MAXIME
BINNENLAND.
De oproeping voor 't
examen thuis gekregen?
KRONIEK na den DAG.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN ZATERDAG 15 JUNI 1935. No. 139.
De sport staat in het
teeken van Tweka.
WASCUMACUINES WRINGMACHINES
.Vooroorloqsche prijzen.Vraac|ten U zult versteld staan.
Joannes Benedicfus van Heufsz.
De financieele situatie in
Frankrijk In afwachting
van de saneringsmaatrege
len van het kabinet Laval
Een eerste stap, die niet
gelukkig is, maar een ge
dwongen karakter draagt.
Hoewel het acute gevaar voor den
franc voorloopig als bezworen kan gel
den, bestaat er voor de Fransche re
geering nog niet de minste aanleiding
cm victorie te kraaien, zoolang zij er
niet in geslaagd is, de staatsbegrooting
in evenwicht te brengen en aldus de
bron van het kwaad: het wantrouwen
in de financieele ontwikkeling, te ver
wijderen.
Dat dit wantrouwen niet misplaatst
is, hebben de gebeurtenissen der laatste
weken duidelijk aan het licht gebracht.
De nood der Fransche schatkist was
zoo hoog gestegen, doordien de loopen-
de behoeften niet mee door de uitgif
te v,an schatkistpapier konden worden
gedekt, dat een gedwongen stopzetting
der uitbetalingen dreigde. De banken
waren niet meer in staat, de schatkist"
geld te verstrekken, daar zij hun vlot
tende middelen beschikbaar moesten
houden voor de opvragingen van de
posito's, die op groote schaal plaats
vonden. Het publiek, dat geen vertrou
wen in de regeering stelde, verkocht
zijn staatsfondsen in plaats van nieuw
geld ter beschikking der schatkist te
stellen. De Bank van Frankrijk was de
eenige, die de regeering uit haar nood
had kunnen redden. Van bepaalde zijden
in de Fransche Kamer is er het be
stuur van de circulatiebank een verwijt
van gemaakt, dat dit niet zonder meer
den gevraagden steun heeft verstrekt.
Men zag blijkbaar niet in, dat het alleen
aan den krachtigen weerstand, dien de
Fransche Bank tegen den op haar geoe-
fenden drang geboden heeft, te danken
is, dat de franc behoucTen is gebleven.
Had zij hieraan toegegeven, en schat
kistpapier naar gelang van de behoef
ten van de staatskas gedisconteerd, dan
zou het hek al spoedig van den dam
zijn geweest. De noodzaak tot inper
king der staatsuitgaven zou zijn ver
dwenen, het wantrouwen in binnen- en
buitenland tegen den franc zou zijn "toe
genomen en alle technische maatrege
len tegen de speculatie of wat men als
zoodanig beschouwde zoudfen een val
van den franc niet hebben kunnen voor
komen.
Terecht heeft het bestuur van de Bank
van Frankrijk zich op het standpunt ge
steld, dat het, als drager van de verant
woordelijkheid voor stabiele monetaire
verhoudingen in het land, toe te zien
heeft op de crediet-waardigheid van den
staat, welks schatkistpapier het zou
moeten disconteeren. Tegen een uitbrei
ding van de schatkistportefeuille gedu
rende een beperkte periode maakte het
geen bezwaar; het verbond hieraan ech
ter de voorwaarde van een definitieve
saneering der staatsfinanciën met de
hiermede noodzakelijkerwijze gepaard
gaande bezuiniging op de staatsuitgaven.
De nieuwe Fransche regeering ziet
zich thans voor de taak gesteld, deze
saneering ter hand te nemen. De haar
verstrekte volmachten geven haar vol
doende speelruimte voor de te nemen
maatregelen. Af te wachten blijft, op
welke wijze zij hiervan gebruik zal ma
ken. De eerste stap van het kabinet-La-
val op financieel gebied is reeds gezet.
