Ion
en
bon
ND
ikering
MAXIME
Premieplaat Westkapelsche Zeedijk.
KRONIEK van den DAG.
larkt wa
in,
jer 19045
Ir f 0,85,
fWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN DINSDAG 30 APRIL 1035. No. 101.
in den
Maat-
[aange-
;rzeke-
FONDS
gesteld
[pril j.l.
kordeel
PERSKRONIEK.
BINNENLAND.
DO stuks»
idijs 1.60,
lieren 2,
0.11 per
Is f 0,80,
In f 1,40,
pren f 7,
jrd geeo
|lië. Me-
(AL1AN
Idelburg,
.rang 8 u.
Holberg
J. v. S.
L. WIN.
fce E 214
TSTRAAT
voorraad
20 ct., ge-
|per 5 ons.
en pitriet
James- en
fs-, wasch-
landwerk.
IB. Gouds-
4 M'burg.
ISCH Zie-
ril bij den
lancier van
lt.o. Postk.
voordeel!
sring Kin-
Blazers,
lote keuz©
bppe, Gra-
met rits-
kntasschen.
|renkokers,
Nergens
ïgen pr. B.
I E 4 Midd.
Ische hen-
Ins, 8 wks.
itjes vanaf
Ik Segeers-
lliddelburg.
lie Levei^
aas. Slage-
ke Noord-
EN. Dond.
en Dinsd.
2. Van
- Brussel,
50. Krt. bij
idelburg.
EN. Dond.
t. tot Mnd.
aag 3.50
Hoeksema,
3. Zondag
3, pas in-
dlenvelden
p. Kaarten
m, kapper,
M'burg.
den Bn»r,
Engeland en Duitschland.
Toenemende tweespalt. De
Duitsche luchtvloot is al veel
grooter dan de Engelsche.
Berlijn wil bovendien duikboo-
ten bouwen, hetgeen Londen ge
heel op zijn achtersten zolder
brengt. Frankrijk en Rusland.
Een kink in den kabel.
De betrekkingen tusschen Engeland en
Duitschland lijken de laatste weken met
e«n vaartje aan het verslechteren. Mac
Donald, de Engelsche premier, heeft een
paar dagen geleden, gelijk wij reeds
meldden, in een vrij scherp artikel uiting
gegeven aan het wantrouwen, dat de
Engelschen tegen de Duitsche bewape
ning zijn gaan koesteren. Men heeft aan
de overzijde van het Kanaal tot zijn
groote ontsteltenis moeten ervaren, dat
de Duitsche luchtvloot reeds belangrijk
grooter is dan de Engelsche. Gemeld
is, dat Duitschland op het oogenblik
reeds over 3400 militaire vliegtuigen
(bommenwerpers en jagers) kan beschik
ken. Dat schijnt zoo ongeveer de helft
meer te zijn, dan Engeland er in Europa
bezit. (Elders in de wereld: in Britsch-
Indië etc. bevindt zich de andere helft
der Britsche luchtvloot). Men kan er in
komen, dat deze wetenschap zenuwach
tigheid en ontstemming te Londen te
weeg brengt. Maar het is toch eigen
aardig, dat korten tijd geleden, Baldwin
in het Lagerhuis met veel stelligheiu ver
kondigde, dat Duitschland nog maar 600
a 300 militaire vliegtuigen bezat. Het
moeten er toen reeds veel meer zijn ge
weest. Zelfs de Duitsche industrie zal
niet in staat zijn in een paar weken
tijds een kleine drie duizend vliegtuigen
te bouwen. Heeft Baldwin niet beter
geweten? Of wilde hij op het bewuste
moment geen bezorgdheid wekken? Hoe
dit zij, men beseft thans in Engeland, dat
de Duitsche luchtvloot tweemaal zoo
sterk is als de Engelsche thuis. En dat
ligt den Britten zwaar op de maag.
