OVERSTE SAXON
SSS onbetwistbaar de beste
Kruidt Uw sausen met HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 23 JANUARI 1935. No. 19.
KRONIEK van den DAfi. fh>beerze....en ook 6?J zuft zeggen:
PROVINCIALE STATEN VAN
ZEELAND.
Verlost van hevig spit in den rug.
Wrijf met: Akker's Kloosterbalsem
Historische Avonturenroman,
Het Verre Oosten Verkeerd
gerichte ongerustheid Zoekt
Japan toenadering tot China?
De Spoorwegkwestie met i j tr J
Rusland opgelost, maar.- gje flemdmdSCW
rikaansch-Japansche contro- (Ingez. Med.)
verse spitst zich toe.
Er kwamen een paar dagen geleden
weer eens verontrustende berichten uit
het Verre Oosten. De Japanners zou
den een nieuwe opmarsch in Noord
China, in de provincie Tsjahar zijn be
gonnen. Men wist aanvankelijk niet,
w,at dit had te beduiden, maar vreesde
het érgste; vooral, omdat voor de zoo
veelste maal van een „expeditie tegen
bandieten" sprake zou zijn. De ervaring
heeft geleerd wat expedities tegen ban
dieten in deze buurt willen zeggen
Onder het mom van zulk een krijgson
derneming heeft Japan in een recent
verleden Mantsjoerije van China los
gescheurd en tot een Japanschen vazal
staat gemaakt (zonder dat de b,indie
ten er noemswaard nadeel van onder
vonden schijnen te hebben). Men leek
zich niet ten onrechte te moeten afvra
gen, of eenzelfde kunststuk nu in Tsja
har, dat aan Mantsjoerije grenst, uitge
haald zou worden.
Op de eerste berichten volgden ech
ter spoedig andere, die een rustiger
kijk op de zaak gaven. Ze kwamen
grootendeels uit Chineesche bron en
hielden in, dat men zich niet ongerust
hoefde te maken. De Japanners hadden
slechts een strook gronds bezet, waar
over men het niet heelemaal eens was.
Volgens de Japanners behoorde ze nog
tot Mantsjoerijsch gebied, volgens de
Chineezen tot de provincie- Tsjahar. De
Chineesche regeering was alevel in
geen geval van plan, om er om te vech
ten en achtte de controverse van wei
nig iianbelang. Indien deze voorstelling
van zaken uit Tokio was gekomen, had
men zijn schouders er over kunnen op
halen. Nu echter kon de tijding weinig
anders beteekenen dan dat er inder
daad niet veel aan de hand w,as. Had
de Japansche onderneming een werke
lijke bedreiging van China gegolden, dan
zou de Chineesche regeering wel uit 'n
ander vaatje getapt hebben.
Intusschen kan men van meening zijn,
dat die gemoedelijke reactie van China,
in verband met de algemeene situatie
in het Verre Oosten, geenszins gerust
stellend mag heeten. Ze geeft grond
aan de onderstelling, dat er sinds eeni-
gen tijd achter de schermen tusschen
China en Japan onderhandeld wordt
en de verhouding tusschen beide lan
den reeds aanzienlijk verbeterd is. Een
half jaar geleden zou een houding
als de Chineesche regeering thans
aanneemt, niet denkbaar zijn ge
weest. Op zichzelf verdiende een ver
betering van de Chineesch-Japansche
betrekkingen toejuiching. Brengt men
haar echter in verband met dg Ja-
pansch-Aknerikaansche en de Ja-
pansch-Russische betrekkingen, dan
komen de dingen heel anders te
liggen. Dan blijft er geen andere con
clusie over dan dat Japan met suc
ces bezig is, het met China op een
,akkoordje te gooien, teneinde de han
den tegenover Rusland en Amerika vrij
te krijgen. Een ChineeschJapansche
samenwerking is ondanks zekere fei
ten van de laatste jaren heel wel
denkbaar. In hun hart hebben de Chi
neezen nog steeds niet veel met de Wes-
tersche volken op. Naarmate de natio
nalistische Chineesche regeering haar
positie versterkt, zal deze antipathie
vermoedelijk toenemen. Daartegenover
moet er China veel aan gelegen zijn, op
den duur met Japan te kunnen samen
werken. Men is ,als buren op mekaar
aangewezen en het bloed kruipt, waar
't niet gaan kan. De Japanners lijken
bovendien gewiekst genoeg, om, zoo
dra ze den tijd gekomen achten, den Chi
neezen een vriendelijke meening om
trent hun streven bij te brengen; een
streven, dat ook voor China zijn vruch
ten zou kunnen afwerpen. Wellicht is
deze tijd th.ans gekomen. Wellicht zijn
de Japanners thans hard bezig, vriend
schap met de Chineezen te sluiten. Dat
de laatsten het jongste Japansche avon
tuur zoo gemoedelijk opnamen, is in dit
verband een opmerkelijk verschijnsel.
