MAXIME Aspirin rr: van den DAG. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN DINSDAG 4 JUNI 1935. No. 13ö. „Die schurk zit hier". REORGANISATIE PROVINCIALE ZEEUWSCHE SCHOONHEIDS- EN ARCHAEOLOGISCHE COMMISSIE In een bespreking op 22 Dec. doc PERSKRONIEK. De verandering aan Econ. Zaken. trekking tot de voorgenomen reorgani- De N. R. Crt. (lib.) schrijft over de satie dier commissie een rapport aan BETROUWBAAR verkoudheid steeds (Ingez. Med.) Het personeel te Walzoorden. r«i Onze Berlijnsche briefschrijver, „Ro land", schrijft ons: Mijn correspondenties van de laatste weken hebben mij een eerbiedwaardig aantal brieven ui! lezerskringen be zorgd. Ik heb zelf deze discussies in mijn gewone Berlijnsche reeks al gesloten en meegedeeld, dat ik tot den normalen loop der berichtgeving terugkeer. Maar buiten mijn Berlijnsche brieven om wil toch nog even iets zeggen, dat me noo- dig voorkomt. De meeste inzenders hebben mij in zeer weiwillenden vorm de overtui ging geschonken, dat men in breede le zerskringen volkomen mijn standpunt deelt, dat sedert de groote omwentekng in Duitschland een groot deel van de Nederlandsche pers over dit land -e een zijdig voorlicht en vaak die berichtge ving afhankelijk maakt van overwegin gen van binnenlandsch-politiek karakter. En men sprak de hoop uit, dat ik nog meer dan voorheen van deze gewoonte zou afwijken, in het belang zoowel van onze journalistieke reputatie als van de verhouding tusschen beide volken. De brieven van deze lezers begroet ik als een bevestiging van mijn eigen stand punt, dat door de bladen, welke mijn bijdragen opnemen, stellig wordt ge deeld. Het lijkt me van overgroote be- teekenis, dat we dit eens met alle duide lijkheid gezegd hebben. De lezer in Ne derland heeft recht op veelzijdige voor lichting, en het Duitsche volk heeft recht op een niet-eenzijdige beoordeeling- Basta. Eén enkele in dit geval natuurlijk anonieme inzender dwingt mij echter nog tot een duidelijk woord. Ik laat hier weg, uit welken lezerskring deze inzen der (de toevoeging „geacht" wil me dit maal niet uit de pen) zich gemeld heef:, maar geef hier overigens woordelijk zijn met de machine geschreven bijdrage tot verheffing van ons Nederlandsch peil: „Hedenavond las ik het zooveelste ar tikel van uwen correspondent Roland, 't Is natuurlijk niet waar, want zulke stukken komen gelukkig niet uit een cultureel land. Die schurk zit hier. Dia zooiets durft te schrijven. Onze tijd is nabij om ons te revancheeren. Pas op, u gaat er het eerst aan met uw leugens! Iets waars heeft dat.... leugenblad nog niet gebracht en kan het ook niet bre* gen. Ieder. rV'e in Duitschland gestraft wordt, heeft het verdiend. Ook uw s raf is reeds verdiend! Maar dan! Ik sta be reid!" Neen, daar moeten we nu niet om lachen. Niet om het zotte Nederlandsch, nie't om der. hulpeloozen stijl, niet om de ziekge bedreiging. We mogen dezen ano- niemen held niet belachelijk maken, maar ook niet belangrijk. Tenminste niet als eenling. Belangrijk wordt hij pas als type van zijn soort- Al geef ik toe, dat het een slecht riekende soort van belangrijkheid is. Het treurige is n.l, dat deze mensch niet alleen staat. Hij is een der helaas vele duisterlingen, die sinds de Duitsche omwenteling de buitenlandsche bericht gevers in de Duitsche hoofdstad uit een hinderlaag bestoken op een wijze, die geen bewondering wekken kan. Dat Duitsche lezers buiten Duitschland, uit den aard der zaak hyper-patriottisch en „plus Hitleriste que Hitler", in de over tuiging hun vaderland te dienen, zich, als ze over Berlijnsche berichtgeving in buitenlandsche bladen, verstoord zijn, tot hun eigen regeering wenden en zich be klagen, zal zoolang ze het met open vizier doen niemand hun kwalijk ne men. Zulke klachten komen in de be trokken Berlijnsche ministeries elke week bij honderden binnen- Als ze juis te opmerkingen bevatten, leidt dat wel eens tot een gedachtenwisseling tusschen door OCTAVE FEUILLET. 