De laatste dagen zijn ze bovendien nog
opgeschrikt door 'n bericht, dat Duitsch
land een aantal duikbooten (het heet van
twaalf) op stapel heeft gezet. Dat is voor
Londen even erg als de overvleugeling
van de Duitsche luchtvloot. In den oor
log zijn de Britten gewaar geworden,
welk een schrikkelijk wapen de duik
boot beteekent. Ze hadden er nog veel
meer hekel aan dan aan de Zeppelins,
die bommen op Londen strooiden. Indien
iets in staat is, om de Engelschen geheel
en al tegen de Duitschers in te nemen,
zal het de bouw van duikbooten zijn.
Intusschen weet men nog niet zeker, hoe
het hier precies mee staat. Von Blom
berg, de Duitsche minister van defensie,
heeft het bericht vrij pertinent tegen
gesproken. Dat kan natuurlijk beteeke-
nen, dat Berlijn ten deze op zijn schre
den is teruggekeerd; anders gezegd, dat
er wel degelijk plannen waren, om duik
booten te bouwen, doch dat die zijn
opgeschort, toen de Duitsche regeering
bleek, hoezeer Londen daardoor op zijn
achtersten zolder raakte. Maar meer dan
n uitstel zal 't wel niet worden. Men zou
het tegen-natuurlijk kunnen noemen, als
Duitschland geen duikbooten ging bou
wen. «S"
Engeland gaat natuurlijk beproeven,
den achterstand op Duitschland, wat de
luchtmacht betreft, in te halen. Er wordt
reeds uit alle macht gebouwd en heel
wat plannen zijn nog in de maak.
Het heet, dat binnenkort een En-
gelsch-Duitsche conferentie gehouden zal
warden over de maritieme wenschen, die
de Duitsche regeering koestert. Buiten
de duikbooten om, heeft Berlijn natuur
lijk nog heel wat op zijn maritiem ver
langlijstje: het wenscht aan draed-
noughts, pantserkruisers en dergelijke
dingen een totale tonnenmaat, gelijk aan
de helft van het Engelsche totaal, d.w.z.
evenveel als de Franschen. Voorloopig
schijnt men dit te Londen veel te veel te
vinden. In de naaste toekomst zal moe
ten blijken, of een compromis mogelijk
door OCTAVE FEUILLET.
13).
Het vroolijke prachtige uiterlijk van
dit huis was voor mij een ware teleur-
n! we^ke nminder werd, toen
nicht bij het terras komend, het ge
luid van jeugdige vroolijke stemmen
hoorde en daar tusschen door de verre
toon van n piano. Ik kwam beslist in 'n
huis vol vroolijkheid, wel iets anders als
het oude en strenge slot, dat ik mij had
voorgesteld, omdat ik dat gehoopt had.
Intusschen was het niet 't oogenblik
voor overpeinzingen; vlug beklom ik de
treden, en bevond mij plotseling tegen
over een tooneel, dat ik, in geheel an
dere omstandigheden, bevallig gevonden
zou hebben. Op een grasveld dansten
een half dozijn jongemeisjes, die elkaar,
twee aan twee, vasthielden, en te<sen el
kaar lachten, terwijl de zon straafde, en
een piano, door een geoefende hand be
speeld, vanuit een open venster de maat
aangaf van een onstuimigen marsch. Ik
had overigens nauwelijks den tijd de op
gewekte gezichten der dansende meis
jes in mij op te nemen, hun loshangen
de haren, hun breede hoeden, welke op
hun schouders hingen: mijn plotseling
verschijnen veroorzaakte een algemeen
geroep, waarop dadelijk een diepe stilte
is dan wel of ook hier de bewapenings
wedloop een aanvang gaat nemen.
Hoeveel reden de Duitschers mogen
hebben om zich bezorgd te maken over
de betrekkingen met Engeland, ze kun
nen zich eenigszins vermeien in het ta
fereel, dat momenteel de vrijage tus
schen Frankrijk en Rusland oplevert. Het
wil de laatste dagen tusschen deze twee
niet meer zoo goed boteren als eenigen
tijd geleden. Men weet, dat er door hen
een militair bondgenootschap op stapel
is gezet, nadat de pogingen om een
Oost-Locarno-verdrag in 't leven te roe
pen, schipbreuk leden. Dit bondgenoot
schap heeft zijn stapelloop echter nog
steeds niet volbracht. Om de eenvoudige
reden, dat men het op een voornaam
punt niet eens kan worden. Rusland wil
de zaak zoodanig inkleeden, dat de een
den ander automatisch, dat wil dus zeg
gen, onmiddellijk en zonder vorm van
proces te hulp zal snellen, als een van
beiden door een derde mogendheid (lees
Duitschland) mocht worden aangevallen.
