OVERSTE SAXON SSS onbetwistbaar de beste Kruidt Uw sausen met HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 23 JANUARI 1935. No. 19. KRONIEK van den DAfi. fh>beerze....en ook 6?J zuft zeggen: PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND. Verlost van hevig spit in den rug. Wrijf met: Akker's Kloosterbalsem Historische Avonturenroman, Het Verre Oosten Verkeerd gerichte ongerustheid Zoekt Japan toenadering tot China? De Spoorwegkwestie met i j tr J Rusland opgelost, maar.- gje flemdmdSCW rikaansch-Japansche contro- (Ingez. Med.) verse spitst zich toe. Er kwamen een paar dagen geleden weer eens verontrustende berichten uit het Verre Oosten. De Japanners zou den een nieuwe opmarsch in Noord China, in de provincie Tsjahar zijn be gonnen. Men wist aanvankelijk niet, w,at dit had te beduiden, maar vreesde het érgste; vooral, omdat voor de zoo veelste maal van een „expeditie tegen bandieten" sprake zou zijn. De ervaring heeft geleerd wat expedities tegen ban dieten in deze buurt willen zeggen Onder het mom van zulk een krijgson derneming heeft Japan in een recent verleden Mantsjoerije van China los gescheurd en tot een Japanschen vazal staat gemaakt (zonder dat de b,indie ten er noemswaard nadeel van onder vonden schijnen te hebben). Men leek zich niet ten onrechte te moeten afvra gen, of eenzelfde kunststuk nu in Tsja har, dat aan Mantsjoerije grenst, uitge haald zou worden. Op de eerste berichten volgden ech ter spoedig andere, die een rustiger kijk op de zaak gaven. Ze kwamen grootendeels uit Chineesche bron en hielden in, dat men zich niet ongerust hoefde te maken. De Japanners hadden slechts een strook gronds bezet, waar over men het niet heelemaal eens was. Volgens de Japanners behoorde ze nog tot Mantsjoerijsch gebied, volgens de Chineezen tot de provincie- Tsjahar. De Chineesche regeering was alevel in geen geval van plan, om er om te vech ten en achtte de controverse van wei nig iianbelang. Indien deze voorstelling van zaken uit Tokio was gekomen, had men zijn schouders er over kunnen op halen. Nu echter kon de tijding weinig anders beteekenen dan dat er inder daad niet veel aan de hand w,as. Had de Japansche onderneming een werke lijke bedreiging van China gegolden, dan zou de Chineesche regeering wel uit 'n ander vaatje getapt hebben. Intusschen kan men van meening zijn, dat die gemoedelijke reactie van China, in verband met de algemeene situatie in het Verre Oosten, geenszins gerust stellend mag heeten. Ze geeft grond aan de onderstelling, dat er sinds eeni- gen tijd achter de schermen tusschen China en Japan onderhandeld wordt en de verhouding tusschen beide lan den reeds aanzienlijk verbeterd is. Een half jaar geleden zou een houding als de Chineesche regeering thans aanneemt, niet denkbaar zijn ge weest. Op zichzelf verdiende een ver betering van de Chineesch-Japansche betrekkingen toejuiching. Brengt men haar echter in verband met dg Ja- pansch-Aknerikaansche en de Ja- pansch-Russische betrekkingen, dan komen de dingen heel anders te liggen. Dan blijft er geen andere con clusie over dan dat Japan met suc ces bezig is, het met China op een ,akkoordje te gooien, teneinde de han den tegenover Rusland en Amerika vrij te krijgen. Een ChineeschJapansche samenwerking is ondanks zekere fei ten van de laatste jaren heel wel denkbaar. In hun hart hebben de Chi neezen nog steeds niet veel met de Wes- tersche volken op. Naarmate de natio nalistische Chineesche regeering haar positie versterkt, zal deze antipathie vermoedelijk toenemen. Daartegenover moet er China veel aan gelegen zijn, op den duur met Japan te kunnen samen werken. Men is ,als buren op mekaar aangewezen en het