Zij bestaat in de uitgifte van een leening
(waarvoor geen maximum bedrag is vast
gesteld), door de gezamerilijke groote
spoorwegmaatschappijen, ter dekking
van een deel van het, door de schat
kist gefinancierde, spoorweg-tekort.
Zeer gelukkig lijkt ons dit debuut niet.
De leening, die een rente draagt van 5
pet., wordt tegen een koers van 83%
pet. uitgegeven, zoodat het rendement
door OCTAVE FEUILLET.
51). -
Toen ik geëindigd had, nam mijnheer
Laubépin, wiens gelaat sinds een oogen-
blik zeer bezorgd was geworden, weer
het woord: ,,Het dient nergens toe u te
ontveinzen, mijn vriend", zei hij tegen
mij, „dat, toen ik u hierheen zond, ik
het plan beraamde om u met juffrouw
Laroque te vereenigen. Alles is eerst
goed geloopen, volgens mijn wenschen-
Uw beider harten, welke, volgens mij,
elkaar waard zijn, konden elkaar niet
naderen, zonder met elkaar te sympathi-
seeren; maar die vreemde gebeurtenis,
waarvan de toren van Elven het roman
tische tooneel is geweest, brengt mij, ik
moet het je bekennen, heelemaal van
mijn stuk. Wat duivel! mijn jonge vriend,
uit het raam springen met de kans je nek
te breken, dat was, vergun mij het je te
zeggen, een zeer voldoende aanschou
welijke voorstelling van je belangloos
heid; het was ten zeerste overbodig, aan
dit eervolle en fijne optreden den plech-
tigen eed te verbinden, dit arme kind
nooit te trouwen, tenzij bij gebeurlijkhe
den, welke ten eenenmale onmogelijk
verwacht kunnen worden. Ik beroem mij
er op een man van middelen te zijn, maar
ik acht mij niet in staat je tweehonderd
duizend francs inkomen te geven, of ze
aan juffrouw Laroque te ontnemen! i
„Nu, mijnheer! geef mij raad. Ik heb
aanmerkelijk hooger is dan dat der oude
leeningen. Het moest dit ook wel zijn,
om het Fransche publiek te bewegen,
zijn gehamsterde gelden in het nieuwe
fonds te beleggen. Het zou voor een her
stel van het vertrouwen in de Fransche
staatsfinanciën echter heel wat beter
geweest zijn, wanneer met de uitgifte
van een nieuwe leening zou zijn gewacht,
tot eenig tastbaar resultaat van de voor
genomen saneering had kunnen worden
aangetoond. In dat geval zouden de
emissie-voorwaarden voor de schatkist
ook minder onereus zijn geweest en zou
de uitgifte een minder sterken druk op
de oude leeningen hebben uitgeoefend.
De directe kasbehoeften van de Fran
sche schatkist waren echter klaarblijke
lijk zoo dringend, dat men de emissie
niet tot een later tijdstip heeft kunnen
uitstellen, ook al heeft men zich hier
door althans voorloopig den weg afge
sneden naar een verlaging der uitgaven
voor rentebetaling op staatsfondsen enz.,
die toch in de eerste plaats past in het
kader van bezuiniging en vermindering
der staatsuitgaven.
Afgewacht dient thans te worden, wal
de regeering verder zal presteeren. Hoe
eerder zij de noodzakelijke ingrijpende
maatregelen neemt, hoe beter. De inter
nationale speculatie zou anders allicht
gelegenhfeid vinden haar aanvallen op
den franc te hernieuwen.
TEGEN BUITENWERKINGSTELLING
DER WARENWET.
Aan het Voorloopig Verslag der Twee
de Kamer nopens het groote bezuini
gingsplan der regeering ontleenen wij
nog, dat zeer vele leden ernstige bezwa
ren hadden tegen het voorstel inzake
buitenwerkingstelling der Warenwet.
