SLANKE JIM Een nieuwe behandeling van „verstopping" neem: Laxeer-Akkertjes N KRONIEK van dan DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN WOENSDAG 17 JULI 193S. No. 166. ILLE. 92 1 PERSKRONIEK. Lloyd George weer op het oor logspad. Zijn welvaartspro gram gepubliceerd. Hij denkt alle Engelsche werkloo- zen aan den arbeid te kunnen zetten. En geld zou er bij de vleet voor te vinden zijn. De hoogbejaarde Engelsche staats man Llöyd George, tijdens den oorlog de leider van Engelands binnen- en buitenlandsche politiek, doch nadien op den achtergrond geraakt (van zijn een maal zeer machtige liberale partij is niet veel meer over gebleven) weet sinds enkele maanden telkens weer de aandacht op zich te vestigen in ver band met een grootscheepsch z.g. „wel- vaarts-program", dat hij heeft ontwor pen. Er is reeds een heele boel propa ganda voor dit project gemaakt, zonder dat men precies wist, wat er in stond. Blijkbaar oordeelde de oude, gewiekste politicus het nuttig, om zijn panacee te gen de huidige economische kwalen, eerst een tijdje met een geheimzinnig waas te omhullen. Op die manier be reikte hij in elk geval, dat zijn naam weer eens op aller lippen kwam. Bui ten populariteit kan tegenwoordig nie mand, als hij wat bereiken wil. Alleen de Engelsche regeering heeft een paar maanden geleden inzage van het plan gekregen, teneinde het te be- studeeren en er een oordeel over te kunnen vormen. Booze tongen beweer den toen, dat het Lloyd George er al leen maar om te doen was, weer een ministersbaantje deelachtig te worden Wij weten niet, of dat den spijker op den kop geslagen was, maar booze tongen hebben soms gelijk. De Engelsche regeering heeft haar meening over 't plan dqzer dagen te kennen gegeven. Gunstig klonk die niet. Ze zeide, dat het veel te duur zou komen en volgens haar berekening veel minder menschen aan 't werk zou zet ten van Lloyd George had becijferd. De „Welsche toovenaar" laat 't daar na tuurlijk niet bij zitten. Hij is thans over gegaan tot publicatie in brochure-vorm van zijn plan, en hoopt, dat het Engel sche volk er in tegenstelling met de re geering wel voor zal voelen. Dat zou dan tot uitdrukking kunnen komen bij de Lagerhuisverkiezingen, die over eenige maanden of althans in 't begin van 't volgend jaar zullen moeten plaats vinden. Wat Lloyd George wil is geen klei nigheid. Kort samengevat komen zijn plannen op 't volgende neer: le, oprui ming van sloppen, stichting van tuinste den en alles wat daarbij behoort; 2e. drooglegging van land, draineering van moerassen, boschbouw, verbetering van het boerenbedrijf, vestiging op het land en oprichting van landbouwscholen; -3e. parken, moestuinen voor arbeiders en speelvelden; 4e. verbetering van wegen, bruggen en vliegvelden; 5e, verbetering en uitbreiding van het electrisch be drijf; 6e. electrificatie van de spoor wegen; 7e. verbetering van het rollend materiaal der spoorwegen; 8e. graven van kanalen; 9e uitbreiding van het te lefoonsysteem en verbetering van ha vens; 10e. financieele steun voor de ontwikkeling van overzeesche mark ten. Lloyd George meent, dat hij met dit programma ialle we^kloozen in Enge land aan 't werk zal kunnen zetten; zelfs, zegt hij, zou men handen te kort komen, als 't goed werd aangepakt. De vraag is natuurlijk maar, waar het geld er voor vandaan moet komen. Dat wil hij leenen. Het zou geen moeite geven, zegt hij, om een „welvaartsleening" van 250 millioen pond sterling (bijna 2 mil liard gulden) tegen 3 pet rente voltee- kend te krijgen. De banken zitten im mers opgepropt met geld, waarvoor geen belegging is te vinden; en boven dien zou de staat verlost zijn van de Bo«r door GEORGE OWEN BAXTER, 23). Dat was niet de geheele bewapening van den volmaakten Renney. Er was ook nog een lang