Dat gaat de Franschen echter te ver. Die
willen een slag om den arm houden en
de bepaling opnemen, dat de weder-
zijdsche bijstand slechts verleend kan
worden op den grondslag van een beslis
sing van den Volkenbondsraad. Men voelt
onmiddellijk, waar hier de schoen wringt.
De Fransche regeering, die zich door
„het Duitsche gevaar" minder bedreigd
weet dan de Russische (de Duitsche ex-
pansie-drang richt zich naar het Oos
ten) wil niet zonder meer in een even
tueel Duitsch-Russisch conflict betrok
ken worden. Dat is een verschiinsel, dat
in de gaten gehouden moet worden. Men
kan nooit weten, wat voor gevolgen het
nog zal hebben.
te van aanhangers van andere richtingen,
dan wordt het zeker wel tijd, dat daar
aan eens aandacht wordt geschonken-
De tijd dat bekwaamheid en geschikt
heid alleen bij liberalen heette gevonden
te worden, is toch lang voorbij".
Tot zoover heer Opmerker.
Wij hoorden wel eens als bezwaar te
gen de redactioneele uitingen van „De
Zeeuw", dat zij zoo zuur waren. Maar
dit is dan toch wel zuurder dan zuur.
Maar gelukkig er komt kentering.
Wij lazen onlangs in „Het Vliegveld"
dat voor een industrie in het Zuiden des
lands (en wij hebben goede redenen om
aan de Confectionery Works te Bres-
kens te denken) per advertentie voor
een vrachtvliegtuig gevraagd werd een
bekwaam piloot„liefst van
prot.-christelijke beginse
len!"
Goed zoo- Dien kant moet het uit
Evenredige vertegenwoordiging niet al
leen in de politiek, maar overal- Dat is
je ware.
Zuurder dan zuur.
Indien er één liberaal dagblad in Ne
derland is, hetwelk men niet voor de
voeten mag werpen dat het ook maar
eenigszins getracht heeft de verplette
rende nederlaag van den Vrijheidsbond
bij de laatstgehouden Statenverkiezingen
te verbloemen, dan is het toch zeker wel
ons blad. Wij hebben er geen enkel
doekje, hoe dun en doorzichtig ook, om
gebonden.
Daarnaast hadden wij het recht, den
achteruitgang in Zeeland bij dien in an
dere provincies van Nederland vergelij
kende, te schrijven dat Zeeland zich
relatief nog voortreffelijk handhaafde
als liberaal bolwerk- Relatief toch wil
zegg'en betrekkelijk, en een kind, dat
niet van kwaden wille is, kan verstaan,
dat dit hier wilde zeggen: in betrekking
tot de liberale nederlagen elders.
Ziehier nu tot welke „nobele tirade
die zinsnede van ons zekeren „Opmer
ker" in „De Zeeuw" inspireert:
„De „Middelb. Crt." schreef dat „Zee
land zich relatief nog voortreffelijk hand
haafde als liberaal bolwerk".
Dat leek me wonderspreukig. Ik had
zoo de idee, dat van dat eertijds mach
tige bolwerk nog slechts de puinhopen
waren overgebleven.
Nu wordt mij echter de opmerking ge
maakt, dat ik deze uitspraak verkeerd
versta. Van de liberale partij is inder
daad bitter weinig overgebleven- Maar
zoo werd me opgemerkt, dit neemt niet
weg, dat het liberalisme naar verhou
ding nog verreweg den grootsten invloed
heeft.