42). Ik wachtte van het eene oogenblik tot het andere op een boodschap van mijnheer de Bévallan. Ik was op het punt om naar den ontvanger van het dorp te gaan, die een jong officier is, die in de knie gewond is geworden, en zijn hulp in te roepen, toen er op mijn deur werd geklopt. Het was mijnheer de Bévallan zelf, die binnen kwam. Zijn gezicht had, behalve een zwakke nuance van verlegenheid, een soort van openhartige en vroolijke goedig heid. „Mijnheer", zei hij tegen mij, terwijl ik hem met een nogal duidelijke ver bazing aankeek, „ik doe een 'n beetje ongewonen stap, maar, op mijn woord! ik heb een staat van dienst, die, ge lukkig, mijn moed buiten verdenking stelt. Aan den anderen kant, ik heb re den vanavond mij zóó tevreden te voe len, dat er geen plaats bij mij is voor vijandschap of wrok. Tenslotte gehoor zaam ik ,aan een opdracht, welke hei liger voor mij. moet zijn dan ooit. Kort en goed: ik kom u de hand geven." Ik begroette hem, met een zekeren ernst, en nam zijn hand. „Thans voegde hij er bij, terwijl hij ging zitten, „ben ik heelemaal op mijn gemak, om mij van mijn opdracht te regeeringsambtenaar en correspondent. Héél iets anders echter is het, als bui tenlanders, in ons geval (waarmee ik niet dezen inzender bedoel, maar in het algemeen) Nederlanders, in het geheim achter de coulissen, of anoniem, uit een- zijdigen kijk op de dingen, om hun woe de tegen een bepaald blad te koelen, om redenen van binnenlandsch-politieke agitatie zich tot de vreemde (Duitsche) regeering wenden in de hoop, den ge- haten correspondent een beentje te lichten. Tot deze ridderlijke figuren moge het volgende gezegd zijn: Deze aanvallen, bedreigingen, klikke- rijen uit een hinderlaag zijn doelloos. De Duitsche ministeries, die met perszaken te doen hebben, kennen alle Berlijnsche correspondenten en alle deknamen (er is in het Derde Rijk geen briefgeheim). Alle buitenlandsche brieven worden doorgelezen en vertaald. Wat wij schrij ven, gaat onder onze volle persoonlijke verantwoordelijkheid. Wij staan voor nale speculanten 'n nieuwe les inhouden om hun verwachtingen over het omlaag halen van den gulden nu maar op te geven. Want uit de houding van onze regeering blijkt nu toch wel onmisken baar, dat zij zich volkomen aansluit bij de inzichten, die niet alleen hier te lan de, maar ook in Zwitserland, in Frank rijk en zelfs in landen, waar men 't ex periment reeds genomen heeft, veld win nen, dat devaluatie als middel om een internationale crisis te bestrijden en zich aan de gevolgen daarvan „aan te pas sen" niet enkel op den duur volkomen nutteloos maar ook heilloos is te noe men. De denkbeelden van den afgetre den minister waren „in tegenstelling met de grootst mogelijke meerderheid van het kabinet", aldus de officieele me- dedeeling. Men weet nu dat het kabi- j net-Colijn, dat wordt aangevuld door prof, dr. ir. H. C. J. H. Gelissen uitl Maastricht, van wiens nationale en op het gebied van het geldwezen gezonde inzichten, men overtuigd kan zijn, koers den inhoud in met onze vrijheid, onze zal houden existentie en die van ons gezin- De 1 Op onze volksvertegenwoordiging rust „schurk" Roland woont niet in Neder- f thans de moeilijke taak om de regee- land, zit niet in eenige Hollandsche re- ring in haar bezuinigingsplannen te steu dactie, maar in Berlijn, en de Duitsche regeeringsinstanties weten wie hij is, en nen. Niemand zal ontkennen, dat de weg, dien wij gaan moeten, om op eernjKe respecteeren zijn pseudoniem. Meer nog: wijze en met een ongeschokt internatio- zij respecteeren ook zijn zakelijke cri-naai aanzien en crediet de moeilijkhe tiek en verheugen er zich over, dat hii den te overwinnen, waarin de interna- niet alleen „zwart" maar ook „wit" ziet. j Honale verwarring en zinneloosheid ons Ware dat niet het geval, dan zou hij land gedompeld hebben, met doornen reeds lang den weg van zeker 50 tot 60 begroeid is. Thans meer dan ooit mo- van zijn collega's gegaan zijn die f=en WÖ echter bij onze Kamerleden den