MAXIME
KRONIEK van den MUL
ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN MAANDAG 6 MEI 1935.
No. 106.
Een vorstelijk jubileum.
Het werkkamp te Westhove.
weeft, maar
wascht
ook dekens
LiS
fflBI
Koning George V van Enge
land herdenkt heden den dag,
waarop hij 25 jaar geleden den
troon besteeg.
Heden en vervolgens nog ettelijke
weken, ja maanden, viert het Engelsche
volk feest. Zijn koning, George V, heeft
25 jaar lang den scepter over het land
gezwaaid. Ontzaglijk veel werk is er
van dit vorstelijk jubileum gemaakt. En
geen wonder. De geschiedenis zal ko
ning George V beschrijven als een goed
koning. Dit feit wordt beseft en gewaar
deerd op de Britsche Eilanden, waar
men den vorst zoo vaak van nabij aan
schouwt, en in de Dominions en Kolo
niën. Men ziet in dezen koning een man
in een verheven, maar geenszins altijd
bevoorrechte positie. Er zijn niet veel
illusies overgebleven over de voorrech
ten van koningen. De voorrechten zijn
in dezen tijd verplichtingen, hoe het
vroeger ook mag zijn geweest. De ko
ning dient in plaats van te decreteeren.
Het geldt in hooge mate voor Koning
George, wiens persoonlijke belange
loosheid allerwege in zijn rijk wordt er
kend en geprezen. Zijn persoonlijke
eigenschappen en deugden weerspie
gelen zich in zijn openbaar optreden. En
hij heeft zich bemind gemaakt bij zijn
onderdanen door den eenvoud van zijn
levensgang, zijn huiselijk geluk en zijn
sportiviteit.
George de Vijfde, bij de gratie Gods
koning van Groot Brittannië, Ierland en
van de Britsche Dominions overzee,
Verdediger van het Geloof, Keizer van
Indië, werd geboren op 3 Juni 1865 in
Marlborough House en besteeg den
troon op 6 Mei 1910 als de tweede en
de eenige overlevende zoon van Ed
ward VII. Hij bracht een genoeglijke
jeugd door met zijn ouderen broeder
Prins Albert Victor (later Hertog van
Clarence) en zijn twee zusters. George
was een vroolijke jongen, die als de
meeste kinderen niet van lessen hield.
Lessen vulden nochtans een aanzienlijk
deel van zijn dagen tusschen het zesde
en twaalfde levensjaar. In zijn dertien
de jaar werd hij tegelijk met zijn broer
adelborst op de „Brittannia". Men had
het zoo geschikt, dat Prins George, die
niet voor het koningschap in aanmer
king scheen te komen, zijn loopbaan
zou vinden op de vloot. Zulk een spe
cialisatie kon voor den Hertog van Cla
rence niet voldoende zijn. Zoo ge
schiedde het, dat de levenspaden der
broers na eenige jaren uiteenweken.
George bleef op de vloot, de kroon
prins ging naar Cambridge en later
in legerdienst.
In 1880 begon Prins George de reeks
zeereizen, welke hem later den naam
zouden geven van Zeeman-Koning en
hem een van de meest bereisde vorsten
van de wereld maakten. De reizen,
met de „Baccante", gingen naar Zuid-
Amerika, Zuid-Afrika, Australië, de
Fiji-eilanden, Java, Ceylon, Egypte,
Palestina en Griekenland. In 1882 volg
de op de benoeming van luitenant ter
zee Ilde klasse op de „Canada" een ver
blijf op de marineschool in Greenwich
en in 1885 kwam de bevordering tot
luitenant ter zee Iste klasse. Na dienst
als zoodanig op vele oorlogsschepen
werd Prins George als kapitein-luite
nant geplaatst op de „Melampus". Dat
was in 1891. Terstond daarop kwam
er een einde aan den actieven marine-
dienst van den Prins als gevolg van den
plotseiingen dood van den Hertog vau
Clarence, welke Prins George in de
directe lijn der troonopvolging plaatste.
