DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. on,.r ZEEUWSCHE KRONIEK. WATERLANDKERKJE. VARIA. HET WOORD VAN DEN KONING De Baby. Hij kreeg hoop. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van DE LOTGEVALLEN VAN EEN GLAZEN STUITER. BIJ DEN SH0ENMAKER. Suus Knottenbelt, III. (Slot). Alzoo werd in 1673 besloten het oude kerkgebouw in den Oude- manpolder dicht bij de grens niet meer te gebruiken, doch aan de overzijde van de Passageule een nieuw kerkje te stichten bij de plaats, waar de weg van den Oudeman uitkomt op den weg van Oostburg naar IJzendijke. Wat van het oude bedehuis goed was, zoo als preekstoel, banken, stoelen, enz. werd nog gebruikt. De bloed vlekken van den ongelukkigen predikant Stuirbout zijn Icing aan den preekstoel te zien gebleven. Het kerkje werd in 1674 of 1675 ingewijd. Eerst werd het geldelijk gesteund door de accijns, geheven op bier, wijn en brandewijn. Later gaf de Raad van State, die Staatsch-Vlaanderen bestuurde, een jaarlijksche subsidie van 50. In plaats van den vermoorden pre dikant werd beroepen Jacobus Schamfelaar. Langzamerhand kwa men bij den driesprong eenige wo ningen en een herberg „De Ko ning", welke laatste er nog staat. Daar het grondgebied tot de oude heerlijkheid Waterland be hoorde, werd de kerk en omgeving aangeduid met den naam De kerk in Waterland. De volksmond zei en zegt nog alleen ,,'t Kerkje Toen Staatsch-Vlaanderen geheel aan Frankrijk kwam en na de ver nietiging van het Vrije van Sluis in 1796 burgerlijke gemeenten werden gevormd kreeg het dorpje den officieelen naam van Water landkerkje. Het nieuwe kerkgebouw heeft maar ruim 30 jaar bestaan. In 1708, toen wij in oorlog waren met Frankrijk deden de Franschen den 28 Juli onverwacht een inval in deze streek. Zij plunderden en verbranden eenige hofsteden onder Oostburg en Schoondijke en legden de kerk in Waterland in asch. Van het ge bouw bleven de muren en de con sistoriekamer over. De gemeente moest haar goedsdienstoefeningen in een schuur houden. Het ging voor de arme, kleine gemeente niet gemakkelijk om aan geld te komen tot wederopbouw der kerk. Van de Generale Staten kreeg zij toestemming om een algemeene in zameling van liefdegiften te hou den, niet alleen ten bate der kerk, maar ook voor een huis van den predikant en van den schoolmees ter. Op 25 December (Kerstdag) 1713 werd de tegenwoordige kerk inge wijd door ds. A. Huttinga, predi kant te Sluis. Deze had zelf voor den opbouw der kerk 150 en voor de pastorie 60 gegeven. De namen van hen, die de grootste giften hadden geschonken, wer den op de beschilderde glazen ver meld. In 't begin der vorige eeuw zijn de beschilderde glazen, die zeer in verval waren gekomen, door gewone glazen vervangen. Met den bouw der pastorie ging het niet zoo voorspoedig. In 1720 klaagde de leeraar, dat er nog voor geen woning voor hem was gezorgd. Zooals wij reeds schreven, was de kerkelijke gemeente arm. Hier in kwam verbetering door de wel dadigheid van een oud-Waterland- kerkejenaar. Een zekere Jakobus Claays was in zijn kinderjaren als wees te Waterlandkerkje ver pleegd. Hij had later er ook belij- nis des geloofs afgelegd. Als zee kapitein, in dienst der Oostindi- sche Compagnie had hij een groot fortuin verworven. Bij testamen taire beschikking schonk hij in 1763 aan de kerk te Waterland (toen de officieele naam) het der de deel van zijn nalatenschap, be dragende 25910. Dit kapitaal werd gesteld onder het beheer van het College 's- Lands van den Vrije te Sluis. Toen deze stad in 1794 door de Franschen werd beschoten, werd de helft van 't kapitaal, dat in ef fecten en obligatiën bestond, door brand vernield, in elk geval zoek geraakt. Tijdens den inval der Franschen was de predikant J. de Lepelaar van Waterlandkerkje voor zaken te Zierikzee. Daar alle overtocht verboden was, duurde het 7 maan den, eer hij de pastorie weer kon betrekken (April 1795). Veel van zijn meubels waren bedroven of zoek geraakt. In 1797 vertrok hij naar Waarde. Heel den Franschen tijd bleef de gemeente zonder pre dikant. Bovendien moest zij op hoog bevel in Augustus 1809 haar kerk