RHEUMATIEK
OVERSTE SAXON
KRONIEK van den DAG.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 7 FEBRUARI 1935. No. 32.
Historische Avonturenroman,
Zijn haul en zijn stok.
'TO-
VERDRIJFT PIJ
Ontevreden Engelsche en
Fransche parlementariërs.
Flandin tracht bi; voorbaat een
storm te bezweren, Frank
lin Bouillon c.s, zullen de aan
tasting van 't verdrag van
Versailles moeilijk kunnen
verduwen. Voorstellings
vermogen
Aller oogen zijn gericht op Duitsch-
land. Men vraagt zich overal af, wat de
Duitsche regeering (in eerste instan
tie) zal antwoorden op de voorstellen
van Frankrijk en Engeland. Dat is be
grijpelijk. Van dit antwoord in de eer
ste plaats komt af te hangen, of de
Londensche besprekingen de zoozeer
begeerde politieke ontspanning 'zullen
brengen. Daarnaast echter moet men
zijn aandacht ook gevestigd houden op
Frankrijk en Engeland. De Fransche
en Engelsche regeeringen zijn nu wel
tot een (voorloopig) accoord gekomen,
maar uiteindelijk zullen de overeen
komsten wel door de parlementen ge
ratificeerd moeten worden. De hou
ding van de Fransche Kamer en het
Engelsche Lagerhuis is dus ten aanzien
van wat zich thans bezig lijkt te vol
trekken, ook van belang. Het staat als
een paal boven water, dat in beide
parlementen heel wat afgevaardigden
zitten, die niet in alle opzichten tevre
den zijn met het resultaat der Lon
densche besprekingen. Het Lagerhuis
herbergt menschen van het slag Chur
chill, die fel gekant zijn tegen Enge-
land's daadwerkelijke deelneming aan
de veiligheidspacten voor Europa (zij
willen hun land in een geïsoleerde po
sitie houden), In de Fransche kamer
hebben lieden als Franklin Bouillon
zitting, die van aantasting van het
Verdrag van Versailles niets, maar dan
ook absoluut niets, willen weten. Zeer
vermoedelijk zal de Engelsche regee
ring niet al te veel moeite hebben, om
als het zoover is. de eventueel noodige
ratificaties van het parlement los te
krijgen. De Fransche regeering echter
kan daar minder zeker van zijn. Merk
waardig is 't reeds geweest, dat de
Fransche minister-president Flandin,
nauwelijks in Parijs teruggekeerd, zich
gehaast heeft, voor de radio een toe
spraak tot zijn volk te houden, waarin
hij de resultaten van Londen toelichtte.
Het leek, alsof de minister de pers
commentaren voor wilde zijn, om te
voorkomen, dat zich „onjuiste" opvat
tingen zouden vastzetten. Voordat
Flandin en Laval naar Londen toegin
gen is er in de Fransche kamer een de-
dat over de buitenlandsche politiek ge
weest. Franklin Bouillon bezwoer daar
bij de regeering niet te scheutig te zijn
met toezeggingen. Flandin en Laval
hebben nu echter toegezegd par. V
van 't Verdrag van Versailles te zul
len schrappen, indien Duitschland wil
deelnemen aan de veiligheidspacten
Vooral met 't oog daarop zal Flandin
het noodig geoordeeld hebben, het
Londensche accoord toe te lichten en
een mogelijken storm bij voorbaat te
bezweren. Voor de Fransche regeering
is het het beste, om sterk den nadruk
te leggen op de inniger samenwerking
met Engeland, die verkregen is, en op
de garanties die het „ilucht-Locarno"
biedt. Flandin heeft dat in zi]n radio
kwartiertje dan ook maar duidelijk ge
daan. De bedoeling van de lucht-con-
ventie is, om iederen aanvaller bij voor
baat af te schrikken. Door het wegne
men van deze vrees is het verder ar
beiden aan de zaak der veiligheid mo
gelijk geworden, aldus Flandin, die ver
der betoogde, dat men geen enkel
land het recht om voor zijn veiligheid
te waken, kon ontzeggen (dus ook
door G. P. BAKKER.
36).
Saxon trok laarzen en buis uit. De
kurassiers keken vol bewondering naar
zijn breede schouders, zijn sterke ar
men, zijn borstspieren zwaar als de
buste van een vrouw.
„Hij kan het. Hij z,al het doen", juich
te de oude.
