w
DAMMEN EN SCHAKEN.
ami
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
ZEEÜWSCHE KRONIEK.
UIT EEN OUD KOOKBOEK
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
ZOU DE PAASHAAS KOMEN?
EEN KLEUR-WEDSTRIJD.
WAT WIJ MET PASEN DOEN
ALS JANTJE NAAR BED
MOET.
SALZBURGSCHE LANDVER
HUIZERS VESTIGEN ZICH OP
WALCHEREN.
OCTOBER 1732.
(Slot).
In het vorige artikel schreven
wij, dat ds. J. N. Treitel en J. H.
Röscher namens het stadsbestuur
van Middelburg naar Salzburg af
reisden om een 400 tal vervolgde
Lutherschen aldaar te bewegen in
Walcheren te komen wonen.
De voornaamste bepalingen,'
waaraan genoemde afgevaardigden
zich te houden hadden, waren, dat
zij 350 a 400 emigranten konden
meebrengen. Twee kinderen be
neden de 16 jaar konden voor één
persoon gerekend worden. Nie
mand mag gebrekkig zijn van geest
of lichaam. Zij mogen niet ouder
zijn dan 46 jaar. Kinderen beneden
10 jaar met hun ouders meekomen
de, zullen niet als personen mee
geteld worden. Alle emigranten
zullen op Walcheren geplaatst
worden om hier met handenarbeid
den kost te verdienen. Kinderen
beneden de 14 jaar zullen niet van
hun ouders gescheiden worden.
Op den 12den Juni 1732 kwa
men de heeren Treitel en Röscher
te Ulm aan, waar zij door het
stadsbestuur vriendelijk werden
ontvangen. Niettegenstaande de
medewerking van de regeerders
der stad, waar reeds vele Salz-
burgers waren komen wonen,
slaagden zij niet om deze aan te
werven. De emigranten, die zich in
Ulm bevonden, waren meest be
middelde personen, die niet gene
gen waren ziéH:-te-verbinden om
als daglooner in Zeeland te komen
werken.
In Augustus waren pas ook een
800 tal Salzburgers aangekomen.
De afgevaardigden reisden er heen
in de hoop hier beter te kunnen
slagen. De vluchtelingen wilden
echter niet van elkaar scheiden en
vertrokken weldra naar Pruisen.
Nu begaven de Zeeuwen zich
naar Kaufbeieren, een andere bron
geeft Kaufbeuren, waar zich ook
vluchtelingen bevonden. Aan de
zen werd in Zeeland volkomen
vrijheid van godsdienst beloofd.
Er was daar voldoende werk om
in hun levensonderhoud te kunnen
voorzien. Hun werkzaamheden
zouden bestaan in hooien, graan
snijden, dorschen en ander boeren
werk; want (zoo zeiden de afge
vaardigden) Zeeland was zeer rijk
aan granen en bevatte schoone
bosschen, tuinen, vruchten, krui
den en visch. Zij zouden kosteloos
op de gestemde plaats gebracht
worden en wat zij onder weg zou
den ontvangen, was voor hen.
Niettegenstaande hun dit alles
werd voorgehouden, gelukte het
niet het gewenschte aantal perso
nen te krijgen. De overgroote
meerderheid verlangde naar Prui
sen te trekken om met hun land-
genooten, die reeds vooruit wa
ren vertrokken, samen te wonen.
Slechts een 59 tal Salzburgers,
waaronder 14 vrouwen, waren ge
negen hun bergland te verlaten om
mee te gaan naar het lage laud aan
de zee.
Toen verdere moeite om dit be
trekkelijk klein getal te vermeer
deren te vergeefsch was, werd be
sloten de lange reis naar Walche
ren te aanvaarden.
Van den Salzburgschen commis
saris hoorden de heeren afgevaar
digden, dat er ook te Schongau nog
veel vluchtelingen waren. De reis
hierheen was nog al lang en daar
het seizoen te ver gevorderd was
en het dus bijna winter zou zijn
voor de terugreis kon worden aan
gevangen, werd van verdere aan
werving afgezien. Er werd ge
hoopt, dat op de terugreis zich nog
eenige vluchtelingen zouden aan
sluiten. Dit is echter niet gebeurd.
