ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD I 1 1 rmjroiFi. SPREEKWOORD RADEN. jEMinöEH ■1» I II I if sjriu \AN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUPAhTi BRIEF VAN EEN ZUID- AFRIKAANSE JONGEN AAN ZIJN VRIENDJE IN ZEELAND. Pakhuis, Clanwilliam Suid Afrika 22 Jan. 1935. RAADSELHOEKJE. OPLOSSING DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROTEREN. (Ostende.) Welk spreekwoord stelt dit plaatje toot VOOR KLEINEREN. 2. B m o s OM OP TE LOSSEN. VOOR GROTEREN. VOOR KLEINEREN. BRIEFGESCHRIEF TUSSCHEN JAN EN JEWANNES. 16 Maart 1935 ZEEUWSCHE KRONIEK. MIDDELBURGSCHE HUIZENNAMEN. j^*-* de nood op zijn hoogst is, is de redding nabij. Zo ging het ook hier. Want juist, toen Jan voelde, dat zijn krachten hem ontzonken, hoor de hij geronk in de lucht en daalde een vliegtuig een water vliegtuig nog well op de V^art, niet ver van de plek, waar hij wor stelde om boven te blijven. Hoe Jan precies aan boord kwam, zou hij niet kunnen naver tellen, maar dat hij weldra in de cabine zat, drong toch langzamer hand tot hem door. De vliegenier vroeg, of hij zin had in een lucht reisje. Jan was nu helemaal ,,bij" en zei gretig: „Alsjeblief, meneer!" De wind was intussen gaan lig gen. Die scheen tevreden te zijn, dat hij Jan in de Vaart gegooid had. Misschien was hij er ook wel erg moe van geworden, want Jan had 't hem niet gemakkelijk ge maakt. Dat wist de jongen maar zelf al te goed. De maan was nu te voorschijn gekomen en Jan vond dat reisje in het watervliegtuig „enig." Alle angsten, welke hij tevoren had doorstaan, scheen hij nu vergeten te zijn. Ze vlogen over bergen en dalen. Waar waren ze toch? Stellig een heel eind van huis! Wie weet waar de reis helemaal heenging! Op eens br,ak Jan het angstzweet van alle kanten uit. „Meneer! Meneer, de' Vliege nier!" riep hij, „ik. ik wil naar htiis!" a i Maar de vliegenier scheen niets te horen. Of hield hij zich mis schien doof? Plotseling gilde Jan zó hard, dathij er zelf wakker \*an werd. Vader stond bij zijn bed en vroeg: „W'at is er toch, Jan?" „Ik wil naar huis! Ik wil uit de vliegmachine!" riep Jan, harder dan nodig was om door Vader ver staan te worden. „Je bent thuis, Jan!" zei Vader. Jan herkende nu Vaders stem en toen Vader hem wat had laten drinken, drong het tot den jongen door, dat hij flink aan 't droomen was geweest. „fJe bept lelijk aan 't droomen geweest, Jan! Je raam is* dicht en je kunt heus niet uit bed waaien. Ga nu maar lekker sla pen! En.... zonder te dromen! Weldra was Jan opnieuw in slaap en toen Moeder hem^ de vol gende morgen riep, had hij nog n flinke dut gedaan, een dut zonder enig avontuur! Liewe Adriaan, Ek was baie bly toe ek jou brief gekry het, want ek het gedink dat jy nooit meer sal skrywe nie. Ek het 'n heerlike vakansie, tot nou toe gehad, net dit is vreeslik warm en ek is baie lui, want die warmte maak 'n mens vreeslik lui. 