ONZE 1 mmm rm öea DAG. dan in de Zon WH i WEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN DONDERDAG IS JULI 1935. No. 167. BttKNUNB. In doozen van 20ct.a£ Laat Uw wacsistie ZEELAND. ZUID-BEVELAND. Als in den tijd der gilden. Een merkwaardige wet in Luxemburg afgekondigd, Wettelijke bescherming van den meestertitel in het mees- terbrevet. De regeering van het groothertogdom Luxemburg, die den laatsten tijd nogal eens van zich doet spreken (zij zag o.a. kans op een zeer handige wijze de com munisten uit de vertegenwoordigende lichamen te weren) heeft dezer dagen opnieuw een wet afgekondigd, die veelszins merkwaardig mag heeten. Het gaat hier om een soort van wettelijke bescherming van het ambacht. De oude titel van meester-kleermaker, meester- loodgieter etc., herinnerde aan den roemruchtigen gilden-tijd wordt in zijn volle glorie hersteld. De bedoelde wet verbiedt n.l. den titel van meester handwerker te voeren, mitsgaders leerlingen in opleiding te nemen, zon der overeenkomstig de bepalingen dei- wet het meester-diploma te hebben ver worven. Slechts voor werkmeesters bij de spoor, hoogovens, groeven en mij nen geldt dit verbod niet, doch dan nog alleen voorzoover ze uitsluitend in dienst dezer ondernemingen werkzaam zijn. Het meester-diploma wordt verleend door den directeur-generaal van den arbeid. Men houde hierbij in het oog, dat deze functionaris niet een, zij het dan hooge, departementsambtenaar is, doch de minister zelf, die slechts den titel van minister niet draagt, aangezien die alleen gevoerd wordt door den mi nister-president. De directeur-generaal genaamde minister van arbeid ver strekt dit diploma na vertoon van een verklaring eener van staatswege inge stelde examencommissie. Voor elk handwerksberoep of gilde (al wordt de ze benaming niet woordelijk gebruikt) benoemt de regeering twee examinato ren uit een voordracht van vier mees ters van het handwerk, opgesteld door de Kamer des Handwerks. Een candidaat voor den meester-ti- tel kan niet tot het examen worden toe gelaten, indien hij niet in het bezit is van het Luxemburgsche staatsburger schap en indien hij niet het examen voor gezel met goed gevolg heeft afge legd en sindsdien tenminste vijf jaren als werkgever, gezel of arbeider in het zelfde beroep is werkzaam geweest. Een buitenlandsch bewijs, denzelfden tijd in 't buitenland als gezel gewerkt te hebben, is ook voldoende. Wie dit bewijs niet heeft kunnen erlangen, door dat in het buitenland zoodanige rege ling niet bestond, moet tenminste 6 jaren in het buitenland werkzaam zijn geweest. Het examen strekt zich over het ge- heele theorethische en practische ge deelte van het beroep uit; het moet ervan getuigen, dat de candidaat tot den meestertitel het geheele beroep deugdelijk beheerscht. Slechts zij, die kunnen bewijzen, in publieke instellingen van staat of ge meente gelijkwaardige examens te heb ben afgelegd, kunnen van het theore tische gedeelte van het meesterexamen vrijstelling verkrijgen; van het prac tische deel is dit niet mogelijk. Het bezit van den meestertitel geeft het recht tot ongehijndetrd uitoefenen van het betrokken beroep in het groot hertogdom; dit recht is wederkeerig, indien het geboorteland van vreemde handwerkslieden den Luxemburgers de zelfde faciliteit toestaat. Bij het overlijden van een meester handwerker zijn zijn erfgenamen ge rechtigd de onderhanden werken af te maken. Voortaan zullen alleen .zij, die den meestertitel bezitten, het recht hebben in te schrijven op openbare aanbeste dingen; Belgische onderdanen zullen, voor den duur der tol-unie, overeen komstig art. 3 laatste alinea van het tolverdrag, in dit opzicht echter gelijke rechten hebben als de Luxemburgers. Als overgangsbepaling