^jt\ DAMMEN EN SCHAKEN. tfys ■f® VOOR DE JEUGD. On^er redactie van ZEEUWSCHE KRONIEK. UIT EEN OUD KOOKBOEK DE FAMILIE HABSBURG. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. DE GUMMI BAD-EEND. VACANTIE. JAAPJE'S EERSTE BEZOEK AAN 0VER-0MA. Ij zag, docht 'k, dat er 'n optocht moch komme. Mè nèe, oor. 'k Dienke, dat de peliesie gelezen eit wa 'k dae lest van gezeid mè dan ze toch nie begrepe, da 'k wou, dat er in da gedeelte nie ge ree moch öore. Noe bin de boeren in ulder rechten verkort en da ard, Jan: 'k Ope daerom vö de pe liesie zelf ook, da ze gauw doe, wa 'k angeraoien j' ebbe de groetenisse van Jik- kemien en je goeie vriend Jewannes ZEEUWSCHE STEDESTEMMEN AXEL. Als gij de klacht verneemt der [Zeeuwsche zustersteden, Van 't geen er eertijds was, en [en 't geen er is op heden, Dan mag ik spreken mee: mij [sloeg een dubble vlam Tot tweemaal in het lijf: eerst [brand, toen oorlog kwam. Toch klaag ik niet, want schoon [mijn poorten zijn gevallen, In tuin en land verkeert mijn [vesten en mijn wallen, Bezit ik naam en rang, een [Zeeuwsche stad te zijn: Ei, lezer wat is meer, het [wezen of de schijn 1845 H, M. C. van Oosterzee. Als de Zeeuwsche steden moch ten klagen over haar vervallen grootheid, dan mag Axel ook mee spreken. Zij behoort evenals de andere kleine steden in Zeeuwsch- Vlaanderen tot de oudste steden van Zeeland. Had Middelburg eerst in 1217 stadsrechten, Hulst kreeg die in 1180 en Axel in 1213. Het Helle gat was de voormalige haven van beide laatste steden. Axel lag oorspronkelijk op een eiland, gevormd door twee takken van de Schelde. Het eiland werd in den loop 'der tijden door bedij kingen grooter, doch de vaargeu len smaller en ondieper. In 1789 werd het eiland van Axel met het vasteland verbonden. Meer dan één ramp heeft Axel haar vroegere heerlijkheid doen verdwijnen. Nadat Axel tot een stad verhe ven was, kwam zij door haar gun stige ligging tot bloei. In 1349 kreeg zij van den Vlaamschen graaf Philip de Stoute het recht een beestenmarkt te houden. De Gentenaars, steeds naijverig op kleine, opkomende steden, heb ben Axel in 1350 geplunderd. De stad wist izich echter weer vrij spoedig te herstellen. De eerste vlam, „die haar in 't lijf sloeg", was op 3 Juli 1452, toen Hertog Filips van Bourgon- dië, in oorlog zijnde met de op standige Vlamingen, haar in brand liet steken. 3000 huizen gingen in vlammen op. Alle openbare ge bouwen, zooals het stadhuis en het gasthuis werden in de asch gelegd. De eertijds bloeiende markten ver vielen en de visscherij nam af. Al heeft Axel niet meer den welvaart van vroeger bereikt, toch kwam zij langzamerhand weer tot eeni- gen bloei. De tweede vlam, die haar in 't lijf sloeg, was in het begin van den tachtigjarigen oorlog. De Geuzen hadden van uit Vlissingen zich meester gemaakt van Terneuzen. Toen zij hoorden, dat in het na burige Axel eenige Hervormde kooplieden, waaronder Jan de Buck, om 't geloof waren opge hangen, werd besloten Axel aan te vallen. Met eenige schepen, be mand met 500 man voetvolk en 200 ruiters, werd er heen gevaren Het voetvolk viel eerst de stac aan, maar trok spoedig terug, ach tervolgd door de geheele Spaan sche bezetting. De ruiters, die zich in een hinderlaag verborgen had den gehouden, deden onverwachts op de Spanjaarden een verwoeden den aanval, zoodat deze verslagen werden. De stad werd nu gemak kelijk ingenomen. De Geuzen heb ben er op hurf wijze deerlijk huis gehouden. Nadat de stad weer een weinig was opgekomen, werd er een Her vormde Gemeente gesticht, waar van in 1579 Arnoldus Steur de eerste predikant werd. Bekende en geleerde predikanten, die te Axel in de laatste helft der 18de eeuw hebben gestaan, zijn W. te Water en Jan Scharp. Door