De verre reis van de 59 Salz
burgers naar Zeeland was niet zoo
vol ellende als die van hun land-
genooten, die in November 1732
den geboortegrond verlieten en
eerst in Maart 1733 in het tegen
woordige Zeeuwsch-Vlaanderen
aankwamen. Toch was het reizen
in die tijden altijd bezwaarlijk. De
ontvangst onderweg was echter
overal hartelijk. Den 4den Septem
ber kwamen zij te Ulm, waar de
magistraat voor inkwartiering
zorgde, hun een milde handreiking
deed (een som gelds schonk) en
met een voorspan (rijtuig) naar he
Wurtenbergsche bracht. Het stads
bestuur van Eslingen was hun ook
ter wille; Zij werden met stads-
paarden acht uur verder gebracht
en elk persoon kreeg een gulden
als reispenning.
Te Heidelberg werd van de Ge
reformeerde gemeente 180 gulden
ontvangen en van de Luthersche
gemeente 47 gulden. Te Darmstad
werd vrije logies gegeven en aan
elk persoon een gulden.
Den 17den September kwamen
zij te Frankfort aan de Main aan,
waar zij in het weeshuis een goed
onderdak vonden. Hier verbleven
zij twee dagen om wat uit te rus
ten. Zij ontvingen volop voedsel,
kleeren en boeken benevens 424
gulden.
De reis zou verder te water
worden voortgezet, daar dit het
gemakkelijkst en ook het voor-
deeligst was.
Op den 19den September deden
de weeskinderen de Salzburgers
met gezang uitgeleide naar het
schip, dat aan den kant van de ri
vier de Main gereed lag.
Niettegenstaande zij door een
zwaren storm werden overvallen
had de reis langs den Rijn geen
stoornis en op den laatsten Sep
tember kwamen zij te Nijmegen
aan.
Acht dagen later, op Dinsdag 7
October bereikten zij de haven
van Middelburg. Alzoo had de reis
26 dagen geduurd, in welken tijd
niemand ziek is geweest.
Bijna geheel Middelburg liep uit
om de Salzburgers te zien en te
begroeten. Zij werden voorloopig
in 't Gasthuis (Lange Delft) onder
gebracht.
Het waren alle kloeke, sterke en
gezonde personen, waaronder 14
vrouwen.
Was de nieuwsgierigheid der
Middelburgers naar de vreemdelin
gen groot, ook was hun mildadig-
heid groot, want spoedig hadden
zij 2360 aan hen geschonken.
Op Woensdag 8 October leidde
ds. Treitel de Salzburgers naar de
Luthersche kerk, waar ds. De Har-
togh in de Duitsche taal een predi
cate hield over Exodus 20 vers 6
en 7. Den Zondag daarop predikte
ds. Treitel voor hen over Titus 3
vers 8.
De regenten van de steden Mid
delburg, Vlissingen en Veere en
eenige rijke kooplieden, die een
buitenplaats op Walcheren hadden,
hebben de Salzburgers, die als lid
maten der Middelburgsche Luther
sche Kerk waren aangenomen, in
hun dienst genomen. De verdeeling
was zoodanig, dat steeds 2 of 3
personen bij elkaar bleven. Ieder
ontving behalve vrije kost en in
woning een schelling (30 cent) of
15 kreuzer per dag.
Zij moesten minstens één jaar in
hun dienst blijven. Wilden zij bin
nen het jaar Walcheren verlaten,
dan zouden zij alles moeten terug
betalen, wat hun ten koste is ge
legd sedert hun vertrek uit Salz
burg. Na een jaar waren zij vrij hun
kostwinning te zoeken, waar zij
verkozen.
Wekelijks werden zij bezocht
door J. H. Röscher, die van zijn
bevindingen aan de burgemeesters
der steden rapport uitbracht. Niet
alleen voor het stoffelijke maar
ook voor het geestelijke werd
voor de Salzburgers gezorgd. We
kelijks kwamen zij naar Middel
burg ter kerk. Tusschen den voor-
en den namiddagdienst kregen zij
de consistoriekamer tot verblijf
plaats. In de eerste 6 maanden
werd door ds. Treitel des voor
middags ten hunnen behoeve in
het Hoogduitsch gepredikt. Zij be
toonden zich in alles tevreden en
dankbaar.
De Salzburgers konden spoedig
de Hollandsche taal en waren wel
dra ingeburgerd. Door huwelijk
vermengden zij zich met de Wal-
chersche bevolking.
Eenige Duitsche familienamen
op Walcheren herinneren nog aan
de komst der Salzburgers in Oc
tober 1732.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden).
DE DATA VAN HET
PAASCHFEEST.