„Wreek mij, kerel", zei de korporaal.
Ten derde male schetterde de trom
pet,
„Voor de laatste maal", klonk de
stem van den heraut.
De recruut tr,ad naar voren.
„Ik wed een daalder op hem",
schreeuwde de oude,
„En ik", zei de korporaal. „En ik
zei Olivier.
„Wie zegt dat daar?" antwoordde
de wachtmeester der musketiers. „Ik
neem het aan. Met jou en jou en jou.
Ieder voor een daalder. De lange Sam
son zal hem gauw even wat water te
drinken geven."
Saxon was inmiddels den musketier
genaderd. Hij stond voor hem, de spie
ren gespannen. Zijn borst verhief zich
vierkant en fier. Boomvast stonden zijn
beenen op de brug geplant.
De musketier bekeek hem, wilde toen
zijn lange armen om hem heen slaan,
maar na een vluggen, forschen slag
met den smallen kant der handen fe-1
Duitschland niet), en die in den aan
vang van zijn rede verklaard had, niet
met Duitschland over de 'ieder beken
de herbewapening van dat land te wil
len polemiseeren, ten koste van het
streven om aan Europa den vrede te
schenken.
De Franschen worden dus uitge-
noodigd, nu maar te vergeten, dat er
een deel V van het verdrag van Ver
sailles geweest is, dat Duitschland uit
drukkelijk iedere herbewapening ver
bood, Deze verdragsschending door
Duitschland, die nimmer openlijk, maar
daarom des te zekerder in stilte heeft
plaats gevonden, moet men nu maar
slikken. Dit is ongetwijfeld de eenige
politiek welke overblijft, indien men
Duitschland niet met geweld tot nale
ving der bepalingen van Versailles wil
dwingen en dat wil men niet. Maar
zij, die van de eerbiediging van dat
verdrag een geloofsartikel hebben ge
maakt, zullen 't toch moeilijk kunnen
verduwen, dat men een belangrijk deel
ervan nu maar laat schieten, en zij
kunnen de vraag stellen, of Duitsch-,
land, eenmaal op den smaak gekomen,
niet nog verder de bepalingen van dat
verdrag en die van andere verdra
gen die het zal sluiten zal gaan ont
duiken. Om dan nog van de andere
vredesverdragen te zwijgen Deze le-
deneeringen moeten nu bestreden wor
den met een verwijzing naar de onbe
rekenbare waarde van het lucht-Lo-
ca'rno. Deze waarde wordt grooter,
naar mate men het gevaar van de
Duitsche luchtmacht grooter voorstelt.
Bij de besprekingen te Londen moet
het daar reeds niet aan ontbroken
hebben. Om de Engelschen toeschiete
lijker te maken kwamen Flandin en La-
val met het befaamde geheime dossier
van de Fransche generale staf op de
proppen. Dat heette schrikbarende gege
vens te bevatten omtrent Duitschland's
geheime bewapening en de Fransche
ministers dachten er hun Engelsche
collega's mee aan 't schrikken te kun
nen brengen. Maar die moeten heele-
maal- niet geschrokken zijn. De gege
vens van hun eigen generale staf zou
den de Fransche cijfers nog overtrof
fen hebben.-mm
Een rede van Ds, Kersten,
Ds. G. H. Kersten, lid der Tweede
kamer, heeft heden op de jaarvergade
ring der Staatk. Geref. Partij, gehou
den te Utrecht een rede uitgesproken,
waaraan wij hier het een en ander ont
leen en.
Spr. gispte het feit, dat onze regee
ring haar stem niet heeft verheven te
gen het houden van de volksstemming
in het Saargebied op Zondag. „Niet al
leen werkte de hooge Regeering des
lands zonder eenig protest te doen
hooren aan de Zondags-ontheiliging
mede, maar ook tal van A. R. en
Chr. Hist, burgemeesters in
den lande leenden zich gaarne tot de
droeve taak de stembureaux te leiden.
Dat zijn nu de menschen, die ons volk
nog durven spreken van eeuwige be
ginselen, aldus spr. Zij zelf achten die
beginselen voor een rotte kool".
„Tevens moge ik aan deze beschou
wing vastknoopen een korte opmer
king over de N.S.B. De Nationaal So
cialisten trekken duizenden tot zich
van de beginsel-verzakende partijen.
