MAXIME a: KRONIEK van den DAG. ZEELAND. GOLD STAR SHAG I TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE COURANT) VAN VRIJDAG 26 APRIL 1935. No. 98. Na de ramp van de Leeuwerik. MIDDELBURG. BLEEK? Nee hoor! Goudkleurige, gezonde tabak. Uw dubbeltje is goed besteed! „HET MEEST IN TREK' w T 20 CT. Pri- oter. Malta, bloemkool, ïr kilo. Jaf- ïandapp. D. 23, M'burg. >t paarden- stukken 30 per 5 ons. aat I 292, iner Bollen nette jon- es H. Mar- che weo E ïaardstraat, terdagmor- a 50 en 60 >p., Jaffa's, lapp., drui- n op sap, aliteit. Ziet rge, v.h. J. idelburg. :r kg. Blad- 'robeert U waren, ze A. J. de 77, Midd. EN 21 CT, r 15 cent. Groote irma W. P. jurg. Tele- s, truitjes, s, gummi- ct. per el. ïandhaven Weefstoel, lburg. 'K, hoek Vanaf he- 3 cent per den oor- lor slechts e boeren- orten vol- espott. pr, 'am, Midd. M. Telef. ag: 2 pd. ond blad- pek 50 ct., Een half Verhage. ■■■■■aa likaan a.s. )insdag n. bij den Graven- 688. ndag naar A.s. Zon- 75 cent ir bij den venstraat, J? -£S' X&\ Herstel van volkskracht door geloof in eigen waarde, De voorlichting der Nederlandsche pers is onwaar en onvoldoende! Gisteren haalden wij te dezer plaatse een groot stuk aan, uit een brief, dien onze Berlijnsche correspondent ons schreef, en waarin deze wees op het on rechtvaardige van altijd maar schelden en kankeren op onze Oostelijke nab.i- ren. Wij deelen die opvatting volkomen: zulk een eenzijdigheid is in de eerste plaats journalistiek foutief en onbe hoorlijk, en vervolgens kan het voor Nederland ook nimmer goed zijn de dingen niet te willen of te mogen zien, zoo als ze z ij n met hun kwade en goede kanten. Daarom laten we hier het slot van het geen hij ons uit Berlijn schreef nog vol gen: Open vraag zoo zet onze cor respondent zijn brief voort waarom mag ons Nederlandsche volk geen of nauwelijks kennis nemen van de na tionale herleving bij onze oostelijke bu ren? Waarom drukken wij in hoofdzaak gebeurtenissen van willekeur, onver stand, ontolerantie, vrijheidsbeperking, wrijving, opvlammend verzet, buiten- landsche veroordeeling? Waarom prijzen we niet de ongehoorde krachtsinspan ning, die alles op die ééne kaart waagt te zetten: ..herstel van volkskracht door geloof in eigen waarde"? Waarom spie gelen we ons niet, door eerlijke bericht geving, aan de prachtige nationale geest drift van het jonge Duitschland, dat zich met weergaloos élan in de nieuwe lente stort en naar idealen streeft, die ons al len dierbaar behoorden te zijn? In de jeugd van Warschau of Praag of Rome zien we deze renaissance der groote doelen met welbehagen; in die van Berlijn en Dusseldorp en München spieden we alleen maar het gevaar. Het eeuwige axioma, dat dit Duitsche volk op strijd en verovering uit is, groeit altijd weer uit tot een stemming, die deze denkbeeldige bedreiging tot een realiteit maakt. Niemand voelt dit ster ker dan de gemiddelde Duitscher zelf. Het is de diepste oorzaak van zijn min derwaardigheidscomplex. Ik meen hem te kennen, waar ik hem waargenomen heb in lange jaren van oorlog en vrede, in tijden van ongehoorden voorspoed en in dagen van schrijnende vernedering. Zijn uniform, zijn uiterlijk vertoon, zijn zucht naar georganiseerde demonstratie van staatsheerlijkheid, dit alles is zijn „hobby". Bezit hij het eenmaal, dan is zijn innigste wensch, dat men hem in het ongestoord bezit er van laat. Het is niet zijn wensch, er den ander mee te storen. Wil ik daarmee ontkennen, dat er te allen tijde politieke warhoofden ook in Duitschland geweest zijn en nog zijn, die van strijd en verovering droomen? Ik denk er niet aan. Maar ik geloof, dat we dezen onsterfelijken „Al-Duitschers" een kans uit duizenden geven, als we mee helpen, het groote volk aan onze oost grens in een verbittering te drijven, die een