MAXIME
a:
KRONIEK van den DAG.
ZEELAND.
GOLD STAR SHAG
I
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 26 APRIL 1935. No. 98.
Na de ramp van de Leeuwerik.
MIDDELBURG.
BLEEK?
Nee hoor!
Goudkleurige,
gezonde tabak.
Uw dubbeltje is
goed besteed!
„HET MEEST IN TREK'
w
T
20 CT. Pri-
oter. Malta,
bloemkool,
ïr kilo. Jaf-
ïandapp. D.
23, M'burg.
>t paarden-
stukken 30
per 5 ons.
aat I 292,
iner Bollen
nette jon-
es H. Mar-
che weo E
ïaardstraat,
terdagmor-
a 50 en 60
>p., Jaffa's,
lapp., drui-
n op sap,
aliteit. Ziet
rge, v.h. J.
idelburg.
:r kg. Blad-
'robeert U
waren, ze
A. J. de
77, Midd.
EN 21 CT,
r 15 cent.
Groote
irma W. P.
jurg. Tele-
s, truitjes,
s, gummi-
ct. per el.
ïandhaven
Weefstoel,
lburg.
'K, hoek
Vanaf he-
3 cent per
den oor-
lor slechts
e boeren-
orten vol-
espott. pr,
'am, Midd.
M. Telef.
ag: 2 pd.
ond blad-
pek 50 ct.,
Een half
Verhage.
■■■■■aa
likaan a.s.
)insdag n.
bij den
Graven-
688.
ndag naar
A.s. Zon-
75 cent
ir bij den
venstraat,
J?
-£S' X&\
Herstel van volkskracht door
geloof in eigen waarde, De
voorlichting der Nederlandsche
pers is onwaar en onvoldoende!
Gisteren haalden wij te dezer plaatse
een groot stuk aan, uit een brief, dien
onze Berlijnsche correspondent ons
schreef, en waarin deze wees op het on
rechtvaardige van altijd maar schelden
en kankeren op onze Oostelijke nab.i-
ren. Wij deelen die opvatting volkomen:
zulk een eenzijdigheid is in de eerste
plaats journalistiek foutief en onbe
hoorlijk, en vervolgens kan het voor
Nederland ook nimmer goed zijn de
dingen niet te willen of te mogen zien,
zoo als ze z ij n met hun kwade en
goede kanten.
Daarom laten we hier het slot van het
geen hij ons uit Berlijn schreef nog vol
gen:
Open vraag zoo zet onze cor
respondent zijn brief voort waarom
mag ons Nederlandsche volk geen of
nauwelijks kennis nemen van de na
tionale herleving bij onze oostelijke bu
ren? Waarom drukken wij in hoofdzaak
gebeurtenissen van willekeur, onver
stand, ontolerantie, vrijheidsbeperking,
wrijving, opvlammend verzet, buiten-
landsche veroordeeling? Waarom prijzen
we niet de ongehoorde krachtsinspan
ning, die alles op die ééne kaart waagt
te zetten: ..herstel van volkskracht door
geloof in eigen waarde"? Waarom spie
gelen we ons niet, door eerlijke bericht
geving, aan de prachtige nationale geest
drift van het jonge Duitschland, dat zich
met weergaloos élan in de nieuwe lente
stort en naar idealen streeft, die ons al
len dierbaar behoorden te zijn?
In de jeugd van Warschau of Praag of
Rome zien we deze renaissance der
groote doelen met welbehagen; in die
van Berlijn en Dusseldorp en München
spieden we alleen maar het gevaar.
Het eeuwige axioma, dat dit Duitsche
volk op strijd en verovering uit is,
groeit altijd weer uit tot een stemming,
die deze denkbeeldige bedreiging tot een
realiteit maakt. Niemand voelt dit ster
ker dan de gemiddelde Duitscher zelf.
Het is de diepste oorzaak van zijn min
derwaardigheidscomplex. Ik meen hem
te kennen, waar ik hem waargenomen
heb in lange jaren van oorlog en vrede,
in tijden van ongehoorden voorspoed en
in dagen van schrijnende vernedering.