In het jaar, waarin de a.s. troonopvol
ger afscheid had genomen van de zee
werd hij Hertog van York, Graaf van In-
verness en Baron Killarney. Het vol
gend jaar, 6 Juli, trad hij in het huwe
lijk met Prinses Victoria Mary of Teek,
door OCTAVE FEUILLET.
18).
Zonder te laten merken, dat ik den
verwijtenden blik zag, dien juffrouw
Marguerite den dienstvaardigen edel
man toewierp, nam ik het aanbod van
zijn sporen aan. Vijf minuten later liet
een onregelmatig getrappel hooren, dat
Proserpine in aantocht was; met nogal
wat moeite leidde men haar tot bij een
der trappen van den tuin; het was, tus
schen twee haakjes, een erg mooie half
bloed, gitzwart. Ik ging dadelijk de stoep
af. Enkele jongelui, met mijnheer de
Bévallan aan het hoofd, volgden mij op
het terras, uit menschlievendheid, geloof
ik, en men opende op hetzelfde oogen-
blik de drie vensters van den salon,
met het oog op de dames en oudere men-
schen. Ik bad graag al die drukte wil
len missen, maar ik moest er mij ten
slotte aan onderwerpen, en ik was
overigens niet erg ongerust over den
afloop van het avontuur, ik ben een heel
oude ruiter. Nauwelijks kon ik loopen,
of mijn arme vader had mij al op een
paard geplant, tot groote wanhoop mij
ner moeder, en sindsdien had hij niets
nagelaten om mij tot zijn gelijke te ma
ken, in elke kunst, waarin hij uitblonk.
Hij had mijn opvoeding op dit punt zelfs
zoo verfijnd mogelijk gemaakt, doordat
hij mij dikwijls oude, zware familie-
Het jonge echtpaar ging wonen in Whi
te Lodge, Richmond, waar op 23 Juni
1894 de Prins van Wales werd geboren.
Na een achttal jaren van rustig huwe
lijksleven hervatte de a.s. Kroonprins
zijn reizen, ditmaal vergezeld van zijn
vrouw. Het prinselijk echtpaar bezocht
Ierland in 1899 en twee jaar later volg
de een lange reis door het Britsche
Rijk. Zij gingen scheep op de „Ophir"
in Maart 1901, bereikten Melbourne in
Mei en openden daar het eerste parle
ment van het Australisch gemeenebest.
Van Australië ging de reis naar Nieuw -
Zeeland, Zuid-Afrika en Canada. In
Engeland teruggekeerd hield Prins Ge
orge die inmiddels Prins van Wales
was geworden door de troonsbestijging
van zijn vader in de Guildhall van
de City een gedenkwaardige toespraak,
waarin hij gewaagde van den indruk in
de overzeesche gebieden, volgens wel
ken het moederland zich van zijn oude
overheerschende positie in den kolonia
len handel liet wegdringen. In '10 volgdp
de Prins van Wales zijn vader op. Ko
ning Edward had in zijn korte regeering
de harten van zijn volk gewonnen door
zijn gemakkelijke beminnelijkheid. Het
voorbeeld van den vader maakte het
voor den zoon moeilijk de populaire
sympathie voor het gekroonde hoofd
der natie onverzwakt te behouden. De
nieuwe koning maakte zich echter even
bemind. De kroning had plaats op 22
Juni 1911 en officieele bezoeken aan
Ierland, Wales en Schotland volgden
Later in het jaar kwamen de praal en
de pracht van het bezoek aan Britsch-
Indië met de „Dubar" in de oude hoofd
stad Delhi. Bij zijn terugkeer werd
het land verontrust door hachelijke po
litieke en industrieele kwesties, die den
Koning in de gelegenheid stelden zijn
beste constructieve eigenschappen ten
toon te spreiden. Bij het uitbreken van
den oorlog schaarde het volk in zijn be
proeving zich als één man rond zijn
Koning.