geldt, dat zij die een handwerk uitoefenen op het oogenblik van het in werking treden van de wet, den 28en jarigen leeftijd dan bereikt hebben, in het land wonen en er tenminste gedurende vijf achter eenvolgende jaren zelfstandig dat hand werk hebben uitgeoefend, vrijgesteld zijn van de in de wet vastgestelde voor schriften en formaliteiten en overigens gelijk gesteld worden met hen, die met recht den meestertitel mogen voeren. Zij, die niet aan deze voorschriften vol doen, mogen nog slechts de loopende leerling-overeenkomsten uitvoeren. SLACHTOFFERS. Op de vragen van mevrouw Bakker- Nort: 1. Is het den minister bekend, dat tengevolge van de op 16 Mei 1935 door de Arrondissements-Rechtbank te Am sterdam aan de N.V, Koninklijke Hol- landsche Lloyd te Amsterdam voorloo- pig verleende surcéance v.an betaling, de 212 pensioengerechtigden, waaron der 80 weduwen ongeveer half Mei ver namen, dat 1 Juni de pensioentermijn waarop zij recht hadden, niet zou wor den uitbetaald, en dat zij dientengevolge in een allertreurigsten toestand ver keer en? 2. Is de minister bereid ten behoeve van deze gedupeerde gepensionneerden maatregelen te treffen? heeft de minister van oeconomische zaken geantwoord: 1. Het feit, dat tengevolge van de op 16 Mei jl, voorloopig verleende sursé ance van betaling de uitbetaling van de pensioenen aan de 212 pensioengerech tigden van den Koninklijken Holland- schen Lloyd gestaakt werd, is den on- dergeteekende bekend. Dat velen daardoor in een allertreu rigsten toestand verkeeren, is eveneens bekend; dit geldt echter niet voor alle 212, omdat onder hen ook beter gesi tueerden voorkomen. Naar aanleiding van deze gebeurtenis overweegt de re geering of ten .aanzien van de pensioen fondsen van particuliere bedrijven niet een regeling moet worden getroffen, waardoor deze meer afzonderlijk naast de overige vermogenspositie der on derneming komen ie staan. 2. De ondergeteekende heeft nauw- gezet overwogen, in hoeverre het moge lijk is eenigen bijzonderen maatregel in het belang van de betrokkenen te nemen; tot zijn groot leedwezen bleek echter geen mogelijkheid tot een zoo- danigen maatregel te bestaan. DE KRUIWAGEN Op vragen van het Tweede Kamerlid Amelink 1. Zijn de ministers in staat, mede te deelen, of het juist is, dat door den directeur der gemeentelijke arbeids beurs te 's-Gravenhage aan een bij de ze beurs ingeschrevene het volgende is medegedeeld: „Uw brief van 1 dezer kwam in mijn bezit. In verband daarmede, kan ik u mededeelen, dat men wel voornemens is de plaatsing bij de Crisisbureaux te doen via de openbare bemiddeling. Tot heden is dit echter niet het geval. Vol gens mijn ervaring berust de tewerk stelling bij de bureaux, enkele uitge (Ingezonden). Met belangstelling las ik het artikel „Onze Troonopvolging" in uw blad van 13 Juli 1935. De schrijver [de heer W. G. de Bas. Red.] komt tot de conclusie: le. dat in de grondwet geen mogelijkheid is ge opend, tenzij dan door grondwetswijzi ging tot een andere regeeringsvorm te fkomen; 2e dat het Nederlandsche volk als massa in de naaste toekomst niets te zeggen heeft over zijn eigen regee ringsvorm. Dit eerste hangt echter geheel af van de zienswijze welke men is toegedaan, immers art. 19 1) geeft wel degelijk een vingerwijzing naar een anderen staats vorm. De wijziging van art. 21 (nu art. 19) in de grondwet gekomen door amendement van den heer Van Schaik, laat zich het best met de eigen woorden van den voorsteller weergeven; deze lichtte zijn amendement aldus toe: „Het dwingend Art. 19: „Wanneer bij overlijden des Konings «geen bevoegde opvolger naar de grondwet bestaat, worden de Staten-Generaal binnen 4 maanden na het overlijden door den Raad van State in dubbelen