bowiemes, dat schuin langs de binnenzijde v,an den patroon gordel om zijn heupen liep en onder een zijner armen vonden zij een echt Itall- aansch stilet een van die wapens, waarmede sterke mannen plotseling ge dood worden, zonder pijn en zonder kreet. Robert Asprey schopte met zijn voet tegen de verzameling revolvers en mes sen en schudde het hoofd. „Allemaal klauwen", zeide hij. „En een beetje vergif", mompelde de fregatvogel, de portefeuille van den verslagen man opnemend. Hij opende deze en liet een dunne laag kleine fleschjes zien, elk ervan gewikkeld in halftransparante geoliede zijde; Geraldi onderzocht die voorzichtig en zorgvul dig. „Arsenicum, morphine, strychnine o, het is een heele lijst. Hij kon, zooals ze d,at noemen, in het donker werken, meneer Asprey. Hebt u nog eenigen twijfel?" Asprey keek met open mond naar de verzameling giften. „Ben je zeker van al die dingen?" vroeg hij. 1 drukkende uitkeeringen aan de werk- loozen. Lloyd George zet verder nog uiteen, dat wanneer men b.v. 1 millioen men schen aan 't werk zou zetten, automa tisch minstens 5 millioen daarvan mede zouden profiteelren>, tiademaal die 1 millioen meer inkomsten jzouden krij gen en dus meer zouden verteren, het geen in allerlei bedrijven opbloei moet geven. Deze theorie is vaker verkondigd. In Duitschland noemt men 't stelsel „Ain kurbelung", maar of men er daar op den duur veel beter van zal worden lijkt voorloopig zeer de vraag. Het is eenvoudig genoeg om er mee te begin nen, maar volhouden schijnt minder gemakkelijk. De ontzaglijke financieele moeilijkheden, waarmee de Duitsche regeering tegenwoordig te kampen heeft geven niet zuinig te denken. Intusschen Engeland is Duitschlanc niet. Men heeft te Londen in elk geva het voordeel van een sluitende begroo ting en kan zich uit dien hoofde heel wat meer veroorloven. Afgewacht moet thans worden, hoe het Engelsche volk op Lloyd George's program zal reageeren. Het lijdt geen twijfel, dat breede kringen a priori be reid zijn, er iets voor te voelen, temeer daar de economische situatie de laat ste twee jaren is verbeterd in Engeland Dat heeft een mentaliteit van durf en zelfvertrouwen in 't leven geroepen welke vermoedelijk Lloyd George ten voordeel zal strekken. De verbetering is tenslotte nog niet van zoodanigen aard, dat men wars is van een plan, dat haar misschien aanzienlijk zou kunnen doen versnellen. Mr. P. W. A. CORT VAN DER LINDEN f. In den Raad van State her dacht. In de vergadering van den Raad van State heeft de vice-president, jhr. mr F. Beelaerts van Blokland gistermiddag den minister van staat, mr. P. W. A. Cort van der Linden, oud-lid van den Raad van State, herdacht in de vol gende toespraak Het is niet gebruikelijk in de verga dering van den Raad van State lands dienaren, hoe verdienstelijk ook, bij hun verscheiden te herdenken, wanneer zij niet of niet meer in den Raad zit ting hebben. Toch ben ik overtuigd, dat 'gij allen, zoo gij het niet reeds had verwacht, het geredelijk zult verstaan, dat ik heden mijzelf het zwijgen niet kan opleggen; het is mij een behoefte des harten, zij het slechts een enkel, sober woord te wijden aan de nagedachtenis van mr Cort van der Linden, die in twee peri oden, ruim 27 jaar lang, een der pei lers van ons college is geweest en nog slechts enkele maanden geleden uit ons midden heenging. In de laatste vergadering van den raad, welke de thans ontslapen staats man heeft bijgewoond, heb ik gepoogd in enkele woorden te schetsen, wat hij gedurende de vele jaren van zijn lid maatschap voor ons college is geweest Nog hooren wij hem, aan het slot van die vergadering, met zijn krachtige stem uiting geven aan hetgeen opwelde uit zijn ziel: „Als ik nu moet heengaan, omdat 's levensloop nu eenmaal daartoe dwingt, voeg