Wie, zoo werd me gevraagd, bezetten
in Zeeland bij de Provincie, bij de pu
blieke bedrijven, bij de grootste gemeen
ten, de voornaamste posten? Wie geven
bij de crisisorganisaties den toon aan?
Ik moet eerlijk verklaren, dat ik niet
over de noodige gegevens beschik om
hier een uitspraak te doen. [Hoeft niet.
Zonder gegevens insinueeren is wel zoo
gemakkelijk! Red. Mdb. Crt.]. Wan
neer echter waar mocht zijn. dat om
welke geheimzinnige reden dan ook, in
het ambtelijke leven het liberale bol
werk wordt in stand gehouden, ten kos-
Een andere trieste stem.
Wij uitten ons gisteren ietwat triest
over het negatieve karakter van het be
zuinigingsplan der regeering, in het ver
band des geheels bezien.
Van belang is in dit verband hetgeen
de (r.k.) Maasbode onlangs, vóór de pu
blicatie van dit plan reeds, schreef. Wij
laten het hier met instemming volgen:
„Van beteekenis is de komende ge
neratie kiesgerechtigden. Zij kunnen
nieuwe bataljons voor de partij der ra-
deloozen leveren, tenzij de regeering
helpt de radeloosheid bestrijden.
Zeker, de regeering kan niet alles.
En zij doet veel. Maar er zijn drie din
gen noodig.
Vooreerst: zij moet haar maatregelen
meer toelichten. Of er een propaganda-
ministerie moet komen, is ons om 'l
even, maar absoluut noodig is, dat het
volk veel beter wordt ingelicht over de
daden der regeering. Een provincie als
Drenthe wij noemen maar een voor
beeld moet weten, hoeveel financi-
eelen steun zij geniet; hoeveel gelden er
de laatste jaren aan ontginningen zijn
besteed. Ons geheele volk moet weten,
waar de werkverschaffingen en werk
verruimingsobjecten liggen; hoeveel
menschen er arbeiden, hoeveel geld ze
kosten, hoevelen er werk vinden. Men
k,an om deze voorlichting lachen: wij
j verzekeren dat zij tegenover de lawine
van demagogie hard noodig is.
I Daarnaast rijst de vraag, of de reqee-
ring in dezen tijd de drukpersvrijheid
niet verder moet beteugelen en of dé
rechterlijke macht niet strenger moet
optreden. Wat ir. bladen als „De Tri
bune" en „Volk en Vaderland" voortdu
rend geschreven wordt, is vergiftigende
demagogie. Niemand, die eerlijk oor
deelt, zal dit loochenen. En iedereen
vraagt zich af, waarom grijpt de regee
ring niet in? Wij leven in een tijd, die
minstens zoo gevaarlijk is als de pe
riode 19141918. De laster tegen regee-
ringspersonen en ambtenaren grenst aan
't ongelooflijke. Zoo pas heeft de fas
cist Verviers, die te Woudschoten het
woord voerde, zich, naar ons is mee
gedeeld, niet ontzien te beweren, dat de
oud-minister Verschuur wegens knoeie
rij ontslagen was en nu in Brussel wooM,
Het lijkt ongelooflijk, maar aan de ons
bereikte mededeeling valt niet te twij
felen. Wij zijn van oordeel, dat derge
lijke dingen door strenge straffen moe
ten worden onderdrukt.
Ten derde en dit is het voornaam
ste onze oeconomische politiek moet
vastberaden zóó worden gevoerd, dat de
werkloosheidscijfers worden gedrukt
Niets zal baten als wij daarin niet sla
gen. De arbeiders-organisaties hebben
zich opnieuw tot de regeering gewend
om werkverruiming. Wij steunen dit
verzoek met allen aandrang. Wij kun
nen niet eindeloos met de deflatie-poli-
tiek docr gaan. Wij mogen en moeten
In samenwerking met den foto-technischen dienst der K. L. M. kunnen
wij onzen lezers een fraaie, zeer groote premieplaat aanbiedeneen luchtfoto
van den Westkapelschen Zeedijk.
Deze zeer fraaie plaat is 96 x 63 cm groot, en in koperdiepdruk vervaardigd.
