DAMMEN EN SCHAKEN. i ill? VOOR DE JEUGD. OnHer redactie van in 'n sneeuwsturm 'n booschap moe gae doe, dan za je wè zo gaüw mogelijk zurrege, da je wêer achter de werreme kachel komt. Noe, 'k moe zeie, da je mi zuk wêer a nerregensten beter bint as tuus. Mè wi je noe wè g'loove, dat er menschen bin, die zo mè too d'aordigeid in zuk' ieselijk wêer den oogsten berg van de waereld op wille klautere. Ze waer êel goed ingespanne vor ul- dèr reize, mè dat maekte wi, d? zulder eige 'n ongeluk mochte draege an de zwaere vracht. Ze bip'nie óp den top gekomme. Mer as 't ulder gelukt was, ,aode ze nog niks g'aod, wan begriep noe tpéh is, .aol dè gevaerlijke geklim aël niks uut. En omdat dat noe óök/cE nienschelèvens gekost eit, zóu 'k zeie: ze moete da klimmen dat nerregensten nut vor is, mè stilletjes verbie. En da'k dat noe ablémaelè zè goed weet, da komt, 'èsbt&k 'k; m'it Endrik nae de film 'geweest bin van 't gezelschap van de geleerde natuurkundige. ZEEUWSCHE KRONIEK. MIDDELBURGSCHE HUIZENNAMEN. VARIA. GEVAARLIJKE TELEFOON? DE MAN, DIE TWEEMAAL BEGRAVEN WERD. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. 1? IP^SP plg ?1® J. H. BRINKGREVF— ENTROP. HET MEESJE IN DE WINTER. 'k Moet uuschêe. J'eb .aolebei de groètenisse van Jikkemien en jë goeie vriend, Jewannes. De Engelsche denker en dichter Shakespeare moge een der groot ste' geesten zijn geweest v,an zijn tijd, toch zullen er niet velen zijn, die met een bekende uitspraak ▼an hem eens zijn. Hij zegt name lijk in een zijner werken: Wat is een naam? Met andere woorden: Wat geeft het welken naam je hebt.? Dat elk mensch een naam moet hebben ter onderscheiding v,an an deren is te begrijpen. Oorspron kelijk was één naam, die later de voornaam, werd, voldoende. (Dei naam, door heidensche ou ders gegeven, hadden bovendien nog een bepaalde beteekenis. Na de invoering van het christendom kwamen ook de bijbelsche namen in gebruik, welke eveneens een .beteekenis hebben. Alzoo dient elke n,aam van een mensch tot onderscheiding en heeft een bepaalde beteekenis, al is deze niet altijd gemakkelijk terug te vinden. Zoo is het feitelijk ook met de oude namen der huizen, In onzen tijd wordt elk huis van een ander onderscheiden door een nummer. In groote gemeenten bovendjen mét een letter ter aanduiding van de wijk. Voor de invoering v,an het ka daster hadden de huizen in 't ai- gemeen geen nummer. Op de dor pen was dat niet zoo erg. Men kent daar elkaar van aangezicht tot aangezicht en soms nog meer. Maar in de st,ad was dat moeilij ker, vooral toen handel en indu strie haar deden uitbreiden. Nu gaven de namen, die op de huizen prijkten, een goede hulp bij de on derscheiding. Zoo zelfs, dat de naam van 't huis even goed of nog meer bekend werd bij het publiek dan de na.am van den bewoner, ook daar deze vaak verwisselde. Er zijn echter maar enkele hui zennamen in Middelburg, die van geslacht op geslacht zijn blijven voortleven. Ieder kent b.v. De Roode Toren, De Steenrots, St. Joris, De Drie Spuiten en De Vijf Ringen. In 1904 heeft de heer M. Fok ker, destijds gemeente-ontvanger, een lijst opgesteld van al de hui zen van Middelburg met haar oude namen en de tegenwoordige nummering. Zijn bronnen waren voornamelijk de wijkregisters, aangelegd in 1596, het kohier van het brandemmergeld en oude koopacten. De lijst is een boek van ruim 100 bladzijden, kwarto formaat, en werd uitgegeven door het Zeeuwsch Genootschap der We tenschappen uit het fonds Ver- brugge. Bij de uitgave trok het boek weinig de publieke aandacht. Toen ongeveer het jaar 1920 een paar ingezetenen de oude namen op hun huizen lieten schilderen, werd dit door velen