aan de Franschen afstaan om tot kruitmagazijn te dienen. Er werd toen door de naburige predi kanten in de school kerkdienst ge houden. Toen het land van de Fransche heerschappij verlost was, werd bij koninklijk besluit van 27 Mei 1815 aan de gemeente weer een eigen predikant toegestaan. Tevens werd 1200 van rijkswege geschonken tot verbetering der vervallen kerk, pastorie en school. In tegenstelling met de meeste andere plattelandsgemeenten in Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen, welke gemeenten haar wapen ont leend hebben aan het wapen van 't Vrije van Sluis, dat bestond uit een schild van zilver met een schuinbalk van blauw, heeft Wa terlandkerkje een meer oorspron kelijk wapen. Het bestaat uit een sirene of zeemeermin, blazende op een hoorn van goud en zwem mende op een van groen- en zil- vergolvende zee. Verder een schildhoofd van zilver, waarin een letter W van blauw, R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) Koning Leopold II van België zag eens op een tentoonstelling een klein schilderij, dat een kudde schapen voorstelde op een weide, bij zonsondergang. Hij liet den schilder bij zich roepen en vertel de hem, dat hij het schilderij wilde koopen. Toen de prijs ter sprake kwam, zei de schilder: Heeft uwe majesteit er iets op tegen, mij de schapen naar hun waarde aan vleesch te betalen Vijftig francs per dier, vindt uwe majesteit dat goed De koning wierp een snellen blik op het doek en dacht bij zich zelf: Er zullen zoo ongeveer tien of twaalf schapen op staan, dat is dus 500 a 600 francniet ie duur voor het schilderij En hij sloot den koop. Drie dagen later werd 't schil derij bezorgd op het kasteel in Laeken. De dieren werden geteld en de schilder wees op een groot aantal kleine witte punten op den ach tergrond. Vergeet deze niet, verzocht hij, het zijn er minstens duizend. Wat stellen die stippen voor? informeerde koning Leopold ver baasd. Schapen, sire, niets dan scha pen. Geeft gij daar uw woord op? Mijn woord van eer, sire. Zonder een spier van zijn ge zicht te vertrekken betaalde de koning van België den schilder vijftig duizend francs voor een doek, dat met twaalf a veertien honderd francs ruim betaald was geweest. Als het niet waar is, is het toch aardig gevonden, want deze anec dote teekent een bepaalde zijde van het karakter van Leopold II heel aardig. De dame toonde den bezoeker een portret, waarop zij als baby op den schoot harer moeder zat. „Zoo was ik twintig jaar gele den", loog ze, want het portret was 36 jaar oud. „Zeer aardig", zei de bezoeker, „maar wie is dat kind, dat u daar op den arm draagt o Wel hoe sta je nu met de dochter van den bankier, die je het hof maakt vroeg Jansen. De jonge vrijer bloosde blij en antwoorddee: niet kwaad, ik be gin een beetje aangemoedigd te worden Hoezoo Begint ze tegen je te lachen of zooiets Nee, dat nog niet. Maar gis teravond zei ze tegen me, dat ze nu voor de laatste keer „nee" te gen me had gezegd No. 10. Uit de partij. L. GOEDBLOED JOHz. 1 46 47 48 49 50 B. F. MONTENARI. Wit Zwart. Zwart speelt in dezen stand. 1 18—22 2. 27X28 13X23 3. 40—34? 22—28! 4. 32X23 19X28 5. 33X22 Wit wint nu een schijf. Beter is voor wit 33X22 slaan, Zwart moet nu 2429 spelen met gelijke stand. 5. 24—30!! 6. 35X24 20X40 7. 45X34 14—20 8. 25X3 21—27 9. 22X31 11—17! 10. 3X21 16X47 Zwart dam, zeven zetten diep. Oplossing No. 8. Wit 3832! zw. meersl, 27X47); 49—43 (47X24); 48—42 (24X47); 31—27!! (26X30); 27X20 (15X24); 11X33 (47X29); 25X5 en wint. No. 11 Uit de Partij. J. v. WIJCK. 46 47 48 49 50 J. v. CALMTHOUT% Wit Zwart 1. 28—23? 19X23 Slaat Zwart 18X29 dan volgt de afruil 4 om 4 met gelijke stand. 2. 33X13 meerslag 8X19 3. 37—32 21X23 4. 34—30 25X34 5. 40X7 11—17!! De dam lokte Wit schijnbaar aan en speelde, 6. 7—1?? 24—29!! 7. 1—34 19—23 8. 34X21 16X47 dam. Wit speelde nu. 9. 38—32 47X40 10. 