MAXIME BINNENLAND. De oproeping voor 't examen thuis gekregen? KRONIEK na den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 15 JUNI 1935. No. 139. De sport staat in het teeken van Tweka. WASCUMACUINES WRINGMACHINES .Vooroorloqsche prijzen.Vraac|ten U zult versteld staan. Joannes Benedicfus van Heufsz. De financieele situatie in Frankrijk In afwachting van de saneringsmaatrege len van het kabinet Laval Een eerste stap, die niet gelukkig is, maar een ge dwongen karakter draagt. Hoewel het acute gevaar voor den franc voorloopig als bezworen kan gel den, bestaat er voor de Fransche re geering nog niet de minste aanleiding cm victorie te kraaien, zoolang zij er niet in geslaagd is, de staatsbegrooting in evenwicht te brengen en aldus de bron van het kwaad: het wantrouwen in de financieele ontwikkeling, te ver wijderen. Dat dit wantrouwen niet misplaatst is, hebben de gebeurtenissen der laatste weken duidelijk aan het licht gebracht. De nood der Fransche schatkist was zoo hoog gestegen, doordien de loopen- de behoeften niet mee door de uitgif te v,an schatkistpapier konden worden gedekt, dat een gedwongen stopzetting der uitbetalingen dreigde. De banken waren niet meer in staat, de schatkist" geld te verstrekken, daar zij hun vlot tende middelen beschikbaar moesten houden voor de opvragingen van de posito's, die op groote schaal plaats vonden. Het publiek, dat geen vertrou wen in de regeering stelde, verkocht zijn staatsfondsen in plaats van nieuw geld ter beschikking der schatkist te stellen. De Bank van Frankrijk was de eenige, die de regeering uit haar nood had kunnen redden. Van bepaalde zijden in de Fransche Kamer is er het be stuur van de circulatiebank een verwijt van gemaakt, dat dit niet zonder meer den gevraagden steun heeft verstrekt. Men zag blijkbaar niet in, dat het alleen aan den krachtigen weerstand, dien de Fransche Bank tegen den op haar geoe- fenden drang geboden heeft, te danken is, dat de franc behoucTen is gebleven. Had zij hieraan toegegeven, en schat kistpapier naar gelang van de behoef ten van de staatskas gedisconteerd, dan zou het hek al spoedig van den dam zijn geweest. De noodzaak tot inper king der staatsuitgaven zou zijn ver dwenen, het wantrouwen in binnen- en buitenland tegen den franc zou zijn "toe genomen en alle technische maatrege len tegen de speculatie of wat men als zoodanig beschouwde zoudfen een val van den franc niet hebben kunnen voor komen. Terecht heeft het bestuur van de Bank van Frankrijk zich op het standpunt ge steld, dat het, als drager van de verant woordelijkheid voor stabiele monetaire verhoudingen in het land, toe te zien heeft op de crediet-waardigheid van den staat, welks schatkistpapier het zou moeten disconteeren. Tegen een uitbrei ding van de schatkistportefeuille gedu rende een beperkte periode maakte het geen bezwaar; het verbond hieraan ech ter de voorwaarde van een definitieve saneering der staatsfinanciën met de hiermede noodzakelijkerwijze gepaard gaande bezuiniging op de staatsuitgaven. De nieuwe Fransche regeering ziet zich thans voor de taak gesteld, deze saneering ter hand te nemen. De haar verstrekte volmachten geven haar vol doende speelruimte voor de te nemen maatregelen. Af te wachten blijft, op welke wijze zij hiervan gebruik zal ma ken. De eerste stap van het kabinet-La- val op financieel gebied is reeds gezet. Zij bestaat in de uitgifte van een leening (waarvoor geen maximum bedrag is vast gesteld), door de gezamerilijke groote spoorwegmaatschappijen, ter dekking van een deel van het, door de schat kist gefinancierde, spoorweg-tekort. Zeer gelukkig lijkt ons dit debuut niet. De leening, die een rente draagt van 5 pet., wordt tegen een koers van 83% pet. uitgegeven, zoodat het rendement door OCTAVE FEUILLET. 