nagevolgd, ,als tenminste de naam hun welge vallig was. Wij zullen straks zien, welke namen zeker niet in den smaak zullen gevallen zijn en dus.wegbleven. De arbeid van wijlen den heer Fokker begon nu gewaardeerd te worden. Op tal van huizen kan men thans de oude naam weer lezen. Wij zullen trachten de meeste namen tot verschillende groepen te rangschikken. Door de Hervorming wordt onze vaderlandsche geschiedenis in twee deelen gescheiden. In de eeuwen voor de Hervorming was ieder Roomsch-Katholiek, dus ook tijdens de uitbreiding van Middelburg. Deze stad met zijn 7 kloosters en nog meer kerken was alzoo alleszins godsdienstig. Het is dus niet te verwonderen, dat de namen van vele heiligen, die in het dagelijksch leven tot voorspraak en bescherming wer den aangeroepen, aan de huizen werden gegeven. Vandaar de na men: St. Jan, St. Jacob, St. An- theunis, St. Christoffel, enz. De Bijbelsche namen zullen denkelijk gekomen zijn na de Her vorming, toen de bijbel meer uoor het volk gelezen werd. De arke Noachs, Schoot Abrahams, de tafel Mozes, het land van belofte, de jonge David, de Samaritaansche vrouw, de verloren zoon, en'vele andere. Het getal drie, dat zoowel in de oudheid als in de latere christen wereld van groote beteekenis, zelfs als heilig werd beschouwd, komt vaak voor. Wij noemen: De Drie Spuiten, De Drie Duiven, De Drie Gistpotten, De Drie Mollen enz. enz. Ook het getal vijf wordt dik wijls genoemd. De Vijf Ringen, De Vijf Leliën, De Vijf Roemers enz. Sommige gebeurtenissen uit de vaderlandsche gescriedenis wer den door de namen van huizen in berinnering gehouden, zooals: He' beleg van Haarlem, Het ontzet van Bergen, De gelukkige aan komst in Torbay, De Slag van Vlaanderen, enz. D. (Slot volgtl. B. J. d. M. De laatste kans. Waar is de kassier Naar de wedrennen. In de uren dat er gewerkt moet worden 't Was zijn laatste kans om de kas te laten kloppen, mijn heer. (Ric Rac). De kwestie, of de telefoon ziek ten overbrengt, is voor de tegen woordige menschheid, voor wie deze ingenieuse vinding onmis baar is, van het grootste belang. Dus heeft men te New York zich met deze zaak terdege inge laten en besloten haar eens nauw keurig te onderzoeken. Met dit onderzoek werd het na tionaal pathologisch laboratoirum belast, dat als resultaat van zijn pogen meedeelde, dat in 45 pet. van de telefoonmondstukken bac teriën waren ontdekt, die waar schijnlijk als ziekteverwekkers de gezondheid zouden kunnen scha den. In de andere 55 pet. werden slechts microorganismen gecon stateerd, die naar alle waarschijn lijkheid geen ziekteverwekkers waren, hoewel dit niet uitgesloten was. Geconstateerd werd, dat speci aal de publieke telefoons in hotels, restaurants, winkels en stations door het speek-el van telefonee- rende personen met ziektekiemen besmet waren. Hiermede niet tevreden, won de controlecommissie intusschen ad vies bij de Engelsche en Ameri- kaansche autoriteiten omtrent het gevaar der telefoonmondstukken en -microfoons in. Deze adviezen waren echter niet eensluidend. Terwijl talrijke geleerden, den telefoon zonder meer als een over brenger van ziekten kwalificeer den, verklaarden anderen, dat proeven in Engeland bewezen heb ben, dat mondstukken, welke rein worden gehouden, slechts een ge ringe mogelijkheid tot besmetting bieden. In Londen werd dientengevolge een staf van employé's aangesteld, welke tot «taak hebben, de mond stukken der telefoons om de drie dagen te desinfecteeren. o Mr. Allan Wallace, te Cambrid ge, in Maryland, is dezer dagen door zijn vrienden en familieleden voor den tweeden keer begraven. Vijf jaar geleden werd in de ha ven van Baltimore een