Ion en bon ND ikering MAXIME Premieplaat Westkapelsche Zeedijk. KRONIEK van den DAG. larkt wa in, jer 19045 Ir f 0,85, fWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN DINSDAG 30 APRIL 1035. No. 101. in den Maat- [aange- ;rzeke- FONDS gesteld [pril j.l. kordeel PERSKRONIEK. BINNENLAND. DO stuks» idijs 1.60, lieren 2, 0.11 per Is f 0,80, In f 1,40, pren f 7, jrd geeo |lië. Me- (AL1AN Idelburg, .rang 8 u. Holberg J. v. S. L. WIN. fce E 214 TSTRAAT voorraad 20 ct., ge- |per 5 ons. en pitriet James- en fs-, wasch- landwerk. IB. Gouds- 4 M'burg. ISCH Zie- ril bij den lancier van lt.o. Postk. voordeel! sring Kin- Blazers, lote keuz© bppe, Gra- met rits- kntasschen. |renkokers, Nergens ïgen pr. B. I E 4 Midd. Ische hen- Ins, 8 wks. itjes vanaf Ik Segeers- lliddelburg. lie Levei^ aas. Slage- ke Noord- EN. Dond. en Dinsd. 2. Van - Brussel, 50. Krt. bij idelburg. EN. Dond. t. tot Mnd. aag 3.50 Hoeksema, 3. Zondag 3, pas in- dlenvelden p. Kaarten m, kapper, M'burg. den Bn»r, Engeland en Duitschland. Toenemende tweespalt. De Duitsche luchtvloot is al veel grooter dan de Engelsche. Berlijn wil bovendien duikboo- ten bouwen, hetgeen Londen ge heel op zijn achtersten zolder brengt. Frankrijk en Rusland. Een kink in den kabel. De betrekkingen tusschen Engeland en Duitschland lijken de laatste weken met e«n vaartje aan het verslechteren. Mac Donald, de Engelsche premier, heeft een paar dagen geleden, gelijk wij reeds meldden, in een vrij scherp artikel uiting gegeven aan het wantrouwen, dat de Engelschen tegen de Duitsche bewape ning zijn gaan koesteren. Men heeft aan de overzijde van het Kanaal tot zijn groote ontsteltenis moeten ervaren, dat de Duitsche luchtvloot reeds belangrijk grooter is dan de Engelsche. Gemeld is, dat Duitschland op het oogenblik reeds over 3400 militaire vliegtuigen (bommenwerpers en jagers) kan beschik ken. Dat schijnt zoo ongeveer de helft meer te zijn, dan Engeland er in Europa bezit. (Elders in de wereld: in Britsch- Indië etc. bevindt zich de andere helft der Britsche luchtvloot). Men kan er in komen, dat deze wetenschap zenuwach tigheid en ontstemming te Londen te weeg brengt. Maar het is toch eigen aardig, dat korten tijd geleden, Baldwin in het Lagerhuis met veel stelligheiu ver kondigde, dat Duitschland nog maar 600 a 300 militaire vliegtuigen bezat. Het moeten er toen reeds veel meer zijn ge weest. Zelfs de Duitsche industrie zal niet in staat zijn in een paar weken tijds een kleine drie duizend vliegtuigen te bouwen. Heeft Baldwin niet beter geweten? Of wilde hij op het bewuste moment geen bezorgdheid wekken? Hoe dit zij, men beseft thans in Engeland, dat de Duitsche luchtvloot tweemaal zoo sterk is als de Engelsche thuis. En dat ligt den Britten zwaar op de maag. De laatste dagen zijn ze bovendien nog opgeschrikt door 'n bericht, dat Duitsch land een aantal duikbooten (het heet van twaalf) op stapel heeft gezet. Dat is voor Londen even erg als de overvleugeling van de Duitsche luchtvloot. In den oor log zijn de Britten gewaar geworden, welk een schrikkelijk wapen de duik boot beteekent. Ze hadden er nog veel meer hekel aan dan aan de Zeppelins, die bommen op Londen strooiden. Indien iets in staat is, om de Engelschen geheel en al tegen de Duitschers in te nemen, zal het de bouw van duikbooten zijn. Intusschen weet men nog niet zeker, hoe het hier precies mee staat. Von Blom berg, de Duitsche minister van defensie, heeft het bericht vrij pertinent tegen gesproken. Dat kan natuurlijk beteeke- nen, dat Berlijn ten deze op zijn schre den is teruggekeerd; anders gezegd, dat er wel degelijk plannen waren, om duik booten te bouwen, doch dat die zijn opgeschort, toen de Duitsche regeering bleek, hoezeer Londen daardoor op zijn achtersten zolder raakte. Maar meer dan n uitstel zal 't wel niet worden. Men zou het