ik mij naar Gods ordon nantiën met dankbaarheid in het hart". Dankbaarheid leeft ook in ons hart voor hetgeen aan ons vaderland in Cort Dat goed- en goedkoop samen kan, Toont BOOG Azijn U duid'lijk an (Ingez. Med.) „Niet allemaal", antwoordde Geral di. „Ik ben wel een beetje op de hoog te, maar alleen van het standpunt van verdediging; ik heb ze nooit gebruikt en hoop ze nooit te gebruiken. Maar Renney is een expert, u ziet, dat hij een universeel genie is." „Een absolute duivel", zeide Asprey rillend. „W,aarom zegt u dat?" „Wat moet ik anders zeggen? Hoe kan ik zulk een kerel anders noemen, Geraldi? Jij bent toch Geraldi, geloof ik". „Ja, ik ben Geraldi." „Laat mij je de hand drukken, "Ge- r,aldi." „Dank u; we zullen nu eerst deze spin de handen en voeten binden en ïem tegen den muur leggen." „Maar hij is hulpeloos zondfer zijn wapens." „Dit zijn slechts de wapens, die wij kunnen zien; meer niet." „Nu, wat bedoel je daarmee?" „Ik bedoel, dat deze kerels wapens hebben in hun gedachten en wij wen- schen zulke w,apens niet op ons ge richt te zien, is het wel? Je kunt hetj nooit weten; er zijn alle mogelijke han dige trucs, die wij nooit kunnen waar- deeren, voordat zij ons dooden." Asprey zeide niets meer, maar begon te helpen met Renney aan handen en voeten te binden, „Je hebt hem toch niet gedood?" van der Linden geschonken werd. Met diepe erkentelijkheid gedenken wij in de eerste plaats wat hij als leider van het door hem gevormde kabinet, in de zware jaren van den oorlog voor ons land is geweest. Rustig en waardig ging hij den weg, dien zijn staatsmansplicht, door bezonken wijsheid geschept, hem gewezen had. Zoowel op binnen- als op buiten- landsch terrein wist deze groote figuur ons vaderland in die moeilijke jaren voor dreigend gevaar te behoeden en door verzoenend optreden onze nationale eenheid te sterken. Man van hooge en stage plichtsbe trachting, bezadigde wijsheid en trouw en vastheid van karakter, was hij on der alle omstandigheden een beproefd raadsman van onze geëerbiedigde Ko- n ngin, voor Wier persoon hij, zooals zijn laatste rede in ons midden nog we derom getuigde, een diepe vereering had. Aan Cort van der Linden's lijkbaar stemt het gansche Nederlandsche volk in met de woorden van hulde voorko mende op de verleden week te zijner eere geslagen penning: „Civi optime de patria merito". De Koningin zal zich bij de teraarde bestelling van het stoffelijk overschot van den minister van staat, mr. P. W. A. Cort van der Linden, doen vertegen woordigen door Haar kamerheer, jhr. A. G. Sickinghe, gep. generaal-majoor. Prinses Juliana zal zich bij de teraar debestelling van het stoffelijk overschot van den minister van staat, mr. P. W. A. Cort van der Linden, doen vertegen woordigen door mr, J. C. Baron Baud, kamerheer i, b, d. van de Koningin, ter beschikking van H. K. H. A.C.O.P. CONTRA BEZUINIGINGSONTWERP. Naar aanleiding van de memorie van antwoord betreffende het bezuinigings- ontwerp heeft het comité ter beharti ging v,an de algemeene belangen van overheidspersoneel (A.C.O.P.) een adres aan de Tweede Kamer gezonden. Het comité .betoogt, dat na eventu- eele invoering van de regeeringsplan- nen inzake salarisverlaging voor het rijkspersoneel en de onderwijzers het loonniveau van die groepen in het al gemeen beneden dat van 1914 zal lig gen. Op grond van uitvoerige beschouwin gen concludeert het A.C.O.P., dat het beroep van de regeering op de gedaalde indexcijfers van de kosten van levens onderhoud de voorgestelde salarisverla ging niet kan motiveeren of aanneme lijk maken. Het adres geeft verder een overzicht van de verslechtingen, welke na 1920, naast de algemeene salarisverlagingen, in de positie v,an het rijkspersoneel en de onderwijzers zijn gebracht, t.w.: in