Wat den vorm betreft, werd algemeen
betreurd, dat de regeering ook hier dien
eener machtiging gekozen heeft, en dan
nog wel een machtiging van zeer verre
strekking, zonder dat ook maar met
eenige duidelijkheid is aangegeven, op
welke wijze zij daarvan gebruik wil ma
ken. Integendeel, de toelichting wekt
den indruk, dat de regeering zelf niet
weet, wat zij wil. Men achtte dit een
weinig gelukkig beleid en vooral ook
een beleid, dat weinig vertrouwen wekt.
Sommige leden willen reeds thans ver
klaren, dat huns inziens van het ver-
leenen van de hier gevraagde machti
ging in geen geval sprake kan zijn.
Met betrekking tot het voornemen der
regeering, over te gaan tot opheffing van
den tak der inspectie voor de Volksge
zondheid, die belast is met het toezicht
op de Warenwet, de Opiumwet en de
Wet op de Artsenijbereidkunde, gaven
sommige leden als hun oordeel te ken
nen, dat wel is waar een gedeelte van
dit toezicht kan worden overgebracht
naar de geneeskundige inspectie, doch
dat zij gezien het feit, dat dit toe
zicht op vele punten toch reeds onvol
doende mag worden genoemd de
voorgenomen algeheele opheffing ver
werpelijk achtten.
Adres van den Ned. Bakkers-
bond.
De Ned. Bakkersbond heeft, naar aan
leiding van het bezuinigingsvoorstel van
Twefc
(Ingez. Med.)
meer vertrouwen in u dan in mijzelD
want ik voel, dat de tegenspoed, welke
mij steeds aan verdenking blootstelde,
bij mi), in het overdrevene, de gevoelig
heden op het punt van eer heeft kunnen
prikkelen. Zegt u het. Raadt u mij den
onbescheiden, maar toch plechtigen eed
te vergeten, die, naar ik geloof op dit
oogenblik alleen mij, scheidt van het ge
luk, dat u voor uw aangenomen zoon ge
droomd hadt?"
Mijnheer Laubépin stond op; zijn dik
ke wenkbrauwen hingen op zijn oogen,
hij hep, gedurende enkele minuten, met
groote stappen de kamer door; daarna
stond hij voor mij stil, greep met kracht
mijn hand vast en zei: „Jongeman, het
is waar, ik houd van je alsof je mijn kind
waart, maar, al moest je hart breken, en
het mijne met het jouwe, ik zou toch niet
transigeeren met mijn beginselen. Het
is beter verder te gaan, dan de eer,
dan aan deze zijde te blijven; op het
punt van eeden: zij, aan wie zij niet met
de punt van het mes of met den mond
van het pistool afgeperst zijn, moeten ze
dl niet doen óf zij moeten ze houden- Dat
is mijn raad",
„Dat is ook de mijne. Ik zal morgen
met u vertrekken".
„Neen, Maxime, blijf nog eenigen tijd
hier. Ik geloof niet in wonderen, maar
ik geloof in God, die zelden duldt, dat
wij omkomen tengevolge van onze deug
denLaten wij de Voorzienigheid
een uitstel geven.... Ik weet, dat wat
ik je vraag, je inspanning zal kosten,
maar ik vraag je, met allen nadruk, moed
de regeering, een adres gezonden aan
de Tweede Kamer.
Met klem wordt er bij de Kamer op
aangedrongen, het voorstel, om de wa
renwet geheel buiten werking te stellen,
te verwerpen.
Van groot belang is voor het geheele
volk dat in het broodbesluit eischen zijn
gesteld waardoor de hygiëne in het be
drijf wordt bevorderd en geen onhygi
ënische toestanden meer bestaan, zoo
als vroeger het geval was.
