RHEUMATIEK OVERSTE SAXON KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 7 FEBRUARI 1935. No. 32. Historische Avonturenroman, Zijn haul en zijn stok. 'TO- VERDRIJFT PIJ Ontevreden Engelsche en Fransche parlementariërs. Flandin tracht bi; voorbaat een storm te bezweren, Frank lin Bouillon c.s, zullen de aan tasting van 't verdrag van Versailles moeilijk kunnen verduwen. Voorstellings vermogen Aller oogen zijn gericht op Duitsch- land. Men vraagt zich overal af, wat de Duitsche regeering (in eerste instan tie) zal antwoorden op de voorstellen van Frankrijk en Engeland. Dat is be grijpelijk. Van dit antwoord in de eer ste plaats komt af te hangen, of de Londensche besprekingen de zoozeer begeerde politieke ontspanning 'zullen brengen. Daarnaast echter moet men zijn aandacht ook gevestigd houden op Frankrijk en Engeland. De Fransche en Engelsche regeeringen zijn nu wel tot een (voorloopig) accoord gekomen, maar uiteindelijk zullen de overeen komsten wel door de parlementen ge ratificeerd moeten worden. De hou ding van de Fransche Kamer en het Engelsche Lagerhuis is dus ten aanzien van wat zich thans bezig lijkt te vol trekken, ook van belang. Het staat als een paal boven water, dat in beide parlementen heel wat afgevaardigden zitten, die niet in alle opzichten tevre den zijn met het resultaat der Lon densche besprekingen. Het Lagerhuis herbergt menschen van het slag Chur chill, die fel gekant zijn tegen Enge- land's daadwerkelijke deelneming aan de veiligheidspacten voor Europa (zij willen hun land in een geïsoleerde po sitie houden), In de Fransche kamer hebben lieden als Franklin Bouillon zitting, die van aantasting van het Verdrag van Versailles niets, maar dan ook absoluut niets, willen weten. Zeer vermoedelijk zal de Engelsche regee ring niet al te veel moeite hebben, om als het zoover is. de eventueel noodige ratificaties van het parlement los te krijgen. De Fransche regeering echter kan daar minder zeker van zijn. Merk waardig is 't reeds geweest, dat de Fransche minister-president Flandin, nauwelijks in Parijs teruggekeerd, zich gehaast heeft, voor de radio een toe spraak tot zijn volk te houden, waarin hij de resultaten van Londen toelichtte. Het leek, alsof de minister de pers commentaren voor wilde zijn, om te voorkomen, dat zich „onjuiste" opvat tingen zouden vastzetten. Voordat Flandin en Laval naar Londen toegin gen is er in de Fransche kamer een de- dat over de buitenlandsche politiek ge weest. Franklin Bouillon bezwoer daar bij de regeering niet te scheutig te zijn met toezeggingen. Flandin en Laval hebben nu echter toegezegd par. V van 't Verdrag van Versailles te zul len schrappen, indien Duitschland wil deelnemen aan de veiligheidspacten Vooral met 't oog daarop zal Flandin het noodig geoordeeld hebben, het Londensche accoord toe te lichten en een mogelijken storm bij voorbaat te bezweren. Voor de Fransche regeering is het het beste, om sterk den nadruk te leggen op de inniger samenwerking met Engeland, die verkregen is, en op de garanties die het „ilucht-Locarno" biedt. Flandin heeft dat in zi]n radio kwartiertje dan ook maar duidelijk ge daan. De bedoeling van de lucht-con- ventie is, om iederen aanvaller bij voor baat af te schrikken. Door het wegne men van deze vrees is het verder ar beiden aan de zaak der veiligheid mo gelijk geworden, aldus Flandin, die ver der betoogde, dat men geen enkel land het recht om voor zijn veiligheid te waken, kon ontzeggen (dus ook door G. P. BAKKER. 