getale bijeengeroepen, ten einde in vereenigde vergadering een Ko ning te kiezen. (Ingez. Med.) voorschrift van art. 21 2) laat geen ruim te voor de mogelijkheid, dat de Staten- Generaal in een Koningskeuze niet sla gen. Met het oog daarop, verdient de voorkeur een redactie, waarin slechts wordt uitgedrukt, dat het doel der ver gadering eene Koningskeuze is, hetgeen impliceert, de mogelijkheid, dat dit doel niet wordt bereikt (bijlage Hand. II EK. '2122 no. 9029). Met groote meer derheid van stemmen hechtte de Twee de Kamer haar goedkeuring aan het al dus toegelichte amendement van den heer Van Schaik (72 tegen 21 stemmen). Deze interpretatie volgend, is het dui delijk, dat evenmin als in art. 18 langer een verplichte Koningskeuze be staat. De Staten-Generaal behoeven er slechts naar te streven, te sla gen behoeven zij niet. Anders evenwel dan in het geval van art. 18 zijn de ge volgen van een negatief resultaat van art. 19 van veel grootere beteekenis. Bij art. 18 beteekent mislukking uitstel, hier echter zal zij de beteekenis kunnen krijgen van mogelijkheid van een a n - derenregeeringsvorm zon der grondwetsschennis (zie Huart: Grondwetsherziening blz. 27 e.v.). -') Art. 21 oud, grondwet: „Wanneer bij overlijden des Konings geen bevoeg de opvolger naar de grondwet bestaat geschiedt de benoeming recht streeks door de Staten-Generaal in ver eenigde vergadering enz. zonderd, uitsluitend op voorspraak (protectie). Men schijnt iemand te moe ten hebben, die ter plaatse invloed heeft." 2. Indien dit juist is, zijn de ministers dan bereid te bevorderen, dat voor taan, voorzoover geen geschikte wacht gelders beschikbaar zijn, het betrek ken van personeel bij crisisinstellingen uitsluitend door bemiddeling der ar beidsbeurzen zal plaats hebben? hebben de ministers van oeconomi sche en van sociale zaken geantwoord: I. Deze vraag wordt bevestigend be antwoord. II. De tweede ondergeteekende heeft zich reeds in 1933 tot zijn ambgenoot van oeconomische zaken gewend in zake arbeidsbemiddeling voor personeel van crisisinstellingen en het daarbij in schakelen van de arbeidsbeurzen. In verband daarmede heeft de toenmalige minister van oeconomische zaken tot de betrokken crisisinstellingen een aan schrijving gericht om bij de vervulling van vacatures gebruik te maken van de gemeentelijke arbeidsbeurzen, wan neer daarin niet kon worden voorzien door wachtgelders en geen rechtstreek- sche sollicitanten beschikbaar waren. Vertrouwd wordt, dat de leiders der crisisinstellingen met deze aanschrij ving nauwgezet zullen rekening houdem Voor het geven van dwingende voor schriften tot het uitsluitend plaatsen door tusschenkomst van de arbeids beurzen bestaat daarom vooralsnog geen reden. De eerste ondergeteekende voegt hieraan toe, dat, indien uit den brief van den directeur van de gemeentelijke arbeidsbeurs te 's-Gravenhage zou wor den afgeleid, dat andere dan zakelijke motieven bij het aanstellen van perso neel bij de crisisdiensten een rol spe len, dat afleiden uiteraard geheel ten onrechte geschiedt. FAILLISSEMENTEN IN CRISISTIJD. Het eerste halfjaar 1935 geeft wederom een stijging t.o.v. 1934 te zien. Volgens de gegevens van het Cen traal Bureau voor de Statistiek bewo gen zich de cijfers der uitgesproken fa illissementen sedert 1929 voortdurend in stijgende richting. Uit voorloopige cijfers betreffende de uitgesproken faillissementen over het eerste halfjaar van 1935 blijkt, dat deze cijfers voor genoemd tijdsverloop hooger waren dan voor de overeenkom stige periode van 1934 (resp. 2.419 en 2.330). De geringe daling van het cijfer van het eerste halfjaar 1934 (2.330) ten opzichte van dat van 1933 (2.338) werd dus gevolgd door een vermeerdering met 89. Bij