51). - Toen ik geëindigd had, nam mijnheer Laubépin, wiens gelaat sinds een oogen- blik zeer bezorgd was geworden, weer het woord: ,,Het dient nergens toe u te ontveinzen, mijn vriend", zei hij tegen mij, „dat, toen ik u hierheen zond, ik het plan beraamde om u met juffrouw Laroque te vereenigen. Alles is eerst goed geloopen, volgens mijn wenschen- Uw beider harten, welke, volgens mij, elkaar waard zijn, konden elkaar niet naderen, zonder met elkaar te sympathi- seeren; maar die vreemde gebeurtenis, waarvan de toren van Elven het roman tische tooneel is geweest, brengt mij, ik moet het je bekennen, heelemaal van mijn stuk. Wat duivel! mijn jonge vriend, uit het raam springen met de kans je nek te breken, dat was, vergun mij het je te zeggen, een zeer voldoende aanschou welijke voorstelling van je belangloos heid; het was ten zeerste overbodig, aan dit eervolle en fijne optreden den plech- tigen eed te verbinden, dit arme kind nooit te trouwen, tenzij bij gebeurlijkhe den, welke ten eenenmale onmogelijk verwacht kunnen worden. Ik beroem mij er op een man van middelen te zijn, maar ik acht mij niet in staat je tweehonderd duizend francs inkomen te geven, of ze aan juffrouw Laroque te ontnemen! i „Nu, mijnheer! geef mij raad. Ik heb aanmerkelijk hooger is dan dat der oude leeningen. Het moest dit ook wel zijn, om het Fransche publiek te bewegen, zijn gehamsterde gelden in het nieuwe fonds te beleggen. Het zou voor een her stel van het vertrouwen in de Fransche staatsfinanciën echter heel wat beter geweest zijn, wanneer met de uitgifte van een nieuwe leening zou zijn gewacht, tot eenig tastbaar resultaat van de voor genomen saneering had kunnen worden aangetoond. In dat geval zouden de emissie-voorwaarden voor de schatkist ook minder onereus zijn geweest en zou de uitgifte een minder sterken druk op de oude leeningen hebben uitgeoefend. De directe kasbehoeften van de Fran sche schatkist waren echter klaarblijke lijk zoo dringend, dat men de emissie niet tot een later tijdstip heeft kunnen uitstellen, ook al heeft men zich hier door althans voorloopig den weg afge sneden naar een verlaging der uitgaven voor rentebetaling op staatsfondsen enz., die toch in de eerste plaats past in het kader van bezuiniging en vermindering der staatsuitgaven. Afgewacht dient thans te worden, wal de regeering verder zal presteeren. Hoe eerder zij de noodzakelijke ingrijpende maatregelen neemt, hoe beter. De inter nationale speculatie zou anders allicht gelegenhfeid vinden haar aanvallen op den franc te hernieuwen. TEGEN BUITENWERKINGSTELLING DER WARENWET. Aan het Voorloopig Verslag der Twee de Kamer nopens het groote bezuini gingsplan der regeering ontleenen wij nog, dat zeer vele leden ernstige bezwa ren hadden tegen het voorstel inzake buitenwerkingstelling der Warenwet. Wat den vorm betreft, werd algemeen betreurd, dat de regeering ook hier dien eener machtiging gekozen heeft, en dan nog wel een machtiging van zeer verre strekking, zonder dat ook maar met eenige duidelijkheid is aangegeven, op welke wijze zij daarvan gebruik wil ma ken. Integendeel, de toelichting wekt den indruk, dat de regeering zelf niet weet, wat zij wil. Men achtte dit een weinig gelukkig beleid en vooral ook een beleid, dat weinig vertrouwen wekt. Sommige leden willen reeds thans ver klaren, dat huns inziens van het ver- leenen van de hier gevraagde machti ging in geen geval sprake kan zijn. Met betrekking tot het voornemen der regeering, over te gaan tot opheffing van den tak der inspectie voor de Volksge zondheid, die belast is met het toezicht op de Warenwet, de Opiumwet en de Wet op de Artsenijbereidkunde, gaven sommige leden als hun oordeel te ken nen, dat wel is waar