Zijn uniform, zijn uiterlijk vertoon, zijn
zucht naar georganiseerde demonstratie
van staatsheerlijkheid, dit alles is zijn
„hobby". Bezit hij het eenmaal, dan is
zijn innigste wensch, dat men hem in het
ongestoord bezit er van laat. Het is niet
zijn wensch, er den ander mee te storen.
Wil ik daarmee ontkennen, dat er te
allen tijde politieke warhoofden ook in
Duitschland geweest zijn en nog zijn, die
van strijd en verovering droomen? Ik
denk er niet aan. Maar ik geloof, dat we
dezen onsterfelijken „Al-Duitschers" een
kans uit duizenden geven, als we mee
helpen, het groote volk aan onze oost
grens in een verbittering te drijven, die
een voortreffelijke voedingsbodem voor
onruststokers is. En ik geloof, als goed
Nederlander, dat eerlijke en vruchtdra
gende nabuurschap mogelijk is, ook met
dit Derde Rijk, en juist in deze tijden,
waarin een goed woord wonderen doen
kan, mits we niet volharden in de onver
standige rol van rechter, maar te rechter
tijd overwegen, of ons oordeel niet te
louteren is door kennis te nemen van de
g e h e e 1 e waarheid.
De Nederlandsche berichtgevers in
Duitschland doen sinds twee jaren de
ervaring op, dat de Hollandsche lezer
en hier speelt helaas de eigen binnen-
landsche politiek een rol, die aan de
wortelen knaagt van onze eens welver
diende journalistieke reputatie over
een machtig buurvolk voorgelicht wordt
volgens een methode, waar
van het gevaar niet mag on-J
derschat worden. Een methode,
die met zich brengt, dat in zeer vele
kolommen vrijwel alles<zwart, in zeer
e n k e le alles wit geschilderd wordt.
De waarheid is anders. Er is
veel zwart, er is nog meerwit in het
Derde Rijk der Duitschers. Onze buren
beleven een overgangstijd. Zij vechten op
twee fronten. Naar binnen en naar bui
ten. En omdat zij menschen zijn, en niets
menschelijks hun vreemd is, maken zij
fouten zonder tal. Wijzen wij alleen op
die fouten, dan is het een kinderspel, de
groote meerderheid van het Nederland
sche volk in een gevaarlijke, tot niels
nuttige anti-Duitsche stemming te drij
ven- Beschrijven we critiekloos en uit
doorzichtige motieven alleen het osi-
tieve, het werkelijk of schijnbaar indruk-
wekkend-bereikte, dan kweeken we bij
een Nederlandsche minderheid de even
gevaarlijke overtuiging, dat alles wat 't
Derde Rijk doet, voor ons redding uit
de ellende beteekent, als we het maar
navolgen.
Maar er is een derde weg: kennis ne
men ook van het goede, het mooie, het
krachtige, het moedige dat hier valt op
te merken. En wel met volkomen uit
schakeling van de vraag, of die objecti
viteit jegens het Duitsche volk, dat op
waarheid recht heeft, bij ons te lande
met kleine partijbelangen in wrijving
geraakt. Hoeveel grooter kan die wrij
ving worden, als straks eenzijdig-pro-
Duitsche berichtgeving met al dat goede
van de Duitschg herleving ook de groote
nadeelen mee binnensmokkelt!
Moed om waar te zijn is een van die
eigenschappen, waaraan onze onverge
lijke Koningin-Moeder gedacht moet
hebben, toen ze ons voorhield, dat deze
van grootheid van gebied en getalsterkte
onafhankelijk is!
en
Ba«r,
door OCTAVE FEUILLET.
10).
„Wat is dat?" zei ik. „Wat doet u
daar?"
Juffrouw Vaujjerger deed alsof zij erg
verrast was.
miinheer niet om eten ge
vraagd?
„Heelemaal niet."
„Eduard zei me, d,at mijnheer...."