voortreffelijke voedingsbodem voor onruststokers is. En ik geloof, als goed Nederlander, dat eerlijke en vruchtdra gende nabuurschap mogelijk is, ook met dit Derde Rijk, en juist in deze tijden, waarin een goed woord wonderen doen kan, mits we niet volharden in de onver standige rol van rechter, maar te rechter tijd overwegen, of ons oordeel niet te louteren is door kennis te nemen van de g e h e e 1 e waarheid. De Nederlandsche berichtgevers in Duitschland doen sinds twee jaren de ervaring op, dat de Hollandsche lezer en hier speelt helaas de eigen binnen- landsche politiek een rol, die aan de wortelen knaagt van onze eens welver diende journalistieke reputatie over een machtig buurvolk voorgelicht wordt volgens een methode, waar van het gevaar niet mag on-J derschat worden. Een methode, die met zich brengt, dat in zeer vele kolommen vrijwel alles<zwart, in zeer e n k e le alles wit geschilderd wordt. De waarheid is anders. Er is veel zwart, er is nog meerwit in het Derde Rijk der Duitschers. Onze buren beleven een overgangstijd. Zij vechten op twee fronten. Naar binnen en naar bui ten. En omdat zij menschen zijn, en niets menschelijks hun vreemd is, maken zij fouten zonder tal. Wijzen wij alleen op die fouten, dan is het een kinderspel, de groote meerderheid van het Nederland sche volk in een gevaarlijke, tot niels nuttige anti-Duitsche stemming te drij ven- Beschrijven we critiekloos en uit doorzichtige motieven alleen het osi- tieve, het werkelijk of schijnbaar indruk- wekkend-bereikte, dan kweeken we bij een Nederlandsche minderheid de even gevaarlijke overtuiging, dat alles wat 't Derde Rijk doet, voor ons redding uit de ellende beteekent, als we het maar navolgen. Maar er is een derde weg: kennis ne men ook van het goede, het mooie, het krachtige, het moedige dat hier valt op te merken. En wel met volkomen uit schakeling van de vraag, of die objecti viteit jegens het Duitsche volk, dat op waarheid recht heeft, bij ons te lande met kleine partijbelangen in wrijving geraakt. Hoeveel grooter kan die wrij ving worden, als straks eenzijdig-pro- Duitsche berichtgeving met al dat goede van de Duitschg herleving ook de groote nadeelen mee binnensmokkelt! Moed om waar te zijn is een van die eigenschappen, waaraan onze onverge lijke Koningin-Moeder gedacht moet hebben, toen ze ons voorhield, dat deze van grootheid van gebied en getalsterkte onafhankelijk is! en Ba«r, door OCTAVE FEUILLET. 10). „Wat is dat?" zei ik. „Wat doet u daar?" Juffrouw Vaujjerger deed alsof zij erg verrast was. miinheer niet om eten ge vraagd? „Heelemaal niet." „Eduard zei me, d,at mijnheer...." „Eduard vergist zich; het zal de een of andere huurder hiernaast zijn." „Maar er is geen huurder op mijn- heers verdieping.... ik begriJ hel niet. „Nou, ik ben het nietWat betee kent dat dan? U hindert mij! Neem dat mee!" De arme vrouw begon toen, somber, het tafellaken weer op te vouwen, 'ter wijl zij mij smeekende blikken air# van een geslagen hond toewierp, „Mijnheer heeft waarschijnlijk al gegeten?" begon zij weer, met een bedeesde stem. „Waarschijnlijk." „Dat is jammer, want het eten was klaar; het z,al bederven, en de jongen krijgt een standje van zijn vader. Als mijnheer misschien toevallig niet jjfege- ten heeft, zou mijnheer mij een dienst bewijzen Ik stampte heftig met mijn voet. „Ga •dan toch, zeg ik!" Toen zij de deur Waar ligt Veere? In de bladen van de Arbeidspers von den wij een stukje van den A. N. W. B. over de Betuwe in bloei. Wij hebben dat ook ons toegezonden stukje niet opge nomen, omdat we zelf onze bongerds hebben, waaraan we ons verlustigen. De Arbeiderspers nam het echter wel op, en illustreerde het zelfs met een mooi plaatje van wit-bebloesemde boomen, met d,aarboven-uit het ranke torentje van.Veere! Sinds