Duitschland niet uit eigen beweging vei-i ernstigen wil veronderstellen om alle laten hebben Partijgeschillen op zij te zetten en door Wat zij echter niet respecteeren, dat j eendrachtig schouder aan schouder te zijn de anonieme aangevers en klikkers, j stnJden ff el™do,el te bereiken: een j die hun eigen landgenooten in den met eerlijke middelen verkregen natio- j vreemde op uiterst moeilijke posten naa 6lS e zwart maken. En als zij er kans toe za- f gen, dan zouden ze hen straffen, gelijk ze j het verdienen. Maar ze kunnen dat he- laas niet, omdat deze anonimi veilig ver 'j weg zitten in Nederland en Neder- I landsch-Indië, En mocht de niet-geachte j inzender, wiens „tijd nabij is om te re -1 vancheeren", een lidmaatschapskaart be - zitten van een Nederlandsche beweging, van welke hij aanneemt, dat ze hem tot „revancheeren" later in staat zal stellen, dan melde hij zich daar met naam en adres; op gevaar af, als lid te worden geschrapt. Want als we deze beweging goed begrijpen, dan houdt ze het nie: met duisterlingen, die beleedigingen neerschrijven met de schrijfmachine en den moed niet hebben, voor hun woor den in te staan. Ged, Staten gehouden met de Prov. Schoonheids- en archaeologische Com missie, den Inspecteur voor de Volksge zondheid jhr. G. de Graeff, vertegen woordigers der Federatie van organisa ties, werkzaam in het belang der schoon heid van stad en land, alsmede de direc teuren der gemeentebedrijven in de 5 grootste gemeenten van Zeeland, bleek dat, zoowel van de zijde der Commissie zelve, als van andere zijde behoefte werd gevoeld aan reorganisatie. Een en ander gaf den voorzitter van Ged. Sta ten aanleiding, tot den Inspecteur het verzoek te richten, te zijner tijd met be- vervanging van minister Steenberghe door den bekwamen Limburger prof. dr. ir. Gelissen o.a.: „Wij beleven nu een tijd, waarin de internationale speculatie op de loer ligt en van alle momenten van onzekerheid en weifeling partij tracht te trekken om haar slag te slaan. De heftige aanvallen op den Franschen franc, die gelukkig op heldhaftige wijze konden worden af geslagen, de eveneens bedwongen mani pulaties tegen onzen gulden en de aan zienlijke schommelingen op de interna tionale wisselmarkt, die met een en an der gepaard gingen, hebben daarvan de laatste dagen de levende getuigenis af gelegd. Hoezeer de speculanten in het buitenland op hun qui vive zijn, blijkt wel hieruit, dat het bericht over 's mi nisters Steenberghe's aftreden reeds 'n half uur vóór het ons bereikte, in de Londensche City de ronde deed en het daar zelfs getransformeerd werd in een aftreden van minister Oud. De stellige wijze, waarop onze regeering aan de ge ruchten van den laatsten tijd en de daar uit ontstaande onzekerheid 'n einde heeft gemaakt,, moge voor de internatio- kwijten. Juffrouw Marguérite heeft u, straks, in een oogenblik van verstrooid heid, enkele orders gegeven, die zeker niet tot uw t,aak behooren. Uw gevoe ligheid is er zeer terecht door gekwetst, wij erkennen het, en de dames hebben mij opgedragen u hun spijt te willen aanbieden. Zij zouden wanhopend zijn, wanneer dit misverstand van een oogen blik hen zou berooven van uw goede diensten, welke zij naar waarde schat ten, en wanneer het banden zou ver breken, welke zij v,an onschatbare waarde achten. Wat mij betreft, mijn heer, ik heb vanavond tot mijn groote vreugde het recht gekregen mijn drin gende bede te verbinden aan die van de dames: de wenschen, die ik grinds lang had, zijn zooeven in vervulling ge treden en ik zal mij dus ook persoon lijk tegenover u verplicht gevoelen, wanneer u niet de voor mij gelukkige herinneringen aan dezen .avond, zoudtj willen vertroebelen door een scheicling, welke tegelijkertijd nadeelig en smarte lijk zou zijn voor de familie, waarin ik de eer heb binnen te treden." „Mijnheer", zei ik tegen hem, „ik kan niet anders dan zeer gevoelig zijn voor de verzekering, welke u mij wel wilt ge ven, uit naam van de dames en uit uw