„Eduard vergist zich; het zal de een
of andere huurder hiernaast zijn."
„Maar er is geen huurder op mijn-
heers verdieping.... ik begriJ hel
niet.
„Nou, ik ben het nietWat betee
kent dat dan? U hindert mij! Neem dat
mee!"
De arme vrouw begon toen, somber,
het tafellaken weer op te vouwen, 'ter
wijl zij mij smeekende blikken air# van
een geslagen hond toewierp, „Mijnheer
heeft waarschijnlijk al gegeten?" begon
zij weer, met een bedeesde stem.
„Waarschijnlijk."
„Dat is jammer, want het eten was
klaar; het z,al bederven, en de jongen
krijgt een standje van zijn vader. Als
mijnheer misschien toevallig niet jjfege-
ten heeft, zou mijnheer mij een dienst
bewijzen
Ik stampte heftig met mijn voet. „Ga
•dan toch, zeg ik!" Toen zij de deur
Waar ligt Veere?
In de bladen van de Arbeidspers von
den wij een stukje van den A. N. W. B.
over de Betuwe in bloei. Wij hebben dat
ook ons toegezonden stukje niet opge
nomen, omdat we zelf onze bongerds
hebben, waaraan we ons verlustigen.
De Arbeiderspers nam het echter wel
op, en illustreerde het zelfs met een mooi
plaatje van wit-bebloesemde boomen,
met d,aarboven-uit het ranke torentje
van.Veere!
Sinds wanneer ligt Veere echter in
de Betuwe? Enfin, men weet nu waar
des voorjaars óók bongerdbloe^em-
schoonheid buiten de Betuwe te vinden
is.
BEVOLKINGSDICHTHEID.
Van Nederland, provincies en
gemeenten.
Met de toeneming van het aantal in
woners van ons land neemt ook de be
volkingsdichtheid toe. Op 1 Januari 1830
bedroeg het aantal inwoners per km2
voor het Rijk 80,2. Dit cijfer is voortdu
rend gestegen, tot 100.8 op 1 Januari
1860, 210.6 op 1 Januari 1921 en 252.3
op 1 Januari 1934. Op 1 Januari van dit
jaar bedroeg het 255.4
Van de provinciën is Drenthe het
dunst bevolkt met 87,2 inw. per km2
(op 1 Januari 1934); daarop volgt Fries
land met 123,1, Zeeland met 140,4,
Overijssel met 160.8, Gelderland met
172,9, Groningen met 176.2, Noord-Bra
bant met 189.3, Limburg met 266.5,
Utrecht met 319, Noord-Holland met
538.7 en Zuid-Holland met 697 2.
Van de gemeenten was op 1 Januari
1934 Enschede het dichtst bevolkt met
7514 inw. per km2 Sinds de samenvoe
ging met Lonneker heeft Enschede deze
hooge plaats moeten afstaan aan Rot
terdam met 7348.7 inw. per km2. Het
dunst bevolkt is Schiermonnikoog met
uit ging, kwam ik naar haar toe: „mijn
beste Louise, ik begrijp het, ik Jank je
wel, maar ik ben een beetje ongesteld
vanavond, ik heb geen honger."
„Ach, mijnheer Maxime", riep ze, ter
wijl ze ging huilen, „als u eens wist, hoe
u mij verdriet doet! Nou! U kunt mij
voor het eten betalen als u wilt, u kunt
het geld er voor in mijn hand stoppen,
wanneer u het hebtmaar u kunt
er zeker van zijn, jat, wanneer u mij
honderdduizend francs zoudt geven, u
mij niet zooveel plezier zult bezorgen,
als wanneer ik u mijn eenvoudige eten
zie opeten! Dat is een trotsche aalmoes,
die u mij geeft, heusch! U, die verstand
hebt, mijnheer Maxime, moet d,at toch
begrijpen."
„Nou, mijn beste Louise.... wat wil
je dan? Ik kan je geen honderdduizend
francs geven.... maar ik zal je eten
gaan opeten.... Laat je mij nu al
leen?"