tegen-natuurlijk kunnen noemen, als Duitschland geen duikbooten ging bou wen. «S" Engeland gaat natuurlijk beproeven, den achterstand op Duitschland, wat de luchtmacht betreft, in te halen. Er wordt reeds uit alle macht gebouwd en heel wat plannen zijn nog in de maak. Het heet, dat binnenkort een En- gelsch-Duitsche conferentie gehouden zal warden over de maritieme wenschen, die de Duitsche regeering koestert. Buiten de duikbooten om, heeft Berlijn natuur lijk nog heel wat op zijn maritiem ver langlijstje: het wenscht aan draed- noughts, pantserkruisers en dergelijke dingen een totale tonnenmaat, gelijk aan de helft van het Engelsche totaal, d.w.z. evenveel als de Franschen. Voorloopig schijnt men dit te Londen veel te veel te vinden. In de naaste toekomst zal moe ten blijken, of een compromis mogelijk door OCTAVE FEUILLET. 13). Het vroolijke prachtige uiterlijk van dit huis was voor mij een ware teleur- n! we^ke nminder werd, toen nicht bij het terras komend, het ge luid van jeugdige vroolijke stemmen hoorde en daar tusschen door de verre toon van n piano. Ik kwam beslist in 'n huis vol vroolijkheid, wel iets anders als het oude en strenge slot, dat ik mij had voorgesteld, omdat ik dat gehoopt had. Intusschen was het niet 't oogenblik voor overpeinzingen; vlug beklom ik de treden, en bevond mij plotseling tegen over een tooneel, dat ik, in geheel an dere omstandigheden, bevallig gevonden zou hebben. Op een grasveld dansten een half dozijn jongemeisjes, die elkaar, twee aan twee, vasthielden, en te<sen el kaar lachten, terwijl de zon straafde, en een piano, door een geoefende hand be speeld, vanuit een open venster de maat aangaf van een onstuimigen marsch. Ik had overigens nauwelijks den tijd de op gewekte gezichten der dansende meis jes in mij op te nemen, hun loshangen de haren, hun breede hoeden, welke op hun schouders hingen: mijn plotseling verschijnen veroorzaakte een algemeen geroep, waarop dadelijk een diepe stilte is dan wel of ook hier de bewapenings wedloop een aanvang gaat nemen. Hoeveel reden de Duitschers mogen hebben om zich bezorgd te maken over de betrekkingen met Engeland, ze kun nen zich eenigszins vermeien in het ta fereel, dat momenteel de vrijage tus schen Frankrijk en Rusland oplevert. Het wil de laatste dagen tusschen deze twee niet meer zoo goed boteren als eenigen tijd geleden. Men weet, dat er door hen een militair bondgenootschap op stapel is gezet, nadat de pogingen om een Oost-Locarno-verdrag in 't leven te roe pen, schipbreuk leden. Dit bondgenoot schap heeft zijn stapelloop echter nog steeds niet volbracht. Om de eenvoudige reden, dat men het op een voornaam punt niet eens kan worden. Rusland wil de zaak zoodanig inkleeden, dat de een den ander automatisch, dat wil dus zeg gen, onmiddellijk en zonder vorm van proces te hulp zal snellen, als een van beiden door een derde mogendheid (lees Duitschland) mocht worden aangevallen. Dat gaat de Franschen echter te ver. Die willen een slag om den arm houden en de bepaling opnemen, dat de weder- zijdsche bijstand slechts verleend kan worden op den grondslag van een beslis sing van den Volkenbondsraad. Men voelt onmiddellijk, waar hier de schoen wringt. De Fransche regeering, die zich door „het Duitsche gevaar" minder bedreigd weet dan de Russische (de Duitsche ex- pansie-drang richt zich naar het Oos ten) wil niet zonder meer in een even tueel Duitsch-Russisch conflict betrok ken worden. Dat is een verschiinsel, dat in de gaten gehouden moet worden. Men kan nooit weten, wat voor gevolgen het nog zal hebben. te van aanhangers van andere richtingen, dan wordt het zeker wel tijd, dat daar aan eens aandacht wordt geschonken- De tijd dat bekwaamheid en geschikt heid alleen bij liberalen heette gevonden te worden, is toch lang voorbij". Tot zoover heer Opmerker. Wij hoorden wel eens als bezwaar te gen de redactioneele uitingen van „De Zeeuw", dat zij zoo zuur waren. Maar dit is dan toch wel zuurder dan zuur. Maar gelukkig er komt kentering. Wij lazen onlangs in „Het Vliegveld" dat voor een industrie in het Zuiden des lands (en wij hebben goede redenen om aan de Confectionery Works te Bres- kens te denken) per advertentie voor een vrachtvliegtuig gevraagd werd een bekwaam piloot„liefst van prot.