vergelijking der cijfers van de eerste zes maanden van 1931 tot en met 1935 valt te constateeren, dat het cijfer der maanden Januari (426), Fe bruari (373), April (402) en Mei (419) van 1935 hooger is dan van de over eenkomstige maanden der jaren 1931 tot en met 1934. Bij raadpleging der cijfers, gesplitst naar bedrijven en beroepen, valt op te merken, dat voor de meeste rubrieken de cijfers van 1935 ongunstiger waren dan die van 1934. Dit was o.a. het ge val bij de volgende rubrieken: „fabri cage van aardewerk, glas enz." (1ste halfjaar 1934 1, 1935 5), „bouwbedrij ven" (resp. 185 en 228), „scheepsbouw, rijtuigen" (4 en 12), „crediet- en bank wezen" (4 en 16). Een lager cijfer dan voor 1934 ge ven o.a. de rubrieken „landbouwbedrij ven" (1ste halfjaar -1934 163, 1935 142), „warenhandel" (872 en 849), „verkeers wezen" (205 en 181). Het cijfer van de rubriek „overige faillissementen" waar in begrepen zijn de faillissementen, ten aanzien van welke nog geen opgave omtrent bedrijf of beroep is gedaan, was voor het eerste halfjaar van 1935 (614) 52 hooger dan in 1934 (562). Zoowel in het eerste als in het twee Langs een omweg en in zeer voorzich tige bewoordingen heeft men .dus toch een anderen staatsvorm een plaats in de grondwet ingeruimd. De hr. De Bas haalt de meening der Staatscommissie aan, tegen welke mee ning de Regeering zich verzette, doch door het amendement-Van Schaik aan te nemen, nam diezelfde Regeering het essentieele van deze opinie toch over. Omtrent het sub 2e. genoemde zou ik gaarne het volgende willen opmerken: Het standpunt der Regeering bij de grondwetsherziening 1922 was, dat zij den monarchalen staatsvorm een zegen achtte voor ons land, evenwel „alleen zoolang behoud van een waarlijk natio naal Koningschap mogelijk is", „Elke vingerwijzing in de grondwet naar een anderen vorm van Staatsregeering is in een constitutie gelijk de onze misplaatst" betoogde de Regeering verder tegenover de voorstellen der Staatscommissie. Wat was het standpunt der commissie ten aanzien van dit punt? Art. 20 van het ontwerp der Staats commissie hield in, dat wanneer het vooruitzicht zou bestaan, dat geen be voegde opvolger naar de grondwet aan wezig zou zijn, alsmede wanneer bij overlijden van de Koning [in] geen zoo danig opvolger zou bestaan, een refe rendum over den aard van den Staats vorm zou beslissen. Na de volksstemming zouden de Ka mers der Staten-Generaal en Provinciale de kwartaal van 1935 werden meer faillissementen uitgesproken dan in de overeenkomstige perioden van 1934. Evenals in 1934 waren de faillissemen ten in het tweede kwartaal talrijker dan in de eerste drie maanden des jaars. DE N. S. B. NIET VERBODEN VOOR INDISCHE AMBTENAREN. In de memorie van antwoord op de j algemeene beschouwingen van den Volksraad betreffende de begrooting I voor 1935, verklaart de regeering haar standpunt tegenover het nationaal-so- cialisme als volgt: Het standpunt der regeering tegen- over de N. S. B. is geen andèr dan dat j ten aanzien van andere politieke par- tijen. Het is mitsdien nuttig een herha- j ling te geven van het vele malen ver- 5 kondigd standpunt der regeering, dat hare plaats hier te lande niet is te mia- den van de partijen, maar daarboven. I Dit impliceert vrijheid van iedere par tij binnen de grenzen van de wet en de tot handhaving van orde en rust ge troffen maatregelen, en maakt ingrij pen van de zijde der overheid en in menging in interne partijzakenover bodig zoolang deze grenzen worden ge ëerbiedigd. Wat betreft het lidmaatschap van de N. S. B. voor ambtenaren en de houding der overheid terzake, ligt het antwoord op de daaromtrent gestelde vragen besloten in het feit, dat tot nog toe geen aanleiding is gevonden de N, S. B, te