het verraad van Servaas van Steeland, hoofdbaljuw van 't land van Waes kwam Axel even als Hulst op 30 Oct, 1583 in 't be zit van den Spaanschen landvoogc Parma. Het was het eerste wapenfeit van Prins Maurits, toen deze op 16 Juli 1586 Axel bij verrassing wist in te nemen. Hij maakte de stad tot een sterke vesting door een 8 tal bolwerken en diepe grachten, ïvenals Terneuzen en Biervliet sleef Axel steeds voor de Staat- schen behouden. Genoemde steden sloten 18 April 1590 een verbond tot onderlinge bescherming en ver dediging. In 1794 trok de Fransche ge neraal Moreau Staatsch-Vlaande- den binnen. Eerst veroverde hij iet Westelijk deel en daarna het Oostelijk deel. Axel moest op 23 Oct. 1794 haar poorten voor hem openen. Daar de salarissen der predikanten niet werden uitbe taald, verliet ds. J. W. Hoog zijn gemeente Axel. Het volgende jaar werd hij in zijn vroegere gemeente Ritthem beroepen. De Franschen hebben in 1806 de and- en de Waterpoort van Axel doen afbreken, de wallen geslecht en in bouw- en tuingrond herscha pen. Al kon in 1845, toen 't gedicht gemaakt werd, Axel zich nog een stad noemen, daar eerst in 1851 door de wet de naam van stad is vervallen en alle plaatsen gemeen ten worden genoemd, toch wilde Axel zich' dien naam van stad niet meer toeëigenen, daar 't geen stad meer was. Beter de werke- ijkheid dan de schijn. R. B. J. d. M, (Nadruk verboden.) Tongen, hoe men die kooken zal Neemt tongen maakt die schoon, haald èr het vel af en maakt ze schoon;- en doet niet te veel zout in het water want dan wor den zij te wreed, en kookt ze, en eet die met een eyer-sous is zeer goed. Rivier en Zee-kreeiten hoe men- die kooken zal. Neemt een ketel met water, doet èr wat zout, azijn en peper in, en doet èr dan zo kokende de kreef ten-levendig in laat ze koken tot dat ze gaar zijn, en dan moet men ze in de lucht zetten, om koud te worderi, is zeer goed. Het lot van de aartsher togen. Nadat de republikeinsche re geering van Oostenrijk in 1919 alle bezittingen van de Habsburgers in beslag had genomen, ,aldus de „United Press", braken er voor de talrijke leden der keizerlijke familie slechte tijden aan. Vele aartsher togen en hertoginnen bleven on bemiddeld achter en mceVten trachten door werk in hun or. tl er - houd te voorzien. Doch allen droe gen zij hun lot met rustige waar digheid, leefden stil en terugge trokken en deden hun best om op de manier van gewone stervelin gen hun brood te verdienen. B?t eenige wat hun overbleef was de hoop, dat aartshertog Otto een maal weer den troon van zijn va deren zal bestijgen en daarmede zijn familie tot nieuwen glans brengen z,al. Het lot van de verschillende Habsburgers afzonderlijk is even interessant als uiteenloopend. Aartshertog Maximiliaan, de eenige broer van den overleden keizer Karl, ging, na de omwen teling, n,aar Spanje en stak de laatste rest van zijn vermogen in een maatschappij, die landerijen exploiteerde aan den Guadalqui vir. Deze onderneming werd eeni ge jaren geleden wegens geldge brek opgeheven en Maximiliaan werd vertegenwoordiger v,an een Britsche verzekeringsmaatschap pij. De aartshertog is gehuwd met een prinses Hohenlohe en heeft twee zoons van zeventien en tien jaar. Aartshertog Josef Ferdinand, die in den wereldoorlog eerst com mandant bij het leger later bij de uchtmacht w,as, heeft heden in de nabijheid van Salzburg een kleine boerderij. Hij is thans 63 jaar. In 1921 ging hij een morganatisch hu welijk aan, dat echter na twee j,aar werd ontbonden. Daarna trouwde hij weer en uit dit even eens morganatische huwelijk stam men twee kinderen. Zijn oudste broer, aartshertog Peter Ferdinand, die gehuwd is met een prinses de Bourbon, woont met zijn gezin in Luzern en