Naar het uiterlijk zijn de Japansch-
Russische betrekkingen thans ook aan
zienlijk verbeterd. Gister werd de over
eenkomst gesloten, waarbij Rusland zijn
aandeel in den Oosterspoorweg, die
dwars door Mantsjoerije loopt, ver
koopt. De laatste jaren is herhaaldelijk
over dezen spoorweg strijd geweest.
Dat zal nu in de toekomst niet meer
kunnen. Het blijft echter de vraag, of
dit een wezenlijke verbetering van de
Japansch-Russische betrekkingen zal be
teekenen. Daar kan men nog geenszins
gerust op zijn. Het wantrouwen tusschen
de beide landen zit heel diep, aangezien
de wederzijdsche economische belangen
in het Verre Oosten niet bepaald, met
elkaar in overeenstemming zijn. Daar
kunnen genoeg strubbelingen en zelfs
een gewapend conflict uit te voorschijn
komen, ook al heeft men thans de spoor
wegkwestie uit den weg geruimd.
De Japansch-Amerikaansche contro
verse lijkt bezig zich langzaam maar ze
ker toe te spitsen. Nu de vlootbesprekin-
gen te Londen zijn mislukt, bereidt men
zich aan beide kanten op versterking
van de strategische positie voor. Japan
richt wederrechtelijk de Marianen en
Karolinen, de voormalige Duitsche
eilanden, in den Grooten Oceaan, die
het als Volkenbondsmandaat „in bruik
leen" heeft, voor militaire doeleinden in.
De Volkenbondsraad heeft daaromtrent
„inlichtingen gevraagd", doch hij zal er
weinig aan kunnen doen. Japan huldigt
omtrent deze eilanden het devies: heb-
aen is hebben en krijgen is de kunst.
Daartegenover zit Amerika ook niet
stil. Dat heeft midden in den Grooten
Oceaan een eilandje liggen, het Wake
eiland, dat als strategische basis zoo
noodig goede diensten zal kunnen ver
eenen. De Amerikaansche regeering
reeft het dezer dagen „ter beschikking
gesteld van het departement van mari
ne", gelijk een bericht uit Washington
aconiek meedeelde. Bovendien bezitten
de Amerikanen in het Noorden nog een
eilanden-groep, de Aleoeten, die het
Amerikaansch vastland in een boog met
iet Aziatisch vasteland verbinden. Ook
deze genieten sinds eenigen tijd de be
langstelling van de militaire kopstukken
in Amerika.
Commentaar hierbij is overbodig. Als
dat zoo doorgaat, hoeft men zich geen
.illusies te maken omtrent den „vrede" in
den Grooten Oceaan. De toestand lijkt
in dit deel van de wereld bij voortduring
rachelijker en angstwekkender te zullen
worden.
Nieuwjaarsrede van den Com
missaris der Koningin.
Zooals wij in ons vorig nummer
reeds meldden, heeft de Commissaris
der Koningin, gisteren de vergadering
van de Provinciale Staten geopend met
een nieuwjaarsrede.
Aan die rede ontleenen wij thans
het volgende:
Aangezien aldus jhr. Quarles van
Ufford nog slechts enkele weken
van het nieuwe jaar verstreken zijn, wil
ïk niet nalaten bij den aanvang Uwer
eerste vergadering in dit jaar mijne
hartelijke gelukwenschen aan te bie
den en mijn oprechten dank uit te spre
ken voor de goede wenschen, welke
ik bij de wisseling des jaars van velen
Uwer mocht ontvangen. Moge 1935 U
allen, alsmede Uwe gezinnen en allen,
die U dierbaar zijn, veel geluk, voor
spoed en zegen brengen.