een gedeelte van dit toezicht kan worden overgebracht naar de geneeskundige inspectie, doch dat zij gezien het feit, dat dit toe zicht op vele punten toch reeds onvol doende mag worden genoemd de voorgenomen algeheele opheffing ver werpelijk achtten. Adres van den Ned. Bakkers- bond. De Ned. Bakkersbond heeft, naar aan leiding van het bezuinigingsvoorstel van Twefc (Ingez. Med.) meer vertrouwen in u dan in mijzelD want ik voel, dat de tegenspoed, welke mij steeds aan verdenking blootstelde, bij mi), in het overdrevene, de gevoelig heden op het punt van eer heeft kunnen prikkelen. Zegt u het. Raadt u mij den onbescheiden, maar toch plechtigen eed te vergeten, die, naar ik geloof op dit oogenblik alleen mij, scheidt van het ge luk, dat u voor uw aangenomen zoon ge droomd hadt?" Mijnheer Laubépin stond op; zijn dik ke wenkbrauwen hingen op zijn oogen, hij hep, gedurende enkele minuten, met groote stappen de kamer door; daarna stond hij voor mij stil, greep met kracht mijn hand vast en zei: „Jongeman, het is waar, ik houd van je alsof je mijn kind waart, maar, al moest je hart breken, en het mijne met het jouwe, ik zou toch niet transigeeren met mijn beginselen. Het is beter verder te gaan, dan de eer, dan aan deze zijde te blijven; op het punt van eeden: zij, aan wie zij niet met de punt van het mes of met den mond van het pistool afgeperst zijn, moeten ze dl niet doen óf zij moeten ze houden- Dat is mijn raad", „Dat is ook de mijne. Ik zal morgen met u vertrekken". „Neen, Maxime, blijf nog eenigen tijd hier. Ik geloof niet in wonderen, maar ik geloof in God, die zelden duldt, dat wij omkomen tengevolge van onze deug denLaten wij de Voorzienigheid een uitstel geven.... Ik weet, dat wat ik je vraag, je inspanning zal kosten, maar ik vraag je, met allen nadruk, moed de regeering, een adres gezonden aan de Tweede Kamer. Met klem wordt er bij de Kamer op aangedrongen, het voorstel, om de wa renwet geheel buiten werking te stellen, te verwerpen. Van groot belang is voor het geheele volk dat in het broodbesluit eischen zijn gesteld waardoor de hygiëne in het be drijf wordt bevorderd en geen onhygi ënische toestanden meer bestaan, zoo als vroeger het geval was. Voor de bestaande goed ingerichte bakkerijen en voor hen, die een derge lijk bedrijf willen vestigen, is het noo- dig, dat geen concurrenten gelegenheid krijgen op primitieve, weinig kostbare, maar onhygiënische wijze brood te be reiden. Deze toestand zou bij opheffing der controle weer optreden. STEUN AAN TUINDERS. De Nederlandsche Groenten- en Fruit- centrale heeft bekend gemaakt, dat be oefenaars van den tuinbouw die in 1934 met haar toestemming hun zelf geteelde producten op de markt of in eigen win kel hebben verkocht of hebben uitge vent, een aanvraag voor steun kunnen indienen. MR. VAN ECK BEDANKT. Mr. J. L. van Eek, vroeger directeur van den Burgerl. Veterinairen Dienst in Nederl.-Indië, door den minister van oeconomisché zaken benoemd tot direc teur van de Nederlandsche Zuivelcen- trale, heeft, naar het Officieele Orgaan van den Algem. Nederl. Zuivelbond ver neemt, voor deze benoeming bedankt. Volgens het Hbld. zou de oorzaak zijn, dat mr. Van Eek contact onderhoudt met een voor ambtenaren verboden po litieke beweging (N.S.Bi) DE N.S.B--CANDIDATEN VOOR DE EERSTE KAMER. Door den algemeen leider aan gewezen, „Bij besluit van den Algemeen Leider van 12 Juni 1935" aldus meldt het or gaan der N.S.B. „zijn aangewezen om zitting te nemen in de Eerste Kamer der Staten-Generaal 1. het lid M. graaf de Marchant et d'Ansembourg te Amstenrade, geweste lijk commissaris der N.S.B. in de 3e in spectie; 2. het lid mr. A. J. van Vessem te Utrecht, rechtskundig raadsman der N.S.B. „Het woord is nu aan onze Statenle den in de provinciën Limburg, Noord- Brabant, Zeeland, Utrecht, Noord-Hol landen Friesland, wier eerste taak het zal zijn de eerste N.S.B.