Het Paaschfeest valt dit jaar
eerst op 21 en 22 April in, wat
zeer Iaat. Gelijk bekend is, kan
het op 25 April op zijn laatst zijn
en 22 Maart op zijn vroegst. Deze
veranderlijke datum heeft meer
malen aanleiding gegeven om een
vasten dag voor Paschen aan te
nemen, een kwestie die nog han
gende is en voor welker goede
oplossing inderdaad veel is te zeg-
gen.
Paschen op 25 April viel in de
jaren 1666, 1734 en 1886 en zal in
deze eeuw slechts in 1943 voor
komen.
Op 22 Maart viel het in de ja
ren 851, 946, 1041, 1136, 1383, 1478,
1573, 1598, 1668, 1693, 1761 en
1818.
Paschen, zooals nu op 22 April,
had het laatst plaats in 1832, ter
wijl zulks in 1935, 1962, 1973 en
1984 het geval zal zijn. In 1936 zal
het zijn op 12 April, in 1937 op 28
Maart, in 1938 op 17 April, in 1939
op 9 April en in 1940 op 24 Maart.
Osse-Haas a la braise, hoe men
die maken zal.
Legt die 3 a 4 dagen in azijn,
dan eens opgeweld, gelardeerd in
meel gewenteld en in booter ge
fruit, dan doet men er bij heele
kruidnagelen, foely, peper, 1 loot
muferons, 1 lood truffels wat vo-
gelnesjes, morielles, 2 stoelen van
Artischokken, dit moet er alles
te gelijk in gedaan worden, en zo
gaar laaten stoomen doet ér op
het laast bij 10 afgeschilde Oly-
ven, 10 Augurkjes in schijfjes ge
sneden en 2 kleine gesnedene
Swezerikken en maakt dat de saus
gebonden is als die van een ragout
is goed.
Op 19 April van het jaar 1932
overleed de Belgische kampioen
Edgard Colle. In de internationale
schaakwereld was hij een gaarne
geziene figuur en vooral hier in de
piovincie telde hij vele vrienden.
Onderstaand een mooije partij
gespeeld in 1928 te Dortmund.
Aljechin verdediging.
Wit: SPIELMANN.
Zwart: COLLE.
1. e2e4 Pg8—f 6
2. e4e5 Pf 6d5
3. c2c4 Pd5b6
4. d2—d4 d7d6
5. f 2—f 4
Dat vier pionnenspel wordt wel
als zeer riskant aangemerkt
5Lc8f 5
6. Pblc3 d6Xe5
7. f 4Xe5 e7e6
8. Lele3 Pb8c6
9. Lf 1—e2 Lf 8e7
10. Pgl—f3 0—0
11. 0—0 f7—f6
12. Pf 3h4
Op zéér geestrijke manier wordt
een pionoffer aangeboden. Doch
Colle weet deze op fijne manier
te weerleggen.
12f 6Xe5
13. Ph4Xf5 e6Xf5
14. d4-d5 Pc6—d4!
Hierop had Spielmann niet gere
kend. Op een andere Paardzet ver
krijgt wit door op schuiven van de
Centrum pionnen een overwegen
de aanvalstelling.
15. Le3Xd4 e5Xd4
16. DdlXd4 Pb6—d7
17. Pc3—a4
Daarmede wordt Lc5 verhin
derd terwijl wit dreigt verder te
gaan met c4—c5.
Door het volgende verrassende
pionoffer legt zwart den aanval
op de Damevleugel stil en zijn
klein voordeel op den Konings
vleugel is voldoende om den aan
val in handen te nemen.
8
7
HP i
6
5
Hl Hf
4
3
lil 11
2
jygg
1
^ÊÊk Él
a b c d e f g h
Stand na 17Pc3a4.
17b7—b5ü
18. c4Xb5 Le7d6
19. Tal—el Dd8—e7!
20. Le2— d3 Pd7—'e5
21. Kgl—hl
Ook na 21. LXI 5 wint Zwart
met TXf5. 22. TXf 5, Pf 3f23.
TXf3, DXelf. 24. Tf 1, LXh2t
2 1f 5—f 4
22. Tel—e2
Het beste Wel lijkt sterk om
het Paard op a4 via c5 naar e6 te
spelen. Evenwel zou Zwart dan
direct winnen met 22
Pf 3! 23. TXe7, PXd4
2 2Ta8—e8
23. Pa4c3
Na Tfel volgt Dh4. 24. Ty(e5?