Mijne beste wenschen voorts voor
het welzijn onzer provincie en haren
ingezetenen. Ongetwijfeld zullen we
reeds dankbaar zijn, indien aan het ein
de van het jaar van althans eenige op
leving sprake zal kunnen zijn. Niemand
kan, alhoewel meerdere het trachten,
met zekerheid zeggen, hoe de toe
komst zich voor ons vaderland zal ont
wikkelen. Onze Vaderlandsche over
heidsorganen kunnen slechts weinig in
vloed uitoefenen op den algemeenen
economischen toestand, die toch in
hoofdzaak afhankelijk is van internati
onale verhoudingen, maar de taak, die
op hunne schouders rust, is des te
zwaarder. Aan allen, die in deze pro
vincie met eene openbare functie zijn
of worden bekleed, wensch ik daarom
toe sterkte en kracht, trouw en toe
wijding, een gezond optimisme, een
goed oordeel en wijs beleid. Hoe zorg
wekkend ook de tijdsomstandigheden
bij voortduring nog blijven, laat ons al
len met Gods hulp moedig voorwaarts
gaan. De strijd om het bestaan wordt
voor velen steeds moeilijker en zwaar
der, alle takken van bedrijf hebben een
kwijnend bestaan, de werkloosheid
neemt steeds grooter afmetingen aan,
de bronnen van vroegere welvaart zijn
uitgeput. En toch laat ons vertrouwen
blijven stellen in de |toekomst in de
vaste overtuiging, dat het licht door de
duister zal doortrekken. Van harte
hoop ik, dat Gods onmisbare zegen in
1935 op onze Provincie en hare inge
zetenen en op ons aller arbeid zal mo
gen rusten.
In den loop van dit jaar zal in Uwe
samenstelling door de aanstaande ver
kiezingen wijziging worden gebracht.
Aan allen breng ik oprechten dank
voor de wijze, waarop gij de belangen
dezer prrfvincie in het afgeloopen vier
jarig tijdperk hebt behartigd, voor Uwe
aangename samenwerking, voor den
goeden vriendschappelijken geest, waar
in Uwe beraadslagingen zijn gevoerd,
alsmede voor de wijze, waarop gij mij
de leiding Uwer vergaderingen, hebt"
makkelijk gemaakt. Moge het U allen
gegeven zijn nog lange jaren tot heil
en ten nutte onzer provincie werkzaam
te zijn. Alvorens onze verdere werk
zaamheden aan te vangen, noodig ik U
uit met mij een korte terugblik te wer
pen op het zooeven bedoelde vierjarig
tijdperk, dat in Juni a.s. ten einde loopt.
Allereerst denken wij daarbij met
diep leedwezen terug aan de zware
slagen, welke ons Vorstelijk huis in het
afgeloopen jaar hebben getroffen. De
innige deelneming van ons volk in het
leed onzer beide Vorstinnen is op ont
roerende en treffende wijze tot uiting
gekomen en diepe rouw, deernis en
smart heerschten allerwege. De dank
bare nagedachtenis aan de beide zoo
beminde ontslapenen zal onverganke
lijk blijven voortbestaan.
Het teneinde spoedende vierjarig
tijdperk is op velerlei gebied uitermate
zorgwekkend geweest. De jaren van
hoogconjuncture, welke daaraan vooraf
gingen, waren beëindigd en eene alge
meene depressie, die reusachtige afme
tingen aannam, vertoonde zich over de
geheele wereld. Op economisch, soci
aal, geestelijk en zedelijk gebied was
tijdens de hoogconjuncture schier alles
mogelijk, schier alles heette een eisch
des tijds, schier alles scheen toelaat
baar. De inzinking kwam en bracht
speciaal op economisch gebied groote
ellende en stilstand in menig bedrijf.
Toch kan er m.i., ondanks den bui-
tegengewoon zwaren druk der tijden, wel
ke wij thans beleven, reden tot dank
baarheid zijn, dat de jaren van schijn
welvaart en schijngeluk voorbij zijn en
dat men althans eenigermate tot be
zinning is gekomen. Te midden van
alle ellende en alle depressie mag meer
en meer worden geconstateerd, 'n zich
ontluikend schuldbesef en eene erken
ning, dat veler levensstandaard op 'n te
hoog niveau was ingesteld en dat ver
sobering en bezuiniging een eerste
plicht* voor een ieder moet worden ge
acht.
Ook Uwe vergadering heeft bij het
voteeren van uitgaven daarmede zeer
ernstig rekening gehouden en in het
algemeen haar bijzonderen zorg besteed
aan onze provinciale begrooting. Met
vreugde heb ik bij Uwe beraadslagin
gen over de begrooting voor 1935 mo
gen vernemen, dat het voorzichtige be
leid van Ged. Staten ten opzichte der
provinciale financiën bij zeer velen U-
wer volledige instemming heeft geno
ten. Overeenkomstig het voorstel van
Ged. Staten zijn door U een aantal in
grijpende maatregelen getroffen en zijn
meerdere bezuinigingen ingevoerd".