lijk gevon den, dat door een vriend van Wal lace werd geidentifieeerd als het stoffelijk overschot van Wallace. De- familie werd van het tragische ongeval op de hoogte gesteld en eenige dagen later volgden vrien den en familieleden de kist met het stoffelijk overschot naar zijn laatste rustplaats. Drie weken na de begrafenis echter ontmoette een andere ken nis van Wallace den doodgewaan de op straat, en men begrijpt, hoe zeer de goede man schrok. De fa milie ontving den uit het graf te ruggekeerde met open armen en alles ging jaren goed, tot Wallace inderdaad het tijdelijke met het eeuwige verwisselde en in een zie kenhuis aan een hartkwaal stierf. Ditmaai was er volkomen zeker heid. En derhalve liep men op nieuw achter het stoffelijk over schot van dezen man en werden zijn goede hoedanigheden en deug den voor den twéeden keer door de sprekers op het kerkhof gepre zen. Partij gespeeld te Middelburg ir den winterwedstrijd 19341935 v,an de Schaakver. „Middelburg" Wit: J. VAN NOPPEN, Middel burg. Zwart: P. SANDERS, Middel burg. 1. e2e4 e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Pbl—c3 d7d5 4. d2d4 Lc8c4 Beter is Pg8f6 om op 5. Lfl b5 dan Lc8d7 te spelen. 5. Lfl—b5 Lg4d7 6. d4—d5 Beter is wel 6. 00. 6Pc6e7 Waarom niet Pb8? 7. Lb5Xd7 Dd8Xd7 8. 0—0 Pg8— f6 9. Lelg5 Pe7g8 Indien zwart op 6.... Pb8 had gespeeld kon nu 9. Lf8e7. 10. Tfl— el Was hier misschien 10. h2h3 (om Dg4 of Pg4 te verhinderen) niet beter, gevolgd door 11. Ph4, 12. f4 of Pf5. 10Lf8—e7 11. h2h3 Pf6h5? 12. Lg5Xe7 Beter direct 12. Pf3Xe5, d6X e5; 13. DdlXhS, Le7Xg5; 14. Dh5Xg5 en dan f2f4. 12Pg8Xe? Hier moet 12De7: 13. Pf3Xe5 d6Xe5 14. DdlXh5 Dd7—d6 Beter is 14. Pë7g6, nu kan later Pc3b5. 15. Dh5—dl 0—0 16. Pc3—b5 ®d6—b6 17. a2a4 ,a7a6 18. Pb5Xc7! Ta8—c8 Direct 18.... Ta8d8 had een zet gespaard. 19. d5d6 Tc8d8 Op 19Tf8—d8; 20. Tc7 d5, Pe7Xd5; 21. DdlXd5 (e4X d5, Db6Xd6; 22. Ddl—h5, f7—f6, enz.) Tc8Xc2; 22. Tel—fl. Td8 Xd6; 23. Dd5Xe5, g7g6; enz. y. mmf &mm 20. Pc7—d5 21. c2c4 22. c4Xd5 23. f2—f3 d c a e t g h Db6Xd6 Pe7Xd5 f7—f5! Dd6— b6* Nu moest consequent f5Xe4 24. Kgl—hl Db6Xb2 25. Tal— bl Db2ï2 26. TblXb7 f5X^ 27. TelXe4 Tf8—e8 28. d5—d6 h7h5? Hier bood 28Df2c5 lan ger tegenstand bijv. 29. Ddlb3f, Kg8h8: 30. Db3—f7, Te8—g8-, 31. Te4—g4, Dc5—elf; 32. Khl h2, Delh6 enz. of ook 28.... h7h6 met ongeveer gelijke va rianten. 29. Ddl—d5f Kg8—h8 30. Te4Xe5 Op 30. Dd5f7 kon zw^rt op geven. 30Te8Xe5 31. Dd5Xe5 Geeft op. Gearmd liepen Fien, Joop en Lettie paar huis. Wat hadden ze het druk, die drie! 't Was al maar over de komende uitvoering van de gymnastiekclub, waar ze op waren, 's Avonds om zeven uur zou de grote repetitie wezen en de volgende dag de uitvoering. Ouders en vrienden mochten dan komen kijken voor zover er plaats was, „O, ik ben zo bang, dat ik me zal vergissen in die rythmische dans", zei Let en begon meteen te hoesten. Ze kon niet tot bedaren komen en het drietal bleef even stilstaan. Fien klopte de vriendin op haar rug. „Verslikte jij je?" vroeg ze. „Neen.... uch-che-uch-cheik ben.... uch-che-uch-che.... ver kouden.... uch-che-uch-che", ant woordde Lettie. „Op school zat ze ook al zo te kuchen", legde Joop aan Fien uit. Want Fien zat een klas hoger. „Ze mocht gelukkig telkens eens gaan drinken". Het hoesten bedaarde nu. Lang- mogelijk in", vertelde Let. „Want jullie begrijpt, dat ik anders Vana vond niet mee mag." Fien zag haar kleine zusje voor zich uit lopen en begon op eens te draven, Joop en Lettie volgden, wat de laatste weer een hoestbui bezorgde. Let bleef staan om uit te hoesten, liep tenslotte langzaam door, „Ik ga niet buiten spelen", peinsde ze, „ik vind het koud." Toch