-christelijke beginse len!" Goed zoo- Dien kant moet het uit Evenredige vertegenwoordiging niet al leen in de politiek, maar overal- Dat is je ware. Zuurder dan zuur. Indien er één liberaal dagblad in Ne derland is, hetwelk men niet voor de voeten mag werpen dat het ook maar eenigszins getracht heeft de verplette rende nederlaag van den Vrijheidsbond bij de laatstgehouden Statenverkiezingen te verbloemen, dan is het toch zeker wel ons blad. Wij hebben er geen enkel doekje, hoe dun en doorzichtig ook, om gebonden. Daarnaast hadden wij het recht, den achteruitgang in Zeeland bij dien in an dere provincies van Nederland vergelij kende, te schrijven dat Zeeland zich relatief nog voortreffelijk handhaafde als liberaal bolwerk- Relatief toch wil zegg'en betrekkelijk, en een kind, dat niet van kwaden wille is, kan verstaan, dat dit hier wilde zeggen: in betrekking tot de liberale nederlagen elders. Ziehier nu tot welke „nobele tirade die zinsnede van ons zekeren „Opmer ker" in „De Zeeuw" inspireert: „De „Middelb. Crt." schreef dat „Zee land zich relatief nog voortreffelijk hand haafde als liberaal bolwerk". Dat leek me wonderspreukig. Ik had zoo de idee, dat van dat eertijds mach tige bolwerk nog slechts de puinhopen waren overgebleven. Nu wordt mij echter de opmerking ge maakt, dat ik deze uitspraak verkeerd versta. Van de liberale partij is inder daad bitter weinig overgebleven- Maar zoo werd me opgemerkt, dit neemt niet weg, dat het liberalisme naar verhou ding nog verreweg den grootsten invloed heeft. Wie, zoo werd me gevraagd, bezetten in Zeeland bij de Provincie, bij de pu blieke bedrijven, bij de grootste gemeen ten, de voornaamste posten? Wie geven bij de crisisorganisaties den toon aan? Ik moet eerlijk verklaren, dat ik niet over de noodige gegevens beschik om hier een uitspraak te doen. [Hoeft niet. Zonder gegevens insinueeren is wel zoo gemakkelijk! Red. Mdb. Crt.]. Wan neer echter waar mocht zijn. dat om welke geheimzinnige reden dan ook, in het ambtelijke leven het liberale bol werk wordt in stand gehouden, ten kos- Een andere trieste stem. Wij uitten ons gisteren ietwat triest over het negatieve karakter van het be zuinigingsplan der regeering, in het ver band des geheels bezien. Van belang is in dit verband hetgeen de (r.k.) Maasbode onlangs, vóór de pu blicatie van dit plan reeds, schreef. Wij laten het hier met instemming volgen: „Van beteekenis is de komende ge neratie kiesgerechtigden. Zij kunnen nieuwe bataljons voor de partij der ra- deloozen leveren, tenzij de regeering helpt de radeloosheid bestrijden. Zeker, de regeering kan niet alles. En zij doet veel. Maar er zijn drie din gen noodig. Vooreerst: zij moet haar maatregelen meer toelichten. Of er een propaganda- ministerie moet komen, is ons om 'l even, maar absoluut noodig is, dat het volk veel beter wordt ingelicht over de daden der regeering. Een provincie als Drenthe wij noemen maar een voor beeld moet weten, hoeveel financi- eelen steun zij geniet; hoeveel gelden er de laatste jaren aan ontginningen zijn besteed. Ons geheele volk moet weten, waar de werkverschaffingen en werk verruimingsobjecten liggen; hoeveel menschen er arbeiden, hoeveel geld ze kosten, hoevelen er werk vinden. Men k,an om deze voorlichting lachen: wij j verzekeren dat zij tegenover de lawine van demagogie hard noodig is. I Daarnaast rijst de vraag, of de