bloed kruipt, waar 't niet gaan kan. De Japanners lijken bovendien gewiekst genoeg, om, zoo dra ze den tijd gekomen achten, den Chi neezen een vriendelijke meening om trent hun streven bij te brengen; een streven, dat ook voor China zijn vruch ten zou kunnen afwerpen. Wellicht is deze tijd th.ans gekomen. Wellicht zijn de Japanners thans hard bezig, vriend schap met de Chineezen te sluiten. Dat de laatsten het jongste Japansche avon tuur zoo gemoedelijk opnamen, is in dit verband een opmerkelijk verschijnsel. Naar het uiterlijk zijn de Japansch- Russische betrekkingen thans ook aan zienlijk verbeterd. Gister werd de over eenkomst gesloten, waarbij Rusland zijn aandeel in den Oosterspoorweg, die dwars door Mantsjoerije loopt, ver koopt. De laatste jaren is herhaaldelijk over dezen spoorweg strijd geweest. Dat zal nu in de toekomst niet meer kunnen. Het blijft echter de vraag, of dit een wezenlijke verbetering van de Japansch-Russische betrekkingen zal be teekenen. Daar kan men nog geenszins gerust op zijn. Het wantrouwen tusschen de beide landen zit heel diep, aangezien de wederzijdsche economische belangen in het Verre Oosten niet bepaald, met elkaar in overeenstemming zijn. Daar kunnen genoeg strubbelingen en zelfs een gewapend conflict uit te voorschijn komen, ook al heeft men thans de spoor wegkwestie uit den weg geruimd. De Japansch-Amerikaansche contro verse lijkt bezig zich langzaam maar ze ker toe te spitsen. Nu de vlootbesprekin- gen te Londen zijn mislukt, bereidt men zich aan beide kanten op versterking van de strategische positie voor. Japan richt wederrechtelijk de Marianen en Karolinen, de voormalige Duitsche eilanden, in den Grooten Oceaan, die het als Volkenbondsmandaat „in bruik leen" heeft, voor militaire doeleinden in. De Volkenbondsraad heeft daaromtrent „inlichtingen gevraagd", doch hij zal er weinig aan kunnen doen. Japan huldigt omtrent deze eilanden het devies: heb- aen is hebben en krijgen is de kunst. Daartegenover zit Amerika ook niet stil. Dat heeft midden in den Grooten Oceaan een eilandje liggen, het Wake eiland, dat als strategische basis zoo noodig goede diensten zal kunnen ver eenen. De Amerikaansche regeering reeft het dezer dagen „ter beschikking gesteld van het departement van mari ne", gelijk een bericht uit Washington aconiek meedeelde. Bovendien bezitten de Amerikanen in het Noorden nog een eilanden-groep, de Aleoeten, die het Amerikaansch vastland in een boog met iet Aziatisch vasteland verbinden. Ook deze genieten sinds eenigen tijd de be langstelling van de militaire kopstukken in Amerika. Commentaar hierbij is overbodig. Als dat zoo doorgaat, hoeft men zich geen .illusies te maken omtrent den „vrede" in den Grooten Oceaan. De toestand lijkt in dit deel van de wereld bij voortduring rachelijker en angstwekkender te zullen worden. Nieuwjaarsrede van den Com missaris der Koningin. Zooals wij in ons vorig nummer reeds meldden, heeft de Commissaris der Koningin, gisteren de vergadering van de Provinciale Staten geopend met een nieuwjaarsrede. Aan die rede ontleenen wij thans het volgende: Aangezien aldus jhr. Quarles van Ufford nog slechts enkele weken van het nieuwe jaar verstreken zijn, wil ïk niet nalaten bij den aanvang Uwer eerste vergadering in dit jaar mijne hartelijke gelukwenschen aan te bie den en mijn oprechten dank uit te spre ken voor de goede wenschen, welke ik bij de wisseling des jaars van velen Uwer mocht ontvangen. Moge 1935 U allen, alsmede Uwe gezinnen en allen, die U dierbaar zijn, veel geluk, voor spoed en zegen brengen. Mijne beste wenschen voorts voor het welzijn onzer provincie en haren ingezetenen. Ongetwijfeld zullen we reeds