DXel.
2 3De7h4
24. Pc3e4 Pe5g4
25. h2—h3 f 4—f 3
26. TflXf3 Tf8Xf3
27. Pe4—f 6f Kg8—f7!
Wit geeft op.
Jaap en Jip waren druk in hun
tuintje bezig. In hun eigen tuintje,
het tuintje, dat ze kort geleden
met hun verjaardag gekregen had
den. Jip en Jaap waren tweelin
gen en daarom hadden ze het ca
deau samen ontvangen. En wat
een cadeau! Want 't was niet al
leen een stuk tuingrond geweest.
O, neen: er hadden al veel mooie
bloeiende planten in gestaan: ro
de madelieven, „dikkopjes" noem
den de jongens ze, gele en paarse
violen, sleutelbloemen en witte
narcissen met een oranje hartje.
Wat waren de twee jarigen ver
rast geweest En tuingereedschap
hadden ze die dag ook gekregen,
't Waren dus met reqht twee jon
ge tuinlieden.
Nu, op deze Zaterdagmiddag
vóór Pasen waren de twee baasjes
erg in de weer. Buurman had hun
wat aardbeiplanten gegeven, wat
goudsbloemzaad enook zaad
van radijzen. Dat moesten ze al
lemaal in de grond brengen. De
zon scheen en ze begonnen 't wa
rempel warm te krijgen.
Op eens verscheen moeder in de
tuin, hoed op en mantel aan.
„Gaat u uit vroeg Jip wat
teleurgesteld.
„Ik zou immers naar Oma gaan!"
lichtte moeder de jongens in.
„Jakkes, dus u bent met Pasen
ook weg. Wat ongezellig mop
perde Jaap.
„Vader is toch thuis en Jansje,':
zei moeder. Jansje was het dienst
meisje.
Grootmoeder was niet erg in or
de en nu had de moeder van Jip
en Jaap gebruik gemaakt van de
omstandigheid, dat vader deze
feestdagen thuis was, om de zieke
eens te gaan opzoeken. De reis
naar Assen was te ver en te duur
om die met z'n vieren te onder
nemen. En bovendien zou zo'n
bezoek voor de patiënte te druk
wezen. Maar.... de jongens von
den het vervelend zonder moe
der.
Ze zeiden moeder goedendag en
gaven de groeten aan Oma mee,
drongen tevens aan op een spoedi
ge terugkomst.
Weldra waren de jongelui weer
in hun werk verdiept. Toen alles
gedaan was, werden de paadjes
opgeharkt en daarna hielpen ze
vader nog een poos in zijn tuin.
Geen wonder, dat ze omrolden
van de slaap en vroeg naar bed
gingen. Daardoor waren ze de vol
gende morgen ook vroeg wakker.
Op eens hoorden ze de klokken
luiden.
„De Paasklokken," riep Jip.
„En moeder is er niet," voegde
Jaa'p er verschrikt aan toe. „Nu
heeft vast de Paashaas geen Paas
eieren verstopt
Elk jaar gingen ze door het huis
de gekleurde eieren zoeken,
waartussen ze vaak een chocolade-
of een suiker-ei vonden.
„Moeder zal er vast wel voor
gezorgd hebben," opperde Jip
hoopvol, stond meteen op en ging
zich klaar maken. Jaap volgde
zijn voorbeeld en weldra trokken
ze met hun beiden naar beneden.
In de suiTe was 't nog heel stil.
De zon scheen binnen door de ser
redeuren en gaf alles een blijde
Paasglans. Maar.... de jongens
zagen geen Paaseieren. Ze keken
op alle plaatsjes, waar de vorige
jaren eieren verborgen hadden ge
legen, doch ontdekten niets. Jip
zuchtte van teleurstelling, Jaap
mopperde, waarom Oma juist te
gen Pasen ziek moest worden. Jip
kon 't niet begrijpen, dat moeder 't
eierenzoeken van haar jongens
vergeten had.
„Weet je, wat ik denk 7" zei
Jaap.
„Nou
„Dat vader de Paashaas moet
wezen en straks binnen komt om
te verstoppen."
„Of," bedacht Jip, „moeder komt
nog met Pasen terug en brengt
Paaseieren voor ons mee."
Daar kwam vader al beneden.
„Vrolijk Paasfeest, Jip en
Jaap riep hij blij.
„LP ook, Paps! Enen....
de Paashaas is er niet geweest."