45X34 Met twee schijven voor wint Zwart nu de partij. Uit deze twee partij-standen blijkt dat dammen moeilijk en ver rassend is. In een speelgoedwinkel stond een grote doos met knikkers. Zij vonden het daar niet erg gezellig, want zij zaten boven op elkaar ge pakt en konden nauwelijks adem halen. In het midden lag een mooie glazen stuiter met allerlei kleuren. Hij voelde zich erg ver ongelijkt, dat hij bij al die gewone knikkers liggen moest, want hij was heel verwaand. Boven op hem lag een bruine knikker, die al tijd in zijn slaap lange verhalen hield. Daar was onze stuiter niets op gesteld, want hij werd er steeds wakker van. „Zeg, houd je toch stil, ik wil slapen", snauwde hij dan en gaf zijn bovenbuurman een stomp. „Ja, ja bromde deze dan, maar een poosje later was het weer mis. „Ik wou, dat ik hier weg was uit die vervelende doos", dacht de glazen stuiter ontevre den. Die wens zou dan eindelijk ver vuld worden. Op een dag, kwam er een heer de winkel binnen en vroeg om knikkers. „Mijn zoontje is morgen jarig en wilde zo dol graag knikkers hebben", zei hij lachend. „Mijnheer ,dan heb ik wa prachtigs voor U en de winke* lier haalde de doos te voorschijn, waar onze vriend in zat, „O, die wil ik ook hebben", zei de heer en wees op de glazen stuiter. „Ge lukkig, nu ga ik hier tenminste, weg P' dacht deze blij, „Geeft U mij maar vijftig knikkers en c glazen stuiter...." Zo werden s' len in een klein doosje gedaan, de heer betaalde, stak het doosje i zijn zak en liep naar huis. „Hè, ik hoop, dat het een bee gezelliger zal worden", zuchtte de stuiter. De andere knikkers bab belde honderd uit. „Nu gaan wij fijn rollen", zei een rode knikker verheugd. „Ja, wie zou er het hardste gaan vroeg een groene. „Dat zullen wij moeten afwachten, mis schien de glazen stuiter wel", zei een paarse knikker. „Natuurlijk loop ik het vlugstzei de glazen stuiter verwaand. „Hoor eens, wat een opschepper riep een blauw knikkertje brutaal. „Sst, sst fluisterden de ande ren, die vol ontzag waren voor de glazen stuiter. Maar deze verwaar digde zich niet om de blauwe knik ker te antwoorden en keek ver waand voor zich. De volgende dag was de blijde dag; het zoontje werd negen jaar. Hij had erg gesmeekt om knik kers en die zou hij dan krijgen. Hansje, zo heette hij, kleedde zich al vroeg aan en sprong toen naar de slaapkamer van zijn ouders. Deze waren al wakker; zij kusten hem en zeiden: „Hansje, wel ge feliciteerd en kijk eens, dit krijg je van ons". En zij gaven hem twee pakjes. In het ene zat een bouwdoos en in het andere de doos met knikkers. „O wat fijn, dank U welriep Hansje en gaf zijn vader en moeder een stevige pakkert. „Wat een prachtige stui ter zei hij en keek vol bewon dering naar deze. „Nu kun je knik keren, hè Hans lachte zijn va der. „En bouwen", voegde zijn moeder er aan toe, maar Hans had alleen maar oog voor zijn knik kers. „Ga nog maar wat knikke ren in de gang," zei zijn vader, „Hé ja en even later was Hans aan het spelen. „Wat ben jij mooi", zei hij tegen de stuiter, en deze werd nog verwaander dan hij al was. Nog een poos mocht hij spelen, maar toen was het tijd om te ont bijten. Daarna ging hij naar school met zijn knikkers en een trom meltje met chocolaadjes om van te tracteren. Iedereen bewonderde de glazen stuiter, de knikkers gin gen zich beledigd voelen. „Zijn wij soms niet mooi vroegen zij el kaar kwaad. In het vrije kwar tiertje werd er druk geknikkerd. Maar de glazen stuiter bleef in het doosje opgeborgen. Hansje was veel te bang, dat hij hem verlie zen zou. Maar aan alles komt een einde en ook aan Hansje's verjaardag. Zijn moeder had een keurig zakje gemaakt en dat werd het nieuwe huis voor de familie Knikker en de stuiter. Eiken dag ging Hansje knikkeren en dan verloor hij er weer eens een paar en dan kreeg hij er weer een paar bij. Op een dag moest de glazen stuiter ook mee spelen en ver loor Hansje hem aan zijn vriendje Rob, die bem niet in de knikker zak deed, maar 'm in zijn broek zak stopte. „A, bah, wat ruikt het hier vies zei de stuiter in zich zelf, en daar had hij gelijk aan, want hij was boven op een stuk pek komen te liggen. Rob had al tijd een hele verzameling van al lerlei schatten in zijn zakken en daar was onze verwaande stuiter nu terecht gekomen. Rob vergat de hele stuiter en zo bleef deze een tijdlang in zijn nieu we verblijfplaats. Het was er