DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Onder redactie van DE ZEE. UIT EEN OUD KOOKBOEK Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. AAN ZEE. ARTISNIEUWS. de rechterhand van Willem van Oranje. Ook is hij later Prins Mau- rits en de Staten van grooten dienst geweest. Mocht in Zeeland, dat betrekke lijk arm is aan standbeelden, ooit weer een standbeeld geplaatst worden, dan kwam zeker Marnix van St. Aldegonde in aanmerking. Hij overleed 15 December 1598, spoedig in den dood gevolgd door zijn eenigen zoon Jacob (f 27 Januari 1599). De ambachtsheerlijkheid West Souburg kwam toen aan zijn doch ter Walburg, doch het vruchtge bruik genoot Veronica van der Lippe, weduwe van zijn zoon Ja cob. In Mei 1616 huwde Jonkvrouwe Walburg met Willem, Heer van Stoutenburg, zoon van Johan van Oldenbarneveld. Deze was als ad vocaat of raadspensionaris van Holland een zeer bekwaam en in vloedrijk persoon. Hij stond toen aan het toppunt van zijn macht. Hij heeft het huwelijk van zijn zoon met Walburg van St, Alde gonde pp het kasteel te West- Souburg bijgewoond. Tijdens de burgerlijke en ker kelijke twisten in Holland werd Van Oldenbarneveld met eenige andere heeren den 29 Augustus 1618 wegens landverraad gevan gen genomen. Niemand mocht tiij in zijn gevangenis ontvangen, zelfs zijn vrouw en zijn kinderen niet. Wel werd hem toegestaan één van zijn dienaars tot zijn oppassing bij zich te hoiMen. Hij koos hiertoe zijn meest vertrouwden knecht Jan Francken. Bijna 9 maanden heeft deze de strenge gevangenschap met zijn meester gedeeld. Hij genoot niet de ihinste vrijheid en werd ook als een gevangene behandeld en nauwlettend bewaakt. Een bijzondere rechtbank van 24 rechters, waarvan 12 uit Hol land en de overige uit de andere 6 gewesten, heeft Van Oldenbar neveld veroordeeld. Uit Zeeland waren de rechters Adriaan Man- nemaker, Eerste Edele en Jacob Schotte. Den 12den Mei 1619 werd hem de dood aangezegd, die reeds den anderen dag zou voltrokken wor den. In den nacht voor zijn sterven schreef de 72-jarige ongelukkige staatsman „wijt de Kamer der droeffenisse aan {zijn Zeer lieve Huijsvrouwe ende Kinderen" on der meer: „Jan Francken heeft mij veel jaren getrouwelijk gedient, ende sal ten eijnde toe bij mij blij ven, Hij behodrt u gerecomman deerd te wezen, om hem, soo bi] u selven, als andere, te helpen vor deren tot eene goede conditie. Ick bid u lieden 't selve te doen. Wilt hem wat tot mijnder gedachtenisse geven." De trouwe dienaar vergezelde zijn meester zelfs tot op het scha vot, en stond hem tot op het laat ste oogenblik bij. Jan Francken heeft in 1620 het boekje geschreven: Waarachtige historie van de gevanckenisse, be- kentenisse, leste woorden ende droevighe dood van J. van Olden barneveld. Tot loon voor zijn bewezen trouw werd hij op 7 October 1620 door Walburg, schoondochter van J. van Oldenbarneveld benoemd tot secretaris en rentmeester van haar ambachtsheerlijkheid West- Souburg. Op 4 Februari 1623 werd een aanslag ontdekt op het leven van Prins Maurits. Hierbij waren de 2 zoons van Van Oldenbarneveld betrokken. Reinier, Heer van Groeneveld, die alleen geld had voorgeschoten, werd gevat, doch Willem, Heer van Stoutenburg, de man van Walburg van St. Alde gonde, wist naar de Zuidelijke Ne derlanden te ontvluchten. Hier ging hij in Spaanschen dienst en is gouverneur geweest van Bergen op Zoom. Op 28 Maart 1623 werden Rei nier en de predikant Slatius ont hoofd. Na den aanslag werden niet alleen de familieleden van Van Ol denbarneveld hét moeilijk ge maakt, maar ook zijn vroegere vrienden. Hierdoor durfde Vrouwe Veronica van der Lippe, die het vruchtgebruik van t ambacht West-Souburg genoot en een schoonzuster was van den gevluch- ten Heer van Stoutenburg, den vroegeren knecht van Johan van Oldenbarneveld niet meer in dienst houden. Blijkbaar heeft zij hem een wenk gegeven, dat zij gaarne zag, dat hij ontslag nam, want in het oude register