dankbaar zijn, indien aan het ein de van het jaar van althans eenige op leving sprake zal kunnen zijn. Niemand kan, alhoewel meerdere het trachten, met zekerheid zeggen, hoe de toe komst zich voor ons vaderland zal ont wikkelen. Onze Vaderlandsche over heidsorganen kunnen slechts weinig in vloed uitoefenen op den algemeenen economischen toestand, die toch in hoofdzaak afhankelijk is van internati onale verhoudingen, maar de taak, die op hunne schouders rust, is des te zwaarder. Aan allen, die in deze pro vincie met eene openbare functie zijn of worden bekleed, wensch ik daarom toe sterkte en kracht, trouw en toe wijding, een gezond optimisme, een goed oordeel en wijs beleid. Hoe zorg wekkend ook de tijdsomstandigheden bij voortduring nog blijven, laat ons al len met Gods hulp moedig voorwaarts gaan. De strijd om het bestaan wordt voor velen steeds moeilijker en zwaar der, alle takken van bedrijf hebben een kwijnend bestaan, de werkloosheid neemt steeds grooter afmetingen aan, de bronnen van vroegere welvaart zijn uitgeput. En toch laat ons vertrouwen blijven stellen in de |toekomst in de vaste overtuiging, dat het licht door de duister zal doortrekken. Van harte hoop ik, dat Gods onmisbare zegen in 1935 op onze Provincie en hare inge zetenen en op ons aller arbeid zal mo gen rusten. In den loop van dit jaar zal in Uwe samenstelling door de aanstaande ver kiezingen wijziging worden gebracht. Aan allen breng ik oprechten dank voor de wijze, waarop gij de belangen dezer prrfvincie in het afgeloopen vier jarig tijdperk hebt behartigd, voor Uwe aangename samenwerking, voor den goeden vriendschappelijken geest, waar in Uwe beraadslagingen zijn gevoerd, alsmede voor de wijze, waarop gij mij de leiding Uwer vergaderingen, hebt" makkelijk gemaakt. Moge het U allen gegeven zijn nog lange jaren tot heil en ten nutte onzer provincie werkzaam te zijn. Alvorens onze verdere werk zaamheden aan te vangen, noodig ik U uit met mij een korte terugblik te wer pen op het zooeven bedoelde vierjarig tijdperk, dat in Juni a.s. ten einde loopt. Allereerst denken wij daarbij met diep leedwezen terug aan de zware slagen, welke ons Vorstelijk huis in het afgeloopen jaar hebben getroffen. De innige deelneming van ons volk in het leed onzer beide Vorstinnen is op ont roerende en treffende wijze tot uiting gekomen en diepe rouw, deernis en smart heerschten allerwege. De dank bare nagedachtenis aan de beide zoo beminde ontslapenen zal onverganke lijk blijven voortbestaan. Het teneinde spoedende vierjarig tijdperk is op velerlei gebied uitermate zorgwekkend geweest. De jaren van hoogconjuncture, welke daaraan vooraf gingen, waren beëindigd en eene alge meene depressie, die reusachtige afme tingen aannam, vertoonde zich over de geheele wereld. Op economisch, soci aal, geestelijk en zedelijk gebied was tijdens de hoogconjuncture schier alles mogelijk, schier alles heette een eisch des tijds, schier alles scheen toelaat baar. De inzinking kwam en bracht speciaal op economisch gebied groote ellende en stilstand in menig bedrijf. Toch kan er m.i., ondanks den bui- tegengewoon zwaren druk der tijden, wel ke wij thans beleven, reden tot dank baarheid zijn, dat de jaren van schijn welvaart en schijngeluk voorbij zijn en dat men althans eenigermate tot be zinning is gekomen. Te midden van alle ellende en alle depressie mag meer en meer worden geconstateerd, 'n zich ontluikend schuldbesef en eene erken ning, dat veler levensstandaard op 'n te hoog niveau was ingesteld en dat ver sobering en bezuiniging een eerste plicht* voor een ieder moet worden ge acht. Ook Uwe vergadering heeft bij het voteeren van uitgaven daarmede zeer ernstig rekening