36). Saxon trok laarzen en buis uit. De kurassiers keken vol bewondering naar zijn breede schouders, zijn sterke ar men, zijn borstspieren zwaar als de buste van een vrouw. „Hij kan het. Hij z,al het doen", juich te de oude. „Wreek mij, kerel", zei de korporaal. Ten derde male schetterde de trom pet, „Voor de laatste maal", klonk de stem van den heraut. De recruut tr,ad naar voren. „Ik wed een daalder op hem", schreeuwde de oude, „En ik", zei de korporaal. „En ik zei Olivier. „Wie zegt dat daar?" antwoordde de wachtmeester der musketiers. „Ik neem het aan. Met jou en jou en jou. Ieder voor een daalder. De lange Sam son zal hem gauw even wat water te drinken geven." Saxon was inmiddels den musketier genaderd. Hij stond voor hem, de spie ren gespannen. Zijn borst verhief zich vierkant en fier. Boomvast stonden zijn beenen op de brug geplant. De musketier bekeek hem, wilde toen zijn lange armen om hem heen slaan, maar na een vluggen, forschen slag met den smallen kant der handen fe-1 Duitschland niet), en die in den aan vang van zijn rede verklaard had, niet met Duitschland over de 'ieder beken de herbewapening van dat land te wil len polemiseeren, ten koste van het streven om aan Europa den vrede te schenken. De Franschen worden dus uitge- noodigd, nu maar te vergeten, dat er een deel V van het verdrag van Ver sailles geweest is, dat Duitschland uit drukkelijk iedere herbewapening ver bood, Deze verdragsschending door Duitschland, die nimmer openlijk, maar daarom des te zekerder in stilte heeft plaats gevonden, moet men nu maar slikken. Dit is ongetwijfeld de eenige politiek welke overblijft, indien men Duitschland niet met geweld tot nale ving der bepalingen van Versailles wil dwingen en dat wil men niet. Maar zij, die van de eerbiediging van dat verdrag een geloofsartikel hebben ge maakt, zullen 't toch moeilijk kunnen verduwen, dat men een belangrijk deel ervan nu maar laat schieten, en zij kunnen de vraag stellen, of Duitsch-, land, eenmaal op den smaak gekomen, niet nog verder de bepalingen van dat verdrag en die van andere verdra gen die het zal sluiten zal gaan ont duiken. Om dan nog van de andere vredesverdragen te zwijgen Deze le- deneeringen moeten nu bestreden wor den met een verwijzing naar de onbe rekenbare waarde van het lucht-Lo- ca'rno. Deze waarde wordt grooter, naar mate men het gevaar van de Duitsche luchtmacht grooter voorstelt. Bij de besprekingen te Londen moet het daar reeds niet aan ontbroken hebben. Om de Engelschen toeschiete lijker te maken kwamen Flandin en La- val met het befaamde geheime dossier van de Fransche generale staf op de proppen. Dat heette schrikbarende gege vens te bevatten omtrent Duitschland's geheime bewapening en de Fransche ministers dachten er hun Engelsche collega's mee aan 't schrikken te kun nen brengen. Maar die moeten heele- maal- niet geschrokken zijn. De gege vens van hun eigen generale staf zou den de Fransche cijfers nog overtrof fen hebben.-mm Een rede van Ds, Kersten, Ds. G. H. Kersten, lid der Tweede kamer, heeft heden op de jaarvergade ring der Staatk. Geref. Partij, gehou den te Utrecht een rede uitgesproken, waaraan wij hier het een en ander ont leen en. Spr. gispte het feit, dat onze regee ring haar stem niet heeft verheven te gen het houden van de volksstemming in het Saargebied op Zondag. „Niet al leen werkte de hooge Regeering des lands zonder eenig protest te doen hooren aan de Zondags-ontheiliging mede, maar ook tal van A. R. en Chr. Hist, burgemeesters in den lande leenden zich gaarne tot de droeve taak de stembureaux te leiden. Dat zijn nu de menschen, die ons volk nog durven spreken van eeuwige be ginselen, aldus spr. Zij zelf achten die beginselen voor een rotte kool". „Tevens moge ik aan deze beschou wing vastknoopen een korte opmer