De werkzaamheden van de leden van
het koninklijk gezin gedurende den
oorlog is te veelzijdig en te wijd ver
takt om er in een kort artikel met eeni
ge aanspraak op volledigheid van te
kunnen gewagen. Volstaan kan worden
met te zeggen dat hun inspanning tot
de handhaving van het nationaal mo
reel en den overwinningswil zeer veel
bijdroeg. Na den wapenstilstand bracht
Koning George een bezoek aan Parijs
en de slagvelden in Frankrijk en Bel
gië, waarbij hij op opmerkelijk sponta
ne wijze door de bevolking in die lan
den werd gehuldigd. Londen was het
tooneel van vele triomfantelijke op
tochten en huldebetoogingen. Het jaar
eindigde met een feest ter eere van
President Wilson en zijn vrouw in het
Buckingham Paleis.
Drie jaar later verliet de Koning weer
Engelschen grond om het nieuwe par
lement van Noord-Ierland te gaan ope
nen. Bij die gelegenheid deed hij een
beroep op de Ieren om tot bezinning
te komen, elkaar de hand der verdraag
zaamheid te reiken, te vergeven en te
vergeten en van het land, dat zij lief
hebben, een nieuw oord van vrede en
tevredenheid te maken. Bezoeken
aan België, Frankrijk en Italië (met een
bezoek aan den Paus) volgden later.
Sedert het laatstgenoemde bezoek, in
1923, heeft Koning George Engeland
niet meer verlaten. De ziekte van 1928
vervulde de gemoederen met diepe on
gerustheid, welke twee maanden lang
zwaar op het land bleef drukken.
Men hoort wel eens de stelling ver
kondigen, dat een constitutioneel vorst
als Koning George in het practisch
landsbestuur zich weinig kan doen gel
den. Het is uiteraard juist, dat Koning
George regeert in de personen van zijn
door het volk gekozen ministers. Niet
temin mag zijn invloed niet te licht
worden geteld. Zijn grondwettelijke be
voegdheden zijn eens als volgt samen
harnasen liet aantrekken, opdat ik des
te gemakkelijker mijn kunsten op het
slappe koord zou volbrengen.
Proserpine echter liet mij haar teu
gels uit de war halen, en zelfs haar hals
aanraken, zonder het minste teeken van
geprikkelheid te geven, maar nauwelijks
voelde zij mijn voet op den stijgbeugel,
of zij sprong bruusk op zij, terwijl zij
drie of vier keer achteruitsloeg, over
de groote marmeren vazen heen, welke
de trap versieren; vervolgens ging zij
overeind staan, alsof zij kunstjes wilde
vertoonen, terwijl ze met haar voorpoo-
ten in de lucht sloeg en daarna stond zij
weer trillende op haar. beenen.
„Niet gemakkelijk op te komen", zei
de stalknecht tegen mij, terwijl hij een
knipoogje gaf.
„Dat zie ik, jongen, maar ik zal haar
wel voor het lapje houden, wacht maar!"
Op hetzelfde oogenblik sprong ik in het
zadel, zonder den stijgbeugel aan te ra
ken, en, terwijl Proserpine er over na
dacht, wat met haar gebeurde, ging ik
stevig in het zadel zitten. Het volgend
oogenblik verdwenen wij in een kleine
jachtgalop door de kastanjelaan, onder
handgeklap, waarvoor mijnheer de Bé
vallan, in een gelukkigen inval, het sein
gaf.
Dit voorval, hoe onbeteekenend het
ook was, liet nieT na, zooals ik denzelf
den avond al merken kon, mijn crediet,
wat betreft hetgeen men over mij dacht,
te verhoogen. Enkele andere talenten
van dezelfde soort, die ik door mijn op
gevat: Het recht om te raadplegen; het
recht om te bevorderen; het recht om
te waarschuwen.