reqee- ring in dezen tijd de drukpersvrijheid niet verder moet beteugelen en of dé rechterlijke macht niet strenger moet optreden. Wat ir. bladen als „De Tri bune" en „Volk en Vaderland" voortdu rend geschreven wordt, is vergiftigende demagogie. Niemand, die eerlijk oor deelt, zal dit loochenen. En iedereen vraagt zich af, waarom grijpt de regee ring niet in? Wij leven in een tijd, die minstens zoo gevaarlijk is als de pe riode 19141918. De laster tegen regee- ringspersonen en ambtenaren grenst aan 't ongelooflijke. Zoo pas heeft de fas cist Verviers, die te Woudschoten het woord voerde, zich, naar ons is mee gedeeld, niet ontzien te beweren, dat de oud-minister Verschuur wegens knoeie rij ontslagen was en nu in Brussel wooM, Het lijkt ongelooflijk, maar aan de ons bereikte mededeeling valt niet te twij felen. Wij zijn van oordeel, dat derge lijke dingen door strenge straffen moe ten worden onderdrukt. Ten derde en dit is het voornaam ste onze oeconomische politiek moet vastberaden zóó worden gevoerd, dat de werkloosheidscijfers worden gedrukt Niets zal baten als wij daarin niet sla gen. De arbeiders-organisaties hebben zich opnieuw tot de regeering gewend om werkverruiming. Wij steunen dit verzoek met allen aandrang. Wij kun nen niet eindeloos met de deflatie-poli- tiek docr gaan. Wij mogen en moeten In samenwerking met den foto-technischen dienst der K. L. M. kunnen wij onzen lezers een fraaie, zeer groote premieplaat aanbiedeneen luchtfoto van den Westkapelschen Zeedijk. Deze zeer fraaie plaat is 96 x 63 cm groot, en in koperdiepdruk vervaardigd. Ze is te zien voor het raam van den Heer A. KLAVER, Langedelft hoek St* Pieterstraat Middelburg. Deze fraaie premie kost, uitsluitend voor de lezers van ons blad, franco huis in kartonnen koker f0.50; afgehaald aan ons bureau te Middelburg of te Goes slechts 10.35. Bestellingen kunnen op onderstaanden bon geschieden. Ondergeteekende, lezer van de Provinciale Zeeuwsche Middelburgsche Courant, verzoektex. van de premie-plaat „De Westkapelsche Zeedijk" in ontvangst te mogen nemen. Het bedrag gaat hierbij. Naam: Volledig adres: volgde; het dansen werd gestaakt en de geheele troep, in slagorde opgesteld, wachtte ernstig, om den vreemdeling voorbij te laten gaan. Maar de vreemde ling was blijven stil staan, niet zonder een beetje verlegenheid te verraden. Hoewel mijn gedachten zich sinds eeni gen tijd niet bezig hielden met wereld- sche vormen, moet ik bekennen, dat ik op het oogenblik graag mijn nachtzak was kwijt geweest. Ik moest een besluit nemen- Toen ik verder ging, mijn hoed in de hand, naar de stoep, die toegang geeft tot het kasteel, zweeg de piano plotseling. Eerst zag ik voor het open venster een enorme hond, een New Foundlander die zijn leeuwensnoet tusschen zijn twee ruig'e pooten op de vensterbank liet rusten; een oogenblik daarna verscheen een jong meisje, met een slanke gestalte, wier ietwat bruin gezicht en ernstige gelaatstrekken omlijst werden door een massa dik haar, dat zwart en glanzend was. Haar oogen, welke mij buitenge woon van afmeting leken, keken met een nonchalante nieuwsgierigheid naar het tooneeltje, dat buiten te zien was. „Hé, wat gebeurt er toch", zeide ze met een rustige stem. Ik maakte een diepe buiging voor haar en nog eens mijn nachtzak verwenschend, die blijk baar de dames amuseerde, stak ik vlug de stoep over. onze financieele reserves mede gebrui ken voor oeconomische weerbaarheid. Wij kunnen den woningbouw stimu- leeren: daarmee bewerken wij èn op leving in vele takken van industrie èn aanpassing, waarvan zooveel gesproken wordt. Wij kunnen den scheepsbouw stimu- leeren: wij kunnen zoo de gewichtige' metaalindustrie helpen en onze vloot weer up to date maken. Wij moeten nieuwe industrieën zien te vestigen en vooral de oude zoo vol ledig mogelijk zien te