wanneer ligt Veere echter in de Betuwe? Enfin, men weet nu waar des voorjaars óók bongerdbloe^em- schoonheid buiten de Betuwe te vinden is. BEVOLKINGSDICHTHEID. Van Nederland, provincies en gemeenten. Met de toeneming van het aantal in woners van ons land neemt ook de be volkingsdichtheid toe. Op 1 Januari 1830 bedroeg het aantal inwoners per km2 voor het Rijk 80,2. Dit cijfer is voortdu rend gestegen, tot 100.8 op 1 Januari 1860, 210.6 op 1 Januari 1921 en 252.3 op 1 Januari 1934. Op 1 Januari van dit jaar bedroeg het 255.4 Van de provinciën is Drenthe het dunst bevolkt met 87,2 inw. per km2 (op 1 Januari 1934); daarop volgt Fries land met 123,1, Zeeland met 140,4, Overijssel met 160.8, Gelderland met 172,9, Groningen met 176.2, Noord-Bra bant met 189.3, Limburg met 266.5, Utrecht met 319, Noord-Holland met 538.7 en Zuid-Holland met 697 2. Van de gemeenten was op 1 Januari 1934 Enschede het dichtst bevolkt met 7514 inw. per km2 Sinds de samenvoe ging met Lonneker heeft Enschede deze hooge plaats moeten afstaan aan Rot terdam met 7348.7 inw. per km2. Het dunst bevolkt is Schiermonnikoog met uit ging, kwam ik naar haar toe: „mijn beste Louise, ik begrijp het, ik Jank je wel, maar ik ben een beetje ongesteld vanavond, ik heb geen honger." „Ach, mijnheer Maxime", riep ze, ter wijl ze ging huilen, „als u eens wist, hoe u mij verdriet doet! Nou! U kunt mij voor het eten betalen als u wilt, u kunt het geld er voor in mijn hand stoppen, wanneer u het hebtmaar u kunt er zeker van zijn, jat, wanneer u mij honderdduizend francs zoudt geven, u mij niet zooveel plezier zult bezorgen, als wanneer ik u mijn eenvoudige eten zie opeten! Dat is een trotsche aalmoes, die u mij geeft, heusch! U, die verstand hebt, mijnheer Maxime, moet d,at toch begrijpen." „Nou, mijn beste Louise.... wat wil je dan? Ik kan je geen honderdduizend francs geven.... maar ik zal je eten gaan opeten.... Laat je mij nu al leen?" „Ja, mijnheer! O, ik d.ank u wel, mijn heer, ik dank u wel. U hebt een goed hart." „En goede eetlust ook, Louise. Geef mij een hand: niet, om er geld in te stoppen wees maar bedaard. Daar.... Tot ziens, Louise." De voortreffelijke vrouw ging snik kend weg. Ik _was juist klaar met dit alles op te schrijven, nad,at ik het diner van Louise alle eer had aangedaan, toen ik op de trap een zwaren, plechtigen stap hoor de; terzelfder tijd meende ik de stem 5.9 inw. per km2. Daarop volgen o.a, Vlieland met 9.5, 's-Heer Abtskerke met. 27.7, St. Kruis met 31.2. Als provin ciale hoofdstad Middelburg 1347.3. Verder noemen wij Vlissingen met 2643.8, Goes met 1275.1, Zierikzee met 376.3, Tholen met 190.7, Oostburg met 200.6, Sluis met 119.9, Breskens met 421.9, Terneuzen met 346.4, Hulst met 2125.4 en Axel met 145,7. In de Bata-Koerier, „Weekblad ten dienste der medewerkers en vrienden der n.v. Nederlandsche schoen- en le- derfabrieken Bata, Best", vond de N.R.Crt-, het volgende relaas van J, Serhant, den chef-vlieger van de Bata- fabrieken: De oorzaken van het ongeluk van het Nederlandsche vliegtuig op de lijn Am sterdamPraag zijn tot nog toe onbe kend. De berichten der dagbladen be vestigen mijn opvatting, dat het toestel zich in een zelfden toestand bevond als ik met het Bata-vliegtuig Spartan op 17 October 1934 gedurende mijn vlucht EindhovenZlin. De vlieger beschrijft dan eerst onder welke meteorologische condities hij te Eindhoven startte. Terstond na den start bracht ik het vliegtuig op koers 102° -j- 10° 112 gr en volgde deze koers tot het stadje Maasbree; tweemaal vlogen wij door een zwakken regenwand, waarin men nog goed kon zien. Bij Maasbree daal den de wolken tot 300 m hoogte. Ik be sloot door deze wolken heen te vliegen en zette den verderén tocht voort bo ven de wolken; elf minuten later bevon den