rangschikken onder de vereeni- gingen waarvan het lidmaatschap voor overheidspersoneel verboden moest worden. Overigens dient het eigen inzicht van de betrokkenen in dezen niet te wor den uitgeschakelt; in het bijzonder mag van ambtenaren, dienende bij de weer macht, het binnenlandsch bestuur en de politie, die hun taak begrijpen, worden verwacht dat zij zich terdege reken schap geven van hetgeen in hun func ties op het gebied van deelneming aan actie op politiek terrein betamelijk is en van de consequenties waarvoor zoo danige politieke actie hem kan plaat sen. Het is inderdaad juist, dat eenigen tijd geleden door den legercommandant een wenk in die richting is gegeven. DE OUDE RIJWIELPLAATJES VOOR DE T.B.C.-BESTRIJDING. Evenals vorige jaren zal de Vereeni- ging tot Bevordering der Belangen van t.b-c-patiënten in Nederland op den lsten Augustus haar actie inzetten. Het kan een ieder bekend zijn, dat genoemde vereeniging telkenjare bij het verwisselen van de rijwielbelastingmer- ken de oude exemplaren, alsook ander koper, lood, tin, zink, zilverpapier enz. inzamelt ten bate der tuberculosebestrij ding. BELASTING VAN PERSONENAUTO'S ALS VAN VRACHTAUTOMOBIELEN. De K.N.A.C. meldt ons: Gedurende den laatsten tijd bereiken de K.N.A.C. herhaaldelijk klachten dat handelsreizigers, vertegenwoordigers, enz., die in hun personen-auto's hun handelsgoederen of monster-collecties vervoeren meestal nadat zij het kussen van de achterbank daaruit verwijderd hebben, geverbaliseerd worden wegens overtreding der motorrijtuigenbelasting wet (vroeger wegenbelastingwet gehee- ten). Door de belasting-administratie schijnt in dergelijke gevallen het standpunt te worden ingenomen, dat dergelijke auto's ,als „niet voor personenvervoer inge richt" zijn te beschouwen, waardoor belasting als voor vrachtauto's zou verschuldigd zijn. De K.N.A.C. acht deze uitlegging van de desbetreffende bepalingen der wel onjuist. Haars inziens verandert een auto door het uitnemen van een kus sen niet van ,aard of bestemming. Slechts wanneer een personen-auto (ge lijk bijvoorbeeld de z.g. „luxe-bestel- door zoo'n schele hoofdpijn, door warmte of ongewone vermoeienis. Zorg altijd zoo'n zakdoosje met 3 „AKKERTJES" bij U te heb ben van 20 ct. Ze helpen direct, maken „fit" (Ingez. Med.) Staten worden ontbonden. Wanneer de meerderheid van het volk zich bij het referendum voor het behoud van het Koningschap uitsprak, dan zou dadelijk een troonopvolger benoemd worden bij een wet, waarover de Staten-Generaal zouden beraadslagen en besluiten in ver eenigde vergadering. Strekte de uitslag van het referendum daarentegen tot ver andering van den staatsvorm, dan zou den dadelijk de daartoe nóodige veran deringen in de grondwet worden aange bracht, op de wijze als in Hoofdstuk XI der grondwet geregeld is. Evenwel was het ontwerp tweeslach tig. Men zou in dit stelsel wel zeer merk waardige verhoudingen hebben gekre gen. Stel dat bij gebreke van een be voegden opvolger bij referendum een meerderheid, maar minder dan 2/a zich zou verklaren voor de invoering van een Republiek. Volgens art. 20 van het ont werp zouden dan onverwijld de daartoe noodige veranderingen in de grondwet moeten worden aangebracht, hiervoor zou echter een meerderheid van 2/3 noo- dig zijn! Terecht m.i. is dit voorstel dus niet aanvaard door de Regeering. Volgens meening van den schrijver van het artikel in uw blad is het een bezwaar, dat de beslissing van zoo'n be langrijk feit als Koningskeuze geheel ligt in handen van de Staten-Generaal (zij 't dan in verdubbelden getale). wagens.") kennelijk door een bepaalde stellage, die daarin min of meer vast is ingebouwd, ingericht is tot het ver voer van goederen, is naar de meening der