voering van premieheffing voor pensioen, uittrekking van salarisschalen, aanstel ling van groote groepen personeel op arbeidscontract, invoering van het in stituut maand- en weeklooners met ver- gaanden classificatie-aftrek, invoering van den ongehuwden-aftrek, wegneming van kans op automatische bevordering en vermindering van promotiekansen. Het bestrijdt verder de voorgenomen drastische verlaging van het aanvangs salaris van de onderwijzers tot f 500 per jaar, de nader voorgestelde bezui nigingen op de pensioenwetgeving en de invoering van het capitulanten-stel- sel. VRIJZINNIG-DEMOCRATISCHE BOND. Het hoofdbestuur van den Vrijz. Dem.'l bond heeft een commissie benoemd ten einde een rapport uit te brengen over de vraag, welke beteekenis aan de staatkundige en volkenrechtelijke ont wikkeling van de laatste jaren moet worden toegekend voor de positie van ons land en of en zoo ja, welke gevolgtrekkingen daaruit zijn te ma ken. In deze commissie werden benoemd prof, mr. R. Kranenburg, .Leiden, voor zitter; C. J. Coster, Oegstgeest; prof. dr. D. van Embden, Amsterdam; mej. dr. Ada Goudsmit, Amsterdam; mr, A. M. Joekes, Den Haag; prof. mr. A. C. Josephus Jitta, Den Haag; G. Ritmees ter, Den Haag en mr. L. G. van Dam, Haarlem, secretaris. Liberale benauwdheid. Op geheel andere gronden dan het „Alg. Handelsblad" moet ook „De Arbeiderspers" niets hebben van het denkbeeld tot samensmelting van V. B. en V.D. In een hoofdartikel onder bo venstaand opschrift getuigt zij daarvan als volgt: (n.s.) „Er zijn sedert de beide jongste verkiezingen in de liberale gellederen krachten aan het werk, die aansturen op een vereniging van de organisaties van liberalen en vrijzinnig-democraten Sommigen willen een fusie; anc)eren streven naar een geheel nieuwe partij formatie. Zowel de „Middelburgse Cou rant" als de Haagse „Avondpost" en de zo juist overleden „Groninger" betoog den bestendig in deze richting. In de Vrijheidsbond is daarnaast een combi natie werkzaam, die het huidige be stuur omver wil lopen. Het is begrijpelijk, dat zulke denk beelden opkomen. Het „Handelsblad dat aan het verschijnsel een beschcu wing van zijn 'Hoefijzer-redacteur wijdt vreest, dat men uit een en ander „de indruk zou kunnen krijgen, dat de li beralen zich wel erg benauwd en zwa" gaan voelen". Er is intusschen alle re den tot die liberale benauwdheid. De zer dagen herinnerde een onzer er aan dat, toen hij een kwart eeuw geleden de Almsterdamse gemeenteraad binnen trad, daarin 6 vrijzinnig-democraten zit ting hadden en zij te zamen met de li beralen in dat lichaam van 45 leden de meerderheid bezaten; thans zijn er nog drie liberalen en één vrijzinnig-d mocraat over. Elders is het niét an ders. Tot benauwdheid is aanleiding te over," Hoofdzakelijk uit eigen gewest heeft de „Middelburgse" oordeelvellingen ver zameld omtrent de wenselijkheid van hetzij, fusie, hetzij een nieuwe partij.' „Het Volk" vermeldt onze cijfers en vervolgt: „Uit deze cijfers valt van allerlei af te lezen. De Vrijheidsbonders hebben voor de overgrote meerderheid alle ver trouwen in hun huidige partij verloren De jonge liberalen zijn klaarblijkelijk zeer begerig naar een vernieuwing van het liberalisme in progressieve richting door toetreding van de vrijzinnig-demo craten. De partijloze liberalen, die reeds door hun ongeorganiseerd-zijn tonen weinig politiek doorzicht te hebben, zijn nogal aarzelend. De meerderheid der vrijzinnig-democraten wil echter van samenvloeien met de liberalen niet we ten. Ook de Hoefijzer-redacteur van het „Handelsblad", de heer Elout, moet van de fusie niets hebben. Hij staat, als volgeling van wijlen mr. S. van Houten aan de uiterste rechterzijde van de li beralen en ziet tussen liberalen en vrij zinnigen een hemelsbreed economisch