„Ja, mijnheer! O, ik d.ank u wel, mijn
heer, ik dank u wel. U hebt een goed
hart."
„En goede eetlust ook, Louise. Geef
mij een hand: niet, om er geld in te
stoppen wees maar bedaard. Daar....
Tot ziens, Louise."
De voortreffelijke vrouw ging snik
kend weg.
Ik _was juist klaar met dit alles op te
schrijven, nad,at ik het diner van Louise
alle eer had aangedaan, toen ik op de
trap een zwaren, plechtigen stap hoor
de; terzelfder tijd meende ik de stem
5.9 inw. per km2. Daarop volgen o.a,
Vlieland met 9.5, 's-Heer Abtskerke met.
27.7, St. Kruis met 31.2. Als provin
ciale hoofdstad Middelburg 1347.3.
Verder noemen wij Vlissingen met
2643.8, Goes met 1275.1, Zierikzee met
376.3, Tholen met 190.7, Oostburg met
200.6, Sluis met 119.9, Breskens met
421.9, Terneuzen met 346.4, Hulst met
2125.4 en Axel met 145,7.
In de Bata-Koerier, „Weekblad ten
dienste der medewerkers en vrienden
der n.v. Nederlandsche schoen- en le-
derfabrieken Bata, Best", vond de
N.R.Crt-, het volgende relaas van J,
Serhant, den chef-vlieger van de Bata-
fabrieken:
De oorzaken van het ongeluk van het
Nederlandsche vliegtuig op de lijn Am
sterdamPraag zijn tot nog toe onbe
kend. De berichten der dagbladen be
vestigen mijn opvatting, dat het toestel
zich in een zelfden toestand bevond als
ik met het Bata-vliegtuig Spartan op 17
October 1934 gedurende mijn vlucht
EindhovenZlin.
De vlieger beschrijft dan eerst onder
welke meteorologische condities hij te
Eindhoven startte.
Terstond na den start bracht ik het
vliegtuig op koers 102° -j- 10° 112 gr
en volgde deze koers tot het stadje
Maasbree; tweemaal vlogen wij door
een zwakken regenwand, waarin men
nog goed kon zien. Bij Maasbree daal
den de wolken tot 300 m hoogte. Ik be
sloot door deze wolken heen te vliegen
en zette den verderén tocht voort bo
ven de wolken; elf minuten later bevon
den wij ons zoodoende op een hoogte
van ongeveer 1500 m; 20 minuten later
lieten wij ons in verbinding stellen met
het Goni Station Keulen (O.D.K.), dat
ons onze plaats, 6 km ten W. Van Gr:m-
mersbach, bekend maakte.
Wij waren dus ongeveer 15 km van
onze koers afgeweken. Wij probeerden
deze weer op 102° terug te brengen. De
wolken voor ons kwamen steeds hooger,
zoodat wij gedwongen waren onze vlieg
hoogte te vergrooten teneinde er boven
te blijven, om er later niet doorheen te,
moeten vliegen-
Wij vroegen nog een weerbericht aan,
dat we bij Erfurt ontvingen. Het luidde
aldus: wolkhoogte 800 m W.-wind 35
km sterke windvlagen.
Den weg onder de wolken te kiezen
was 'n onmogelijkheid, want de plaats
waar wij ons nu bevonden, had een ter
rein-hoogte (heuvelachtig) van 600—800
m en er was geen meteorologisch sta
tion, dat ons de juiste wolkhoogte pre
cies op het oogenblik, waarop dit noo-
dig was, kon melden.
Wij stegen daarom tot een hoogte van
3000 m en het had niet veel gescheeld
of wij waren tot boven de laatste wol-
kentoppen gestegen om dan de vlucht
op die hoogte voort te zetten.
Daar begonnen echter de motoren,
die geen hoogte-correctuur (d.w.z. toe
voer van de noodige lucht) hadden af te
nemen in toerental; bijna waren we bo
ven de wolkentoppen uitgekomen, en
nu geraakten wij erin.