erg roezemoezig, want iedereen had altijd veel te vertellen. Het pek vooral had veel drukte. Dan was er nog een grote spijker met een scherpe punt, waarmee hij de stuiter wel eens prikte, als die erg vervelend was. En ook een klein fluitje en een heel vieze zakdoek. En dan had je de dobbelsteen nog; met zijn twintig ogen keek hij iedereen aan en zag alles, wat er gebeurde; Haast zou ik de post zegel vergeten, die uit een ver land kwam en veel gezien had. Het pek was erg plagerig uitgeval len. Hij merkte wel, dat de stuiter zich ergerde aan zijn reuk en zei dan: „Mijnheer de stuiter, wat ruikt het hier toch lekker, vind U niet en dan lachte hij ondeu gend. Maar de stuiter zei nooit wat terug en liet het pek maar plagen. „Wat verbeeld zo'n stuk pek zich wel dacht hij dan. Op een dag werd Robs pak he lemaal uitgeborsteld en nagezien. Zijn moeder vond toen alle schat ten bij elkaar. „Foei, foei, wat een rommel, dat moet allemaal maar opgeruimd zei zij en gooide al les in de vuilnisbak. „Wat was de stuiter boos Hoe durven ze mij in de vuilnisbak gooien riep hij woedend uit. „Dat is het lot van alle verwaande dingen zei het pek, dat aldaar niezen moest van al het stof. Twee dagen later kwam de vuil- - Schoenmaker, schoenmaker, heb je 't zo druk Zijn er zo heel, heel veel schoenen weer stuk - Ijverig klop je Je werkt steeds maar door Ben je niet boos, dat ik even je stoor - Weet je, dat Hannie, mijn lief poppekmd, Haar stukke schoenen zo akelig vindt - Heb je den tijd, och toe, maak je ze dan Kom, wees een lief voor mijn kindje, mijn Han 3. Want als het plotseling regenen gaat, (Paps zegt, dat 't weerglas heel slecht al weer staat Krijgt mijn lief popje de voetjes zo nat En als ze ziek wordt, die Hannie, mijn schat 4. Klaagt z' over pijn in haar buikje of zij, 't Is bij haar heus niet zo gauw weer voorbij Schoenmaker, toe Doe me dus eens plezier Kijk, voor 't gemak heb 'k de schoentjes al hier 5. Goed, mevrouw Annie, ik zorg er wel voor. Jou en je pop wil ik graag helpen, hoor 'k Maak dus de schoentjes heel netjes en vlug, Breng ze, voor 't avond wordt, zelf weer terug nisman en leegde de bak in zijn kar. Daar viel zijn oog op de gla zen stuiter. „Hè ,die is mooi voor mijn zieke jongen", zei hij en stak de stuiter in zijn zak. Toen hij 's- avonds thuis kwam, gaf hij de stui ter aan zijn zoontje Dirk, die al een poos ziek was. „O, vader, wat mooi, dank U wel zei Dirk blij. Aandachtig bekeek hij het present en legde hem voor zich op de stoel, die voor zijn bed stond. „Dan kan ik er de hele dag naar kijken", zei hij. „Nu", dacht de stuiter, „ik ben blij, dat ik uit die vieze vuil nisbak weg ben, het is hier nog zo kwaad niet". En hij keek eens naar het jongetje, dat hem met schitterende ogen lag aan te kij ken. „Toch akelig om ziek te zijn Ik zal maar eens aardig tegen hem wezen", besloot hij en dat was al heel wat voor ons verwaande ding. Toen Dirk slapen ging, vroeg hij om de stuiter. Zijn moeder gaf hem dien in de hand en tevreden sliep hij er mee in, „Hè, het is een pret tig gevoel, dat er iemand van je houdt," zei de stuiter en viel ook in slaap. Als hij niet zo trots ge weest was, hadden er nog veel meer van hem gehouden, maar daar dacht hij niet aan. Een paar maanden bleef de stuiter bij Dirk, deze werd beter en mocht weer naar school. Maar de stuiter bleef thuis, want Dirk was bang, dat hij weg zou raken. Maar op een dag, daar gebeur de het ongeluk Dirk had hem 's- morgens vóór hij naar school ging in de vensterbank gelegd. Zijn moeder was ijverig aan het stof afnemen en klopte haar doek bui ten het raam uit. Per ongeluk veeg de zij de stuiter uit het raam. Zij schrok er zelf van, want haar zoontje hield erg veel van de sui ter. Gauw liep zij de straat op om te kijken, of zij hem nog zag. En ja, daar lag de glazen stuiter, mid den op straat. Maar net, toen zij er heen wilde lopen om hem op te rapen, kwam er een zware vracht auto aan en reed pardoes over on ze stuiter heen. Deze viel in heel veel kleine stukjes. Dit is het droevige einde van de glazen stui ter.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 10