leeft op zeer bescheiden voet. Zijn jongste broer Heinrich Fer dinand, die eveneens een morga natisch huwelijk sloot, is een ta lentvol schilder en etser. Hij woont in Salzburg en leeft van zijn kunst. Drie van zijn kinderen zijn zelfstandig, terwijl de jongste nog studeert. Aartshertog Anton, de 34-j,arige zoon van aartshertog Leopold Sal- vatör, was vliegleeraar in Barce lona, voor hij door zijn hqwelijk met prinses Ileana van Roemenië weer een groot vermogen kreeg. Even,als vroeger interesseert hij zich bijzonder voor het vliegwe- zen; hij heeft drie vliegtuigen en een eigen vliegveld bij zijn slot Sonnberg in de nabijheid van Wee- nen en hij werkt voortdurend aan technische verbeteringen. Boven dien is hij een uitstekend marco nist. Zijn oudere broer, aartshertog Leopold, richtte eerst in \veenen een tarwehandel op, doch deze zaak floreerde niet. Daarop bracht hij1 eenigen tijd in de filmstudio's van Hollywood door en woont thans meestal in Parijs. In 1929 huwde hij de barones Mikolics. De zonen van aartshertog Franz, de aartshertogen Hubert, Theodor en Klemens Salvator, hebben zich aan den landbouw gewijd. Zij wo nen op kleine landgoederen aan den Donau, die zij van hun moeder Marie Valerie, een dochter van Ditmaal weer eens een partij uit de oude doos. Evenwel zéér com- unatierijk, terwijl daarbij de xracht van de witspeler weer van zich doet spreken. Wit: RETI. Zwart: NYHOLM. Koningsgambiet 1. e2e4 e7e5 2. f2—f4 e5Xf4 3. Pgl— f 3 Pg8f 6 4. Pblc3 d7d5 5. e4Xd5 Pf 6Xd5 6. Pc3Xd5 Dd8Xd5 7. d2d4 Lf 8—dó 8. c2c4 Dd5eóf Mieses speelde eens tegen C. Schlechter te Weenen De4f, waar op, na Kf2, de looper zich met tem powinst dreigt te ontwikkelen. 9. Kei—f2 c7c5! 10. Lf 1—d3 De6h6! Niet 00, wegens 11. Lh7:f. 11. Thl—elf Ke8—f8 12. Ddl—e2 Lc8d7 13. b2—b4! Wit speelt scherp op aanval. Hij tracht den a toren of een officier te winnen. 1 3b7b6! 14. Ld3—e4 De eenige soliede voortzetting was echter bc5:, bc5: gevolgd door 15. d6 1 4Pb8—c6! 15. b4—b5 De d. pion gaat verloren. 1 5Pc6Xd4 16. Pf3Xd4 Ta8e8! 17. Pd4f 3 f7—f 5 't Resultaat van 13, b4 is nu in- plaats van officierswinst, een min derwaardige positie. Evenwel voor Reti geen bezwaar. De nu volgen de diepe combinatie is schitterend gevonden. a b c d e f g h 18. Le4d5! Te8Xe2f 19. TelXe2 La6—e7 Nu schiet Zwart op zijn beurt in doorzicht te kort. Zijn eenige kans bestond in g5. Na 19g5. 20. Lb2, Tg8 21. Lg8:, Kg8: en Zwart is wegens de dreiging g4 be slist in het voordeel. 20. Lel—b2 Le7—f6 21. Lb2e5! g7—g5 22. Tal—el Lf6Xe5 Zwart mag Ld6f, Kg7. 24. Te7f niet toelaten, 23. Pf3Xe5 Dd8h4f 24. Kf 2gl Ld7—e8 25. Pe5—f3 Dh4h5 26. Pf3Xg5! Kf 8g7 27. Te2e7f Kg7—h6 28. Ld5—f7! Kh6Xg5 Na eenige zetten gaf Zwart op. keizer Franz Joseph, erfden en lij den zeer onder de crisis. De kinderen van den „Pool- schen" aartshertog Karl Stephan wonen in Galicië. Drie van hen hebben de Poolsche nationaliteit verworven en dienen als officieren in het leger. De vierde, aartshertog Wilhelm, die vroeger onder den naam Wassili Wysgywanij met de Oekrainers tegen de bolsjèwiki streed en een tijdlang als préten dent voor den Oekrainschen troon werd beschouwd, woont thans in P,arijs. Aartshertog Eugen, veldmaar schalk van het oude leger, is drie jaar geleden naar Weenen vertrok ken, waar hij stil en teruggetrok ken leeft! Zijn oudere broer, de vroegere commandant van het le ger, aartshertog Friedrich, is wel de rijkste van alle Habsburgers, ofschoon ook hij twee-derde van zijn vermogen verloren heeft door Poolsche en Tsjecho-Slowaaksche confiscaties. Hij woont in Honga rije en zijn zoon Albrecht werd geruimen tijd beschouwt als1 candi-: daat voor den Hongaarschen troon. De vroegere ,aartshertog Leopold had reeds lang