Het geheele karakter der wolken was
echter niet verontrustend. Zij waren wit
en helder en toonden volstrekt geen
voorteeken van storm.
Wij vlogen ongeveer 11 minuten in de
wolken, toen ik bemerkte, dat wij ons
in een zeer hevige sneeuwstorm bevon-
end, waardoor ook het uitzicht van uit
de piloten-zitplaats onmogelijk wis.
Op dit oogenblik weigerden de moto
ren, vermoedelijk door de koude. Daar
door verloren de toestellen voor het
blindvliegen hun gevoeligheid en wei
gerden tevens hun dienst. Vooreerst
werkten niet meer de graad- en hoogte
meter, die, zooals wij ook later konden
constateeren, waren vastgevroren.
van mijn nederige Voorzienigheid te
hooren, welke haastig en opgewonden
eenige vertrouwelijke mededeelingen
deed. Eenige oogenblikken later werd
er geklopt, en, terwijl Louise in het don
ker verdween, z,ag ik in de open deur
de deftige gestalte van den ouden no
taris verschijnen. Mijnheer Laubépin
keek even, vlug, naar het bord, waarop
de resten van mijn diner lagen; daarna
kwam hij op mij toe, zijn ,armen uitge
strekt, met een teeken van verlegenheid
en verwijt.
„Mijnheer de markies", zei hij, „waar
om hebt u mij in 's hemels naam niet
Hij hield opeens op, liep met groote
stappen door de kamer, en eensklaps
bleef hij stil staan: „Jongeman", zei hij,
„dat is niet goed; U hebt een vriend
gewond, u hebt een ouden man be
schaamd gemaakt!" Hij was zeer bewo
gen. Ik keek hem aan, zelf een beetje
bewogen, en heelemaal niet wetend,
wat te antwoorden, toen hij mij heftig
tegen zijn borst aantrok, en mij zóó
drukte, dat ik bijna stikte, en in mijn
oor fluisterde: „Mijn ,irme jongen!...."
Toen was er een oogenblik, dat wij bei
den zwegen. Wij gingen zitten. „Maxi
me", begon mijnheer Laubépin toen:
„Bent u altijd nog in den toestand,
waarin u waart, toen ik u het laatste
z,ag? Zult u den moed hebben het meest
nederige werk te aanvaarden, de be-
scheidenste taak, mits deze eerbied
waardig is, welke u zelf een bestaan op
levert, en uw zuster, in het heden en*
Er bleef slechts één mogelijkheid
over, op geluk af een landing maken.
De radio-telegrafist wilde opnieuw 'n
weerbericht en de plaats waar wij ons
bevonden aanvragen. Toen hij echjter
den zendsleutel vastpakte, kreeg hij een
electrische schok en deelde terstond
daarop mede, dat het station vonken
schoot en dat hij het moest uitschakelen.
Bij een lanzame daling hield ik het
vliegtuig volgens compas en variometer,
de in het begin tenminste nog function-
neerden. Het glijden werd ongunstig ge
influenceerd door sterke rukwinden.
Op een hoogte van 700 m probeerde
de radio-telegrafist opnieuw vérbinding
met de aarde te krijgen, maar hij moest
vaststellen, dat de antenne er was af
gerukt (waarschijnlijk was' zij met ijs
bedekt en door sterke rukwinden afge
rukt). Er bleef niets anders over dan
te trachten, langzaam aan dichter bij den
grond te komen en dit door het uitzicht
uit het raam bij de zitplaats van den pi
loot te controleeren.
Op 500 m hoogte meldde de telegra
fist, dat hij den grond zag. Ik zag niels.
Eerst in de onmiddellijke nabijheid (op
een hoogte van circa 100 m) zag ik den
grond en gaf terstond aan het vliegtuig
een andere wending, opdat ik ondanks
het slechte uitzicht het terrein zou kun
nen overzien en zoo het stooten op een
hindernis (boomen, heuvels, enz.) zou
kunnen voorkomen.