'n Jydjie gelede sou ek en my een suster en twee broers na 'n waat- lemoenfees toe gegaan het. Dit het op 'n misluking uitgeloop. Is dit net een soort bome wat julle het. Op ons plaas is eike bome po pulier bloekom bome, buiten al die vrugte bome. Ons het drie dam- metjies op die plaas. Het julle wa- termeule of windpompe. Die ryp het die vrugte baie verniel en nou is dit 'n totale misoes want die reens was ook laat. Die Here stuur vir ons baie plae want die skape kry bloutong en galsiek. Dis soor- te siektes. In die Karo kry die skape ook baie siektes. Maar om trent 40 myl hiervandaan in die Karo is 'n dorp met die naam van Calvinia, die boere daar het dit nog lekker want daar is hulle vee nog heeltemaal gesond en baie vet. Jy weet seker nie wat die Karo is nie, ek sal jou maar ver tel, Die Karo is 'n gedeelte van ons land wat maar baie droog is maar tog vrugbaar. Daar boer die mense amper net met skaap en graan. As die Karo net goeie reens gekry het is dit baie vrug baar. Nou het ek nie meer nuus nie. Is die St. Nicolaasfees waar aan julle aan die Here se ge boorte dink. Die Heiland se ge boorte vier ons die 25ste Desem- ber. Dit is Krismis,. Ek stuur vir jou 'n kiekie van ek en my een suster Noeline en 'n broer George. Die grooste van ons is ek. Ek het nog twee susters en ses broers. Baie dankie vir die posseëls en kiekie. Ek stuur ook drie paar pos seëls drie van hulle is seëls wat ons op briefie sit as dit Krismis is. Ek sluit nou jou vriendin, Leonie Bergh, N.S. my mammie lewe npg maar my pappie is al 1926 oorlede. Oplossing rebus: De landloper was bang voor de waakhond en ging niet op het erf. 1. Wat zal Oom Emiel in zijn schik zijn! (Linz.) Het is toch bar! In dit opstel zijn dertig fouten. (Bari.) Zeg, sta Adriaan toch niet zo in de weg! (Gsaad). De wind is Oost en de vorst zal nog wel aanhouden. O L G A L E E R G E I T A R T S 3. Appingedam. Stavoren. Apeldoorn. Nunspeet. Harmeien. ■Fti ;'f> 4. Een school. 1. Wei, tas; weitas. zusje Boskoop brood kop P 3. Sul, lus. 4. Vergeet-me-niet. Boskoop 1. Mijn eerste is een hemel lichaam, mijn twede een boom, mijn derde een viervoetig dier en mijn geheel krijgt van aller lei de schuld. 2. Verborgen dieren. Ik zou wel andere boeken meegebracht hebben, maar ik had geen tijd meer ze te halen. Kijk eens, wat een raar ei Gerda in het hok vond! Hebben Florry en Li biscuits gekocht in de nieuwe win kel? Heel graag noemen wij u de namen van alle medewer kers. 3. Mijn geheel wordt met 8 let ters geschreven en noemt een land in Amerika. Een 4, 8, i, 2, 3 noemt een viervoetig dier. Een 1, 3, 6 is een rond voor werp. 2, 5, 8 is een verkorte meis jesnaam. Een 4, 3, 3, 6 is een groot ver trek. Een 1, 2, 7, 6 wordt door ve len gebruikt om beter te kunnen zien, 4. Welke tong groeit altijd buiten? Maar geen enkel dier heeft dien! Als je 's zomers eens gaat kijken, Zul je hem misschien wel zien! 1. Op de zigzag-kruisjeslijn komt, van boven naar beneden ge lezen, de naam van een plaats in de prov. Utrecht. X - Ie rij een roofvogel. X - 2e iets, wat in X boomstammen X en beenderen X zit- X 3e een zeeplant. X - 4e een lichaams- X deel. X - 5e een landman. X 6e een meisjes naam. 7e kleine, zachte veertjes. 8e tuinmansge reedschap. 9e een vervoer middel, 10e het tegenover gestelde van breed. 2. Mijn eerste is een riviertje, mijn twede moet het water te genhouden en mijn gehel is 'n plaats in N. Holland. 