verschil. Hij zweert nog bij het dufste Manchesterliberalisme, dat de staat al leen een soort nachtwachters-dienst toe wijst en voor de rest het dusgenaamde vrije spel der maatschappelijke krachten onbelemmerd wil laten. Op zijn beurt doodsbenauwd, ducht de hoefijzerman, dat toetreding van de vrijzinnig-demo craten de liberalen op een soort staats- ;ocialistische weg zou brengen. Stellig zul'en verreweg de meeste li' beralen dit met hem eens zijn en als zij toch voor de fusie zijn, is het uit de nuchtere overweging, dat anders de keuze voor de liberalen slechts zou vroeg hij verschrikt. „Zoudt u dat erg vinden?" „Erg? Goede hemel, man, hij is toch een menschelijk wezen, hè. Je zoud hem het leven toch niet willen benemen?" „Menschelijk? Ja ik denk van wel", antwoordde Geraldi, op zijn lip bijtend. „Hij is nu lang genoeg bewusteloos geweest; laat mij eens naar zijn hart luisteren". „Hij is nu niet bewusteloos'?', ant woordde de fregatvogel. „Hij is al 'n paar minuten wakker en luistert naar wat wij zeggen." Hij tikte zijn slachtoffer op den schouder. „Renney!" Geen antwoord. „Renney, wordt wakker, ik wil met je praten." Renney opende de oogen, wijd en hel der; zij keken met een katachtigen glans Geraldi aan. „Hallo, jong", zeide hij, „jij zult er| wel komen!" „Dank je", antwoordde Geraldi. „Het spijt me, dat ik je zoo heb moeten bin den." „Dat is in orde", zeide Renney be leefd. Hij wrong zich in een zittende houding. „Jullie hebt mijn bloedsom loop gestremd met die touwen", klaag de hij. „Ze zitten ook te strak", zeide As prey. „Kijk eens, zijn handen worden al blauw!" „Ze zullen straks wel groen worden, voordat de vogels hem opeten", zeide Geraldi kalm. „Moord! Zie je!" zei de moordenaar tot Asprey. „Je ziet, wat hij wil. Moord is het eenige wat hem zal voldoen, de bloedzuiger!" Robert Asprey glimlachte tegen zijn pseudo scherprechter. „Daar zullen wij op ons gemak later eens over spreken", zeide hiji. „Doe dan wat je wilt", zeide Renney ruw, maar er kwam een spottende uit drukking in zijn oogen. Er was geen waardigheid, noch sym pathie in Renney, maar hij had stellig een geweldige hoeveelheid begrip van alles en iedereen. „Ga zitten, ga zitten, jongens" zeide hij. „Geef mij een kop koffie, terwijl jullie spreekt en bedenk, dat «je zult hangen, als je mij vermoordt. Ik ben een vredig burger, verdomd als ik dat niet ben!" HOOFDSTUK XVIII. Als een leeuw, een luipaard en een wolf zaten zij in de hut van Robert As prey, die, blijkbaar onverschillig voor het gevaar, waaraan hij juist ontsnapt was en voor de uiteindelijke maatrege len ten opzichte van den moordenaar, die nu hulpeloos voor hem zat» na dacht over het nieuws, dat hem bereikt had; maar de aandacht van Geraldi en Renney was op elkander gericht. - In hun houding was iets zoo oud als Men bemerkt het soms zelf niet, dat de stoelgang in de war is. Wat ge wel consta teert 'n Loom opgeblazen gevoel, duizelig heid, beslagen tong, hoofdpijn en meer van die ongemakken. Maak eens „Schoon Schip" met de nieuwste vinding van Apotheker Dumont: Laxeer-Akkertjes. Ge proeft niets I Geen paardenmiddel, dat Uw gestel in de war brengt, dat U buikloop en hernieuwde constipatie bezorgt, maar een prettig zacht werkend laxeermiddel, hetwelk Uw inge wanden schoon maakt en de normale wer king daarvan herstelt. De bestanddeelen i plantaardige stoffen, gal-extracten, melk zuur-fermenten en chlorophylle werken gezamenlijk op Uw geheele gestel. Laxeer- Akkerljes geven voldoende, doch niet over dreven ontlasting en regelen op natuurlijke wijze de meest natuurlijke menschelijke verrichting. Probeert ze eens I Ge zult verbaasd en verrukt zijn over de blijvende gunstige werking. Per 12 stuks 60 cent. (Ing. Med.) zijn om in schoonheid te sterven. De geestdrift