Het is geen wonder. De ontevreden
heid over de Regeering van „den ster
ken man" groeit bij den dag. Het is mij
gen de binnenzijde van de armen v,an
zijn tegenstander, greep hij den muske
tier bij nek en gordel, hief hem hoog
op en wierp hem vijf vademen ver in de
beek. Het was in een oogenblik ge
beurd, blijkbaar zonder buitengewone
krachtsinspanning.
Een luid gejuich galmde over het veld.
De snorrebaard ging naar de muske
tiers.
„Even mijn daaltertje ontvangen", zei
hij tegen den wachtmeester der muske
tiers, „En ik", zei de korporaal. „En
ik", zei Olivier. „Die lange Samson van
jou is te licht, hij moet meer eten",
spotte de oude snorrebaard.
Maar reeds was er weer een tweede
tegenstander,
Een korte, sterke kerel, geoouwd als
een stier, liep langzaam op Saxon toe,
maar het gelukte hem niet dezen weg
te dringen. Na een kort handgemeen
stortte hij achterover in het water.
Weer klonk de fanfare.
Saxon stond te wachten op ae brug,
zijn athletische gestalte hoog opgericht.
Hij keek naar de groep officieren en
een glimlach vloog even over zijn ge
laat. Alö ze eens wisten dacht hij
Een jonge vaandrig keek naar hem
met een gloeiend gelaat. Hij zag hem
in de oogen. Maar hij moest zijn gedach
ten bij den strijd bepalen. Hij wilde
zijn vrienden het genot der overwinning
bezorgen.
De fanfare schetterde. De stem van
den heraut schalde over de kampplaats.
Niem,and verscheen.
„Kolonel zei de vaandrig met blo
zende wangen. „Ik wou dat ik het kon."
van nabij bekend, dat vele vooraan
staande mannen der A. R. P. zich niet
langer achter Colijn scharen. Zij zijn het
moede geworden. Eenerzijds zoeken de
belijdende Hervormden verandering; an
derzijds zuchten duizenden om betere
leiding, gedreven door materieele be
langen. Is het nu wonder, dat van de
ze Iaatsten honderden en honderden
overloopen naar Mussert? Beginselen
tellen niet meer. Die zijn verkwanseld.
Met Roomschen, Liberalen en Vrijzinnig
Democraten is een regeering saamge-
steld. Van beginselen mag niet meer ge
rept. Van krachtig bestuur, van nood
zakelijke reorganisatie blijkt niets, ook
niet het allerminste. Partij-politiek
wordt gevoerd. Eigen belang gediend.
Wat weerhoudt nu de van haar begin-,
selen beroofde massa om over te loo-
pen?
Wie echter eenig crediet voor Gods
Woord behouden heeft, moet geheel de
beweging veroordeelen. Wij kunnen on
der Musserts banieren ons niet scharen
om des beginsels wil. Gods Woord
scheidt ons van hem met een diepe
kloof. Draagt het uit in uw huis en in
uw kringen, dat geen terugkeer tot
Gods ordinantiën te wachten is van
Musserts optreden. Daarenboven be-
geere niemand toch voor ons land een
eigenmachtig optredend despotisme, dat
de rechten en vrijheden van het Neder-
landsche volk onder den voet loopt."
De crisiswetgeving van het Kabinet-
Colijn acht ds. Kersten onjuist, omdat
deze is een zich wapenen in den strijd
tegen in plaats van het bukken onder
God. „De zegeningen Gods zijn ons een
vloek geworden. Nog een weinig en de
Regeering zal de Bid- en Dankdagen
verbieden, waarin des Heeren zegen
over het gewas des velds en de vrucht
baarheid der kudden wordt afgesmeekt.
Bidden zoudt gij in het Regeeringssy-
steem moeten om wanoogst. God geeft
te veel. En de overheid ontziet zich
niet de hand te slaan ,aan de van God
gegeven vruchten en kudden om deze te
vernietigen. De Regeering heeft bere
kend hoeveel er groeien; hoe groot onze
varkens- en veestapel zijn mag. Gere
glementeerd zijn groenten en aardappe
len. En wat te veel is geacht .wordt voor
menschelijk voedsel onbruikbaar ge
maakt. Schreit het niet ten hemel? Hoe
is met varkens en biggen gehandeld?
Gruwelijk is omgegaan met het vee.