Voor de bestaande goed ingerichte
bakkerijen en voor hen, die een derge
lijk bedrijf willen vestigen, is het noo-
dig, dat geen concurrenten gelegenheid
krijgen op primitieve, weinig kostbare,
maar onhygiënische wijze brood te be
reiden. Deze toestand zou bij opheffing
der controle weer optreden.
STEUN AAN TUINDERS.
De Nederlandsche Groenten- en Fruit-
centrale heeft bekend gemaakt, dat be
oefenaars van den tuinbouw die in 1934
met haar toestemming hun zelf geteelde
producten op de markt of in eigen win
kel hebben verkocht of hebben uitge
vent, een aanvraag voor steun kunnen
indienen.
MR. VAN ECK BEDANKT.
Mr. J. L. van Eek, vroeger directeur
van den Burgerl. Veterinairen Dienst in
Nederl.-Indië, door den minister van
oeconomisché zaken benoemd tot direc
teur van de Nederlandsche Zuivelcen-
trale, heeft, naar het Officieele Orgaan
van den Algem. Nederl. Zuivelbond ver
neemt, voor deze benoeming bedankt.
Volgens het Hbld. zou de oorzaak zijn,
dat mr. Van Eek contact onderhoudt
met een voor ambtenaren verboden po
litieke beweging (N.S.Bi)
DE N.S.B--CANDIDATEN VOOR DE
EERSTE KAMER.
Door den algemeen leider aan
gewezen,
„Bij besluit van den Algemeen Leider
van 12 Juni 1935" aldus meldt het or
gaan der N.S.B. „zijn aangewezen om
zitting te nemen in de Eerste Kamer der
Staten-Generaal
1. het lid M. graaf de Marchant et
d'Ansembourg te Amstenrade, geweste
lijk commissaris der N.S.B. in de 3e in
spectie;
2. het lid mr. A. J. van Vessem te
Utrecht, rechtskundig raadsman der
N.S.B.
„Het woord is nu aan onze Statenle
den in de provinciën Limburg, Noord-
Brabant, Zeeland, Utrecht, Noord-Hol
landen Friesland, wier eerste taak het
zal zijn de eerste N.S.B.-ers in de Eerste
Kamer te brengen".
„Wij twijfelen er niet aan of zij zul
len er een eer in stellen juist deze be
kwame kameraden de hun aangewezen
plaats te doen innemen".
DE NIEUWE
TRANSFEROVEREENKOMST
MET DUITSCHLAND.
De tekst van de nieuwe Nederlandsch-
Duitsche transferovereenkomst is thans
gepubliceerd. Volgens deze regeling zal
ten hoogste 3% rente worden ge
transfereerd en 80 van huren en pach
ten.
De rest kan worden ontvangen in
„Hollandmarken" (een nieuw ingevoerd
begrip) of 4 „funding bonds".
„Holland-marken" zijn in hoofdzaak
te gebruiken voor bepaalde reisdoelein
den, betaling van Duitsche belastingen
enz.
In de toelichting tot de overeenkomst
wordt van Nederlandsche zijde gezegd,
dat hier offers moesten worden gebracht
in het algemeene Nederlandsche belang,
welke tot gevolg zouden kunnen heb
ben, dat op den duur de clearingsituatie
wordt verbeterd.
(Ing. Med.)
te houden, en ik vraag het als vriend.
Wanneer je binnen een maand geen be
richt van mij ontvangen hebt, kun je ver
trekken".
Hij omhelsde mij en liet mij achter
met een rustig geweten, en met een
verontruste ziel.
12 October.
Vóór twee dagen heb ik mijn isolement
kunnen verlaten en naar het kasteel
gaan. Ik had juffrouw Marguérite niet
gezien, sinds het oogenblik van onze
scheiding in den toren van Elven. Zij
was alleen in het salon, toen ik er bin
nen kwam. Toen zij mij zag, maakte zij
een onwillekeurige beweging alsof zij
wilde opstaan; daarna bleef zij onbe
weeglijk: haar gelaat werd plotseling
door een gloeiend rood gekleurd. Dat
was besmettelijk, want ik voelde, dat ik
zelf tot op mijn voorhoofd bloosde.