Koning George wordt beschouwd als
'n grondig kenner van de buitenlandsche
politiek. In binnenlandsche zaken staat
hij uiteraard boven partijen en gedraagt
hij zich overeenkomstig het advies van
zijn ministers. In bedenkelijke tijden
echter kunnen zijn invloed en initiatief
beslissend zijn. Het is algemeen bekend,
dat de invloed van Koning George in
de crisis van het najaar van 1931 er
in hooge mate toe heeft bijgedragen om
aan een gevaarlijken en onthutsenden
toestand het hoofd te bieden.
Vijf en twintig jaar van voorbeeldige
inachtneming van vorstelijke plichten
hebben Koning George beloond met de
warmste aanhankelijkheid van zijn on
derdanen en met den eerbied en de
achting van allen, ook buiten het Brit
sche Rijk, die met een moderne mon
archie het leven en de positie van een
natie het best en het waardigst verze
kerd achten.
Onze correspondent te Dombu'g
schrijft ons:
Zaterdag hebben we een bezoek ge
bracht aan het Werkkamp te West
hove, georganiseerd door het Provin
ciaal comité van de Centrale voor werk
loozenzorg. We smaakten het genoegen
kennis te maken met den kampcommis
saris, dr. A, van Selms vit Hansweert,
met den heer J. Lorier uit Middelburg
en met den heer C, van Maastricht, de
laatste aangewezen als vertegenwoordi
ger van het C.N.V.
Het kamp is speciaal voor arbeiders
ingericht en om sommige menschen van
een verkeerd denkbeeld af te brengen
wenschen we er nog aan toe te voegen,
dat het een werkkamp en geen concen
tratiekamp is. De jeugdige werkers, ten
getale van 20, zijn afkomstig uit alle dee
len van Zeeland: Oostkapelle, Noord-
welle, Zierikzee, 's Gravenpolder, Goes,
Terneuzen, De dagverdeeling is als
volgt: Om half zeven: opstaan; 7 uur:
ontbijten; half 8 tot 12: werken; half 1.
middageten. De namens het comité toe
gevoegde kok serveerde juist de koffie
en de smaak daarvan, gecombineerd met
enkele „fouragecijfers" gaf ons de over
tuiging, dat ,de jongelui het hier best
hebben.
De namiddagen zijn voor excursie. De
arbeiders bezochten reeds de abdijge
bouwen, het museum en het Stadhuis
van Middelburg, dat van Veere, de
electrische centrale en de spoorwerk
plaats te Vlissingen en de waterleiding-
werken c.a. aan de Oranjezon. Hun
tiendaagsch verblijf kan dus ook cultu
reele vruchten dragen.
De conversatiezaal aan de overzijde
van het lindeplein maakte een gezelligen
indruk. De lectuurschat was te groot en
te verscheiden om in één kijkje een vol
ledige opname te kunnen doen, welke
trouwens niet noodig was.
Na bovenstaande mededeelingen van
onze vriendelijke zegslieden werden we
uitgenoodigd, het werk in oogensch'ouw
te gaan nemen. Uit de kroniek is een
oud pad bekend in Westhove, het z.g,
„Gebed zonder einde", waar de monni
ken uit Middelburg hun rozekrans plach
ten te bidden. Het was zoo goed als on
vindbaar geraakt onder humus en gewas
maar de jonge werkers hebben het we
der te voorschijn gebracht en nu slin
gert zich daar door een rustig, weinig
meer betreden sctuk bosch een nieuw,
600 m lang en 2 m breed pad, een
ideale wandelweg; niet in de laatste
plaats voor de in Westhove des zo
mers herstel zoekende kinderen, wan
neer een tocht naar zee bij ongeschikt
voeding verworven heb, hebben tenslotte
meegewerkt mij hier alle aanzien te ver
zekeren, dat ik wensch, dat, wat mijn
persoonlijke waardigheid stevig moet
maken. Men kan intusschen duidelijk
genoeg merken, dat ik heelemaal niet
er op uit ben om misbruik te maken van
de vriendelijkheid en achting, die mij
ten deel kunnen vallen, om mij in het
kasteel een rol aan te matigen, welke
weinig in overeenstemming is met de
bescheiden positie, welke ik er inneem.