van de Vierschaar van West-Souburg staat, dat Jan Francken zelf zijn betrekking neerlegt. De Schepe nen gaven hem een hoogst voor- deelig certificaat of getuigschrift. Hij vestigde zich te Amersfoort, de geboorteplaats van zijn vroege- gen meester. In 1670 overleed hij aldaar als een welgesteld burger in hoogen ouderdom. R. B, J, d. M. (Nadruk verboden.) Wieg'lend, Spieg'lend, Plat, Glad Ligt de zee. Ruischt, Siffst Een lied van vrêe, 't Zonlicht heerlijk gloort 't Schheepje dobbert voort Op 't helle blauw. Stuivend, Snuivend, Hol, Bol Wordt de zee. Kookt, Rookt, Meldend: wêe 't Scheepje 'n prooi der golven, Voortgezweept, bedolven, Is in nood 3eeld van 't leven, met zijn dagen, Vol van lach en zonneschijn. Beeld van 't leven, als de nachten Lang en bang en donker zijn. M'burg. H. den Engelsman Huismiddel om onfeilbaar op eene gemakkelijke wijze de alledaag- sche, anderendaagsche of derden- daagsche koortsen in korte te geneezen: Neemt 1 once Sal Absinthus: 1 once Sal Cardebenedict en 2 on een Sal Pruvel, met een klein wei- nigje saffraan, dat de poeyer maar even een roode weerschijn daar van bekomt, en meer niet. Mengt dit alles zeer fyn gestooten ter deegen onder een, daar het veel op aankomt. Indien men de koorts heeft zoo neemt men vier maal desdaag's in, zonder over te slaan, als des mor gens in 't nuchteren zonder daar op te eeten een afgestreeke eyer- lepeltje vol met wat wijn of bier; en een uur of anderhalf voor het middagmaal, des middags onder het theedrinken, en des avonds als men na bed gaat, dog men moet zig' van zwaare spyzen onthouden. Doet dit drie dagen na malkande ren, en de koors zal zekerlijk weg blijven; en de v'erde dag neemt men Kalabriaansche manna, om mede te purgeeren. Indien de koorts zeer halstarig is, zo her haald men het gebruik van dit Huismiddel, nog drie dagen na malkanderen, en wederom gepur geerd, en indien de koorts zoo verouderd en door het bloed heen is, dat men die zes maanden en meer gehad heeft zoo herhaalt men zulks voor de derde maal is onfeilbaar genezen. Indien de koorts aankomt, en men galachtig van constitutie is, zo neemt twee, drie meer spoel kommen met lauw water en drinkt zoo lang tot men aan 't braken komt, en herhaald dit tot de maag leeg is, dan is de koorts aanstonds gebroken, zoo men niet wel braa- ken kan een weinig boter in het lauwe water, dan gaat het gemak kelijk. Iemand die de koorts heeft moet een goed dieet houden en zoo veel vasten als het doenlijk is,, maar des morgens in 't nuchteren goed met melk eeten is zeer ge zond. Theodore Dreiser, de schep per van de „Amerikaansche tra gedie" gaf eens aan een journalist een interview, waarin hij mede deelde, niets zoozeer te verfoeien als de onwaarheid Over zijn lip pen, zoo besloot hij, was nog nooit één leugen gekomen Men maakte Sinclair Lewis daarop attent. Ernstig antwoordde deze: „Daar valt niet aan te twij felen Zoover ik Ddeiser ken, spreekt hij altijd door de neus No. 22. N. JÜRG, Almelo. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Zwart 11/15, 21, 22, 27, 35. Wit 23, 32/34, 36/38, 43/45. Wit speelt en wint. Oplossing No, 21, Wit 37—32 (28X37); 42X31 (27 X36); 47—41 (36X47); 15X24 (47 X33); Turksche slag is 24X18 (4X 23); 39X10. No. 23. N.N. 12 3 4 46 47 48 49 50 Zwart 3, 12, 14, 15, 23, 28. Wit 16, 25, 35, 39, 43, 48, 49 en dam op 24. Bovenstaand diagramstand kan een probleempje voor beginners zijn. Wit zou nu bijv. door 4842 te spelen een aardig damzetje mo gelijk maken. Wit 4842? zwart 14—20 (25X14); 3—9 (14X3); 15 20! (3X33 meerslag) en 20X47, Maar wit liep niet in de val maar liet nu volgen 3933 (28X39); 43 X34 (23—28); 48—42 (12—17); 42 —38 (17—22); 24—13. Wit won na enkele zetten. Deze partij werd enkele jaren geleden gespeeld in onderliggen wedstrijd door: Wit: J. v. WIJCK. Zwart: W. RENIERSE. 1. 32—28 18—23 2. 34—29 23X32 3. 37X28 12—18 De bekende 3228 opening waarvan het slaan naar 32 of 34 vrijwel het zelfde blijft, Zwart kan, hier nu ook met 1923 vervolgen. 