hetgeen in hun func
ties op het gebied van deelneming aan
actie op politiek terrein betamelijk is
en van de consequenties waarvoor zoo
danige politieke actie hem kan plaat
sen. Het is inderdaad juist, dat eenigen
tijd geleden door den legercommandant
een wenk in die richting is gegeven.
DE OUDE RIJWIELPLAATJES VOOR
DE T.B.C.-BESTRIJDING.
Evenals vorige jaren zal de Vereeni-
ging tot Bevordering der Belangen van
t.b-c-patiënten in Nederland op den lsten
Augustus haar actie inzetten.
Het kan een ieder bekend zijn, dat
genoemde vereeniging telkenjare bij het
verwisselen van de rijwielbelastingmer-
ken de oude exemplaren, alsook ander
koper, lood, tin, zink, zilverpapier enz.
inzamelt ten bate der tuberculosebestrij
ding.
BELASTING VAN PERSONENAUTO'S
ALS VAN VRACHTAUTOMOBIELEN.
De K.N.A.C. meldt ons:
Gedurende den laatsten tijd bereiken
de K.N.A.C. herhaaldelijk klachten dat
handelsreizigers, vertegenwoordigers,
enz., die in hun personen-auto's hun
handelsgoederen of monster-collecties
vervoeren meestal nadat zij het kussen
van de achterbank daaruit verwijderd
hebben, geverbaliseerd worden wegens
overtreding der motorrijtuigenbelasting
wet (vroeger wegenbelastingwet gehee-
ten).
Door de belasting-administratie schijnt
in dergelijke gevallen het standpunt te
worden ingenomen, dat dergelijke auto's
,als „niet voor personenvervoer inge
richt" zijn te beschouwen, waardoor
belasting als voor vrachtauto's zou
verschuldigd zijn.
De K.N.A.C. acht deze uitlegging van
de desbetreffende bepalingen der wel
onjuist. Haars inziens verandert een
auto door het uitnemen van een kus
sen niet van ,aard of bestemming.
Slechts wanneer een personen-auto (ge
lijk bijvoorbeeld de z.g. „luxe-bestel-
door zoo'n schele hoofdpijn, door warmte of
ongewone vermoeienis. Zorg altijd zoo'n
zakdoosje met 3 „AKKERTJES" bij U te heb
ben van 20 ct. Ze helpen direct, maken „fit"
(Ingez. Med.)
Staten worden ontbonden. Wanneer de
meerderheid van het volk zich bij het
referendum voor het behoud van het
Koningschap uitsprak, dan zou dadelijk
een troonopvolger benoemd worden bij
een wet, waarover de Staten-Generaal
zouden beraadslagen en besluiten in ver
eenigde vergadering. Strekte de uitslag
van het referendum daarentegen tot ver
andering van den staatsvorm, dan zou
den dadelijk de daartoe nóodige veran
deringen in de grondwet worden aange
bracht, op de wijze als in Hoofdstuk XI
der grondwet geregeld is.
Evenwel was het ontwerp tweeslach
tig. Men zou in dit stelsel wel zeer merk
waardige verhoudingen hebben gekre
gen. Stel dat bij gebreke van een be
voegden opvolger bij referendum een
meerderheid, maar minder dan 2/a zich
zou verklaren voor de invoering van een
Republiek. Volgens art. 20 van het ont
werp zouden dan onverwijld de daartoe
noodige veranderingen in de grondwet
moeten worden aangebracht, hiervoor
zou echter een meerderheid van 2/3 noo-
dig zijn!
Terecht m.i. is dit voorstel dus niet
aanvaard door de Regeering.
Volgens meening van den schrijver
van het artikel in uw blad is het een
bezwaar, dat de beslissing van zoo'n be
langrijk feit als Koningskeuze geheel ligt
in handen van de Staten-Generaal (zij 't
dan in verdubbelden getale).
wagens.") kennelijk door een bepaalde
stellage, die daarin min of meer vast
is ingebouwd, ingericht is tot het ver
voer van goederen, is naar de meening
der K.N.A.C. wegenbelasting naar het
hoogere vrachtauto-tarief verschuldigd.
De K.N.A.C. is dan ook doende om
in enkele proefprocessen rechterlijke
uitspraken uit te lokken omtrent het
geen in deze quaestie de juiste uitleg
ging der wet is.