Ze is te zien voor het raam van den Heer A. KLAVER, Langedelft hoek St*
Pieterstraat Middelburg.
Deze fraaie premie kost, uitsluitend voor de lezers van ons blad, franco
huis in kartonnen koker f0.50; afgehaald aan ons bureau te Middelburg of te
Goes slechts 10.35.
Bestellingen kunnen op onderstaanden bon geschieden.
Ondergeteekende, lezer van de Provinciale Zeeuwsche
Middelburgsche Courant, verzoektex. van de premie-plaat „De
Westkapelsche Zeedijk" in ontvangst te mogen nemen.
Het bedrag gaat hierbij.
Naam:
Volledig adres:
volgde; het dansen werd gestaakt en de
geheele troep, in slagorde opgesteld,
wachtte ernstig, om den vreemdeling
voorbij te laten gaan. Maar de vreemde
ling was blijven stil staan, niet zonder
een beetje verlegenheid te verraden.
Hoewel mijn gedachten zich sinds eeni
gen tijd niet bezig hielden met wereld-
sche vormen, moet ik bekennen, dat ik
op het oogenblik graag mijn nachtzak
was kwijt geweest. Ik moest een besluit
nemen- Toen ik verder ging, mijn hoed
in de hand, naar de stoep, die toegang
geeft tot het kasteel, zweeg de piano
plotseling.
Eerst zag ik voor het open venster
een enorme hond, een New Foundlander
die zijn leeuwensnoet tusschen zijn twee
ruig'e pooten op de vensterbank liet
rusten; een oogenblik daarna verscheen
een jong meisje, met een slanke gestalte,
wier ietwat bruin gezicht en ernstige
gelaatstrekken omlijst werden door een
massa dik haar, dat zwart en glanzend
was. Haar oogen, welke mij buitenge
woon van afmeting leken, keken met
een nonchalante nieuwsgierigheid naar
het tooneeltje, dat buiten te zien was.
„Hé, wat gebeurt er toch", zeide ze
met een rustige stem. Ik maakte een
diepe buiging voor haar en nog eens
mijn nachtzak verwenschend, die blijk
baar de dames amuseerde, stak ik vlug
de stoep over.
onze financieele reserves mede gebrui
ken voor oeconomische weerbaarheid.
Wij kunnen den woningbouw stimu-
leeren: daarmee bewerken wij èn op
leving in vele takken van industrie èn
aanpassing, waarvan zooveel gesproken
wordt.
Wij kunnen den scheepsbouw stimu-
leeren: wij kunnen zoo de gewichtige'
metaalindustrie helpen en onze vloot
weer up to date maken.
Wij moeten nieuwe industrieën zien
te vestigen en vooral de oude zoo vol
ledig mogelijk zien te handhaven en zelfs
uit te breiden.
Natuurlijk, er zijn bezwaren. Maar
allesoverheerschend is de eisch, de gru
welijke werkloosheid in te dammen
en aan de menschen weer perspectief
te geven. Dit is de groote taak van het
kabinet. Daarbij valt al het andere weg.
Zonder arbeid demoraliseert en verwil
dert ons volk. De extremisten hebben
alle kans bij een werkloos volk. Alle
redeneering baat niet bij menschen zon
der werk, dat is: zonder levenstaak,
zonder hoop, zonder perspectief.
De jonge Colijn deed dingen, die schier
niemand durfde. Wij durven ook rekel
nen op den ouden Colijn. Hij kan op zijn
beurt rekenen op den steun der katho
lieken bij elke poging om de afschuwe
lijke werkloosheid te beperken. Dit is
de strijd, dien wij te voeren hebben.
Dezen slag moeten wij winnen. Het is
het eenige middel om ons volk te bewa
ren voor psychische verdwazing. Onze
nolitiek wordt beheerscht door dit pro
bleem. Met moed en Godsvertrouwen
zullen wij het oplossen.
Zoo zullen wij ook de jonge genera
tie behouden."