3. Welke klokjes klinken, niet? Geven geen geluid? Toch kijkt naar die klokjes steeds Iedereen weer uit! 4. Noem een kei, die levend is En die zelfs kan praten. Hem een schop te geven zal Ieder vast wel laten! ï-'-t Wees vierkant. Wij plegen ons in deze over denkingen niet te begeven op het terrein der partij-politiek, en dat zal ook in de hier volgende rege len niet gebeuren. Wel zou ik een enkele opmer king willen maken van eenigszins algemeene strekking, ontleend aan het politieke leven onzer dagen. Het is deze: dat het stevig-vier- kante hoe langer zoo meer door het glad-ronde, soms het aal-glad de, vervangen wordt. En dat is mis. Zeker, ik weet wel: de volko men oprechtheid is in haar ruige onbhouwenheid ongeschikt voor de menschelijke samenleving. In dien iedereen te allen tijde iederen medemensch, gevraagd of onge vraagd zeide wat hij van hem of haar dachtdan werd onze toch nog steeds matig-gemoedelij- ke samenleving in een ommezien veranderd in één ordelooze bende van kijvende wezens. Daar kwam niets goeds van terecht. Er is ook niemand, behalve de jeugdige quasi-apostelgeest, die zulks zou wenschen. Maar dan toch: het gladde, al te gfcadde, aal-gladde is ons als ande re uiterste haast nog minder wei kóm. Want bij alle narigheid zou de brute oprechtheid tenminste nog het voordeel der echt heid hebben. Niets is zoozeer, onder alle om standigheden, weerzinwekkend als het onrechte, de valsche schijn, de verborgen bedoeling, het stiekeme oogmerk. En nu meénen wij den laatsten tijd niet bij bepaalde politieke partijen, of bij één of meer par tijen iri het bijzonder, en ook mis schien weer niet bij alle partijen, of dan weer niet bij allen in de zelfde mate, maar meer als alge meene tendentie dus helaas te hebben moeten opmerken, dat waar de eerlijkheid door de om standigheden wèl geboden was, 'n robuust ja of neen vervracht mocht en moest worden, het ontwijkende antwoord, de handige formuleering, het nietszeggende of zelfs door woordkeus bewust misleidende de menti in de plaats zijn gaan treden van het vierkante ja of neen. m Ik hrhaal nog eens: een bepaald geval heb ik hier nu niet op het oog. Het doet er ook niets tce. Als iemand een schoen moet aan trekken, hij probeere of déze past es handele naar bevind van zaken. Maar in den algemeenen zin, waarin deze beschouwing bedoeld is, zou ik willen zeggen: men over schatte de tijdelijke waarde van het soulaas, dat e.en noodleugentje of een draaierijtje geeft, vooral niet. Men beseffe, dat een vier kant ja of neen, op oogenblikken waarin de situatie deze rechte vierkantheid eischt wannéér dat is, dat voelt, diep in z'n hart, de grootste draaier óók toch nog wel! misschien tijdelijk schrij nen en treffen kan, maar op den duur veel sneller tot uitroeiing van kwaad, tot beslechting v,an geschillen, tot herstel van een zuivere atmosfeer zal voeren dan het aalglad-ronde slimmigheidje. Diplomatie als zedelijke zeiïbe- heersching uitgetefend tot hgt voorkomen v,an noodeloos kwet sen, is 'n hooge levenskunst. Di plomatieke draaierij teneinde met valsche bedoelingen vooze planne tjes door te drijven, voert in de politiek en in 's menschen leven misschien naar een tijdelijke ver betering van een gevaarlijken toe stand.... op den duur zal het kwaad zich echter zeker wreken, Seneca Jr. Poeldurp, M,aerte 1935. Vriend Jewannes! Zeven duzend amtenaers allee- neg voe de steun an de land- en tuunbouw! Ei je 't eleze? Da kan d'r nog a mie deur! Wat zouwe aol die ,amtenaers saemen in d'r zak steke? 