„Hoe gaat het u, mijnheer?" zei ze te
gen mij, en stak mij haar hand toe en zij
sprak deze eenvoudige woorden zóó
zacht, zóó deemoedig helaas! zóó
teer, dat ik op mijn beide knieën vóór
haar had willen gaan liggen. Evenwel
moest ik haar antwoorden op den toon
van koude beleefdheid. Zij keek mij be
droefd aan, vervolgens sloeg zij haar
groote oogen neer, met een blik van ge
latenheid en ging met haar werk door.
Bijna op hetzelfde oogenblik liet haar
moeder haar bij haar grootvader roepen,
wiens toestand zeer verontrustend werd.
Sinds enkele dagen had hij zijn stem ver
loren en kon zich niet meer bewegen;
de verlamming was bijna geheel. De
DE BRUG BIJ MOERDIJK.
Donderdag zijn de werkzaamheden
aan de verkeersbrug over het Hollandsch
Diep in een nieuw stadium gekomen,
daar de verbinding tusschen de in de ri
vier gelegen strekdam en den Zuidelijken
oever is tot stand gekomen. Bij eb is n.l.
het gat, dat nog in de verbindingsdam
was, gedicht, zoodat de toekomstige op
rit naar het Zuidelijke landhoofd in eer
sten aanleg voltooid is.
Maakt Ge U bewust of onbewust een
beetje ongerust Voelt Ge een gejaagdheid
bij U opkomen? Voelt Ge U wat dof in Uw
hoofd? Komt er wat hoofdpijn op, neem
'n „AKKERTJE", het maakt U rustig en kalm.
(Ingez. Med.]
Krijgsman en staatsman. On
derwerper van Atjeh en vurig
strijder voor de belangen van
den inlander. Grondlegger
eener nieuwe politiek.
Heden heeft de Koningin te Amster
dam een monument onthuld ter nage
dachtenis van Joannes Benedictus van
Heutsz. Krijgsman en staatsman was hij;
meer staatsman dan krijgsman, of om
gekeerd? Zijn loopbaan begon hij als
militair, om haar te beëindigen als hoog
ste burgerlijk gezagdrager in dat deel
van Nederland, dat in Azië is gelegen.
Maar in den krijgsman kwam al vroeg
de staatsman naar voren en als staats
man bleef hij militair. Zoo is zonder het
eene het andere bij dezen man niet
denkbaar, zoo eert Nederland op dezen
dag den grooten zoon die in zijn kleine
gestalte vele voortreffelijke eigenschap
pen vereenigde; die krijgsman was,
zonder een vechtjas te wezen, staats
man, zonder politicus te zijn. Hij zag
steeds verder vooruit dan zijn naaste
doel: als bevelhebber van de troepen
in Atjeh streefde hij niet naar een over
winning om den vijand te vernietigen,
doch om het land tot vrede en rust te
brengen, teneinde er de welvaart te kun
nen bevorderen. En later, als gouver
neur-generaal van Indië, was hij niet de
koloniale heerscher, doch de bevor
deraar van de ontwikkeling van het uit
gestrekte gebied, dat aan zijn zorgen
was toevertrouwd.
Zijn leven.
Op 3 Februari 1851 werd Van Heutsz
te Coevorden geboren en op 16-jarigen
leeftijd zien wij hem reeds als vrijwilli
ger in dienst treden bij het instructie-ba
taljon te Kampen.
Vijf jaar later, op le Augustus 1872
werd hij tot tweede luitenant benoemd.