Een huisknecht, met grijs haar, in het
zwart gekleed, dien ik in de vestibule
aantrof, vroeg mijn naam. Enkele minu
ten later werd ik binnengelaten in een
grooten salon, die een geelzijden behang
had. Het eerst zag ik de jonge vrouw,
die ik zoo juist aan het raam opgemerkt
had, en die beslist bijzonder mooi was-
Bij den Haard, waarin een waarlijk gloei
end vuur brandde, zat een dame van
middelbaren leeftijd, wier trekken dui
delijk het Creoolsche type te zien gaven,
begraven in een groote leunstoel, die
opgevuld was met eiderdons, met kus
sens en kussentjes in alle maten. Em
antieke driepoot, waarop een brasero 4),
was binnen haar bereik geplaatst, en van
tijd tot tijd hield zij haar koude, bleeke
handen er vlak bij. Naast mevrouw La-
ropue zat een dame, die breide: haar
norsche en onaangename gezicht liet mij
geen twijfel, dat het de nicht in de twee
de graad was, de weduwe van den ef
fectenmakelaar, die in België gestorven
was.
De eerste blik, dien ik van mevrouw
Laroque kreeg, leek mij er een van ver-
Fazing, welke aan ontsteltenis grensde.
Zij liet mij mijn naam herhalen. „Par
don!.... Mijnbeer?...."
„Odiot, mevrouw".
„Maxime Odiot, de rentmeester, de
KONINGIN EMMA-MONUMENT,
Toen indertijd verluidde, dat voor wij
len de Koningin-Moeder een gedenktee-
ken zou worden opgericht, waren er
eenige lieden, die d,aar bezwaar tegen
hadden. Gewis niet, wijl zij der afgestor
vene haar monument misgunden, maar
omdat zij van meening waren, dat er
al een monument voor haar bestond:
Oranje-Nassau-oord, het grootsch opge
zette sanatorium voor longlijders. Steun
en uitbreiding van deze stichting zou,
achtte men, de nagedachtenis der over
leden landsvrouw beter eeren, dan welk
ander gedenkteeken ook. Natuurlijk
werd deze stem niet gehoord en moest
er toch een monument komen, eep van
steen of ijzer, waar men tegen aan kon
kijken. En menigeen, ook niet ten volle
overtuigd van de wenschelijkheid eener
dusdanige vereering, troostte zich, nu 't
eenmaal scheen te moeten zijn, met de
hoop en verwachting, dat het herinne-
ringsteeken dan tenminste schoon en
waardig zou blijken, inderdaad een blij-
J) Open vuurpot.
beheerder, dien mijnheer Laubépin?./
„Ja, mevrouw".
„U bent er wel zeker van?"
Ik kon niet laten te lachen- „Heusch,
mevrouw, hijzelf".
Zij keek snel naar de weduwe van den
effectenmakelaar, toen naar het meisje
met het ernstige gezicht, alsof ze hun
wilde zeggen: „Begrijpen jullie dat?"
Daarna schoof ze zenuwachtig in haar
kussens heen en weer, en hernam:
„Nu dan, wilt u gaan zitten, mijnheer
Odiot. Ik dank u hartelijk, mijnheer, da^
u uw gaven aan ons wilt wijden- Wij
hebben uw hulp erg noodig, dat verzeker
ik u, want wij hebben nu eenmaal, dat
is niet te ontkennen, het ongeluk erg rijk
te zijn". Toen zij merkte, dat, bij de
ze woorden, de nicht in de tweede graad
haar schouders ophaalde: „Ja, mijn bes
te mevrouw Aubry", vervolgde mevrouw
Laroque, „dat houd ik vol. De goede God
heeft mij op de proef willen stellen, door
mij rijk te maken. Ik was beslist geboren
voor de armoede, voor ontberingen, voor
zelfopoffering, maar ik ben altijd tegen
gewerkt. Bijvoorbeeld zou ik graag
een zwakken man gehad hebben-
Maar mijnheer Laroque was een man
met een prachtige gezondheid. Zoo heb
ik mijn bestemming gemist, en zal haar
missen van het begin tot het einde..