king over de N.S.B. De Nationaal So cialisten trekken duizenden tot zich van de beginsel-verzakende partijen. Het is geen wonder. De ontevreden heid over de Regeering van „den ster ken man" groeit bij den dag. Het is mij gen de binnenzijde van de armen v,an zijn tegenstander, greep hij den muske tier bij nek en gordel, hief hem hoog op en wierp hem vijf vademen ver in de beek. Het was in een oogenblik ge beurd, blijkbaar zonder buitengewone krachtsinspanning. Een luid gejuich galmde over het veld. De snorrebaard ging naar de muske tiers. „Even mijn daaltertje ontvangen", zei hij tegen den wachtmeester der muske tiers, „En ik", zei de korporaal. „En ik", zei Olivier. „Die lange Samson van jou is te licht, hij moet meer eten", spotte de oude snorrebaard. Maar reeds was er weer een tweede tegenstander, Een korte, sterke kerel, geoouwd als een stier, liep langzaam op Saxon toe, maar het gelukte hem niet dezen weg te dringen. Na een kort handgemeen stortte hij achterover in het water. Weer klonk de fanfare. Saxon stond te wachten op ae brug, zijn athletische gestalte hoog opgericht. Hij keek naar de groep officieren en een glimlach vloog even over zijn ge laat. Alö ze eens wisten dacht hij Een jonge vaandrig keek naar hem met een gloeiend gelaat. Hij zag hem in de oogen. Maar hij moest zijn gedach ten bij den strijd bepalen. Hij wilde zijn vrienden het genot der overwinning bezorgen. De fanfare schetterde. De stem van den heraut schalde over de kampplaats. Niem,and verscheen. „Kolonel zei de vaandrig met blo zende wangen. „Ik wou dat ik het kon." van nabij bekend, dat vele vooraan staande mannen der A. R. P. zich niet langer achter Colijn scharen. Zij zijn het moede geworden. Eenerzijds zoeken de belijdende Hervormden verandering; an derzijds zuchten duizenden om betere leiding, gedreven door materieele be langen. Is het nu wonder, dat van de ze Iaatsten honderden en honderden overloopen naar Mussert? Beginselen tellen niet meer. Die zijn verkwanseld. Met Roomschen, Liberalen en Vrijzinnig Democraten is een regeering saamge- steld. Van beginselen mag niet meer ge rept. Van krachtig bestuur, van nood zakelijke reorganisatie blijkt niets, ook niet het allerminste. Partij-politiek wordt gevoerd. Eigen belang gediend. Wat weerhoudt nu de van haar begin-, selen beroofde massa om over te loo- pen? Wie echter eenig crediet voor Gods Woord behouden heeft, moet geheel de beweging veroordeelen. Wij kunnen on der Musserts banieren ons niet scharen om des beginsels wil. Gods Woord scheidt ons van hem met een diepe kloof. Draagt het uit in uw huis en in uw kringen, dat geen terugkeer tot Gods ordinantiën te wachten is van Musserts optreden. Daarenboven be- geere niemand toch voor ons land een eigenmachtig optredend despotisme, dat de rechten en vrijheden van het Neder- landsche volk onder den voet loopt." De crisiswetgeving van het Kabinet- Colijn acht ds. Kersten onjuist, omdat deze is een zich wapenen in den strijd tegen in plaats van het bukken onder God. „De zegeningen Gods zijn ons een vloek geworden. Nog een weinig en de Regeering zal de Bid- en Dankdagen verbieden, waarin des Heeren zegen over het gewas des velds en de vrucht baarheid der kudden wordt afgesmeekt. Bidden zoudt gij in het Regeeringssy- steem moeten om wanoogst. God geeft te veel. En de overheid ontziet zich niet de hand te slaan ,aan de van God gegeven vruchten en kudden om deze te vernietigen. De Regeering heeft bere kend hoeveel er groeien; hoe groot onze varkens- en veestapel zijn mag. Gere glementeerd zijn groenten en aardappe len. En wat te veel is geacht .wordt voor menschelijk voedsel onbruikbaar