gehouden en in het algemeen haar bijzonderen zorg besteed aan onze provinciale begrooting. Met vreugde heb ik bij Uwe beraadslagin gen over de begrooting voor 1935 mo gen vernemen, dat het voorzichtige be leid van Ged. Staten ten opzichte der provinciale financiën bij zeer velen U- wer volledige instemming heeft geno ten. Overeenkomstig het voorstel van Ged. Staten zijn door U een aantal in grijpende maatregelen getroffen en zijn meerdere bezuinigingen ingevoerd". Spr. wees o.a, op de vermindering van de bijdrage in de kosten van krank zinnigenverpleging, verlaging van sub sidies en eveneens van de meeste jaar wedden. Verder wees spr. op andere maatregelen, die grooten invloed had den op de provinciale begrooting, als het besluit om de batige saldi van vori ge dienstjaren weg te werken, het in stellen van een zeeweringsfonds en van een wegenonderhoudsfonds, het laatste naast het reeds eerder ingesteld wegen fonds. Inzake de bestrijding der werkloos heid, wees spr. op verschillende werken die in de laatste jaren van provincie- wege tot uitvoering zijn gebracht en die hun aandeel in die bestrijding bij hebben gedragen, terwijl de commissie die daarmede belast is succes had bij lagere overheidsorganen en particulie ren waar het gold werkverschaffing. Een en ander neemt niet weg, dat dit vraagstuk ook in de naaste toekomst nog steeds de volle aandacht van de Prov. en van Ged. Staten zal dienen te hebben. Zooals vanzelf spreekt, kan bestrij ding der werkloosheid in belangrijke mate gepaard gaan met de uitvoering van werken, waardoor de algemeene verkeersbelangen in deze provincie werden gebaat. In dit verband wees spr. op het doen bouwen van drie motorsche pen op „de Schelde", waarvan het ge volg was, dat de provinciale vloot, me ^ËS^iaEaafiEBBaB „Ziezoo dat is achter den rug, van mijn spit ben ik fijn ai! was de verzuchting, die ik slaakte, toen ik na het gebruik van 2 potjes Klooster balsem finaal van mijn spit af was. Niet staan, niet zitten, niet liggen te kunnen en toch vooruit te moeten om de boter ham te verdienen- Door de vreeselijke spit, die in mijn stuit begon en door mijn gehee e rug trok, was ik hulpeloos als 'n klein kind. Vanaf het oogenblik, dat ik den geneeskrachtigen Kloosterbalsem aanwendde, begon mijn genezing. En nu heb ik in geen 8 maanden meer een aan val gehad". Zoo schrijft ons de heer J. Zw- te A. wiens origineele brief voor ieder ter inzage ligt. Akkers Kloosterbalsem kost per schroefdoos 35 ct. en per pot 62 Yt ct, en f 1,04 en is overal verkrijgbaar. On overtroffen bij brand- en snijwonden. Ook ongeëvenaard als wrijfmiddel bij stijfheid, rheumatiek, spit en pijnlijke spieren. (Ingez. Med.) (Ingez. Med.) door G. P. BAKKER. 23). "iM,0n 'B ^aar 00éen zien?" „Niet goed maar ze schenen donker te zijn. „Hij is een goede vriend van mij", zei ze, „Vraag hem of hij vanavond om elf uur bij mij wil komen. Ik ben dan bij de oude ridderhofstede Sonnenfeld; ei genlijk is het een ruïne. Een half uurtje buiten de wallen op den weg naar Schonebeck, links van den weg. Het is gemakkelijk te vinden. Ik heb belang rijk nieuws voor hem." „Kunt u mij het nieuws zeggen?" vroeg ik. „Hij is mijn beste vriend" „Neen", antwoordde zij. „Het is alleen voor hem bestemd. Hij moet alleen ko men en oppassen dat niemand "hem ziet. Ik zal hem opwachten, 't Is het eenige gebouw, dat er in de buurt staat. „Hebt u het goed begrepen?" vroeg ze. „Ja", zei ik, „daaraan mankeert het niet. Ik zal uw boodschap overbrengen, maar hem raden niet te komen." „Doe dat niet", zei ze met trillende stem, „Doe dat in vredesnaam niet. Hij zal misschien door mij kunnen vinden wat hij zoekt en heel blij zijn mij te zien. „Toen