was 't niet koud, al was 't nog Februari. Maar het meisje was huiverig van de verkoudheid. Fien en Joop keerden terug met 't zusje. Let zei niet veel. Hoe min der ze spr.ak, hoe minder last ze kreeg van die vervelende kriebel in haar keel. „We komen je halen om kwart voor zeven", beloofde Fien, toen ze afscheid nam en met Joop een andere kant uitging. Let wandelde naar huis. Op eens klaarde haar gezicht op, want ze zag een dikke, zwarte poes aan komen. „O, Molletje, kom je me weer halen? Wat ben je 'n schat!" ze; Let. Die ontboezeming kostte haar weer een hoestbui. Poes streek met z'n kop l,angs Lettie's benen, maakte toen rechtsomkeert en liep naast het meisje naar huis terug, De deur stond aan. Let ging naar binnen en werd in de gang verwei komd door poes no. 2, een grijze. Met een zacht mauwtje zei hij 't vrouwtje goedenmiddag, Bij de haard l,ag de derde poes te slapen. „Dag, Bef, zeg, wat ben jij lui!" zei Let, terwijl ze bij het zwarte dier neerknielde en het beest over 't zachte velletje aaide. De slaap kop werd er niet eens wakker van, bewoog alleen even de oren. In Lets keel begon het weer te kriebelen. Gauw liep ze naar het buffet, schonk zich een glas water in en nam een paar slokjes. Toen zocht ze moeder op om die te be groeten. „Wat heb je 'n kleur, Let", merk te moeder op, en wat ben je warm vrouwtje. Heb je zo h,ard gelo pen?" „Je bent verkouden", zei moe der. „Een klein beetje, 't Is zó weer over." Maar 't was niet zo gauw over. Let had geen zin in haar werk, 'vond 't koud in de kamer en toch gloeide haar hoofd. En dan di kriebelhoest. Moeder begreep wel dra, d,at Let koorts had. De ther mometer wees dtt ook uit. En Let moest naar bed in plaats van naar de generale repetitie. Dat gaf 'n verdriet! Maar er viel niets ,aan te veranderen en toen het patiëntje eenmaal onder de wol lag, voelde ze zich daar heel behagelijk. De volgende dag ging ze niet naar school enook niet naar de uitvoering. W,at 'n verdriet: ze had er zich zó op verheugd. Let kon wel huilen. Op eens piepte de deur. Molletje kwam binnen, sprong op de stoel voor Lettie's bed en zei; „Mauw!" „Zo, kom je me troosten, Mol. Dat is lief van je." En dankbaar streek Let de poes over zijn rug Moeder kwam binnen met een glas warme kwast. „Zo, je hebt bezoek, zie ik!" ze: ze. „G,a eens weg, Mol, ik wou daai graag zitten." Poes werd van de stoel gejaagd „Zorgt U goed voor de poesen?' informeerde Let. „Natuurlijk. Ze drinken mee; melk dan jij." Let was dol op haar poesen. Df vorige zomer had Mol twee jong» poesjes gekregen. En aangezien zf voor de kleine dieren geen tebuv hadden kunnen vinden, w,aren zf maar bij de oude gebleven. En m waren Grijsje en Bet, (deze werd zo genoemd omdat hij een witte borst had) ook al grote poesen. Le' zorgde zo goed voor haar beesten dat de huisgenoten haar de „poe senmoeder" noemden. Den volgenden morgen kw,amer Joop en Fien verslag uitbrenger van de avond. Alles was goed ge gaan, ze waren getrakteerd en., nu was er nog een verrassing, „Wat?" vroeg Let direct. „Mijnheer geeft een gecostumeerë b,al", vertelde Fien opgewonden Ze was blij, dat het zieke vrien dinnetje het pleziertje nog inhaler kon. „Meid, dat kan je wel: we doen onze reidansen. Verkleed. Moppig, hè? En meneer heeft zes prijzen uitgeloofd voor de meisjes, 'Te 't aardigst verkleed zijn. Ik ga iets heel leuks bedenken", zei Fien op gewonden. ,,'t Is pas over veertien dagen" voegde Joop erbij. „O, dan ben ik wel beter, hè, moes?" riep Let. Dat dacht moeder ook. De vrien dinnen gingen naar school en Lé begon te peinzen, wat ze voor zou stellen. Moeder hielp haar en noemde van alles op: een danseres