van de jonge liberalen voor de fusie is van geheel andere oorsprong. Zij zijn er diep van overtuigd, dat het in de Vrijheidsbond een hopeloos oud bakken boel is. Velen onder hen heb ben ook een innerlijke weerzin tegen het kille kapitalisme van de liberale leiding. Tot koersverandering hopen zij op de vrijzinnig-democraten. Daartegenover valt de tegenzin der vrijzinnig-democraten in de fusie volko men te verklaren. Zij moeten, reeds door hun geringe getalsterkte, ernstig vrezen, dat zij het kind van de reke ning zouden worden en dat niet zij de star-behoudende meerderheid der libe ralen naar moderner denkbeelden zou den meesleepen, maar omgekeerd de liberalen wat onder de vrijzinnig-demo craten nog aan frisser gedachten leeft, in hun behoudzucht zouden verstikken. Zij stellen het zich zo voor, dat zij nood gedrongen tijdens de crisis wel ver plicht zijn de afbraak mee te maken, doch dat zij na de crisis hun vroegere wezen zullen hernemen. Of menigeen onder hen niet in de regeringsperiode hopeloos besmet werd, is een andere zaak. Maar velen hopen nog i op een her leving en wijzen daarom de fusie af. Wat ons betreft, wij zouden die fu sie ook betreuren. Het was Troelstra niet in de laatste plaats, die destijds bestendig er op heeft aangestuurd, dat de vooruitstrevenden uit de vroegere Liberale Unie zich daarvan afscheidden en zich met de oude radicalen verenig den tot de Vrijzinnig-Democratische Bond. Het kiesrecht markeerde toen de scheidingslinie en juist terwille van het algemeen kiesrecht bevorderde Troelstra deze ontwikkeling. In de Vrijheidsbond zijn trouwens de Unie-liberalen geheel opgegaan in de conservatieve oud-li beralen. Thans, bij de verkiezingen, zijn de vrijzinnig-democraten nog wel zo hard verslagen als de liberalen. Zij hebben het door hun reactionnair gedrag der laatste jaren ten volle verdiend. Verre van ons echter daarover te verheugen, bejammeren wij het. De sociaal-demo cratie is er allerminst bij gebaat, als de geheele burgerij reactionnair wordt. Wij hebben integendeel naast ons een voor uitstrevende groep van hogere beamb ten, ingenieurs, werkgevers, grote mid denstanders en dergelijken nodig, zeker bij onze brede plannen tot maatschap pelijke hernieuwing, gelijk in ons Plan van de Arbeid vervat. Verdwijning van de vrijzinnig-democraten of hun opslor ping door het verstokte economische liberalisme is voor ons een onvermengd nadeel. Hun weder-opstanding uit het zelfgekozen verval hebben wij te be vorderen. Daarom hopen wij, dat de usie uitblijft." de haat zelf, maar er was ook iets even nieuw als de rivaliteit tusschen twee schooljongens op de speelplaats. Zij ke ren elkander belangstellend aan; ieder ïad den aard van den ander beproefd; geen van beiden was te licht bevonden, gemeten volgens een zekeren grimmi- gen standaard. Plotseling her4pnerde de gastheer zich, dat het eten gereed was. Hij zette ret op tafel en stond er op, dat Renney met vrije handen mede zou aanzitten, waarop Geraldi kalm opmerkte: „U radt zooeven de revolver van dien man onder uw neus; als u zijn handen vrij 'aat, zult u spoedig weer een wanen op u gericht krijgen. Maar dit is uw eigen huis en ik veronderstel, dat het aan u staat om te zeggen wat er ge beuren zal." Robert Asprey maakte Renney vrij, die opstond, zijn ledematen uitstrekte en zonder een woord te zeggen aan ta fel ging zitten. Zij aten in stilte, ieder bezig met zijn eigen gedachten en ke ken elkander aan. „Geraldi", zeide Asprey, zich plotse ling uit zijn somber nadenken losruk kend, „ik heb vanavond mijn leven aan je te danken. Ik heb je daarvoor niet bedankt; er is geen manier om een man voor zooiets te danken, maar zeg mij eens, wie je op deze zending uit zond." (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5