keerde zij zich eensklaps om I en verdween. Eerst was ik van plan haar te volgen, toen bedacht ik dat de boodschap je dan te laat zou kunnen bereiken. Je moest zelf een beslissing nemen", „Dat was verstandig van je." Het hart klopte hem in de keel. Zou Marion toch gekomen zijn? Dat was bijna ondenkbaar, maar toch: wie zou het anders kunnen zijn? „Zou het een boodschap van den meester kunnen wezen?" vroeg Saxon, gewild onverschillig. „Mogelijk", meende Edzke. „Toch geloof ik het niet- Ze was min of meer van streek. Dat zou een bode niet zijn en hij zou een mannetje ge zonden hebben." „Misschien was een vrouw veiliger." „Ik weet het niet, maar ik zou niet gaan. Het is een geheimzinnige geschie denis. Misschien een valstrik."' „Ja, maar ik mag geen enkele kans laten voorbij gaan, misschien is de op lossing van het raadsel heel eenvoudig. Ik zit hier zonder eenig bericht. De tijd verstrijkt. Wie niet waagt, die niet wint." „Maar als het een valstrik is?" „Dan ben ik er zelf ook nog. Als de keizerlijken wantrouwen tegen ons koe sterden, hadden ze ons reeds lang ge vangen kunnen nemen. In elk geval ga ik nu." „Ik ga mee." „Neen antwoordde Saxon. „Je mag mij onder geen enkele omstandigheid volgen, dan bederf je misschien alles. Vergeet niet, Edzke, dat ik gewoon ben mijn leven in de waagschaal te stellen." „Weet je wat", besloot Edzke. „We zullen met de jol een eind de Elbe op roeien, dan behoef je de schildwachten niet te passeeren. Maar als ik je was ging ik niet. Die wijven brengen zeits den verstandigsten man den kop op hol." Willem haalde lachend de schouders op. Ze gingen naar het vooronder. Saxon gaf Edzke al 'zijn bezittingen, behield alleen zijn geldbeurs, stak een pistool 'en een kleine lantaarn bij zich. „Zoo", zei hij. „Nu zal ik mij kunnen verdedigen, als het noodig mocht blij ken. Bewaar dat alles voor mij. Mocht ik morgen niet terug zijn, ga dan naar Rudolf in de Oude Herberg. Weet je waar die is?" „Ja, ik ben er wel eens geweest." „Des te beter. Ga daar dan heen. Zie Rudolf onbemerkt te spreken te krij gen. Vertel hem alles en geef hem wat je van mij hebt. Hij zal weten wat te doen." „Willem", zei Edzke. „Ik zal je be velen stipt opvolgen." Ze stapten in de boot en beurt om beurt namen ze .de riemen. Na een half uurtje gingen ze aan wal. Edzke wachtte tot Saxon uit het gezicht ver dwenen was, toen volgde hij en ging liggen in een goed verscholen hoekje in het struikgewas, vanwaar hij den weg en de hofstede kon waarnemen. Daarna haalde hij pijp en tabak uit zijn broekzak, sloeg vuur, overtuigde zich dat de rook hem niet kon verraden en mompelde: „Ik heb mijn woord gegeven dat ik hem niet zou volgen, maar men kan een zeeman toch niet kwalijk nemen als hij een oogje in 't zeil houdt." HOOFDSTUK XV. Saxon liep voorzichtig het pad af dat naar de ridderhofstede Sonnenfeld voerde. Toen hij bij een oude steenen boogbrug kwam over een breede gracht, die de gebouwen omringde, zag hij bij een poort tusschen twee half in puin liggende torens een vrouw staan. Haar hoofd was door een sluier verborgen, terwijl een ruime mantel haar vormen aan het oog onttrok. „Volg mij" zei een zachte stem, die Saxon niet herkende. Zij ging hem voor over een ruime binnenplaats naar een oude deur, die in de hengsels hing. Door een breede gang* waarvan de zoldering gedeeltelijk ver dwenen was, zoodat men den sterren hemel kon zien, kwamen ze in een dwarsgang. Saxon nam alles scherp waar, zoo goed de h,alve duisternis het hem veroorloofde, maar geen enkel tee- ken wees op andere aanwezigen. De vrouw opende een deur en hij bevond zich tot zijn verbazing in een vrij ruim vertrek, dat niet van de verwoesting had