Hoogdragende koeien zijn afgemaakt.
In de wei geboren kalveren zijn
doodgetrapt. Millioenen blikken vleesch
zijn bedorven. Bij duizenden tegelijk
werden zij verbrand. Het volk toont zijn
afkeer van het handelen der Regeering.
Niettegenstaande bij velen geen vleesch
of vet meer op tafel komt, weigeren zij
het regeeringsvleesch. Op schandelijke
wijze is geknoeid. Enkele personen zijn
rijk geworden van de afslachting van
vee- en varkens, ten n,adeele der boe
ren en der geheele bevolking, Het af-,
maken van onzen veestapel is God ter
gend. Bovendien roept de crisis-wetge
ving weder een heirleger ambtenaren te
voorschijn, die parasiteeren op de be
volking en haar verder uitzuigen. Voer
hen is die wetgeving opperbest. Maar
de landman wordt beroofd van recht en
vrijheid. Hij is knecht geworden. De
handelaar is aan handen en voeten ge
bonden, De boterhandelaar, de midden-1
standers, maar waartoe meer. Het is
met recht en vrijheid gedaan. I
Een landbouwer is vervolgd omdat hij
een arme vrouw, die in weken geen
aardappels gegeten had, toestond de
achtergebleven aardappelen van zijn
akker op te rapen. Vele varkenshouders
zijn van hun varkens beroofd; het vee
der boeren is van de stallen weggehaald;
verbeurd verklaard; onschuldige boeren
zijn veroordeeld; beboet; in de geva ,-
genis geworpen. Daartoe is het in Ne
derland gekomen."
Spr. veroordeelde verder scherp, dat
er nog steeds cumulatie bestaat en zeer
hooge salarissen uit de publieke kassen,
door een verarmde bevolking gevuld,
worden uitgekeerd: loonen van 18.000
en meer en pensioenen navenant. „Hoe
durft deze Regeering het aan ambten le
vergeven aan gepensioneerden, gelijk
onlangs nog een oud-minister tot burge
meester benoemd werd, terwijl honder
den bekwame menschen die geen brood
verdienen, gepasseerd worden! Hoe kan
de Regeering dergelijk optreden verant
woorden? Van de daken moet het uit
geroepen, dat korting van traktemen
ten moet geschieden van boven af".
Ook het feit, dat de vakbonden de
loonen nog steeds op een hoog peil
trachten te houden werd door spr. ge
gispt.
„Met geen pen, aldus vervolgde spr.,
is het lijden der menschen te beschrij
ven. Van buiten is het menigwerf niet
aan te zien wat innerlijk omgaat. En nu
is tot wegnemen van het oordeel, waar
onder ons volk gebukt gaat, niet van de
Regeering onze verwachting. Elke tak
van ons volksbestaan die nog buiten
rechtstreeksche Regeeringsbemoeiing
blijven mocht, zou ik willen toeroepen:
„Houdt toch de Regeering van uw erf".
Hare bemoeiing kost u uw vrijheid. Met
de rechten en vrijheden van ons volk is
het gedaan. Wij zullen het ons te laat
beklagen. Geloof het. Bewaar toch het
kostelijk goed uwer vrijheden. Wat wij
wenschen dat is, dat ons geheele leven
in eenvoud geschikt worde op lager
peil. Onze huishuren mogen niet meer
dan een-zesde van ons inkomen bedra
gen; voedingsmiddelen, kleeding en dek
king moeten omlaag; ja nog steeds om
laag. Dan kan er weer gekocht; dar
opent zich de gelegenheid van arbeid;
dan gaan wij niet voort op den weg van
steun, die eerst aan een-vijfde; daarna
aan straks aan de helft van ons volk
gegeven zal worden, tot geheel de be
volking steunbehoeftig wordt en wij het
Romeinsche rijk achteraan ten verdere
ve gaan. Hout en stok onzer afgoden
zullen ons niet redden, noch den weg
der verlossing openen. Zoo wij den kop
opsteken en twisten tegen den Almach
tige, voorwaar wij graven ons graf."
Scherp hekelde spr. vervolgens de
houding der regeering ten aanzien van
onze weermacht. „Op een nationale zaa'-:
als de defensie wordt beknibbeld tot in
't onverantwoordelijke toe- En dat terwijl
andere landen zich van top tot teen wa
penen. Zelfs het kleine naburige België
heeft zijn verdediging in machtige for
tenreeks en ontzaglijke legeruitbrei iing
tot in het uiterste versterkt. Nederland
brengt het niet verder dan tot het leggen
van de fundamenten voor een fort te
Vlissingen
Hierna kwam „Rome" aan de beurt.