Ik sluit mij, zoo dikwijls ik kan, zonder
in formeele beleefdheid te kort te schie
ten, in mijn toren op; ik houd mij, in één
woord, strikt op de mij gegeven plaats,
opdat men nooit in de verzoeking komt
mij er van te verwijderen.
Enkele dagen na mijn aankomst, toen
ik aan een van de ceremonieele diners
deelnam, welke hier, in dit seizoen, bijna
dagelijks gegeven worden, werd mijn
naam, door den dikken onder-prefect
van het naburige stadje, die aan de
rechterzijde van de gastvrouw zat, op
vragenden toon uitgesproken, en me
vrouw Laroque, die nogal lijdt aan dit
soort verstrooidheid, vergat, dat ik niet
ver van haar af zat, en of ik wilde ^of
niet, ontging mij geen enkele syllabe
van haar antwoord: „Mijn God! praat
mij er niet van! Er is daar een onop
losbaar mysterieWij denken, dat
hij een vermomde prins isEr zijn
er zooveel, die door de wereld loopen.
op goed geluk!.... Deze heeft beslist
alle denkbare talenten: hij rijdt paard,
weer te bezwaarlijk is. Het werk is doel
matig verdeeld: de eenen graven, de
anderen hakken wortelstompen weg,
weer anderen spreiden grond of verhar
den pad en kanten. Het oude „Gebed
zonder einde" zal op Woensdag a.s. of
ficieel in gebruik worden genomen en
nadien „Juliana!aan" heeten.
Op een andere plaats zagen we vier
sterke banken van boomstammen in de
maak, die even zooveel nieuwe rustplek
jes in het mooie bosch zullen worden
Na nog een paar werkob.jecten voor
de restende dagen te hebben hooren
noemen als: de verharding met boom
stam van een verzande helling en het
leggen van een rustiek bruggetje over
een ravijn, namen wij van onze vriende
lijke geleiders .afscheid met een bonte
mengeling van gevoelens. Indien de
jeugdige werkloozen van het mooie ter
rein hebben genoten, Westhove is met
zijn bezoekers zeker ook niet slecht ge
varen. Hoe edel is het doel van de
werkkampstichters! Hoe heerlijk voor
die sterke jongelingen, van wie ook
sommiger vader al geruimen tijd uit den
arbeid is, eens in die lentepracht van
bosch en duin met hoofd en spieren te
kunnen werken, werken! Maar.... hoe
diepjammer, d,at hun levenslente in te
genstelling met de Westhovensche geen
zekeren blijden zomer tegemoet gaat!
Of....?
We zouden gaarne deze regels beslui
ten met een paar persoonlijke opmer
kingen. Gaarne hadden we vernomen,
dat de over-oude naam van het boven
genoemde pad behouden was. Wie ons
om die reden een zekere gezindheid
of anti-gezindheid meent te moeten toe
schrijven, vergist zich. Ook spreken we
hier den wensch uit, dat de smalle pa
den voor fietsers eens worden afgeslo
ten. De stille pracht van Westhove mag
niet worden ontwijd, wandelaars kunnen
dan geruster zijn en we denken ook aan
planten en vogels. De hoofdwegen ge
ven aan wielrijders gelegenheid genoeg
tot genieten.
KAMER VAN KOOPHANDEL VOOR
DE ZEEUWSCHE EILANDEN.
Vrijdagavond vergadert de Kamer van
Koophandel en Fabrieken voor de
Zeeuwsche eilanden op het Stadhuis te
Middelburg.
Aan de orde komt in de eerste
plaats de rekening over 1934, aanwij
zende in ontvang f 82.346.18, in uitgaaf
79.399.41, alzoo een goed slot van
2946.77. De commissie voor de finan
ciën vereenigt zich met de rekening en
stelt voor haar onveranderd goed te
keuren.