eigen naam. U zult het mij wel verge ven wanneer ik niet onmiddellijk ant woord met een formeele beslissing, wel ke meer vrijheid van nadenken vraagt dan die, waarover ik thans beschik". „U zult mij tenminste toestaan", zei Ged- Staten uit te brengen. De Inspec teur voldeed hieraan in April van het vorig jaar, waarna Ged. Staten de Com missie zelve in de gelegenheid stelden, haar oordeel te doen kennen aangaande de beschouwingen van jhr. de Graetf. Dit gaf aanleiding tot een nader rap port van bedoelden inspecteur, uitge bracht in Augustus 1934. Aangezien er verschil van opvatting bleek te staan tusschen den Inspecteur en de Commissie zelve omtrent de lijnen, waarlangs de reorganisatie zoude dienen te worden opgetrokken (hoofdzakelijk hierin bestaande, dat de inspecteur wenschte eene Centra'e Commissie en daaronder twee subcommissies, ééne voor de archaeologische zaken en ééne voor adviezen inzake bouwontwerpen en uitbreidingsplannen, terwijl de tegen woordige Commissie niet overnam het denkbeeld van den Inspecteur tot in stelling eener Centrale commissie, doch de voorkeur gaf aan instelling van eene Archaeologische commissie en van eert Schoonheidscommissie, zelfstandig naast elkaar werkende) had op 11 October op- mijnheer de Bévallan, „een goede hoop mee te nemen.... Kijk eens, mijnheer, laten wij, nu de gelegenheid zich voor doet, voor goed den schijn van een koe le verhouding, welke tot nog toe tus schen ons heeft bestaan, verbreken. Wat mij aangaat, ik ben er ten zeerste toe ge neigd. Vooreerst: mevrouw Laroq ie heeft mij, zonder een geheim, dat haar niet toebehoort, uit handen te geven, cr niet onkundig van gelaten, dat omstan digheden, welke voor u zeer eerbied waardige zijn, verborgen zijn achter het mysterie, waarin u u hult. Vervolgens ben ik u persoonlijk erkentelijkheid ver schuldigd: ik weet, dat u onlangs ge- raadpleegt bent in verband met mijn aanzoek naar de hand van juffrouw La- roque, en dat ik voldaan kan zijn over uw waardeering". „Och, mijnheer, ik meen niet verdiend te hebben „O, ik weet", ging hij lachend voort, „dat u niet door dik en dun mij verde digd hebt, maar tenslotte hebt u mij niet tegen gewerkt. Ik erken zelfs, dat u de proef hebt gegeven van werkelijke scherpzinnigheid, U hebt gezegd, dat, wanneer juffrouw Marguérite niet vol komen gelukkig met mij mocht zijn, zij ook niet onge'ukkig zou zijn. Nu, de profeet Daniël had het niet beter kun nen zeggen. De waarheid is, dat het lieve kind met niemand volkomen ge lukkig zou zijn, omdat zij in de geheele wereld geen echtgenoot zou vinden, die nieuw eene bespreking met Ged. Staten plaats, waarbij de Commissie zelve en de Inspecteur weder tegenwoordig wa ren. Daarbij werd en naar Ged. Staten meenen terecht, tegen het denkbeeld van den Inspecteur aangevoerd, dat eene Centrale commissie als „Kopcom- missie" eigenlijk overbodig is, wijl im mers Ged- Staten, aangezien beide com missies organen van het Provinciaal be stuur zijn, toch de supervisie hebben. Zouden er klachten komen over de gestie der commissies-, dan zijn Ged. Sta ten de instantie, die deze heeft te be- oordeelen. Thans kunnen Ged. Staten ontwerp verordeningen voorstellen, waarbij zoo veel mogelijk getracht is, overeenstem ming tusschen beide opvattingen te be reiken. O.a. heeft de commissie er in toegestemd, dat de voorzitter der Ar chaeologische commissie tevens lid der Schoonheidscommissie is. Dit beteekent in zekeren zin eene concessie aan het door den Inspecteur ingenomen stand punt; eene concessie, die Ged. Staten daarom des te meer toejuichen, wijl de mogelijkheid .niet uitgesloten is, dat in de praktijk zich gevallen zullen voor doen, die zoowel tot het gebied der eene als der andere commissie behooren. Het komt Ged. Staten verder ge- wenscht voor, dat de secretaris-penning meester der Schoonheidscommissie, die bezoldigd wordt, van het lidmaatschap zal zijn uitgesloten. Iets anders is het me+ den secretaris-penningmeester der Ar chaeologische