't Loop nog a los, eit de menister ezeid. Vee oofd-amte- naers bin d'r nie, zei d'n en die verdiene van 4800 toe an 9600 gullen en dae bin d'r mè achten- twinteg, die meer as 4800 gullen kriege en negene mie meer as zes- duzend gullen. V.arder ei j'amte- naers van 3200 toe an 4800 gullen; dan 'n soort van 2000 toe an de 3600; nóg een toe an 2400 en zoo gae je mè deur. Mè oevèè dat 'r van ielke soort bin, dat me nie vernome. Saemen bin d'r mè ze ven duzend. Noe oef je niè te vraegen Jewannes of d i e steun alleeneg a gin schatten kos te mot an amtenaers. En dan oore me nog niks van d'r reiskosten en. van d'.autoos, die ze noodeg As de Kriezis ooit van z'n le ven nog is uutraekt (dae bin l'r die ope, dat 'n nooit klaer raektj dan me d'are weke wee 'n an deren, want w,ae motte die zeven duzend arde sjouwers dan van Ie ve?! Zouwe ze dae dan wee mè gauw gin nieuwe baentjes voe ver- zinnel En die nieuwe baenjjes koste awee idom zoo vee. zoodat. ,awee 'n nieuwe kriezis, Affijn, ons bin noe stilletjes an wè an kriezis gewend. Steun en kriezis bin één zoodat 'r 'n tied komt, da ze zulle zegge: „de eeuw van de steun." Vroeger oorden j' alleeneg de dok ters bie zieke menschen praote over de kriezis en die t'r deur éne aelden, die kus nie op z'n beenen stae; zoo maeger as 'n brandout en die a nergenst zin in. Mè de slachtoffers van déze kriezis, die overaol zin in en dae bin d'r die worre d'r vet bie. Alleeneg" zit 't Ök erg in d'r beenen en daevoe rie z in 'n av.too, De eeuw van de steun, zei 'k zoo even. 'k E ok wel is oore prao- te over d'eeuw van 't kind. Dae bin ze bie julder in Middelburg ze ker nog an doende. Fuufteg jaer eit 'r an de graenmart in zoon glaeze kasje 'n grooten termome- ter óp e g'ange. An de butenkant. Mè 'k leesden in de Middelburger, da z'n noe wig motte doe. Iede re keer verkochte de guus t'r schandaligeid an. Zeker ruutjes ke- pot slae en zoo meer, Jaeren an jaeren liet iederendeen dat dienk miè ruste en noe: d'eeuw van d' aolve wilde. Dae bin toch weren- teg scholen genoegt ekomme dae je van zou verwachte, dat de guus nie baldadeg zouwe worre. En wat zie m'n? Da 't aol mè erger en er ger wier. Die scholen wat dat betreft, nie vee egolpe. Wae zou dat in zitte, dat verwilderen van de guus? Onsag ze voe niks. As ons vroeger duifje spronge en de vèlwachter kreeg je te grazen, dan gaf 'n je 'n paer striemen mie z'n stok, da j'in veertien daegen je'n ood omdraaiden en nae je broek pakten as je 'n dulve zag. En noe? Noe lache ze de velwach- ter uut en as 'n volwasse veint wat tegen d'r zou zegge, dan kreeg 'n 'n klute aerde nae z'n ood. Zoo vee onsag is t'r noe. Voe d'ouwers nèt zoo min. As ik wat te kom- medeeren a, dan zou 'k zegge: „geef die pertale guus 'n pak op t'r flikker, da ze piepe", mè dae mo je noe is mie begunne! Want... d'eeuw van 't eilege kind! 't Wor tied, dat 'r is 'n eeuw komt van 't gezonde verstand. Ais die d'r nog is komme moch, dan zou 'n ok gin onderd jaer dure vreeze 'k. De wilde guus van tien j,aer vrom, dat bin noe groote menschen. Ok dik- kels groote schreeuwers zonder onsag en de baldadege guus van noe, dat bin over tien jaer balda dege dége menschen. Aol die per- talegeid en'onbeschoftegeid en on- verschilligeid die is a begonne bie de guus. En daer ei jie geliek in Jew.au- nes, dat de meesters de guus boe ken te lezen geve mie aolderlei schandalege streken d'r in. De jon gen van de buren lae m'n d'r dik- kels is in kieke en dien aap, die lacht 'r om, mè de schoolmeesters die moste wiesder weze en koope zukke rommel nie. De schrievers- van die boeken, ja, die wete 't wè: de guus smulle van die zoogenoem de grappen, mè ik noeme zukke boeken de pest en as ik vaoder was en m'n jongen kwam tuus mie zoo'n grap-boek vol schoftestre ken, dan stierde 'k 'n d'r mie vrom rie de booschap, da ze schoftestre ken werkelik nie zoo smaekelik in 'n boek oefden te schrieven om de guus t'r uut te laete leeren. 