Ongeveer tegelijkertijd brak de oorlog
in Atjeh, het Noorden van Sumatra, uit
waar het Nederlandsch gezag reeds ge
durig met de inlandsche bevolking in
botsing was gekomen. In het volgend
jaar al bracht zijn drang naar avontuur
hem erheen. Hij bleef er tot 1877 en on
derscheidde zich zoodanig, dat hij be
halve de militaire Willemsorde der 4e
klasse, ook vierwierf het eereteeken
voor belangrijke krijgsbedrijven en de
Atjeh-medaille 1873-1876. Drie jaren
bracht hij vervolgens door te Soerabaja,
laatste glimp van het verstand was uit-
gebluscht; het gevoel bleef slechts, en
hierin leed hij zeer. Men kon er niet aan
twijfelen, dat het einde van den ouden
man nabij was, maar het leven had veel
te sterk bezit genomen van dat krach
tige hart om er zich, zonder een hard-
nekkigen strijd, van los te maken. De
dokter had voorspeld, dat de doodstrijd
langdurig zou zijn. Evenwel, vanaf het
eerste optreden van het gevaar hadden
mevrouw Laroque en haar dochter met
de hartstochtelijke zelfverloochening en
de natuurlijke toewijding, welke de bij
zondere deugd en de roem van haar
sexe zijn, haar krachten en nachten niet
gespaard. Eergisteren, in den avond, be
zweken zij, van moeheid en koorts; wij
boden aan, dr. Desmarets en ik, haar
bij: mijnheer Laroque te vervangen ge
durende den nacht, die aanbrak. Zij
'stemden er in toe enkele uren rust te
nemen, 't Duurde niet lang of de dokter,
die zelf erg vermoeid was, kondigde mij
aan, dat hij op een bed in de kamer er
naast ging liggen.
„Ik ben hier niet noodig", zei hij, ,,'t
is afgeloopen. U ziet, hij lijdt zelfs niet
meer, de arme man!.... Dit is een toe
stand van gevoelloosheid, die niets naars
heeftHet ontwaken zal de dood
zijn.... Dus kan men rustig zijn. Als
u eenige verandering bespeurt, moet u
mij roepen, maar ik geloof niet, dat dit
voor morgen gebeuren kan. Ik verga
intusschen van slaap!"
Hij liet een luid gegaap hooren en
ging de deur uit. Zijn woorden, zijn
houding, tegenover deze stervende,
waarna hij in 1880 weer naar Atjeh werd
gedetacheerd.
Met het daar gevoerde beleid kon hij
zich in het geheel niet vereenigen, doch
als ondergeschikte had hij slechts be
velen uit te voeren, alhoewel hij zijn
meening niet onder stoelen of banken
stak. Nimmer heeft hij zijn superieuren
naar de oogen gezien, hetgeen in deze
jaren reeds het gevolg had, dat hij
slechts met de grootste moeite gedaan
kreeg ,in 1881 naar de Hoogere Krijgs
school te worden gezonden om zich ver
der te bekwamen. Na zijn terugkeer
wisselde hi; in Indië herhaaldelijk van
sLrndpiaats en maakte daarbij snel pro
motie. In 1886 werd hij kapitein; spoedig
daarna kreeg hij een plaats bij den ge-
neralen staf, om daarop weer naar Atjeh
te gaan als chef van den staf. De strijd
tegen de onruststokers was toen in vol
len gang, doch de daarbij gevoerde tac
tiek bleek al heel weinig geschikt om
tot afdoende resultaten te komen. De
strijd werd getraineerd, waardoor er
groote verschrikking van dood en ver
derf aan werd gegeven. Daarbij steunde
men steeds weer op 'n man als Toekoe
Oemar, een inlandschen leider, die zijn
Nederlandsche bondgenooten meer dan
eens verried en zoodoende den voort
gang zeer belemmerde. Zelfs zag het er
op zeker oogenblik naar uit, dat de Ne
derlanders totaal uit Atjeh zouden wor
den verdreven. Van Heutsz begreep, dat
door een grootere krachtsontwikkeling
de strijd bekort zou worden, waarbij
minder offers aan goed en bloed zouden
worden gebracht en de goedgezinde be
volking later kon worden beschermd te
gen den druk van de moordzuchtige
benden.