„Zo, denken jullie dat lachfe
vader. „Nee, dan zal ik jullie eens
wat zeggen: Hij is er nóg! Allo, ga
maar eens gauw de tuin in."
Vader schoof de serredeuren
open en duwde de jongelui naar
buiten.
Jip pakte Jaap beet en danste
met hem in 't rond.
„Ik begrijp 't, ik weet 't riep
hij.
,Wat 7"
„Dat vader de Paashaas is. Hij
gaat de eieren nu verstoppen Ga
je mee naar onze tuin
De jongens wandelden er nesn
En nauwelijks waren ze bij de in
gang, of ze bleven versteld staan
„De Paashaas gilde Jip.
„Een échte Paashaas!" riep Jaap
en beiden holden ze 't tuintje in.
Neen, 't was geen échte haas,
maar hij leek net echt; hij was van
steen en zat midden tussen de
primula's: op zijn achterpoten met
zijn voorpootjes omhoog, als een
hondje, dat opzit en.... op zijn
ïug droeg hij een mandje, ook van
steen, en dat mandje zat vol Paas
eieren, gele,, rode, blauwe, groene
en paarse. En er in stak een brief
kaart, ook al met een Paashaas er
op, waarop stond: Prettig Paas
feest.
„En.... is de Paashaas er?
vroeg lachend vader, die naar bui
ten kwam.
„Ja, en zo'n moppige Die Mc
toch zei Jaap.
„Ja, moeder heeft de verrassing
bedacht", verklapte vader.
„We sturen Moeder en Oma
meteen de briefkaart", vond Jip.
Dat deden ze. De eieren werden
naar binnen gehaald en het ont
bijt werd een echt Paasmaal.
De haas bleef in de tuin staan.
Maar in- de mand kwamen bloei
ende plantjes: geraniums, margrie
ten en blauwe lobelia's.
De Paashaas was gekomen en.,
ging niet meer weg.
J. H, Brinkgreve
Entrop.
VOOR DE KLEINTJES.
In Hazenland is 't wedstrijd:
Wie 't mooiste ei'ren kleurt,
Om aan de jeugd te brengen,
Die wint de prijs. 't Gebeurt
Elk jaar opnieuw met Pasen.
'k Zou graag een haasje zijn
Wat zou ik ijv'rig kleuren
Met tinten, o zo fijn
Heer Lepel van Fluweelvel,
Die reikt de prijzen uit.
De haasjes zijn vol spanning
Je ziet 't wel aan hun snuit.
Voor ons is 't een geheim steeds,
Wie of de wedstrijd wint,
Al zijn we heel nieuwsgierig
Maar weet je, wat ik vind
Wij moeten toch de haasjes
Bedanken Dat is vast.
Zij deden zoveel moeite,
Want niet gemak'lijk was 't
En in ons kinderblaadje
Bedanken wij de haas,
Die 't allermooiste kleurde.
Hij is een knappe baas
Ook d' and'ren zijn we dankbaar.
Elk haasje heeft 't verdiend.
We mogen ieder noemen:
Een trouwe kindervrend
Carla Hoog.
Met Pasen gaan we allen uit,
Is dat een feest of niet
We gaan logeren op de hei
Bij Oom en Tante Vliet.
We nemen onze fietsen mee
En pedd'len door het Gooi,
Het is daar in het voorjaar ook
Zo heerlijk en zo mooi
Moes zegt: Het is een drukte,
hoor
Voor we reisvaardig zijn
Wij vinden dat gedoe vooruit
Toch immers juist zo fijn
Wij gaan er op de fiets naar toe,
Maar Moes en kleine Jet
Gaan met de trein. Zus klapt al in
Haar handjes van de pret.
Wij pedd'len daar de hele dag,
Zijn 's avonds „lekker moe".
'k Wens allen, die dit lezen, ook
Een „Vrolijk Pasen toe.
En nog iets: 'k hoop, dat jullie
steeds
Mooi weer hebt in die tijd,
Want dan.... dan hebben wij
het ook
'k Had van die wens nooit spijt.
Zeven heeft 't geslagen,
Uit is 't met de pret
Moes brengt Jan naar boven:
't Ventje moet naar bed.
Als Jantj' uitgekleed is,
Is het baasje zoek
Moeder snapt er niets van,
Kijkt in elke hoek.
Maar zij ziet geen Jantje
Waar hij toch kan zijn
Jantje moet nu slapen;
Hij is nog zo klein.