commissie, die niet bezol digd is. Presentiegeld achten Ged. Sta ten voor geen der beide commissie noo- dig. Geheel nieuw is het stelsel van sub commissies, als organen der Schoon heidscommissie. In de Schoonheidscommissie zullen zitting hebben de voorzitter of een lid van Ged. Staten, de Hoofdingenieur van den Prov. Waterstaat; den Hoofdinge nieur-directeur van den Rijkswater staat; de inspecteur der Volkshuisves ting; de voorzitter van de afd. Zeeland van de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten: de voorzitter der Prov. Zeeuwsche Archaeologische Commissie; ten minste vijf, bouwtechnisch of aesthetisch deskundige personen, te be noemen en te ontslaan door Ged. Staten Het ligt in de bedoeling uit verschillen- deelen ven de provincie personen aan te wijzen en zoo mogelijk meer dan 5. Deze heeren vormen een subcommissie. De secretaris-penningmeester fungeert voor beide en krijgt aanvankelijk een beloo ning van f 300. De commissie in haar geheel geeft am Ged. Staten advies omtrent al'.e onder werpen van stads- of natuurschoon, waaromtrent haar oordeel wordt ge vraagd en dient de besturen van ge meenten en andere publiekrechtelijke corporaties in Zeeland op hunne uitnoo- diging van advies omtrent alle onder werpen van aesthetischen aard. Ook verleent zij desgewenscht voor lichting aan particulieren omtrent on derwerpen, vallende Onder haren werk kring en ten slotte brengt zij alle op merkingen, die zij in het belang van de handhaving van of ter bevordering van de schoonheid in stad en land gewenscht acht, onder de aandacht van Ged. Sta ten,, van gemeentebesturen of van hen, die daarvoor overigens in de termen vallen. Zij streeft zooveel mogelijk naar samenwerking met in Zeeland bestaande organisaties van gelijke strekking. De genoemde subcommissie is belast met de beoordeeling inzake toepasing van verordeningen, welke het uiterlijk van woningen en gebouwen aan de goedkeuring van B. en W. onderwerpen) ontwerpen van openbare en andere ge bouwen, ook al bestaat daaromtrent geenerlei verordening en ontwerp-uit- 'breidingsplannen. Ged. Staten wijzen een voorzitter aan. Andere subcommissies kunnen, in- van den morgen tot den avond in verzen tot haar zou spreken.Die bestaat niet! Ik ben heelemaal niet van die soort, dat geef ik toe, maar zooals u mij de eer hebt aangedaan het te zeggen ik ben een hoffelijk man. Heusch, wanneer wij elkaar beter zullen kennen, zult u er niet aan twijfelen. Ik ben geen kwade duivel: ik ben een goede jongen. Och, ik heb fouten.... ik heb ze vooral gehad- Ik ben verliefd geweest op lieve vrouwen. ja, dat kan ik niet ontkennen! Maar, dat is 't bewijs, dat men een goed hart heeft. Intusschen, ik heb mijn doel bereikt.... en ik ben er zelfs verrukt over, omdat onder ons gezegd ik begon mij een beetje te branden. Om kort te zijn: ik wii nergens meer aan denken dan aan mijn vrouw en kinderen. Waaruit ik het be sluit trek, evenals u, dat Marguérite vol maakt gelukkig zal zijn, dat wil zeggen, voorzoover zij dat kan in deze wereld, en met een hoofd als zij heeft: want ik zal bij slot van rekening allerliefst voor haar zijn, ik zal haar niets weigeren, ik zal zelfs al haar wenschen voorkomen. Maar als zij mij om de maan en de ster ren vraagt, ik kan ze.niet voor haar ple zier gaan halen!dat, dat is onmo gelijk!.... Daarop, beste vriend, nog maals uw hand!" Ik gaf ze hem. Hij stond op. „Nu, ik hoop, dat u nu bij ons blijft. Kom, een beetje vroolijker gezicht.... Wij zullen u het leven zoo aangenaam mogelijk maken, maar u moet er eer w e r k t b i j tflhUffttndverkrijgbaar inde oranie-bandbuisjes van f0 ets. en oranjezafcjes ven 2 tabl. 10 ds dien de behoefte daaraan blijkt te be staan, op voorstel van de Commissie door Ged. Staten worden ingesteld. Ged. Staten stellen voor aan de commissie voorloopig een subsidie te geven van f 900 en aan de Archaeolo gische commissie een crediet van f 100, Deze commissie zal bestaan uit ten minste 3 leden, te