4. 41—37 7—12 5. 37—32 2—7 6. 47—41 20—24 7. 29X20 15X24 8. 40—34 18—23 9. 34—30 De juiste zet. Er dreigt 23--29 en 1722 met schijfwinst voor Zwart. 9. 12—18 10. 45—40 7—12 11. 50—45 1—7 12. 41—37 10—15 13. 46—41 4—10 14. 31—27 17—22 Op 1721 zou Wit moeten ver volgen door 3731 Zwart 2126 Wit 4137 enz. 15. 28X17 11X31 16. 36X27 6—11 17. 33—28 15—20 18. 39—33 10—15 19. 44—39 20—25 20. 49—44 25X34 21. 40X20 15^24 22. 44—40 14—20 23. 40—34 5—10 24. 34—30 10—15 25. 30—25 9—14 Op 2429 zou Wit als volgt winnen 15X14 (9X20); 33X24 (20 X29) Wit nu 5933 Zwart 2934 Wit 3329 en Zwart verliest nu een schijf. 26. 41—36 11—17 27. 37—31 17—21 28. 31—26 3—9 Op 1217 Wit 4237 en Zwart kan door 1722 afruilen en de kroonschijf blijft daar door op zijn plaats. 29. 26X17 12X21 30. 28—22 8—12 31. 33—28 7—11 (Wordt vervolgd.) Het is aan 't strand zo heerlijk: De golven rollen aan. De zee vertelt een sprookje Aan wie het kan verstaan. Het komt van verre stranden, Van landen onbekend En van de diepste diepten. Als je aan 't luist'ren bent, Dan hoor je van prinsessen En van de zeemeermin, Zij heeft als wij een hoofdje, Geen benen, maar een vin. 't Kristal-paleis is prachtig De Zeekoning woont daar 't Bevat de grootste schatten Van echte paarlen," maar door G. J. VISSCHER. De groene Zeeschildpad. „Wanneer men verre reizen doet, Dan kan men veel verhalen! Dat is een waarheid als een koe en de mensen, die verre reizen ge daan hebben, zijn er dan ook bij hun thuiskomst niet weinig trots op, dat zij zoveel kunnen verhalen. Boeken hebben zij er over vol ge schreven En ik, arme schildpad heb ook een verre reis gedaan, zodat ik ook veel zou kunnen ver tellen, maar daar ben ik helemaal niet trots op, want helaas: ik ben na al mijn reizen niet weer bij mij thuis gekomen Of dat nog eens ooit zal gebeu ren Ik twijfel er sterk aan. Weet je waarom De mensen, die hier in Artis komen, zien mij veel te graag. Zodra ze mij in 't oog krij gen, blijven ze vol verba zing staan en dan is het: „Kijk daar eens, wat een grote schildpad Zo groot heb ik er nog nooit een gezien Oppasser, is dat de grootste schildpad uit heel Ar tis „Ja, mijnheer - „Hoe zwaar weegt hij wel „Vijf en zestig Kilogram." „En hoe lang is hij „Ruim een Meter." „Kolossaal, wat een dier Wat een grote ketel schildpadsoep zou daarvan gekookt kunnen wor den Dan word ik nog eens be keken en nog eens, en dan gaan ze weer verder. Daarna komen er andere mensen en hetzelfde spel letje begint opnieuw. ,„Wat een beest Wat een reus Kijk toch eens, wat een knaap Zo gaat het de hele dag door en wij, Artisdieren, weten het alle maal wel: als je zoveel bekijks hebt, dan kom je er niet meer uit. Toch moet ik eerlijk bekennen, dat het mij niet onverschillig is, dat de mensen zoveel belangstel ling voor mij tonen. Kleine schild padden kennen zij allemaal wel. Weet je welke De z.g. Grieksche schildpadden, die veel vookomen in Zuid-Europa en Noord-Afrika. Laatst hoorde ik een jongetje zeggen: „O, kijk eens, vader Die grote schildpad is stuk; wie zou dat ge daan hebben Ziet u wel Zijn rugschild zit niet aan het buik- schild vast." Die kleine baas had thuis zo'n landschildpadje, en dat diertje zit als het ware in een rondom geslo ten doos, terwijl bij ons, zeeschild padden, het rugschil en het buik- schild duidelijk van elkaar geschei den zijn. Daardoor dacht dat jon getje, dat mij een ongeluk overko men was Hij had niet helemaal ongelijk, maar mijn ongeluk was van geheel anderen aard dan hij dacht. Dat heeft zich op de volgende wijze toegedragen. Ik maakte deel uit van een groep van wel honderd grote groe ne zeeschildpadden in de Indische Oceaan, nabij de kust van Suma tra. Nu moet je weten, dat we, om eieren te leggen, altijd een eindje het strand op kruipen. Daar gra ven we een kuil en daarin worden door één schildpad tachtig, negen tig, ja soms wel honderd eieren ge legd. We krabben er