-ers in de Eerste Kamer te brengen". „Wij twijfelen er niet aan of zij zul len er een eer in stellen juist deze be kwame kameraden de hun aangewezen plaats te doen innemen". DE NIEUWE TRANSFEROVEREENKOMST MET DUITSCHLAND. De tekst van de nieuwe Nederlandsch- Duitsche transferovereenkomst is thans gepubliceerd. Volgens deze regeling zal ten hoogste 3% rente worden ge transfereerd en 80 van huren en pach ten. De rest kan worden ontvangen in „Hollandmarken" (een nieuw ingevoerd begrip) of 4 „funding bonds". „Holland-marken" zijn in hoofdzaak te gebruiken voor bepaalde reisdoelein den, betaling van Duitsche belastingen enz. In de toelichting tot de overeenkomst wordt van Nederlandsche zijde gezegd, dat hier offers moesten worden gebracht in het algemeene Nederlandsche belang, welke tot gevolg zouden kunnen heb ben, dat op den duur de clearingsituatie wordt verbeterd. (Ing. Med.) te houden, en ik vraag het als vriend. Wanneer je binnen een maand geen be richt van mij ontvangen hebt, kun je ver trekken". Hij omhelsde mij en liet mij achter met een rustig geweten, en met een verontruste ziel. 12 October. Vóór twee dagen heb ik mijn isolement kunnen verlaten en naar het kasteel gaan. Ik had juffrouw Marguérite niet gezien, sinds het oogenblik van onze scheiding in den toren van Elven. Zij was alleen in het salon, toen ik er bin nen kwam. Toen zij mij zag, maakte zij een onwillekeurige beweging alsof zij wilde opstaan; daarna bleef zij onbe weeglijk: haar gelaat werd plotseling door een gloeiend rood gekleurd. Dat was besmettelijk, want ik voelde, dat ik zelf tot op mijn voorhoofd bloosde. „Hoe gaat het u, mijnheer?" zei ze te gen mij, en stak mij haar hand toe en zij sprak deze eenvoudige woorden zóó zacht, zóó deemoedig helaas! zóó teer, dat ik op mijn beide knieën vóór haar had willen gaan liggen. Evenwel moest ik haar antwoorden op den toon van koude beleefdheid. Zij keek mij be droefd aan, vervolgens sloeg zij haar groote oogen neer, met een blik van ge latenheid en ging met haar werk door. Bijna op hetzelfde oogenblik liet haar moeder haar bij haar grootvader roepen, wiens toestand zeer verontrustend werd. Sinds enkele dagen had hij zijn stem ver loren en kon zich niet meer bewegen; de verlamming was bijna geheel. De DE BRUG BIJ MOERDIJK. Donderdag zijn de werkzaamheden aan de verkeersbrug over het Hollandsch Diep in een nieuw stadium gekomen, daar de verbinding tusschen de in de ri vier gelegen strekdam en den Zuidelijken oever is tot stand gekomen. Bij eb is n.l. het gat, dat nog in de verbindingsdam was, gedicht, zoodat de toekomstige op rit naar het Zuidelijke landhoofd in eer sten aanleg voltooid is. Maakt Ge U bewust of onbewust een beetje ongerust Voelt Ge een gejaagdheid bij U opkomen? Voelt Ge U wat dof in Uw hoofd? Komt er wat hoofdpijn op, neem 'n „AKKERTJE", het maakt U rustig en kalm. (Ingez. Med.] Krijgsman en staatsman. On derwerper van Atjeh en vurig strijder voor de belangen van den inlander. Grondlegger eener nieuwe politiek. Heden heeft de Koningin te Amster dam een monument onthuld ter nage dachtenis van Joannes Benedictus van Heutsz. Krijgsman en staatsman was hij; meer staatsman dan krijgsman, of om gekeerd? Zijn loopbaan begon hij als militair, om haar te beëindigen als hoog ste burgerlijk gezagdrager in dat deel van Nederland, dat in Azië is gelegen. Maar in den krijgsman kwam al vroeg de staatsman naar voren en als staats man bleef hij militair. Zoo is zonder het eene het andere bij dezen man niet denkbaar, zoo eert Nederland op dezen dag den grooten zoon die in zijn kleine gestalte vele voortreffelijke