geleden. De muren waren wit ge kalkt, de donkeren eiken zoldering de gelet op de drie motorschepen van grooter type, die eenige jaren eerder zijn gebouwd, thans aan alle eischen van het moderne verkeer beantwoordt. Voor den dienst op de Oosterschelde ging daarmede gepaard het aanbrengen van de noodige voorzieningen aan het havenkanaal en de zwaaiplaats te Zie- rikzee. Dank zij de activiteit en de ijverige zorgen van den Provincialen Water staat zijn, aldus merkte spr. op in de laatste 4 jaren ook verscheidene km. secundairen weg aangelegd of hersteld en zijn verschillende dier wegen na her stelling in beheer en onderhoud door de provincie overgenomen. Spr. las daarop een staat voor van de wegen en weg- vakken, welke na 1931 onder handen zijn genomen en was het totaal daarvan 103.446 km., waarvan in uitvoering 5.739 km. en nieuw aangelegd 5.902 k.m. dus hersteld zijn 91.805 km. Ook is bij verschillende besluiten een renteloos voorschot toegekend voor tertiaire wegen terwijl met medewer king van de staten thans alle wegen in de provincie tolvrij zijn geworden. Die tolvrijheid bestaat niet voor de brug over de Eendracht, eigendom der ge meente Tholen, welke gemeente alle hulde toekomt voor de totstandkoming van dit werk. Met het oog op de ver keersbelangen zijn verder eenige deir provinciale steigers hersteld. Een zeer belangrijk besluit noemde spr. dat tot handhaving als zuiver pro vincialen dienst van de bootverbind'ig Vlissingen-Neuzen. Het moge aldus spr. Uwe vergadering eene voldoening zijn, dat de financieele resultaten van dezen dienst gunstiger zijn gebleken, dan Ged. Staten zich aanvankelijk had den voorgesteld. Dan herinnerde spr. aan de uitvoerige discussies over de opheffing van den tramdienst HansweertVlake, om dan te constateeren dat de Staten voorts te kort zouden hebben gedaan aan hun eer bied door oude gebruiken .indien zij niet het vraagstuk der Zondagsdiensten op de provinciale bootdiensten meerdere malen tot een onderwerp van breedvoe rige gedachtenwisseling had gemaakt. Ook het luchtvaartverkeer, dat voor Zeeland van zoo uitermate groot belang kan worden, heeft zich in de symphatie van de Staten mogen verheugen, getui ge hun besluit tot toekennen van een renteloos voorschot voor aankoop van het vliegveld te Haamstede. Nog tal van andere belangen hebben in de bijna afgeloopen vierjarige periode de ernstige aandacht der Staten ge vraagd. Inzake den landbouw noemde rustte op zware balken. Er was maar één deur, de beide vensters waren door blinden gesloten. De grond was belegd met roode bremer tegels. Het vertrek was eenvoudig gemeubeld, 'n besneden kast op hooge gedraaide poo- ten, een groote tafel en eenige houten stoelen. De gesluierde dame noodigde hem door een gracieus gebaar plaats te ne men in een hoogen leunstoel, ontdeed zich daarna van haar zwarten kanten sluier, wierp haar wijden mantel af en ondanks het flikkerende licht der kaar sen herkende hij baar onmiddellijk aan het weelderig goudblond haar en de slanke gestalte vol gratie. Met haar groene oogen keek ze hem onderzoe kend aan en sprak toen: „Ik ben blij dat u gekomen is. U ziet er nu heel anders uit dan als de oude grijze speelman, die zoo aardig zong in het bosch." „Ik begrijp u niet", antwoorde Saxon. Zijn uitspraak klonk Oost-Friesch. „Ik ben ,een Hollandsche izeemam. Wiezijn uit Groningen met graan gekomen voor het garnizoen. Mijn maat gaf mij uw boodschap. Ik zei: ,,'t Zal Treesje zijn". „Treesje. Wie is dat?" „De dochter van Joost uit' de haven kroeg. Een aardig kind. Maar mijn maai zei: Die was het zeker jiiet". „En u bent toch gekomen"- (Wordt vervolgd.l

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5