Spr. wees o.a, op de vermindering
van de bijdrage in de kosten van krank
zinnigenverpleging, verlaging van sub
sidies en eveneens van de meeste jaar
wedden. Verder wees spr. op andere
maatregelen, die grooten invloed had
den op de provinciale begrooting, als
het besluit om de batige saldi van vori
ge dienstjaren weg te werken, het in
stellen van een zeeweringsfonds en van
een wegenonderhoudsfonds, het laatste
naast het reeds eerder ingesteld wegen
fonds.
Inzake de bestrijding der werkloos
heid, wees spr. op verschillende werken
die in de laatste jaren van provincie-
wege tot uitvoering zijn gebracht en
die hun aandeel in die bestrijding bij
hebben gedragen, terwijl de commissie
die daarmede belast is succes had bij
lagere overheidsorganen en particulie
ren waar het gold werkverschaffing.
Een en ander neemt niet weg, dat dit
vraagstuk ook in de naaste toekomst
nog steeds de volle aandacht van de
Prov. en van Ged. Staten zal dienen te
hebben.
Zooals vanzelf spreekt, kan bestrij
ding der werkloosheid in belangrijke
mate gepaard gaan met de uitvoering
van werken, waardoor de algemeene
verkeersbelangen in deze provincie
werden gebaat. In dit verband wees spr.
op het doen bouwen van drie motorsche
pen op „de Schelde", waarvan het ge
volg was, dat de provinciale vloot, me
^ËS^iaEaafiEBBaB
„Ziezoo dat is achter den rug,
van mijn spit ben ik fijn ai!
was de verzuchting, die ik slaakte, toen
ik na het gebruik van 2 potjes Klooster
balsem finaal van mijn spit af was. Niet
staan, niet zitten, niet liggen te kunnen
en toch vooruit te moeten om de boter
ham te verdienen- Door de vreeselijke
spit, die in mijn stuit begon en door mijn
gehee e rug trok, was ik hulpeloos als 'n
klein kind. Vanaf het oogenblik, dat ik
den geneeskrachtigen Kloosterbalsem
aanwendde, begon mijn genezing. En nu
heb ik in geen 8 maanden meer een aan
val gehad". Zoo schrijft ons de heer J. Zw-
te A. wiens origineele brief voor ieder ter
inzage ligt. Akkers Kloosterbalsem kost
per schroefdoos 35 ct. en per pot 62 Yt ct,
en f 1,04 en is overal verkrijgbaar. On
overtroffen bij brand- en snijwonden. Ook
ongeëvenaard als wrijfmiddel bij stijfheid,
rheumatiek, spit en pijnlijke spieren.
(Ingez. Med.)
(Ingez. Med.)
door G. P. BAKKER.
23).
"iM,0n 'B ^aar 00éen zien?"
„Niet goed maar ze schenen donker
te zijn.
„Hij is een goede vriend van mij", zei
ze, „Vraag hem of hij vanavond om elf
uur bij mij wil komen. Ik ben dan bij
de oude ridderhofstede Sonnenfeld; ei
genlijk is het een ruïne. Een half uurtje
buiten de wallen op den weg naar
Schonebeck, links van den weg. Het is
gemakkelijk te vinden. Ik heb belang
rijk nieuws voor hem."
„Kunt u mij het nieuws zeggen?"
vroeg ik. „Hij is mijn beste vriend"
„Neen", antwoordde zij. „Het is alleen
voor hem bestemd. Hij moet alleen ko
men en oppassen dat niemand "hem
ziet. Ik zal hem opwachten, 't Is het
eenige gebouw, dat er in de buurt staat.
„Hebt u het goed begrepen?" vroeg
ze.
„Ja", zei ik, „daaraan mankeert het
niet. Ik zal uw boodschap overbrengen,
maar hem raden niet te komen."
„Doe dat niet", zei ze met trillende
stem, „Doe dat in vredesnaam niet. Hij
zal misschien door mij kunnen vinden
wat hij zoekt en heel blij zijn mij te
zien.
„Toen keerde zij zich eensklaps om I
en verdween. Eerst was ik van plan
haar te volgen, toen bedacht ik dat de
boodschap je dan te laat zou kunnen
bereiken. Je moest zelf een beslissing
nemen",
„Dat was verstandig van je."
Het hart klopte hem in de keel. Zou
Marion toch gekomen zijn? Dat was
bijna ondenkbaar, maar toch: wie zou
het anders kunnen zijn?
„Zou het een boodschap van den
meester kunnen wezen?" vroeg Saxon,
gewild onverschillig.
„Mogelijk", meende Edzke. „Toch
geloof ik het niet- Ze was min of
meer van streek. Dat zou een bode
niet zijn en hij zou een mannetje ge
zonden hebben."
„Misschien was een vrouw veiliger."
„Ik weet het niet, maar ik zou niet
gaan. Het is een geheimzinnige geschie
denis. Misschien een valstrik."'