„Onder Christelijke leuzen is ons volk
aan Rome verkocht, aldus spr. De poli
tiek KuyperSchaepmanLohman is
ons zeer verderfelijk geworden. Prote
stanten tellen wij nog in Nederland,
maar van een Protest is schier geen
sprake meer. Duizenden roemen zich
Gereformeerd te zijn, zij zijn echter met
Rome verzwagerd. Den hemel hebben
zij zelfs met Rome gedeeld-
Och, of de Heere ons deed opstaan
uit den slaap. Ontwaakt gij die slaapt!
Gods woord kome weer in eere. De ou
de belijdenis worde weder tot heer
schappij gebracht. De liefde gloeie we
der op. Voorwaar wij zouden het met'
Rome zoo goed niet kunnen deelen als
thans groote scharen het er mede eens
zijn; wij zouden Rome niet steunen, ge
lijk nu duizenden, die hun zaken bevoor-
deelen ten koste der Protestantsche! d'c
„Maar ik zal het doen", klonk een
vroolijke stem. „Zoo'n tegenpartij vindt;
je niet eiken dag, al is hij dan ook een
gewone ruiter."
De hopman w,as een groote, breede
knaap, bijna even lang als Saxon, met.
een prettig gezicht. Hij trad naar voren.
Hij deed zijn sjerp en zwaard af, trok
zijn laarzen uit, zijn uniformjas.
De heraut riep:
„Hopman Von Felsen neemt de uit
daging aan."
„Hoera", brulden soldeniers en offi
cieren. De kolonel knikte goedkeurend.
„Dat mag ik", zei hij. „Lichaamskracht
is niet aan rang gebonden. Baron Von
Felsen is een kerel, een soldaat naar
mijn hart."
Saxon wachtte hem op, keek hem
aan en dacht: „Hij kon een jongere
broer van mij zijn."
„Hopman", zei hij. „Het is mij een
groote eer", en reikte hem aarzelend
de hand De ander greep die dadelijk j
en beiden drukten zoo stevig, dat de
vingers wit werden.
Tegelijk- lieten ze los en lachten.
Daarna grepen zij elkaar om den mid
del.
Ze stonden lijf aan lijf. Alle spieren
waren gespannen. Ze drukten met al
hun krachten. Het was een strijd vanj
twee reuzen, een zuivere krachtproef, j
Ademloos keken de toeschouwers naar
den stillen kamp. Langzaam ontspanden
zich de spieren v,an den hopman. Hij
wankelde. Zijn armen vielen machteloos
langs zijn lichaam. Saxon nam hem op,
droeg hem veilig over de brug en zette,
hem neer op een stoel bij de groep of-s
ficieren.
„Hier is de dapperste en flinkste ke
rel, dien ik ooit heb ontmoet'", kwam
z,acht over zijn lippen. Toen ging hij te
rug, wankelde en zou gevallen zijn als
de kurassiers niet snel waren toegescho
ten om hem te ondersteunen.
Ze namen hem juichend en zingend op
de schouders en droegen hem in triomf
naar de groote tent van mooie Floor.
En telkens klonk weer hun lied:
Wie is de sterkste ruiter in heel het
Duitsche land.
In Brandenburg, in Saksenland
En aan den waterkant.
HOOFDSTUK XXII.
Het feest in de tent van mooie Floor
was in vollen gang. Het vierde peleton
van Montecucouli's kurassiers zat om
een lange tafel en het bier stroomde.
Saxon zat op de eereplaats tusschen
den wachtmeester en den korporaal. Zijn
vijf gouden rijders had hij ontvangen
en hij had een vat Hamburger bier
laten aanrukken dat op een schraag
naast hem stond en waaruit een knappe
roodarmïge helpster van Floor de krui
ken geregeld vol tapte.
De wachtmeester had eenige vriende
lijke woorden aan den recruut gewijd,
die met hoera's en het slaan van de
zware sabels op de tafel waren ont
vangen. Daarna waren de kurassiers
begonen liedjes te zingen, eerst grap-*
pige, toen gortige en ten slotte senti-1
menteele.