„Houd toch op", zei mevrouw Aubry
droogwej. „Armoede zou jou wel pas-
vende zichtbare schoonheid ter nage
dachtenis. Maar ook dat betwijfelden
sommige menschen, die geen vreemden
waren in Jerusalem. Zij bevroedden,
door ervaring geleerd, dat, zoo al de
beste kunstenaars ter mededinging ga-
roepen werden, sociale voorkeur en
smaak der uitverkiezers uit deze besten
juist niet den beste zouden kiezen. Dat
was altijd nog zoo gegaan, wanneer het
officieele of semi-officieele Nqfterland
zijn oordeel in zake kunst moest uitbren
gen. De menigte mint uitteraard in
kunst het gematigde, middelmatige, vlak
ke, neutrale.... doode. En zoo is het
ook uitgekomen. De heer Toon Dupuis,
die al meerdere dergelijke luttel opwek
kende monumenten op zijn rekening
heeft, zal, met voorbijgaan der bekroon
den, ook nu het monument te maken
krijgen, dat er, naar de maquette te
oordeelen, even weinig zinrijk en even
vervelend uitziet als zijn vorige werken.»
Het is niet anders. In de officieele (stand)
beeldhouwerij waren wij nooit erg 'geluk
kig, en een volgend geslacht kan zoor.
beeld altijd weer wegzetten, indien het
al te zeer vervelen gaat van wege zijn
zin-loosheid, die een nagedachtenis ze
ker geen eer aandoet.
(Frans Coenen in „De Groene,")
l
STAKING BIJ DE MIJNEN?
Het ziet er naar uit, dat op 6 Mei a.s.
bij de particuliere mijnen in Limburg
een staking zal uitbreken. Zaterdagmid
dag hebben onderhandelingen over de
loonen met den Rijksbemiddelaar plaats
gehad, die geen resultaat opleverden. De
moderne organisatie van mijnwerkers
heeft in verband hiermee reeds besloten
het werk op 6 Mei neer te leggen. Don
derdag zullen de r.k. arbeiders er over
stemmen. Verwacht wordt, dat zij geen
ander besluit zullen nemen.
NATIONALE RECLASSEERINGSDAG.
De Centrale Leiding van den Na-
tionalen Rec'asseeringsdag heeft als
propaganda-middel 'n reclameplaat doen
ontwerpen door den heer Jos, Rovers.
Wij ontvingen zulkeen plaat, die voor
het betrokken doel goed geslaagd is te
noemen.
De Prinses heeft het Bescherm
vrouwschap aanvaard in de plaats van
wijlen de Koningin Moeder van de Kon.
Ned. Ver. Avicultura.
sen, jij, die je niets prettigs en niets fijns
kunt onzeggen".
„Neem mij niet kwalijk, beste me
vrouw" antwoordde mevrouw Laroque,
„ik heb heelemaal geen lust in zelfop
offering, die geen nut heeft. Wanneer ik
mij zelf zou veroordeelen tot de meest-
h,arde ontberingen, voor wien of voor
wat zou dat nut hebben? Als ik van
's morgens vroeg tot 's avonds laat
zou bevriezen van kou, zou jij er ge
lukkiger door worden?"
Mevrouw Aubry gaf, door een veel
zeggende beweging, te verstaan, dat
zij er niet gelukkiger door zou zijn,
maar dat zij cle beweringen v,an mevrouw
Laroque verbazend gezocht en bespot
telijk vond.
„Nu", ging deze voort, „gelukkig of
ongelukkig, 't doet er weinig toe. Wij
zijn dan erg rijk, mijnheer Odiot, en hoe
weinig ik voor mij zelf aan dat fortuin
hecht, het is mijn plicht het voor mijn
dochter te bewaren, ofschoon het arme
kind zich er evenmin om bekommert
als ik, is het niet, Marguérite?"
Bij deze vraag gingen de spottende
lippen van juffrouw Marguérite door een
flauwe glimlach open en de lange boog
van haar wenkbrauwen rekte zich een
weinig, waarna dit ernstige en trotsche
gelaat weer tot rust kwam.
(Wordt vervolgd.)