handhaven en zelfs uit te breiden. Natuurlijk, er zijn bezwaren. Maar allesoverheerschend is de eisch, de gru welijke werkloosheid in te dammen en aan de menschen weer perspectief te geven. Dit is de groote taak van het kabinet. Daarbij valt al het andere weg. Zonder arbeid demoraliseert en verwil dert ons volk. De extremisten hebben alle kans bij een werkloos volk. Alle redeneering baat niet bij menschen zon der werk, dat is: zonder levenstaak, zonder hoop, zonder perspectief. De jonge Colijn deed dingen, die schier niemand durfde. Wij durven ook rekel nen op den ouden Colijn. Hij kan op zijn beurt rekenen op den steun der katho lieken bij elke poging om de afschuwe lijke werkloosheid te beperken. Dit is de strijd, dien wij te voeren hebben. Dezen slag moeten wij winnen. Het is het eenige middel om ons volk te bewa ren voor psychische verdwazing. Onze nolitiek wordt beheerscht door dit pro bleem. Met moed en Godsvertrouwen zullen wij het oplossen. Zoo zullen wij ook de jonge genera tie behouden." Een huisknecht, met grijs haar, in het zwart gekleed, dien ik in de vestibule aantrof, vroeg mijn naam. Enkele minu ten later werd ik binnengelaten in een grooten salon, die een geelzijden behang had. Het eerst zag ik de jonge vrouw, die ik zoo juist aan het raam opgemerkt had, en die beslist bijzonder mooi was- Bij den Haard, waarin een waarlijk gloei end vuur brandde, zat een dame van middelbaren leeftijd, wier trekken dui delijk het Creoolsche type te zien gaven, begraven in een groote leunstoel, die opgevuld was met eiderdons, met kus sens en kussentjes in alle maten. Em antieke driepoot, waarop een brasero 4), was binnen haar bereik geplaatst, en van tijd tot tijd hield zij haar koude, bleeke handen er vlak bij. Naast mevrouw La- ropue zat een dame, die breide: haar norsche en onaangename gezicht liet mij geen twijfel, dat het de nicht in de twee de graad was, de weduwe van den ef fectenmakelaar, die in België gestorven was. De eerste blik, dien ik van mevrouw Laroque kreeg, leek mij er een van ver- Fazing, welke aan ontsteltenis grensde. Zij liet mij mijn naam herhalen. „Par don!.... Mijnbeer?...." „Odiot, mevrouw". „Maxime Odiot, de rentmeester, de KONINGIN EMMA-MONUMENT, Toen indertijd verluidde, dat voor wij len de Koningin-Moeder een gedenktee- ken zou worden opgericht, waren er eenige lieden, die d,aar bezwaar tegen hadden. Gewis niet, wijl zij der afgestor vene haar monument misgunden, maar omdat zij van meening waren, dat er al een monument voor haar bestond: Oranje-Nassau-oord, het grootsch opge zette sanatorium voor longlijders. Steun en uitbreiding van deze stichting zou, achtte men, de nagedachtenis der over leden landsvrouw beter eeren, dan welk ander gedenkteeken ook. Natuurlijk werd deze stem niet gehoord en moest er toch een monument komen, eep van steen of ijzer, waar men tegen aan kon kijken. En menigeen, ook niet ten volle overtuigd van de wenschelijkheid eener dusdanige vereering, troostte zich, nu 't eenmaal scheen te moeten zijn, met de hoop en verwachting, dat het herinne- ringsteeken dan tenminste schoon en waardig zou blijken, inderdaad een blij- J) Open vuurpot. beheerder, dien mijnheer Laubépin?./ „Ja, mevrouw". „U bent er wel zeker van?" Ik kon niet laten te lachen- „Heusch, mevrouw, hijzelf". Zij keek snel naar de weduwe van den effectenmakelaar, toen naar het meisje met het ernstige gezicht, alsof ze hun wilde zeggen: „Begrijpen jullie dat?" Daarna schoof ze zenuwachtig in haar kussens heen en weer, en hernam: „Nu dan, wilt u gaan zitten, mijnheer Odiot. Ik dank u hartelijk, mijnheer, da^ u uw gaven aan ons wilt wijden- Wij hebben uw hulp erg noodig, dat verzeker ik u, want wij hebben nu eenmaal, dat is niet te ontkennen, het ongeluk erg rijk te zijn". Toen zij merkte, dat, bij de ze woorden, de nicht in de