'k Vinde, dat de meesters tegen- wooreg tóch soms zoo vremd doe. Dien buurjongen, die krieg iedere drie maenden zoo'n kaarte mqe naer uus en dae staet dan op, oe knap dat 'n is. Ie lae m'n wel is kieke en voe 'n stuitje zei d'n. „die Kees van Pauw en Janna de Nooier die aoltied zoo is sme- rege ciefers". 'k Zegge: „zoo, doe ze d'r besten dan nie?" „Jaes", zei d'n, „mè die bin zöo butengewoon stom", 'k Zei mè niks, mè 'k docht bie m'n eigen: ,,'t is zonde van zukke kinders. Die doe d'r besten mè ze kunne nie. Da's nog nie erg genoegt. Iedere drie maenden kriege ze zoo'n kaarte mee naer uus, dae 't op staet, zw,art op wit, oe weinig da ze dikkels mie vee moeite kunne en dan kan 't nie anders of zukke guus motte d'r eigen nóg a vee ongelokkeger voe- le, nóg a vee minder. En waer is aol dat ciefergeven op de laege- re schole voe noodeg! Op 'n ooge- re burgerschole of zoo, dae is 't wat anders. Dae verwach je d'r die leere kunne en die 't nie kan, die za 't wè op z'n kaarte gewaer worre. Mè op de laegere schole, dae mótte de guus nae toe, kun ne of nie kunne: ze mótte. En as degene, die nie aol te vee verstand ielke drie maenden die kaarte mee magge neme, meschien nog uut elache worre of eplaegd deur d'are guus: dat is verschrikkelik. En dat moste de schoolmeesters begriepe. A was 't, dat 'r op eel de schole mè één kind was, dat lie most deur die driemaendeliksche vertoonege, dan was 't voe mien a reden genoegt om te zeggen: 'k ouwe d'r mie op. Bovendien: ou- wers mie gladde of glad-achtege kinders, die wete 't tóch wè ea ouwers van stompe guus.die, die wete 't ok. En anders motte ze 't mè an de meesters vraege oe dat d'r guus 't maeke." Daer, noe zou 'k agauw voe schoolmeester spele. Vertelt 't mè nie tegen Endrik. Jaonetje koch van de weke 'n nieuw rugesood en twee dweilen. Begriep je 't? Agauw me 't wee! Ze wensch julder 't beste en dat doe ok je vriend Jan de Smid. II (Slot). In het vorige artikel hebben wij geschreven over den oorsprong der oude huizennamen. Ook zijn wij begonnen de namen te groe- peeren. Wij hadden reeds vier ru brieken. 1. Huizen met namen van heiligen; 2. idem met bijbelsche namen; 3. idem met het getal drie of vijf; 4. idem, wier naam moet herinneren aan historische gebeur tenissen. In dit laatste artikel zullen wij die groepeeying voortzetten. Dat Middelburg vroeger een uitgebreiden handel had zullen wij als bekend veronderstellen. Wij herinneren aan het vers: Drie Mid delburgers, twee kooplui, enz. Vele namen van huizen duiden de anden aan, waarmede handel werd gedreven. Engeland, Noor- wegn, Denemarken, De kust van Coromandel, enz. Zer groot is ook het aantal na men van steden, waarmede Mid delburg in betrekking stond: 's- Hertogenbosch, Nijmegen, Hulst, Gent, Antwerpen, Norwich, Nan tes, Orléans, enz. Vaak werden de wapens van de landen of van de steden aan den gevel gehangen of op een stéen ngemetsëld. Vooral geschiedde dit als het huis een taverne of

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 9