eigenschap pen vereenigde; die krijgsman was, zonder een vechtjas te wezen, staats man, zonder politicus te zijn. Hij zag steeds verder vooruit dan zijn naaste doel: als bevelhebber van de troepen in Atjeh streefde hij niet naar een over winning om den vijand te vernietigen, doch om het land tot vrede en rust te brengen, teneinde er de welvaart te kun nen bevorderen. En later, als gouver neur-generaal van Indië, was hij niet de koloniale heerscher, doch de bevor deraar van de ontwikkeling van het uit gestrekte gebied, dat aan zijn zorgen was toevertrouwd. Zijn leven. Op 3 Februari 1851 werd Van Heutsz te Coevorden geboren en op 16-jarigen leeftijd zien wij hem reeds als vrijwilli ger in dienst treden bij het instructie-ba taljon te Kampen. Vijf jaar later, op le Augustus 1872 werd hij tot tweede luitenant benoemd. Ongeveer tegelijkertijd brak de oorlog in Atjeh, het Noorden van Sumatra, uit waar het Nederlandsch gezag reeds ge durig met de inlandsche bevolking in botsing was gekomen. In het volgend jaar al bracht zijn drang naar avontuur hem erheen. Hij bleef er tot 1877 en on derscheidde zich zoodanig, dat hij be halve de militaire Willemsorde der 4e klasse, ook vierwierf het eereteeken voor belangrijke krijgsbedrijven en de Atjeh-medaille 1873-1876. Drie jaren bracht hij vervolgens door te Soerabaja, laatste glimp van het verstand was uit- gebluscht; het gevoel bleef slechts, en hierin leed hij zeer. Men kon er niet aan twijfelen, dat het einde van den ouden man nabij was, maar het leven had veel te sterk bezit genomen van dat krach tige hart om er zich, zonder een hard- nekkigen strijd, van los te maken. De dokter had voorspeld, dat de doodstrijd langdurig zou zijn. Evenwel, vanaf het eerste optreden van het gevaar hadden mevrouw Laroque en haar dochter met de hartstochtelijke zelfverloochening en de natuurlijke toewijding, welke de bij zondere deugd en de roem van haar sexe zijn, haar krachten en nachten niet gespaard. Eergisteren, in den avond, be zweken zij, van moeheid en koorts; wij boden aan, dr. Desmarets en ik, haar bij: mijnheer Laroque te vervangen ge durende den nacht, die aanbrak. Zij 'stemden er in toe enkele uren rust te nemen, 't Duurde niet lang of de dokter, die zelf erg vermoeid was, kondigde mij aan, dat hij op een bed in de kamer er naast ging liggen. „Ik ben hier niet noodig", zei hij, ,,'t is afgeloopen. U ziet, hij lijdt zelfs niet meer, de arme man!.... Dit is een toe stand van gevoelloosheid, die niets naars heeftHet ontwaken zal de dood zijn.... Dus kan men rustig zijn. Als u eenige verandering bespeurt, moet u mij roepen, maar ik geloof niet, dat dit voor morgen gebeuren kan. Ik verga intusschen van slaap!" Hij liet een luid gegaap hooren en ging de deur uit. Zijn woorden, zijn houding, tegenover deze stervende, waarna hij in 1880 weer naar Atjeh werd gedetacheerd. Met het daar gevoerde beleid kon hij zich in het geheel niet vereenigen, doch als ondergeschikte had hij slechts be velen uit te voeren, alhoewel hij zijn meening niet onder stoelen of banken stak. Nimmer heeft hij zijn superieuren naar de oogen gezien, hetgeen in deze jaren reeds het gevolg had, dat hij slechts met de grootste moeite gedaan kreeg ,in 1881 naar de Hoogere Krijgs school te worden gezonden om zich ver der te bekwamen. Na zijn terugkeer wisselde hi; in Indië herhaaldelijk van sLrndpiaats en maakte daarbij snel pro motie. In 1886 werd hij kapitein; spoedig daarna kreeg hij een plaats bij den ge- neralen staf, om daarop weer naar Atjeh te gaan als chef van den staf. De strijd tegen de onruststokers was toen in vol len gang, doch de daarbij gevoerde tac tiek bleek al heel weinig geschikt om tot afdoende resultaten te komen. De strijd werd getraineerd, waardoor