wat zand overheen, en alles is klaar. De zonnewarmte zorgt voor het uit broeden. Laat ik er nog bij vertellen, dat je geen medelijden behoeft te heb ben met moeder schildpad, die la ter honderd kindertjes zal hebben te verzorgen, want als de eieren gelegd zijn, kruipt ze weer in zee en ze kijkt nooit meer naar haar eitjes om. Zo had ik ook op een donkere en dus schijnbaar veilige avond in gezelschap van een aantal andere zeeschildpadden mijn eiieren ge legd. Toen keerden we terug, maar.... daar kwamen wel tien inlanders met een stok in de ene en een fakkel in de andere hand op ons af Die Maleiers eten wel in hoofd zaak rijst, maar ze zijn "helaas ook verzot op onze eieren en ons vlees. De grootsten van ons en ik ook werden bij fakkellicht met de stok omgewenteld, zodat we op onze rug kwamen te liggen en in die houding zijn we hulpeloos, want we kunnen ons onmogelijk om draaien. Ik lag te sidderen van angst, want ik hoorde in mijn verbeelding reeds het gepruttel van een grote ketel met schildpadsoep Maar 't geluk diende mij. Op hetzelfde ogenblik, dat een van de mannen mij omkeerde, met de woorden: „Dit is de mijne na derde er een Hollander, die riep: „Pas op Sla hem niet dood Hoe veel moet je er voor hebben Na enig loven en bieden werd ik het eigendom van den Hollander, een Amsterdammer toevallig, die daar in de buurt op de zwijnen jacht geweest was. Hij was al sinds jaren lid van Artis en bij zijn ver trek naar Indië had hij zich voor genomen, op de terugreis iets bij zonders voor de diergaarde mee te brengen. Mijn overtocht naar Holland met een boot van de Maatschappij „Nederland" zal niet veel gekost hebben. Mijn baas logeerde in een hut le klasse, maar ik maakte de reis mee in een voor de helft met water gevulde en van binnen met zink bekleede bak. En eten deed ik totaal niet. Ik kan het wel een jaar lang buiten voedsel stellen, dus die enkele weken zeereis telde ik helemaal niet. Hier in Artis gaf men mij om streeks half Februari een plaatsje in het Nijlpaardenhuis. „Wat doe je daar zul je zeg gen. „Die dikhuiden zijn toch geen familie van je Dat is zo. Maar in één opzicht komen we overeen. Zij brengen het grootste deel van de dag in het water door en ik ook. En nu zijn er in dat gebouw drie gevulde bassins. In het grootste zwemt een moedernijlpaard met haar jong. In het tweede huist ook een volwas sen nijlpaard op zijn eentje. En het Wij, mensenkind'ren, mogen Die rijke schat niet zien. Alleen er maar aan denken Je droomt ervan misschien. kleinste, dat toch niet in gebruik was, werd voor mij bestemd. 't Is hier in den regel heel stil. Ik zal ook de drukte niet aanbren gen, want ik laat nooit enig geluid hooren. Mijn reusachtige buren zijn ook niet heel spraakzaam, maar af en toe, zo tegen etenstijd, stoten ze een gebrul uit, zó sterk, dat de dikke muren er van dreu nen. In 't begin hield de oppasser mij wel eens een visje voor. Daar moest ik niets van hebben, want ik ben een planteneter. Later pro beerde hij het met Brussels lof. Dat heb ik geproefd en dat smaakt mij uitstekend. Het water waarin ik rondzwem, wordt hier leidingwater genoemd. Dat is zoet. Eerst viel het mij wat vreemd, want in Indië zwom ik in Broer Piet zegt, dat 't niet waar is En dat het sprookjes zijn. Hij geeft niet om die dingen En vindt mij vrees'lijk klein. zeewater; let maar op mijn naam: zeeschildpad. Enfin Die verandering zal mij niet veel kwaad doen Als ik nu maar geregeld Brussels lof, of sla, of andijvie krijg wie weet, hoe lang ik het dan hier wel kan uit houden. Een gevangen schildpad kan het, naar men zegt, tot drie honderd jaar brengen. Kalm af wachten dus Misschien verschijnt mijn portret wel over een paar eeuwen, als iets heel bijzonders, in de krant.als er dan ten minste nog een krant is Maar dat kan mij niet schelen Zolang ik kan verstaan, Wat of de golven zeggen Wil 'k graag naar zee toe gaan

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10