Bij het schoone lied:
Evenals de zonneschijn, geeft Sloan's Liniment
warmte en verdrijft het de rheumatische pijnes
doordat het den bloedsomloop stimuleert Gebruik
daarom Sloan's bij spit, lendepijn, jicht en tegea
alle spierpijnen! Wrijf Sloan's zachtjes op de pijiw
lijfce plaatsen - masseer niet!
(lngez. MecL)
hun knechts en meiden te werk stellen
en Protestanten uitsluiten; die hun eigen
godsdienst afbreken. En dat terwijl Ro
me steeds dezelfde is gebleven- Het stelt
den eed aan den paus boven dien aan
het Vaderland. Het zal niet rusten, zoo
sprak men zelfs enkele jaren beleden op
een katholieken-dag in den Haag, voor
dat öf de Protestanten öf zij ondergegaan
zijn in ons land. Het smaadt en schimpt
de Hervormers tot op den huidigen dag.
Van Luther durft men schriiven: „Na een
goddeloos leven stierf Luther, verlaten
van God, Hem lasterend tot het einde
toe". En van Calvijn lasterde Rome, dat
zijn einde jammerlijk was; en dat hij
wanhopend aan de zaligheid de duive
len aanriep onder de afschuwelijkste
vervloekingen.
Tenslotte critiseerde ds. Kersten de
houding der Anti-Rev. Partij jegens de
Staatk. Gereformeerden, daarbij de aan
dacht vestigende op het door minister
De Wilde ingediende kieswetje, dat o.
m. beoogt, partijen, die bij de verkie
zingen niet minstens driemaal den kies-
deeler halen, uit het parlement te hou
den. „Dit kieswetje bedoelt, aldus spr.,
niets minder dan de uitwerping der
Staatk. Geref. Partij, De haat der A, R.
treedt duidelijk aan het licht. De gees
telijke bedriegerijen der A, R. moeten
niet langer ondermijnd. Daar kunnen zij
niet tegen. De heeren reiken zichzelf
het brevet uit van Gereformeerd te zijn.
In de staatkunde weten zij het beter
dan onze Hervormde vaderen. Te lang
hebben zij het volk misleid. De oogen
gaan open. De grond zinkt ander hun
voeten weg. En nu blijft hun maar één
redmiddel en dat is schelden en uitwer-
pen.
Wij kunnen rustig afwachten. Ons zelf
hebben wij niet gezocht. En voorts zoo
menigmaal reeds is de dood ons aange
zegd, dat ook dit doodvonnis er nog
wel bij in gereedheid kan gebracht wor
den. Maar het volk vergete niet de daad
van Minister De Wilde. Het prente diep
in het woeden der A. R. ook als zij te
gen de verkiezingen broederlijk wor
den. Het zijn de vijanden van de oude
beproefde waarheid. De versjacheraars
van ons Calvinistisch volk. Voor een
schotel linzenmoes hebben zij ons volk
Moeder ik zal het nooit, neen
nooit vergeten,
Hoe 'k aan uw zachte boezem
heb gerust,
Toen ik nog klein Wias met
een rein geweten
En u mij teeder hebt in slaap gekust,
zat zelfs de oude wachtmeester met zijn
groote snor droef voorover gebogen en
pinkte een traan weg. Menig glas bier
had den weg gevonden door zijn keel-
gat.
„Kom, wachtmeester, moed houden",
troostte Willem.
„Moed Willem. Moed heb ik genoeg,
maar het ergste is, Willem, dat ik nooit
een moeder heb gehad. Ik ben een
eenzame vondeling."
„En de kruiken zijn leeg", zei de
korporaal.
„Nog eens inschenken", zti Saxon te
gen dikke Marie.
De stemming werd weer vroolijker.
„Een gelukkige dag", pochte Olivier.
„Dertien daalders verdiend, gewonnen
door kracht."
Floor kwam bij de tafel, ging achter
Saxon staan en gaf hem heimelijk een
vodje papier. „Een vrouw bracht het
voor u", legde ze uit.
De korporaal zag het.
„Ik heb het je voorspeld", lachte hij,
„dat de vrouwtjes n,aar je zouden kij
ken. Een rendez-vous. Een mooie vrouw
heeft je zien vechten en je spieren be
wonderd. Ze kan zelfs niet tot morgen
wachten. Geluksvogel."
(Wordt vervoigd).