ge maakt. Schreit het niet ten hemel? Hoe is met varkens en biggen gehandeld? Gruwelijk is omgegaan met het vee. Hoogdragende koeien zijn afgemaakt. In de wei geboren kalveren zijn doodgetrapt. Millioenen blikken vleesch zijn bedorven. Bij duizenden tegelijk werden zij verbrand. Het volk toont zijn afkeer van het handelen der Regeering. Niettegenstaande bij velen geen vleesch of vet meer op tafel komt, weigeren zij het regeeringsvleesch. Op schandelijke wijze is geknoeid. Enkele personen zijn rijk geworden van de afslachting van vee- en varkens, ten n,adeele der boe ren en der geheele bevolking, Het af-, maken van onzen veestapel is God ter gend. Bovendien roept de crisis-wetge ving weder een heirleger ambtenaren te voorschijn, die parasiteeren op de be volking en haar verder uitzuigen. Voer hen is die wetgeving opperbest. Maar de landman wordt beroofd van recht en vrijheid. Hij is knecht geworden. De handelaar is aan handen en voeten ge bonden, De boterhandelaar, de midden-1 standers, maar waartoe meer. Het is met recht en vrijheid gedaan. I Een landbouwer is vervolgd omdat hij een arme vrouw, die in weken geen aardappels gegeten had, toestond de achtergebleven aardappelen van zijn akker op te rapen. Vele varkenshouders zijn van hun varkens beroofd; het vee der boeren is van de stallen weggehaald; verbeurd verklaard; onschuldige boeren zijn veroordeeld; beboet; in de geva ,- genis geworpen. Daartoe is het in Ne derland gekomen." Spr. veroordeelde verder scherp, dat er nog steeds cumulatie bestaat en zeer hooge salarissen uit de publieke kassen, door een verarmde bevolking gevuld, worden uitgekeerd: loonen van 18.000 en meer en pensioenen navenant. „Hoe durft deze Regeering het aan ambten le vergeven aan gepensioneerden, gelijk onlangs nog een oud-minister tot burge meester benoemd werd, terwijl honder den bekwame menschen die geen brood verdienen, gepasseerd worden! Hoe kan de Regeering dergelijk optreden verant woorden? Van de daken moet het uit geroepen, dat korting van traktemen ten moet geschieden van boven af". Ook het feit, dat de vakbonden de loonen nog steeds op een hoog peil trachten te houden werd door spr. ge gispt. „Met geen pen, aldus vervolgde spr., is het lijden der menschen te beschrij ven. Van buiten is het menigwerf niet aan te zien wat innerlijk omgaat. En nu is tot wegnemen van het oordeel, waar onder ons volk gebukt gaat, niet van de Regeering onze verwachting. Elke tak van ons volksbestaan die nog buiten rechtstreeksche Regeeringsbemoeiing blijven mocht, zou ik willen toeroepen: „Houdt toch de Regeering van uw erf". Hare bemoeiing kost u uw vrijheid. Met de rechten en vrijheden van ons volk is het gedaan. Wij zullen het ons te laat beklagen. Geloof het. Bewaar toch het kostelijk goed uwer vrijheden. Wat wij wenschen dat is, dat ons geheele leven in eenvoud geschikt worde op lager peil. Onze huishuren mogen niet meer dan een-zesde van ons inkomen bedra gen; voedingsmiddelen, kleeding en dek king moeten omlaag; ja nog steeds om laag. Dan kan er weer gekocht; dar opent zich de gelegenheid van arbeid; dan gaan wij niet voort op den weg van steun, die eerst aan een-vijfde; daarna aan straks aan de helft van ons volk gegeven zal worden, tot geheel de be volking steunbehoeftig wordt en wij het Romeinsche rijk achteraan ten verdere ve gaan. Hout en stok onzer afgoden zullen ons niet redden, noch den weg der verlossing openen. Zoo wij den kop opsteken en twisten tegen den Almach tige, voorwaar wij graven ons graf." Scherp hekelde spr. vervolgens de houding der regeering ten aanzien van onze weermacht. „Op een nationale zaa'-: als de defensie