voor den oorlog van al zijn titels en waardigheden afstand gedaan en den naam Wölf- fling aangenomen, en woont nu in Berlijn. Zoo zijn de leden van het huis H,absburg door het lot overal heen gedreven en velen hebben zorgen en nood leeren kennen. In de le- gitimistische kringen van Oosten rijk wordt er echter trotsch op ge wezen, dat geen enkele Habsbur- ger, hoe groot zijn. nood ook was, ooit aan de regeering om hulp ge vraagd heeft. Iedere middag, als Hansje met vader en moeder naar het strand ging om te baden, kwam hij langs een winkel, waar zwemdieren ver kocht werden; jullie kent ze wel, van die gummi beesten, die je op kunt blazen en die zo heerlijk zijn om mee in zee te spelen. De hele étalage lag vol met krokodillen, kikvorsen en zwanen in allerlei soorten en prijzen. Nu was er ook een grote eend bij en die Wilde Hansje zo erg jjraag hebben. Hij was haast niet voorbij het winkelraam te krijgen, zó mooi vond hij die eend Nu hoeft dit eigenlijk niemand te verbazen, want het was werke lijk de mooiste eend uit de hele badplaats. Zijn kleur was zilver grijs en zijn kop groen-geschubd met een oranje snavel en midden in zijn rug was een ringvormige opening, waarin Hansje zou kun nen zitten en zo op het water dob beren. Hij had vader en moeder al een paar maal gevraagd, die eend voor hem te kopen, maar va der had gezegd, dat hij tot zijn verjaardag moest wachten, mis schien zou hij dan een bad-beest krijgen; maar dan een klein, een krokodil of een kikvors, want om dat de eend zo mooi en groot was, kostte die nogal veel. Hansje zuchtte eens; hij was wel gauw jarig, maar geen der andere dieren vond hij zo mooi als juist de grote eend en als hij 's avonds slapen ging, verlangde hij er al weer naar om de volgende morgen langs de étalage te lopen, waar zijn lievelingsdier lag. Op een warme avend, toen Hansje weer de hele dag aan het strand had gespeeld en rustig in zijn bedje lag, ging plotseling de deur van zijn kamertje zachtjes open en wie kwam daar binnen? De gummi eend uit de étalage! Hansje bedacht nog, dat de ka mer vol water moest staan, want de eend liep niet, maar kwam sta tig naar Hansjes bedje gezwom men. Hij deed zijn snavel een paar keer open en dicht en begon te praten. „Ziezo", zei hij, „nu zie je me toch van heel dichtbij. Ik zag je al dikwijls voor het raam naar me kijken en ik dacht, dat je het wel prettig zou vinden om eens op mijn rug te zitten en in het water rond te drijven. Klim maar uit je bedje en houdt me goed vast." Verbaasd en verrukt stapte Hansje in het water en plaste naar het dier toe. Hij klom in de ring en meteen begon de eend te zwem men. „Stel je voor')', dacht Haaisje, „dat ik die mooie eend voorgoed mocht houden en morgen meene men in zee! Dat zou heerlijk zijn „En vroeg de eend, „bevalt 't je nogal „O ja riep Hansje verrukt, ,Jk zou zo wel altijd door willen drij ven Mag ik je morgen meene men in zee De eend schudde zijn kop. „Nee zei hij, „dat kan niet; mor gen vroeg, als de winkel opengaat, moet ik weer in de étalage lig gen en weer helemaal droog zijn ook, niemand mag weten, dat ik vannacht ben weggelopen. Ik ben hier gekomen, omdat ik je iedere dag zo verlangend naar me zag kij ken, maar nu moet ik weer weg". „Goed", zuchtte Hansje, „als 't niet anders kan ga dan maar weer maar breng me eerst even voor m'n bede, wil je? Anders wordt ik zo nat." Langzaam draaide de eend en zwom toen recht op het witte bedje aan, dat tegen de muur stond. „Stap maar gauw over", zei h' ,en vertel niemand, dat ik hier geweest ben." Toen Hansje weer onder de de kens lag, zag hij tot zijn verba zing, dat de eend door de kamer deur wegzwom, die vanzelf achter hem dichtging. De volgende morgen, toen hij wakker werd, keek