wij ons zoodoende op een hoogte van ongeveer 1500 m; 20 minuten later lieten wij ons in verbinding stellen met het Goni Station Keulen (O.D.K.), dat ons onze plaats, 6 km ten W. Van Gr:m- mersbach, bekend maakte. Wij waren dus ongeveer 15 km van onze koers afgeweken. Wij probeerden deze weer op 102° terug te brengen. De wolken voor ons kwamen steeds hooger, zoodat wij gedwongen waren onze vlieg hoogte te vergrooten teneinde er boven te blijven, om er later niet doorheen te, moeten vliegen- Wij vroegen nog een weerbericht aan, dat we bij Erfurt ontvingen. Het luidde aldus: wolkhoogte 800 m W.-wind 35 km sterke windvlagen. Den weg onder de wolken te kiezen was 'n onmogelijkheid, want de plaats waar wij ons nu bevonden, had een ter rein-hoogte (heuvelachtig) van 600—800 m en er was geen meteorologisch sta tion, dat ons de juiste wolkhoogte pre cies op het oogenblik, waarop dit noo- dig was, kon melden. Wij stegen daarom tot een hoogte van 3000 m en het had niet veel gescheeld of wij waren tot boven de laatste wol- kentoppen gestegen om dan de vlucht op die hoogte voort te zetten. Daar begonnen echter de motoren, die geen hoogte-correctuur (d.w.z. toe voer van de noodige lucht) hadden af te nemen in toerental; bijna waren we bo ven de wolkentoppen uitgekomen, en nu geraakten wij erin. Het geheele karakter der wolken was echter niet verontrustend. Zij waren wit en helder en toonden volstrekt geen voorteeken van storm. Wij vlogen ongeveer 11 minuten in de wolken, toen ik bemerkte, dat wij ons in een zeer hevige sneeuwstorm bevon- end, waardoor ook het uitzicht van uit de piloten-zitplaats onmogelijk wis. Op dit oogenblik weigerden de moto ren, vermoedelijk door de koude. Daar door verloren de toestellen voor het blindvliegen hun gevoeligheid en wei gerden tevens hun dienst. Vooreerst werkten niet meer de graad- en hoogte meter, die, zooals wij ook later konden constateeren, waren vastgevroren. van mijn nederige Voorzienigheid te hooren, welke haastig en opgewonden eenige vertrouwelijke mededeelingen deed. Eenige oogenblikken later werd er geklopt, en, terwijl Louise in het don ker verdween, z,ag ik in de open deur de deftige gestalte van den ouden no taris verschijnen. Mijnheer Laubépin keek even, vlug, naar het bord, waarop de resten van mijn diner lagen; daarna kwam hij op mij toe, zijn ,armen uitge strekt, met een teeken van verlegenheid en verwijt. „Mijnheer de markies", zei hij, „waar om hebt u mij in 's hemels naam niet Hij hield opeens op, liep met groote stappen door de kamer, en eensklaps bleef hij stil staan: „Jongeman", zei hij, „dat is niet goed; U hebt een vriend gewond, u hebt een ouden man be schaamd gemaakt!" Hij was zeer bewo gen. Ik keek hem aan, zelf een beetje bewogen, en heelemaal niet wetend, wat te antwoorden, toen hij mij heftig tegen zijn borst aantrok, en mij zóó drukte, dat ik bijna stikte, en in mijn oor fluisterde: „Mijn ,irme jongen!...." Toen was er een oogenblik, dat wij bei den zwegen. Wij gingen zitten. „Maxi me", begon mijnheer Laubépin toen: „Bent u altijd nog in den toestand, waarin u waart, toen ik u het laatste z,ag? Zult u den moed hebben het meest nederige werk te aanvaarden, de be- scheidenste taak, mits deze eerbied waardig is, welke u zelf een bestaan op levert, en uw zuster, in het heden en* Er bleef slechts één mogelijkheid over, op geluk af een landing maken. De radio-telegrafist wilde opnieuw 'n weerbericht en de plaats waar wij ons bevonden aanvragen. Toen hij echjter den zendsleutel vastpakte, kreeg hij een electrische schok en deelde terstond daarop mede, dat het station vonken schoot en dat hij het moest uitschakelen. Bij een lanzame daling hield ik het vliegtuig volgens compas en variometer, de in het begin tenminste nog function- neerden. Het