benoemen en te ont slaan door Ged., Staten. Zij geeft aan Ged. Staten, aan gemeentebestuuren, andere publiekrechtelijke corporaties en particulieren advies omtrent onder werpen van archaiologischen aard. Ged. Staten herinneren aan de motie- De Pauw, waarin zij verzocht werden een vaste aanstelling te verleenen in d'enst der Provincie aan den ponton- knecht te Walzoorden tot heden in dienst van den agent, welke motie door de Prov. Staten is aangenomen. Ged. Staten deelen mede tot heden nog niet aan de uiltnoodiging vervat in de motie te hebben voldaan. Ten eer ste zou het gevraagde toch ook moeten gelden voor den goederenklerk die reeds 15 jaar in dienst is tegen de pon tonknecht 5 jaar. Maar voornamer is het, dat de steiger te Walzoorden niet uitsluitend strekt ten dienste van den Prov. stoombootdienst, doch ook ande re maatschappijen en paihculieren er gebruik van maken. Daardoor is het personeel niet uitsluitend ten dienste van de Provincie werkzaam en is het volkomen verklaarbaar, dat de agent het meerdere personeel, waaraan hij goeddeels als gevolg van het komen en gaan van niet-provinciaie vaai tuigen en van de vervoermiddelen die de lad-ng daarvoor aan- en afvoeren behoefte had in eigen dienst nam en daartegen over van de Provincie een geldelijke te gemoetkoming ontving, als nkenning, dat dit personeel ook voor de Prov. stoombootdiensten wel werkzaamheden verricht. Zou men nu hierin verandering willen brengen dan zou voor deze personen de regeling toch niet kunnen geiden als voor gelijksooitige betrekkingen. Als de menschen ook mogen blijven werken voor niet-provinciale vaartuigen, dan zal dit in hun belooning tot uiting moe ten komen, of wel de agent zou een na der te bepalen bedrag aan de Provincie moeten terug betalen. Of ten slotte zou de agent naast het nu aanwezige per soneel nog personeel voor het bedienen van de niet-provinciale vaartuigen moe ten aanstellen. Zulkeen uitbreiding van personeel zou aan geen der daarbij be trokken personen ten goede komen. De belooning van het personeel van den agent, nml 125 per maand voor den goederenklerk en 19 per week voor den pontonknecht komt Ged. Staten voldoende voor. Zij erkennen, dat de betrokkenen inzake de voorziening van den ouden dag in minder gunstigen toe stand verkeeren dan het eigenlijk Prov. personeel doch zij zijn bereid wan neer zich concrete gevallen voordoen, metterdaad steun te verleenen. Ged. Staten oordeelen een definitieve regeling slechts mogelijk als de haven in den Perkpolder in gebruik zal zijn ge nomen m.a.w. als het aldaar aanwezige personeel uitsluitend ten dienste der Provincie zal werkzaam zijn. Zij hopen, dat de Staten er in zullen willen berus ten dat de motie-De Pauw vooralsnog niet is uitgevoerd. beetje aan meehelpen, wat duivel!.... U hebt behagen in treurigheid.... U leeft, vergeef mij het woord, als een echte uil- U bent een ridder van de soort, die men zelden zie!!.... Schud dat dus van u af! U bent jong, u bent een mooie jongen, n hebt verstand en gaven; profiteer toch een beetje van al die dingen.... Kijk eens aan, waarom zoudt u die kleine Hélouin niet een beet je het hofmaken? Daar zult u plezier van hebben. Zij is erg ief, en het za! best gaan.... Maar wat drommel! Ik vergeet nu wel eenigszins, dat ik hoo- gerop gekomen ben en deftiger gewor den, ik!.... Kom.... adieu Maxime, en tot morgen, is 't niet. „Tot morgen, ja". En deze hoffelijke man, die een soort van ridder is, zooals men er velen ziet, liet mij aan mijn overdenkingen over. 1 October. Een vreemde gebeurtenis! Hoewel de gevolgen tot nu toe niet van de ge lukkigste zijn, heeft zij mij goed gedaan. Na den ruwen slag, welke mij getroffen had, was ik als verstomd van smart ge bleven. Deze gebeurtenis heeft mij ten minste het gevoel van te leven terug ge geven, en voor het eerst, sinds drie lan ge weken, heb ik den moed deze blad zijden te openen en de pen weer op *e nemen. 1 fWordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5