wordt beknibbeld tot in 't onverantwoordelijke toe- En dat terwijl andere landen zich van top tot teen wa penen. Zelfs het kleine naburige België heeft zijn verdediging in machtige for tenreeks en ontzaglijke legeruitbrei iing tot in het uiterste versterkt. Nederland brengt het niet verder dan tot het leggen van de fundamenten voor een fort te Vlissingen Hierna kwam „Rome" aan de beurt. „Onder Christelijke leuzen is ons volk aan Rome verkocht, aldus spr. De poli tiek KuyperSchaepmanLohman is ons zeer verderfelijk geworden. Prote stanten tellen wij nog in Nederland, maar van een Protest is schier geen sprake meer. Duizenden roemen zich Gereformeerd te zijn, zij zijn echter met Rome verzwagerd. Den hemel hebben zij zelfs met Rome gedeeld- Och, of de Heere ons deed opstaan uit den slaap. Ontwaakt gij die slaapt! Gods woord kome weer in eere. De ou de belijdenis worde weder tot heer schappij gebracht. De liefde gloeie we der op. Voorwaar wij zouden het met' Rome zoo goed niet kunnen deelen als thans groote scharen het er mede eens zijn; wij zouden Rome niet steunen, ge lijk nu duizenden, die hun zaken bevoor- deelen ten koste der Protestantsche! d'c „Maar ik zal het doen", klonk een vroolijke stem. „Zoo'n tegenpartij vindt; je niet eiken dag, al is hij dan ook een gewone ruiter." De hopman w,as een groote, breede knaap, bijna even lang als Saxon, met. een prettig gezicht. Hij trad naar voren. Hij deed zijn sjerp en zwaard af, trok zijn laarzen uit, zijn uniformjas. De heraut riep: „Hopman Von Felsen neemt de uit daging aan." „Hoera", brulden soldeniers en offi cieren. De kolonel knikte goedkeurend. „Dat mag ik", zei hij. „Lichaamskracht is niet aan rang gebonden. Baron Von Felsen is een kerel, een soldaat naar mijn hart." Saxon wachtte hem op, keek hem aan en dacht: „Hij kon een jongere broer van mij zijn." „Hopman", zei hij. „Het is mij een groote eer", en reikte hem aarzelend de hand De ander greep die dadelijk j en beiden drukten zoo stevig, dat de vingers wit werden. Tegelijk- lieten ze los en lachten. Daarna grepen zij elkaar om den mid del. Ze stonden lijf aan lijf. Alle spieren waren gespannen. Ze drukten met al hun krachten. Het was een strijd vanj twee reuzen, een zuivere krachtproef, j Ademloos keken de toeschouwers naar den stillen kamp. Langzaam ontspanden zich de spieren v,an den hopman. Hij wankelde. Zijn armen vielen machteloos langs zijn lichaam. Saxon nam hem op, droeg hem veilig over de brug en zette, hem neer op een stoel bij de groep of-s ficieren. „Hier is de dapperste en flinkste ke rel, dien ik ooit heb ontmoet'", kwam z,acht over zijn lippen. Toen ging hij te rug, wankelde en zou gevallen zijn als de kurassiers niet snel waren toegescho ten om hem te ondersteunen. Ze namen hem juichend en zingend op de schouders en droegen hem in triomf naar de groote tent van mooie Floor. En telkens klonk weer hun lied: Wie is de sterkste ruiter in heel het Duitsche land. In Brandenburg, in Saksenland En aan den waterkant. HOOFDSTUK XXII. Het feest in de tent van mooie Floor was in vollen gang. Het vierde peleton van Montecucouli's kurassiers zat om een lange tafel en het bier stroomde. Saxon zat op de eereplaats tusschen den wachtmeester en den korporaal. Zijn vijf gouden rijders had hij ontvangen en hij had een vat Hamburger bier laten aanrukken dat op een schraag naast hem stond en waaruit een knappe roodarmïge helpster van Floor de krui ken geregeld vol tapte. De wachtmeester had eenige vriende lijke woorden aan den recruut gewijd, die met hoera's en het slaan van de zware sabels op de tafel waren ont vangen. Daarna waren de kurassiers begonen liedjes