glijden werd ongunstig ge influenceerd door sterke rukwinden. Op een hoogte van 700 m probeerde de radio-telegrafist opnieuw vérbinding met de aarde te krijgen, maar hij moest vaststellen, dat de antenne er was af gerukt (waarschijnlijk was' zij met ijs bedekt en door sterke rukwinden afge rukt). Er bleef niets anders over dan te trachten, langzaam aan dichter bij den grond te komen en dit door het uitzicht uit het raam bij de zitplaats van den pi loot te controleeren. Op 500 m hoogte meldde de telegra fist, dat hij den grond zag. Ik zag niels. Eerst in de onmiddellijke nabijheid (op een hoogte van circa 100 m) zag ik den grond en gaf terstond aan het vliegtuig een andere wending, opdat ik ondanks het slechte uitzicht het terrein zou kun nen overzien en zoo het stooten op een hindernis (boomen, heuvels, enz.) zou kunnen voorkomen. Terwijl ik voortdurend in een scherpe bocht cirkelde, naderde ik tot op een af stand van 2030 m den grond. De wind was zoo sterk, dat ik op eenige punten in de bocht de motoren volgas gaf, opdat het vliegtuig niet met den grond in aanraking zou komen. Zoo cirkelden wij reeds een kwartier rond, maar de storm ging niet liggen en het slechte uitzicht (altijd gelijk aan nu!) bleef duren. Er bleef niets anders over dan een noodlanding te maken. Dit was echter zeer moeilijk, van den eenen kant door de duisternis en van den anderen kant wegens den sterken wind, die bij het zien van een veld het manoeuvreertn met het toestel moeilijk maakte. Ik beval daarom allen naar het ach terste gedeelte van het vliegtuig te gaan, opdat ik bij een eventueeie landing in dezen wind achter een zoo gunstig mo gelijke ballast zou hebben. Bij een toevallige afwijking van een wolk? landde ik om 13,10 uur op den voet van een heuvel. Na de landing duurde de storm nog tien minuten, waarna het hevig begon te regenen. De plaats van onze landing was bij de gemeente Nieder-Schleidern, 56 km W.Z.W. van Kassei VIJF EN TWINTIGJARIG BESTAAN VAN DE CHRISTELIJKE KWEEKSCHOOL, Heden (Vrijdag)middag vereenigden zich in het Schuttershof te Middei'öurg het bestuur, directeur, leeraren, van de Christelijke kweekschool met leden van de Vereeniging tot instandhouding der school en vele genoodigden om ae plechtige herdenking bij te wonen van het 25-jarig jubileum. In verband met deze herdenking ver scheen bij de firma Littooij en üithoff te Middelburg een typografisch keurig verzorgd gedenkboek. In een voor woord van den heer G. B e r g hhi ij s voorzitter van het jubileum-comité en de redactie-commissie wordt de wensch uitgesproken, dat het boek een gewaar deerd bezit moge zijn voor allen, die in de voorbijgegane kwarteeuw in eeni ge betrekking tot de Christelijke Kweek school stonden. Hierna is in eentenso opgenomen de rede, welke de heer mr. P. D i e 1 e- in de toekomst, de smart en de moei lijkheden van armoede bespaart?" „Zeer zeker, mijnheer, dat is mijn plicht, ik ben bereid hem te vervullen." „Luister in dat geval naar mij, mijn vriend. Ik kom uit Bretagne. In die oude provincie woont een vermogende fa milie, genaamd Laroque, welke mij, reeds lange jaren, haar algeheele vertrouwen schenkt. Deze familie bestaat op heden uit een ouden man en twee vróuwen, die door hun leeftijd en hun karakter, geen van drieën in staat zijn om de za ken te behartigen. De Laroques heb ben een aanzienlijk bezit aan land, waar van het beheer den laatsten tijd toever trouwd was aan een rentmeester, dien ik de vrijheid nam als een schelm te be schouwen. Den dag na ons onderhoud, Maxime, ontving ik bericht van den dood van dit individu. Ik ben onmiddellijk op reis gegaan naar het kasteel der Larc- ques, en ik heb voor u om de vacante betrekking gevraagd. Ik heb uw advo- catentitel laten gelden en meer in het bijzonder uw