hij gauw over de rand van zijn bedje.... Hoe kon dat nu De kamer was hele maal droog, alsof de eend er nooit in had rondgezwommen.Hansje wreef zijn ogen eens uit; hij had bepaald alles gedroomd, anders begreep hij er niets van Nog nooit had de morgen zó lang geduurd, en toen hij 's mid dags eindelijk langs de étalage kwam, kon Hansje zijn ogen haast niet geloven; daar lag de eend net als altijd, alsof hij nooit was weg geweest. Hansje werd er stil van, maar omdat de eend gezegd had, dat niemand iets van zijn bezoek mocht weten, durfde hij ook niets aan vader of moeder vragen. Het was en bleef een raadsel. Een paar dagen gingen voorbij en toen kwam zijn verjaardag. Va der had helemaal niets meer ge zegd, en Hansje dacht, dat hij iets heel anders zou krijgen. Misschien wel een vliegende Hollander of een autoped, dacht hijTóch kon hij niet zó naar z'n verjaardag verlangen als andere jaren, omdat hij wist, dat z'n liefste wens niet vervuld zou worden. Hij probeerde heus naar ander speelgoed te ver langen, maar 't lukte hem niet. De ochtend van z'n verjaardag scheen de zon warm in Hansje's bedje en maakte hem wakker. Sla perig keek hij rond en vloog toen overeind van verbazing. Vlak voor z'n bedje lag.de eend Er was nü geen water in de kamer en hij lag helemaal stil, maar het was dè eend, die hij zo dolgraag wilde heb ben Ongelovig kneep Hansje zich in z'n arm om te zien, of hij weer droomde; natuurlijk zou de eend dadelijk weer door de deur ver dwijnen, maar nee hoor, daar hoor de hij moeder al op de gang met thee. Het was dus werkelijk waar Met een schreeuw van vreugde vloog hij op de eend af en droeg hem in z'n armen naar beneden.. Die middag was er een lege plek in de étalage van de badbees- ten en stralend droegen vader en Hansje de eend tusschen hen in naar zee. Rie Beyer. Hoera, het is vacantie We hebben zes week vrij En kunnen heus wel dansen*. We zijn zo vrees'lijk blij De boeken? Ja, die bergen We op in onze kast. We kunnen ze wel missen, 't Staat als een paal zo vast "i^jj We gaan een maand naar zee toe. O, Jongens, wat een feest We zijn verleden jaar ook In 'n huisj' aan zee geweest, Een optrekje zegt Moeder, Want 't is maar heel, heel klein Maar dat kan ons niet schelen, Als wij aan zee maar zijn We dwalen door de duinen En rollen in het zand. We graven, bouwen forten En zijn steeds op het strand. Of gaan in zee soms baden En juichen van de pret. Die duurt van dat we opstaan Tot 's avonds gaan naar bed. En na zo'n dag aan zee zijn We 's avonds „lekker moe". Maar tochin onze dromen Gaan wij naar 't strand weer toe. Als de vacantie om is, Zijn we heel bruin verbrand. En ieder zegt: Die komen Terug weer van het strand I =-s Maar daaraan nog niet denken De pret begint toch pas Hè, 'k wou, dat 't in de zomer Altijd vacantie was Kleine Jaapje gaat voor 't eerst eens Naar zijn Over-Oma toe Lekker heeft hij pas geslapen. Jaapje is dus heel niet moe. Elke dag ligt kleine Jaapje Heerlijk in de warme zon En Jjij is zó bruin, het ventje, Dathij 'n nikker wezen kon Moeder legt het blauw-wit pakje Eèn-twee-drie! op Oma's schoot, Piep! daar komt al een klein voetje Vlug te voorschijn, bruin en bloot i Heel gauw kan de kleine kerel Nu zijn Over-Oma zien. Die denkt: Is hij soms verlegen? Zal hij huilen gaan misschien Maarwat doet ons kleine Jaapje 't Ventje kijkt eens rond en lacht. Omaatje is in de wolken. Nee, dat had ze niet gedacht Wel een uur ligt kleine Jaapje Zo op Oma's schoof heel zoet. Lacht en kijkt. Zijn oogjes zeggen: Omaatje, bij jou is 't goed Oma lacht ook tegen 't baasje En zij fluistert hem in 't oor: Jaapje, kom je gauw terug, zeg? Want je weet de weg nu, hoor

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10