er groote verschrikking van dood en ver derf aan werd gegeven. Daarbij steunde men steeds weer op 'n man als Toekoe Oemar, een inlandschen leider, die zijn Nederlandsche bondgenooten meer dan eens verried en zoodoende den voort gang zeer belemmerde. Zelfs zag het er op zeker oogenblik naar uit, dat de Ne derlanders totaal uit Atjeh zouden wor den verdreven. Van Heutsz begreep, dat door een grootere krachtsontwikkeling de strijd bekort zou worden, waarbij minder offers aan goed en bloed zouden worden gebracht en de goedgezinde be volking later kon worden beschermd te gen den druk van de moordzuchtige benden. In 1900 werd hij bevorderd tot luite nant-generaal,) civiel en militair gouver neur van Atjeh en onderhoorigheden. Toen kon hij zijn doel verwezenlijken. Met krachtige hand werd ingegrepen en het verzet neergeslagen. In 1904 was het werk voltooid. Toen verliet Van Heutsz Aitjeh, om naar Weltevreden te gaan als gouverneur-generaal. Nog eenmaal zou hij naar Atjeh wor den geroepen. Dat was in 1907, tijdens het gouverneurschap van G, C. E. van Dalen, den vrcegeren medewerker van Van Heutsz, dien hij zel.f. als zijn op volger in Atjeh had aangewezen. De Atjehers begonnen zich weer te roeren en in Indië zoowel als in het moederland ontstond toenemende ongerustheid. Op verzoek van minister Fock stelde de gouverneur-generaal een nauwkeurig onderzoek in naar de gebeurtenissen der laatste jaren. Het rapport van Van Heutsz, verschenen in begin 1908, was een volledige desavoueering van het de laatste jaren in Atjeh gevoerde beleid. Het pleitte voor een inniger samenwer king tusschen Europeesch bestuur en Atjehhoofden en voor een welwillend optreden jegens de bevolking, voor een politiek van verzoening en van humani teit in stede van een van afschrikking en geweld, zoo,als tot nog toe gevoerd was. Het rapport had, het aftreden van den gouverneur ten gevolge. In 1909 trad Van Heutsz af als land voogd en ging hij voor goed naar Euro pa terug. Hij vestigde zich te Amster dam, Later te Bussum. Zijn laatste le vensdagen sleet hij te Clares bij Mon- treux in Zwitserland, waar hij op 11 Juli 1924 overleed. Op het kerkhof al daar werd hij begraven, op een door hem zelf aangewezen plek. Zijn stoffe lijk overschot werd in 1927 naar Am sterdam overgebracht en op 9 Juni van hadden mij zeer gehinderd. Hij is even wel een voortreffelijk man, maar om aan den dood den eerbied te geven, die hem toekomt, moet men niet alleen de ruwe stof zien, die hij ontbindt, moet men gelooven aan het onsterfelijke be standdeel, dat hij losmaakt. Alleen gebleven in de sterfkamer ging ik aan het voeteinde van het bed zit ten, waarvan men de gordijnen had op geslagen, en ik trachtte, bij het licht van een lamp, die naast mij op een ta feltje geplaatst was, te lezen. Het boek viel uit mijn handen; ik kon slechts denken aan den vreemden samenloop van gebeurtenissen, die, na zooveel ja ren, aan dezen schuldigen grijsaard den ■kleinzoon van zijn slachtoffer tot getui ge en verpleger bij zijn laatsten slaap gaf. En, in de diepe 'kalmte van dit oogenblik en van deze plaats, riep ik, ondanks mijzelf, de tooneelen van Moe digen strijd en geweld voor mijn geest, waarvan dit bestaan, dat ten einde Tikp, vol was geweest. Ik zocht er den ver ren indruk van, op het gelaat van de zen honderdjarige, die den doodstrijd streed, op deze grove trekken, die bleek te voorschijn kwamen, en zich in het half duister afteekende, als die van een gipsen masker. Ik zag er slechts op den ernst en de rust van den dood, vóór hij er nog was. Bij oogenblikken naderde ik het bed om mij te overtuigen, dat de levensadem de verzwakte borst, nog op en neer deed gaan. PQ/ordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5