Naar aanleiding van de ter zake in
gekomen verzoeken stelt het bureau
voor de volgende bijdragen toe te ken
nen: Vereeniging Nemidso te Souburg
25 en de vereeniging „De Hanze' te
Goes 100 en het comité voor het or-
ganiseeren van Volksfeesten te 's Hee-
renhoek 25 voor het houden van een
winkelweek of een étalagewedstrijd, on
der voorwaarde, dat de uitbetaling eerst
zal geschieden nadat rekening en ver
antwoording is overgelegd.'
LEI DEN
(sinds 1770)
'r>v i
Inlichtingen bij Uw leverancier, die voor
- verzending zorgt.
(Ingez. Med.
hij speelt piano, hij teekent, en dat alles
in de volmaaktheidOnder ons ge
zegd, mijn beste mijnheer de onder-pre
fect, ik geloof wel dat hij een erg-slechte
rentmeester is, maar, heusch, hij is e,en
zeer aangenaam mensch."
De onder-prefect, die ook een zeer
aangenaam mensch is, of, die tenminste
gelooft, dat hij het is, w,at op hetzelfde
neerkomt, met het oog op zijn zelfvol
daanheid, zei toen, op een sierlijke ma
nier, terwijl hij met zijn mollige hand
zijn prachtige bakkebaarden spee'lde,
dat er genoeg mooie oogen in het
kasteel waren, om mysteries verklaar
baar te maken, dat hij er den rentmees
ter sterk van verdacht een pretendent
te zijn, dat overigens de Liefde de wet
tige vader van de Dwaasheid was _en
de natuurlijke Intendent der Gratiën
Vervolgens veranderde hij plotseling
van toon en voegde er bij: „Intusschen
fhevrouw, als u ook maar in het minst
ongerust bent over dezen persoon, zal ik
ïem dadelijk, morgen, door den brigadier
van politie laten verhooren,"
Mevrouw Laroque verzette zich tegen
dezen buitensporigen galanten ijver, en
het gesprek ging, over mij, niet verder,
maar ik bleef er erg geprikkeld door,
niet tegenover den onder-prefect, die
mij integendeel zeer vermaakte, maar
tegenover mevrouw Laroque, die, ter
wijl zij mijn particuliere kwaliteiten be
oordeelde, mij niet voldoende doordron
gen leek van mijn officieele verdiens
ten.
Met het voorstel om aan Souburg en
Goes een bijdrage te verleenen, waren
alle leden van de Commissie van Finan-
ciën het eens, maar een der leden achtte
het niet juist aan het Comité tot orga-
niseeren van Volksfeesten te 's Heer en-
hoek eene bijdrage te verleenen.
Van de Technische Commissie van de
Fruittentoonstelling 1935 der veilings-
vereeniging „Zuid-Beveland" te Goes
kwam een verzoek in om een bijdrage
voor de in October a.s. te houden fruit
tentoonstelling, welke beoogt een beeld
te geven van hetgeen door de Zeeuw
sche fruittelers de laatste jaren tot stand
werd gebracht, om daardoor de aandacht
van den handel op het Zeeuwsche pro
duct te vestigen.
Gezien de vroeger in dergelijke ge
vallen door de Kamer genomen beslis
singen, meent het bureau dat het wel op
den weg der Kamer ligt eenigen steun
aan die tentoonstelling te verleenen en
stelt het voor 25 beschikbaar te stel
len en het bureau te machtigen desge-
wenscht een verguld zilveren medaille
toe te kennen.
Van de Prov. Zeeuwsche Ver. voor
Vreemdelingenverkeer kwam een schrij
ven in met verzoek eene bijdrage te ver
leenen voor een door die Ver. te ver
zorgen Prov. inzending op de door de
A.N.V.V. georganiseerde tentoonstelling
„Mooi Nederland" welke deze maand te
Amsterdam wordt gehouden.