Terwijl ik voortdurend in een scherpe
bocht cirkelde, naderde ik tot op een af
stand van 2030 m den grond.
De wind was zoo sterk, dat ik op
eenige punten in de bocht de motoren
volgas gaf, opdat het vliegtuig niet met
den grond in aanraking zou komen.
Zoo cirkelden wij reeds een kwartier
rond, maar de storm ging niet liggen en
het slechte uitzicht (altijd gelijk aan nu!)
bleef duren.
Er bleef niets anders over dan een
noodlanding te maken. Dit was echter
zeer moeilijk, van den eenen kant door
de duisternis en van den anderen kant
wegens den sterken wind, die bij het
zien van een veld het manoeuvreertn
met het toestel moeilijk maakte.
Ik beval daarom allen naar het ach
terste gedeelte van het vliegtuig te gaan,
opdat ik bij een eventueeie landing in
dezen wind achter een zoo gunstig mo
gelijke ballast zou hebben.
Bij een toevallige afwijking van een
wolk? landde ik om 13,10 uur op den
voet van een heuvel.
Na de landing duurde de storm nog
tien minuten, waarna het hevig begon te
regenen. De plaats van onze landing was
bij de gemeente Nieder-Schleidern, 56
km W.Z.W. van Kassei
VIJF EN TWINTIGJARIG BESTAAN
VAN DE
CHRISTELIJKE KWEEKSCHOOL,
Heden (Vrijdag)middag vereenigden
zich in het Schuttershof te Middei'öurg
het bestuur, directeur, leeraren, van de
Christelijke kweekschool met leden van
de Vereeniging tot instandhouding der
school en vele genoodigden om ae
plechtige herdenking bij te wonen van
het 25-jarig jubileum.
In verband met deze herdenking ver
scheen bij de firma Littooij en üithoff
te Middelburg een typografisch keurig
verzorgd gedenkboek. In een voor
woord van den heer G. B e r g hhi ij s
voorzitter van het jubileum-comité en
de redactie-commissie wordt de wensch
uitgesproken, dat het boek een gewaar
deerd bezit moge zijn voor allen, die
in de voorbijgegane kwarteeuw in eeni
ge betrekking tot de Christelijke Kweek
school stonden.
Hierna is in eentenso opgenomen de
rede, welke de heer mr. P. D i e 1 e-
in de toekomst, de smart en de moei
lijkheden van armoede bespaart?"
„Zeer zeker, mijnheer, dat is mijn
plicht, ik ben bereid hem te vervullen."
„Luister in dat geval naar mij, mijn
vriend. Ik kom uit Bretagne. In die oude
provincie woont een vermogende fa
milie, genaamd Laroque, welke mij, reeds
lange jaren, haar algeheele vertrouwen
schenkt. Deze familie bestaat op heden
uit een ouden man en twee vróuwen,
die door hun leeftijd en hun karakter,
geen van drieën in staat zijn om de za
ken te behartigen. De Laroques heb
ben een aanzienlijk bezit aan land, waar
van het beheer den laatsten tijd toever
trouwd was aan een rentmeester, dien
ik de vrijheid nam als een schelm te be
schouwen. Den dag na ons onderhoud,
Maxime, ontving ik bericht van den dood
van dit individu. Ik ben onmiddellijk op
reis gegaan naar het kasteel der Larc-
ques, en ik heb voor u om de vacante
betrekking gevraagd. Ik heb uw advo-
catentitel laten gelden en meer in het
bijzonder uw moreele kwaliteiten. In
overeenstemming met uw wenschen heb
ik niet over uw afkomst gesproken: u
bent, en zult dat blijven, in d,at huis
bekend onder den naam van Maxime
Odiot. U zult een apart staand huis in
den tuin bewonen, waar men uw maal
tijden zal opdienen, waneer het u niet
bevalt om aan de familietafel te ver
schijnen. Uw salaris is bepaald op zes
duizend francs per jaar. Is dit naar uw
zin?"