tweede graad haar schouders ophaalde: „Ja, mijn bes te mevrouw Aubry", vervolgde mevrouw Laroque, „dat houd ik vol. De goede God heeft mij op de proef willen stellen, door mij rijk te maken. Ik was beslist geboren voor de armoede, voor ontberingen, voor zelfopoffering, maar ik ben altijd tegen gewerkt. Bijvoorbeeld zou ik graag een zwakken man gehad hebben- Maar mijnheer Laroque was een man met een prachtige gezondheid. Zoo heb ik mijn bestemming gemist, en zal haar missen van het begin tot het einde.. „Houd toch op", zei mevrouw Aubry droogwej. „Armoede zou jou wel pas- vende zichtbare schoonheid ter nage dachtenis. Maar ook dat betwijfelden sommige menschen, die geen vreemden waren in Jerusalem. Zij bevroedden, door ervaring geleerd, dat, zoo al de beste kunstenaars ter mededinging ga- roepen werden, sociale voorkeur en smaak der uitverkiezers uit deze besten juist niet den beste zouden kiezen. Dat was altijd nog zoo gegaan, wanneer het officieele of semi-officieele Nqfterland zijn oordeel in zake kunst moest uitbren gen. De menigte mint uitteraard in kunst het gematigde, middelmatige, vlak ke, neutrale.... doode. En zoo is het ook uitgekomen. De heer Toon Dupuis, die al meerdere dergelijke luttel opwek kende monumenten op zijn rekening heeft, zal, met voorbijgaan der bekroon den, ook nu het monument te maken krijgen, dat er, naar de maquette te oordeelen, even weinig zinrijk en even vervelend uitziet als zijn vorige werken.» Het is niet anders. In de officieele (stand) beeldhouwerij waren wij nooit erg 'geluk kig, en een volgend geslacht kan zoor. beeld altijd weer wegzetten, indien het al te zeer vervelen gaat van wege zijn zin-loosheid, die een nagedachtenis ze ker geen eer aandoet. (Frans Coenen in „De Groene,") l STAKING BIJ DE MIJNEN? Het ziet er naar uit, dat op 6 Mei a.s. bij de particuliere mijnen in Limburg een staking zal uitbreken. Zaterdagmid dag hebben onderhandelingen over de loonen met den Rijksbemiddelaar plaats gehad, die geen resultaat opleverden. De moderne organisatie van mijnwerkers heeft in verband hiermee reeds besloten het werk op 6 Mei neer te leggen. Don derdag zullen de r.k. arbeiders er over stemmen. Verwacht wordt, dat zij geen ander besluit zullen nemen. NATIONALE RECLASSEERINGSDAG. De Centrale Leiding van den Na- tionalen Rec'asseeringsdag heeft als propaganda-middel 'n reclameplaat doen ontwerpen door den heer Jos, Rovers. Wij ontvingen zulkeen plaat, die voor het betrokken doel goed geslaagd is te noemen. De Prinses heeft het Bescherm vrouwschap aanvaard in de plaats van wijlen de Koningin Moeder van de Kon. Ned. Ver. Avicultura. sen, jij, die je niets prettigs en niets fijns kunt onzeggen". „Neem mij niet kwalijk, beste me vrouw" antwoordde mevrouw Laroque, „ik heb heelemaal geen lust in zelfop offering, die geen nut heeft. Wanneer ik mij zelf zou veroordeelen tot de meest- h,arde ontberingen, voor wien of voor wat zou dat nut hebben? Als ik van 's morgens vroeg tot 's avonds laat zou bevriezen van kou, zou jij er ge lukkiger door worden?" Mevrouw Aubry gaf, door een veel zeggende beweging, te verstaan, dat zij er niet gelukkiger door zou zijn, maar dat zij cle beweringen v,an mevrouw Laroque verbazend gezocht en bespot telijk vond. „Nu", ging deze voort, „gelukkig of ongelukkig, 't doet er weinig toe. Wij zijn dan erg rijk, mijnheer Odiot, en hoe weinig ik voor mij zelf aan dat fortuin hecht, het is mijn plicht het voor mijn dochter te bewaren, ofschoon het arme kind zich er evenmin om bekommert als ik, is het niet, Marguérite?" Bij deze vraag gingen de spottende lippen van juffrouw Marguérite door een flauwe glimlach open en de lange boog van haar wenkbrauwen rekte zich een weinig, waarna dit ernstige en trotsche gelaat weer tot rust kwam. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5