RAAD VAN 's-HEER-ARENDSKERKE.
Een goed slot van f 18>784 op
de gemeenterekening 1934,
Voor de werkloozen 6000
meer uitgetrokken,
's-HEER ARENDSKERKE. De Raad
dezer gemeente kwam Woensdag in
openbare vergadering bijeen. Voorzitter
burgemeester Elenbaas,
Ingekomen was o.a., de goedkeuring
van G. S. van het raadsbesluit, tot aan
koop van de sloot aan den Achterweg;
voorts bericht van den minister, dat de
steunregeling voor de gemeente is ver
lengd tot 28 Dec. 1935.
De v o o r z. deelde mede, dat aan de
woonwagens een andere standplaats is
gegeven. De ophaaldienst van vuil werd
gegund aan A. Lampe voor 80. Er zijn
pl.m. 40 deelnemers.
Aangeboden werd de gemeente reke
ning over 1934, sluitende met 120.628,
w.o. een batig slot van 18.784 voor
den gewonen dienst, en sluitende met
42.538 w.o. een batig slot van 253
voor den kapitaaldienst. Voorts werden
aangeboden de rekeningen van de Arm
besturen. Commissies tot nazien dezer
rekeningen werden benoemd.
In de gemeentebegrooting 1935 werden
eenige wijzigingen gebracht, o.a- wer
den de posten werkverschaffing, materi
aal voor de werkverschaffing en steun-
verleening verhoogd met totaal 6000.
Vervolgens was aan de orde het uit
breidingsplan van de Zuid-Westelijke
kom 's Heer Arendskerke en den 's Heer
Arendskerkepolder.
De v o o r z. deelde mede, dat Ged.
Staten bezwaar hadden tegen de rooilijn
langs den Kerkweg, op de kruising met
den Kerkweg, welke zij van 18,50 m op
25 m willen gebracht zien.
Aldus werd besloten.
Op eenige reclames schoolgeld en aan
slagen hondenbelasting werd volgens
voorstel van B. en W. beschikt. Voorts
werd een staat oninbare posten vastge
steld.
Aan mej. A. T. Appel werd op haar
verzoek eervol ontslag verleend als on
derwijzeres aan de openbare lagere
school te Nieuwdorp. Sollicitanten naar
deze betrekking zijn opgeroepen. Er
kwam slechts 1 sollicitatie binnen.
In de verordening vergunningsrechten
werd een wijziging gebracht, behelzende
het bepalen der vergunningsrechten, vol
gens de huurwaarde in verband met den
verkoop van sterken drank.
Voorts werd volgens voorstel van B.
en W. besloten om in de kosten van het
aanbrengen van een leuning bij de Piet
een vierde gedeelte bij te dragen.
Tenslotte werden de geloofsbrieven
der nieuw benoemde raadsleden onder
zocht en in orde bevonden. Aldus werd
tot toelating besloten.
Dit lijkt mij echter geen bezwaar.
Waar de vertegenwoordiging een repre
sentatie van beginselen is, (vergel.
Huart t.a.p.) mag men toch aannemen,
dat de beginselen van het volk door de'
vertegenwoordiging tot uiting worden
gebracht.
Resumeerende kom ik dus tot de con
clusie:
le. dat de grondwet, behalve door
grondwetswijziging toch ook nog via de
bewoordingen van art. 19 de moge-
1 ij k h e i d opent, althans niet in den
weg staat, om te komen tot een anderen
Regeeringsvorm.
2e. dat de Regeering langs een ach
terdeur, de interpretatie Van Schaik
aanvaardend, de mogelijkheid van een
anderen regeeringsvorm in de grondwet
haalde, zij het dan niet expressis verbis.
3e. dat het niet zoo'n groot gevaar is
dat het volk „als massa" zich niet uit
spreekt, gezien het karakter van haar
vertegenwoordiging.
I, C. Pluijmers,
Leeraar Staatsinr. M. O.
Adj.-comm. R. v, A.
Voor bovenstaande interessante be
schouwing zijn wij den heer Pluijmers
gaarne erkentelijk, mede, wijl dit ons de
gelegenheid biedt ook dezen kant van
het vraagstuk nog iets nader te belich
ten.
Wat de Van Schaiksche interpretatie