moreele kwaliteiten. In overeenstemming met uw wenschen heb ik niet over uw afkomst gesproken: u bent, en zult dat blijven, in d,at huis bekend onder den naam van Maxime Odiot. U zult een apart staand huis in den tuin bewonen, waar men uw maal tijden zal opdienen, waneer het u niet bevalt om aan de familietafel te ver schijnen. Uw salaris is bepaald op zes duizend francs per jaar. Is dit naar uw zin?" (Ingez. Med.) man, die van den beginne af voor zitter der vereeniging is geweest, he denmiddag bij de herdenking heeft" uit gesproken. O.a. wees spr. er op, hoe men op een dag als vandaag uit rust op een zonnige bergweide en na gaat hoe moeilijk de weg w.as, maar ook hoe de bezwaien en de gevaren overwonnen werden. Een Kweekschool voor a.s. opvoeders der jeugd is daarom van zulk een enorme beteekenis, omdat daar menschen ge vormd moeten worden, aan wie het moeilijkste werk straks toevertrouwd wordt; de vorming der kinderen, de jeugd van,het volk. De meest ingewik kelde krachtmachine is de mensch. Daaraan moet dus de meeste zorg be steed worden. Of men het wil of niet, een mensch is gebonden ook ,aan zijn voorgeslacht. Het is volgens spr. zelfs een fout van velen om in hun jeugdige haast te willen breken met het verle den, niet er mede te rekenen, er niet uit te nemen wat van groote waarde is, waaraan verder moet gearbeid, waarop moet worden voortgebouwd. De oprichting der kweekschool in het begin der 20ste eeuw viel in den tijd, dat de groote heftigheid van den school strijd, die in zijn diepste beteekenis ging om de geestelijke goederen, inzonderheid de geestelijke vrijheid van ons volk, voorbij w,as. Men verkeerde nog volop in het tijdperk der zgn. technische be schaving. Intellectueele ontwikkeling stond op den voorgrond. Het technisch beheerschen van de materie heeft ge leid tot een uiterlijke beschaving, doch wanneer niet gelijktijdig het zieleleven is verzorgd, stort de beschaving ineen, gelijk de verdere jaren der 20e eeuw ons hebben getoond. Ook nog volop in den tijd toen de Kweekschool werd opgericht, vierde de abstractie theorie hoogtij. Gymnastiek moest gegeven worden, maar het was niet in groote eere. Aan een handwerk- cursus, gelijk die tegenwoordig door be middeling van het bestuur der Kweek school, zij het naast de school staand, gegeven wordt werd niet gedacht. Maar ook op de eischen van het gemoedsle ven werd niet of weinig gelet- Daarop „Dat is buitengewoon naar mijn zin, en al de zorgen, al de kieschheden van uw vriendschap ontroeren mij ten zeer ste, maar om u de waarheid te zeggen ik vrees, dat ik een wat vreemde, wat groene zakenman zal zijn!" „Wees op dat punt gerust. Mijn ge weten sprak nog voor het uwe, en ik heb aan de belanghebbenden niets ver borgen gehouden. „Mevrouw", heb ik gezegd, aan mijn voortreffelijke vrien din mevrouw Laroque: ,,u hebt een rent meester noodig, iemand, die uw fortufn beheert: ik bied u er een aan. Hij heeft lang nog niet de bekwaamheden van zijn voorganger, hij is heelemaal niet op de hoogte van huurkwesties en pacht zaken; hij kent nog niet de eerste be ginselen van de zaken, die u hem zult willen toevertrouwen; hij heé^t geen bepaalde kennis, geen practijk, geen er varing, niets van wat er bij hoort, maar hij heeft iets, wat zijn voorganger mis te, wat zestig jaren practijk dien niet gegeven hebben, en wat nog tienduizend jaren er bij hem niet zouden hebben ge geven: hij is eerlijk, mevrouw. Ik heb hem gezien, zooals hij is, en ik sta borg voor hem. Neem hem: u zult mij en hem er mee verplichten." Mevrouw Laroque, jonge man, heeft erg gelachen over mijn m,anier om menschen aan te bevelen, maar bij slot van rekening bleek, Tiet een goede manier, want ik ben ge slaagd!" (Wordt vervolgd,)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5