In 1900 werd hij bevorderd tot luite
nant-generaal,) civiel en militair gouver
neur van Atjeh en onderhoorigheden.
Toen kon hij zijn doel verwezenlijken.
Met krachtige hand werd ingegrepen
en het verzet neergeslagen. In 1904 was
het werk voltooid. Toen verliet Van
Heutsz Aitjeh, om naar Weltevreden te
gaan als gouverneur-generaal.
Nog eenmaal zou hij naar Atjeh wor
den geroepen. Dat was in 1907, tijdens
het gouverneurschap van G, C. E. van
Dalen, den vrcegeren medewerker van
Van Heutsz, dien hij zel.f. als zijn op
volger in Atjeh had aangewezen. De
Atjehers begonnen zich weer te roeren en
in Indië zoowel als in het moederland
ontstond toenemende ongerustheid. Op
verzoek van minister Fock stelde de
gouverneur-generaal een nauwkeurig
onderzoek in naar de gebeurtenissen
der laatste jaren. Het rapport van Van
Heutsz, verschenen in begin 1908, was
een volledige desavoueering van het de
laatste jaren in Atjeh gevoerde beleid.
Het pleitte voor een inniger samenwer
king tusschen Europeesch bestuur en
Atjehhoofden en voor een welwillend
optreden jegens de bevolking, voor een
politiek van verzoening en van humani
teit in stede van een van afschrikking
en geweld, zoo,als tot nog toe gevoerd
was. Het rapport had, het aftreden van
den gouverneur ten gevolge.
In 1909 trad Van Heutsz af als land
voogd en ging hij voor goed naar Euro
pa terug. Hij vestigde zich te Amster
dam, Later te Bussum. Zijn laatste le
vensdagen sleet hij te Clares bij Mon-
treux in Zwitserland, waar hij op 11
Juli 1924 overleed. Op het kerkhof al
daar werd hij begraven, op een door
hem zelf aangewezen plek. Zijn stoffe
lijk overschot werd in 1927 naar Am
sterdam overgebracht en op 9 Juni van
hadden mij zeer gehinderd. Hij is even
wel een voortreffelijk man, maar om
aan den dood den eerbied te geven,
die hem toekomt, moet men niet alleen
de ruwe stof zien, die hij ontbindt, moet
men gelooven aan het onsterfelijke be
standdeel, dat hij losmaakt.
Alleen gebleven in de sterfkamer ging
ik aan het voeteinde van het bed zit
ten, waarvan men de gordijnen had op
geslagen, en ik trachtte, bij het licht
van een lamp, die naast mij op een ta
feltje geplaatst was, te lezen. Het boek
viel uit mijn handen; ik kon slechts
denken aan den vreemden samenloop
van gebeurtenissen, die, na zooveel ja
ren, aan dezen schuldigen grijsaard den
■kleinzoon van zijn slachtoffer tot getui
ge en verpleger bij zijn laatsten slaap
gaf. En, in de diepe 'kalmte van dit
oogenblik en van deze plaats, riep ik,
ondanks mijzelf, de tooneelen van Moe
digen strijd en geweld voor mijn geest,
waarvan dit bestaan, dat ten einde Tikp,
vol was geweest. Ik zocht er den ver
ren indruk van, op het gelaat van de
zen honderdjarige, die den doodstrijd
streed, op deze grove trekken, die
bleek te voorschijn kwamen, en zich in
het half duister afteekende, als die van
een gipsen masker. Ik zag er slechts op
den ernst en de rust van den dood, vóór
hij er nog was. Bij oogenblikken naderde
ik het bed om mij te overtuigen, dat de
levensadem de verzwakte borst, nog op
en neer deed gaan.
PQ/ordt vervolgd.)