te zingen, eerst grap-* pige, toen gortige en ten slotte senti-1 menteele. Bij het schoone lied: Evenals de zonneschijn, geeft Sloan's Liniment warmte en verdrijft het de rheumatische pijnes doordat het den bloedsomloop stimuleert Gebruik daarom Sloan's bij spit, lendepijn, jicht en tegea alle spierpijnen! Wrijf Sloan's zachtjes op de pijiw lijfce plaatsen - masseer niet! (lngez. MecL) hun knechts en meiden te werk stellen en Protestanten uitsluiten; die hun eigen godsdienst afbreken. En dat terwijl Ro me steeds dezelfde is gebleven- Het stelt den eed aan den paus boven dien aan het Vaderland. Het zal niet rusten, zoo sprak men zelfs enkele jaren beleden op een katholieken-dag in den Haag, voor dat öf de Protestanten öf zij ondergegaan zijn in ons land. Het smaadt en schimpt de Hervormers tot op den huidigen dag. Van Luther durft men schriiven: „Na een goddeloos leven stierf Luther, verlaten van God, Hem lasterend tot het einde toe". En van Calvijn lasterde Rome, dat zijn einde jammerlijk was; en dat hij wanhopend aan de zaligheid de duive len aanriep onder de afschuwelijkste vervloekingen. Tenslotte critiseerde ds. Kersten de houding der Anti-Rev. Partij jegens de Staatk. Gereformeerden, daarbij de aan dacht vestigende op het door minister De Wilde ingediende kieswetje, dat o. m. beoogt, partijen, die bij de verkie zingen niet minstens driemaal den kies- deeler halen, uit het parlement te hou den. „Dit kieswetje bedoelt, aldus spr., niets minder dan de uitwerping der Staatk. Geref. Partij, De haat der A, R. treedt duidelijk aan het licht. De gees telijke bedriegerijen der A, R. moeten niet langer ondermijnd. Daar kunnen zij niet tegen. De heeren reiken zichzelf het brevet uit van Gereformeerd te zijn. In de staatkunde weten zij het beter dan onze Hervormde vaderen. Te lang hebben zij het volk misleid. De oogen gaan open. De grond zinkt ander hun voeten weg. En nu blijft hun maar één redmiddel en dat is schelden en uitwer- pen. Wij kunnen rustig afwachten. Ons zelf hebben wij niet gezocht. En voorts zoo menigmaal reeds is de dood ons aange zegd, dat ook dit doodvonnis er nog wel bij in gereedheid kan gebracht wor den. Maar het volk vergete niet de daad van Minister De Wilde. Het prente diep in het woeden der A. R. ook als zij te gen de verkiezingen broederlijk wor den. Het zijn de vijanden van de oude beproefde waarheid. De versjacheraars van ons Calvinistisch volk. Voor een schotel linzenmoes hebben zij ons volk Moeder ik zal het nooit, neen nooit vergeten, Hoe 'k aan uw zachte boezem heb gerust, Toen ik nog klein Wias met een rein geweten En u mij teeder hebt in slaap gekust, zat zelfs de oude wachtmeester met zijn groote snor droef voorover gebogen en pinkte een traan weg. Menig glas bier had den weg gevonden door zijn keel- gat. „Kom, wachtmeester, moed houden", troostte Willem. „Moed Willem. Moed heb ik genoeg, maar het ergste is, Willem, dat ik nooit een moeder heb gehad. Ik ben een eenzame vondeling." „En de kruiken zijn leeg", zei de korporaal. „Nog eens inschenken", zti Saxon te gen dikke Marie. De stemming werd weer vroolijker. „Een gelukkige dag", pochte Olivier. „Dertien daalders verdiend, gewonnen door kracht." Floor kwam bij de tafel, ging achter Saxon staan en gaf hem heimelijk een vodje papier. „Een vrouw bracht het voor u", legde ze uit. De korporaal zag het. „Ik heb het je voorspeld", lachte hij, „dat de vrouwtjes n,aar je zouden kij ken. Een rendez-vous. Een mooie vrouw heeft je zien vechten en je spieren be wonderd. Ze kan zelfs niet tot morgen wachten. Geluksvogel." (Wordt vervoigd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5