je, een Japanneesje, een burchtgra vin.Let vond ze geen van alle naar haar zin. „Ik weet wat", bedacht moeder op eens. „Wat dan?" „Poesenmoeder." „Laat dat maar eens aan mij over, Je zult wel tevreden zijn!' Lettie moest nog een paar da gen in bed blijven, toen nog een dag of twee in de kamer vertoeven en intussen kwam het costuum voor de Poesenmoeder klaar. Moe der h,ad op het rose zijden zomer jurkje van Let aan de onderkant een rij zwarte poesjes gqborduurc met glinsterende oogjes van vergul de kralen. Ook op het lijfje prijk te twee katjes. Verder waren on der aan de jurk belletjes genaaid de polsen en de h,als werden om sloten door zwart fluwelen band jes met belletjes en om het hoofo moest een zwart fluwelen mutsje met twee poesenoren gedragen worden. Alle huisgenooten waren verrukt over het resultaat en bewonderden het poesenmoedertje, dat vrolijk rinkelde, wanneer ze zich bewoog. „Zeg, Let, nu dien je je drie kat ten wel mee te nemen naar d,at bal", vond Jaap, de oudere broer. „Drie poesen aan drie touwtjes"!; meende vader. Maar moeder wist beter. Ei stond nog een poes op wieltjes' iri de speelgoedkast. Die moest dq poesenmoeder meenemen en aaij een touwtje meetrekken. Jaap deed ook wat. Hij had op de tim4 merles eens een olifant uitgezaagd, grijs geschilderd en op een plankje met wieltjes bevestigd. Nu maakte hij twee poesen, verfde de êen zwart met een witte bef en de anr der grijs. Ze vielen goed uit en re den ook. De poesenmoeder kon nu met haar drie nagemaakte poesen- kinderen op stap g,aan, terwijl de echte bij de kachel bleven, Gelukkigw as Let niet weer ziek op de avond van het feest. Alle huisgenoten gingen mee om te kij ken. Wat een leuke dingen zagen ze: Fien en Joop waren twee ma troosjes, er liep een Bruintje Beer, zelfs Micky Mouse luisterde hèt feest op, schildknapen, ridders, ja ook Jacoba van Beieren liep ër rond en die schrok van een troep Zigeuners. Maar dè rinkelende poesenfamilie (Jaap had de drie katten ook v,an bellen voorzien) voorzien) had het meest bekijks. Weldra begonnen de danseh.. Na tuurlijk moesten Molletje, Bef en Grijsje aan de kant gezet worden. Het was een vrolijk gezicht, toer» al die .kleurige fiugurtjes langs el kaar gingen, bogen en om elkaar heendraaiden. Tot slot kwam er een mars en liepen de deelnemers en deelneemsters twee aan twee: poesenmoeder met Bruintje Beer! Ik wou, dat jullie 't gezien hadt! Bij de prijsuitdeling kreeg Let een prijs: een mooi schilderijtje voor haar kamer. En weet je, wat het voorstelde? Drie jonge p'oes- jes, die in een omgekeerden hoed op het water dreven. „Net w,at voor jou, Let!" riep Joop, die kwam kijken. „Heb jij ook een prijs?" vroeg Letty. „Neen. Maar dat hindert niets. We kunnen niet allemaal een hebben. En we hebben in iedfcr ge val de pret, hè, Fien?" ~J(Nou. En ik vind 't dol, dSt jij en prijs hebt, Let. Dat is tenminsffe een vergoeding voor je ziek zijn met de uitvoering." „En nu naar huis!" waarschuw de moeder, ,,'t Wordt hoog tijd!" Afgelopen was de pret en veel te laat voor zulke peuters, kwamen ze allen in bed. Aan een touw met apenootjes Hangt een kleine acrobaat. 't Touwtj' is langs mijn raam gespannen, Weet je, hoe het telkens gaat 'n Meesje komt vlug aangevlogen. Met zijn pootjes pakt hij 't touw, En daar hangt hij, al maar pikkend, Dol op 't nootje in de kou Heeft hij 't eind'lijk losgepeuterd, Dan met 't nootje in de bek - Vliegt hij naar een rustig plekje' In de struiken, op een hek. En daar smult het acrobaatje Van het overheerlijk maal. Aan de vogeltjes iets geven Doen we denk ik allemaal C. E. d. L. H

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10