K.N.A.C. wegenbelasting naar het hoogere vrachtauto-tarief verschuldigd. De K.N.A.C. is dan ook doende om in enkele proefprocessen rechterlijke uitspraken uit te lokken omtrent het geen in deze quaestie de juiste uitleg ging der wet is. RAAD VAN 's-HEER-ARENDSKERKE. Een goed slot van f 18>784 op de gemeenterekening 1934, Voor de werkloozen 6000 meer uitgetrokken, 's-HEER ARENDSKERKE. De Raad dezer gemeente kwam Woensdag in openbare vergadering bijeen. Voorzitter burgemeester Elenbaas, Ingekomen was o.a., de goedkeuring van G. S. van het raadsbesluit, tot aan koop van de sloot aan den Achterweg; voorts bericht van den minister, dat de steunregeling voor de gemeente is ver lengd tot 28 Dec. 1935. De v o o r z. deelde mede, dat aan de woonwagens een andere standplaats is gegeven. De ophaaldienst van vuil werd gegund aan A. Lampe voor 80. Er zijn pl.m. 40 deelnemers. Aangeboden werd de gemeente reke ning over 1934, sluitende met 120.628, w.o. een batig slot van 18.784 voor den gewonen dienst, en sluitende met 42.538 w.o. een batig slot van 253 voor den kapitaaldienst. Voorts werden aangeboden de rekeningen van de Arm besturen. Commissies tot nazien dezer rekeningen werden benoemd. In de gemeentebegrooting 1935 werden eenige wijzigingen gebracht, o.a- wer den de posten werkverschaffing, materi aal voor de werkverschaffing en steun- verleening verhoogd met totaal 6000. Vervolgens was aan de orde het uit breidingsplan van de Zuid-Westelijke kom 's Heer Arendskerke en den 's Heer Arendskerkepolder. De v o o r z. deelde mede, dat Ged. Staten bezwaar hadden tegen de rooilijn langs den Kerkweg, op de kruising met den Kerkweg, welke zij van 18,50 m op 25 m willen gebracht zien. Aldus werd besloten. Op eenige reclames schoolgeld en aan slagen hondenbelasting werd volgens voorstel van B. en W. beschikt. Voorts werd een staat oninbare posten vastge steld. Aan mej. A. T. Appel werd op haar verzoek eervol ontslag verleend als on derwijzeres aan de openbare lagere school te Nieuwdorp. Sollicitanten naar deze betrekking zijn opgeroepen. Er kwam slechts 1 sollicitatie binnen. In de verordening vergunningsrechten werd een wijziging gebracht, behelzende het bepalen der vergunningsrechten, vol gens de huurwaarde in verband met den verkoop van sterken drank. Voorts werd volgens voorstel van B. en W. besloten om in de kosten van het aanbrengen van een leuning bij de Piet een vierde gedeelte bij te dragen. Tenslotte werden de geloofsbrieven der nieuw benoemde raadsleden onder zocht en in orde bevonden. Aldus werd tot toelating besloten. Dit lijkt mij echter geen bezwaar. Waar de vertegenwoordiging een repre sentatie van beginselen is, (vergel. Huart t.a.p.) mag men toch aannemen, dat de beginselen van het volk door de' vertegenwoordiging tot uiting worden gebracht. Resumeerende kom ik dus tot de con clusie: le. dat de grondwet, behalve door grondwetswijziging toch ook nog via de bewoordingen van art. 19 de moge- 1 ij k h e i d opent, althans niet in den weg staat, om te komen tot een anderen Regeeringsvorm. 2e. dat de Regeering langs een ach terdeur, de interpretatie Van Schaik aanvaardend, de mogelijkheid van een anderen regeeringsvorm in de grondwet haalde, zij het dan niet expressis verbis. 3e. dat het niet zoo'n groot gevaar is dat het volk „als massa" zich niet uit spreekt, gezien het karakter van haar vertegenwoordiging. I, C. Pluijmers, Leeraar Staatsinr. M. O. Adj.-comm. R. v, A. Voor bovenstaande interessante be schouwing zijn wij den heer Pluijmers gaarne erkentelijk, mede, wijl dit ons de gelegenheid biedt ook dezen kant van het vraagstuk nog iets nader te belich ten. Wat de Van Schaiksche interpretatie

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5