(Ingez. Med.)
man, die van den beginne af voor
zitter der vereeniging is geweest, he
denmiddag bij de herdenking heeft" uit
gesproken.
O.a. wees spr. er op, hoe men op een
dag als vandaag uit rust op een zonnige
bergweide en na gaat hoe moeilijk de
weg w.as, maar ook hoe de bezwaien
en de gevaren overwonnen werden. Een
Kweekschool voor a.s. opvoeders der
jeugd is daarom van zulk een enorme
beteekenis, omdat daar menschen ge
vormd moeten worden, aan wie het
moeilijkste werk straks toevertrouwd
wordt; de vorming der kinderen, de
jeugd van,het volk. De meest ingewik
kelde krachtmachine is de mensch.
Daaraan moet dus de meeste zorg be
steed worden. Of men het wil of niet,
een mensch is gebonden ook ,aan zijn
voorgeslacht. Het is volgens spr. zelfs
een fout van velen om in hun jeugdige
haast te willen breken met het verle
den, niet er mede te rekenen, er niet
uit te nemen wat van groote waarde is,
waaraan verder moet gearbeid, waarop
moet worden voortgebouwd.
De oprichting der kweekschool in het
begin der 20ste eeuw viel in den tijd,
dat de groote heftigheid van den school
strijd, die in zijn diepste beteekenis ging
om de geestelijke goederen, inzonderheid
de geestelijke vrijheid van ons volk,
voorbij w,as. Men verkeerde nog volop
in het tijdperk der zgn. technische be
schaving. Intellectueele ontwikkeling
stond op den voorgrond. Het technisch
beheerschen van de materie heeft ge
leid tot een uiterlijke beschaving, doch
wanneer niet gelijktijdig het zieleleven
is verzorgd, stort de beschaving ineen,
gelijk de verdere jaren der 20e eeuw
ons hebben getoond.
Ook nog volop in den tijd toen de
Kweekschool werd opgericht, vierde de
abstractie theorie hoogtij. Gymnastiek
moest gegeven worden, maar het was
niet in groote eere. Aan een handwerk-
cursus, gelijk die tegenwoordig door be
middeling van het bestuur der Kweek
school, zij het naast de school staand,
gegeven wordt werd niet gedacht. Maar
ook op de eischen van het gemoedsle
ven werd niet of weinig gelet- Daarop
„Dat is buitengewoon naar mijn zin,
en al de zorgen, al de kieschheden van
uw vriendschap ontroeren mij ten zeer
ste, maar om u de waarheid te zeggen
ik vrees, dat ik een wat vreemde, wat
groene zakenman zal zijn!"
„Wees op dat punt gerust. Mijn ge
weten sprak nog voor het uwe, en ik
heb aan de belanghebbenden niets ver
borgen gehouden. „Mevrouw", heb
ik gezegd, aan mijn voortreffelijke vrien
din mevrouw Laroque: ,,u hebt een rent
meester noodig, iemand, die uw fortufn
beheert: ik bied u er een aan. Hij heeft
lang nog niet de bekwaamheden van
zijn voorganger, hij is heelemaal niet
op de hoogte van huurkwesties en pacht
zaken; hij kent nog niet de eerste be
ginselen van de zaken, die u hem zult
willen toevertrouwen; hij heé^t geen
bepaalde kennis, geen practijk, geen er
varing, niets van wat er bij hoort, maar
hij heeft iets, wat zijn voorganger mis
te, wat zestig jaren practijk dien niet
gegeven hebben, en wat nog tienduizend
jaren er bij hem niet zouden hebben ge
geven: hij is eerlijk, mevrouw. Ik heb
hem gezien, zooals hij is, en ik sta borg
voor hem. Neem hem: u zult mij en hem
er mee verplichten." Mevrouw Laroque,
jonge man, heeft erg gelachen over mijn
m,anier om menschen aan te bevelen,
maar bij slot van rekening bleek, Tiet
een goede manier, want ik ben ge
slaagd!"
(Wordt vervolgd,)