Al wil het bureau nu niet zeggen, dat
het denkbeeld om hetgeen Nederland
voor moois biedt te verzamelen op eene
tentoonstelling te Amsterdam onver
deeld syphatiek is, is het toch van oor
deel dat het zeer ongewenscht zou zijn,
dat nu het houden der tentoonstelling
eenmaal zeker is, Zeeland hierop zoude
ontbreken. Verschillende industriën en
Ver. voor V.V. hebben reeds bijgedra
gen voor de totstandkoming dezer
Zeeuwsche inzending toegezegd. Ook
zullen de grootere gemeenten hiervoor
iets bijdragen.
Zeer zeker ligt het naar de meening
van het bureau in de lijn van de gevoe
lens der Kamer ten aanzien van het
Vreemdelingenverkeer ook harerzijds
ten deze financieelen steun te verleenen.
Het bureau stelt daarom door een be
drag van 150 beschikbaar te stellen,
waarmede de commissie voor de finnan-
ciën zich vereenigt.
Reeds lang werden in onderscheidene
deelen des lands en ook binnen het ge
bied der Kamer o.m. op Schouwen en
Duiveland bezwaren vernomen, dat van
de zijde der Landbouwmaatschappijen
of aan deze verwante vereenigingen,
aan hare leden zeer vele artikelen, niet
alleen speciaal op landbouwgebied, doch
ook van huishoudelijken aard te koop
worden aangeboden.
Thans heeft de Kamer van Koophan
del voor Hollands Noorderkwartier te
Alkmaar zich tot den Middenstandsraad
gewend met het verzoek maatregelen te
overwegen om aan dit voor den handel
fnuikende verkoopsysteem een einde te
maken. Ook de Middenstand ondervindt
zeer zeker niet in geringe mate den on
gunst der tijden en waar nu groothandel,
middenstand en ambachtslieden een
groot deel van den landbouwsteun op
brengen, zou mogen worden verwacht,
dat van landbouwzijde juist zou worden
medegewerkt de bestaansmogelijkheid
van de bovenstaande maatschappelijae
groepen te eerbiedigen. Dat er ook land-
bouwspecialiteiten zijn die dit inzien
blijkt wel uit de door den heer Van Rap-
pard toch zeker .een onvervalschte
steunpilaar van den landbouw bij de
behandeling van de begrooting van
het landbouwcrisisfonds 1935 op 8
Maart j.l. in de Tweede Kamer
gesprokene. Deze verklaarde zich voor
de Coöperaties, maar achtte het
verkeerd, dat landbouwcoöperaties
naast werktuigen voor het landbouw
bedrijf, ook naaimachines, stofzuigers,
waschmachines, rijwielen en keukenge-
Het toeval wilde, dat ik juist den
dag daarna de pacht van een (aanzien
lijke boerderij had te vernieuwen. Deze
aangelegenheid had ik te vereffenen met
een zeer sluwen boer, dien het mij ech
ter gelukte te overduvelen door enkele
juridische termen, welke ik, op handige
manier, combineerde met een verstan
dige diplomatie. Toen onze overeen
komst klaar gekomen w,as, legde de goe
de man rustig drie rolletjes goudstuk
ken op mijn bureau neer. Hoewel de
beteekenis van deze storting, die niet
verschuldigd was, mij ten eenenmale
lontging, wachtte ik mij er wel voor 'n on
voorzichtige .verbazing te toonen, maar
terwijl ik de rolletjes losmaakte, kwam
ik, door enkele indirecte vragen er ach
ter, dat deze som het handgeld was, met
een anderen term de fooi, welke de boe
ren, naar het schijnt, gewoon zijn aan
den eigenaar te geven, bij elke vernieu
wing van de pacht. Ik had er heelemaal
niet aan gedacht dit handgeld te vragen,
daar ik er in het geheel geen meldlflg
van gemaakt had gevonden in de vori
ge pachtcontracten, welke door mijn
knappen voorgangjer waren opgesteld,
en die mij voor model dienden. In ieder
geval trok ik voor het oogenblik geen
conclusie uit dit geval, maar, toen* ik
mevrouw Laroque deze prettige gift
kwam overhandigen, was ik verwonderd
over haar verbazing.
(Wordt vervolgd.1