„Ja, maar ik mag geen enkele kans
laten voorbij gaan, misschien is de op
lossing van het raadsel heel eenvoudig.
Ik zit hier zonder eenig bericht. De tijd
verstrijkt. Wie niet waagt, die niet
wint."
„Maar als het een valstrik is?"
„Dan ben ik er zelf ook nog. Als de
keizerlijken wantrouwen tegen ons koe
sterden, hadden ze ons reeds lang ge
vangen kunnen nemen. In elk geval ga
ik nu."
„Ik ga mee."
„Neen antwoordde Saxon. „Je mag
mij onder geen enkele omstandigheid
volgen, dan bederf je misschien alles.
Vergeet niet, Edzke, dat ik gewoon
ben mijn leven in de waagschaal te
stellen."
„Weet je wat", besloot Edzke. „We
zullen met de jol een eind de Elbe op
roeien, dan behoef je de schildwachten
niet te passeeren. Maar als ik je was
ging ik niet. Die wijven brengen zeits
den verstandigsten man den kop op
hol."
Willem haalde lachend de schouders
op.
Ze gingen naar het vooronder. Saxon
gaf Edzke al 'zijn bezittingen, behield
alleen zijn geldbeurs, stak een pistool
'en een kleine lantaarn bij zich.
„Zoo", zei hij. „Nu zal ik mij kunnen
verdedigen, als het noodig mocht blij
ken. Bewaar dat alles voor mij. Mocht
ik morgen niet terug zijn, ga dan naar
Rudolf in de Oude Herberg. Weet je
waar die is?"
„Ja, ik ben er wel eens geweest."
„Des te beter. Ga daar dan heen. Zie
Rudolf onbemerkt te spreken te krij
gen. Vertel hem alles en geef hem wat
je van mij hebt. Hij zal weten wat te
doen."
„Willem", zei Edzke. „Ik zal je be
velen stipt opvolgen."
Ze stapten in de boot en beurt om
beurt namen ze .de riemen. Na een
half uurtje gingen ze aan wal. Edzke
wachtte tot Saxon uit het gezicht ver
dwenen was, toen volgde hij en ging
liggen in een goed verscholen hoekje
in het struikgewas, vanwaar hij den
weg en de hofstede kon waarnemen.
Daarna haalde hij pijp en tabak uit zijn
broekzak, sloeg vuur, overtuigde zich
dat de rook hem niet kon verraden en
mompelde:
„Ik heb mijn woord gegeven dat ik
hem niet zou volgen, maar men kan
een zeeman toch niet kwalijk nemen
als hij een oogje in 't zeil houdt."
HOOFDSTUK XV.
Saxon liep voorzichtig het pad af dat
naar de ridderhofstede Sonnenfeld
voerde. Toen hij bij een oude steenen
boogbrug kwam over een breede gracht,
die de gebouwen omringde, zag hij bij
een poort tusschen twee half in puin
liggende torens een vrouw staan. Haar
hoofd was door een sluier verborgen,
terwijl een ruime mantel haar vormen
aan het oog onttrok.
„Volg mij" zei een zachte stem, die
Saxon niet herkende.
Zij ging hem voor over een ruime
binnenplaats naar een oude deur, die in
de hengsels hing. Door een breede gang*
waarvan de zoldering gedeeltelijk ver
dwenen was, zoodat men den sterren
hemel kon zien, kwamen ze in een
dwarsgang. Saxon nam alles scherp
waar, zoo goed de h,alve duisternis het
hem veroorloofde, maar geen enkel tee-
ken wees op andere aanwezigen. De
vrouw opende een deur en hij bevond
zich tot zijn verbazing in een vrij ruim
vertrek, dat niet van de verwoesting
had geleden. De muren waren wit ge
kalkt, de donkeren eiken zoldering
de gelet op de drie motorschepen van
grooter type, die eenige jaren eerder
zijn gebouwd, thans aan alle eischen
van het moderne verkeer beantwoordt.
Voor den dienst op de Oosterschelde
ging daarmede gepaard het aanbrengen
van de noodige voorzieningen aan het
havenkanaal en de zwaaiplaats te Zie-
rikzee.
Dank zij de activiteit en de ijverige
zorgen van den Provincialen Water
staat zijn, aldus merkte spr. op in de
laatste 4 jaren ook verscheidene km.
secundairen weg aangelegd of hersteld
en zijn verschillende dier wegen na her
stelling in beheer en onderhoud door de
provincie overgenomen. Spr. las daarop
een staat voor van de wegen en weg-
vakken, welke na 1931 onder handen
zijn genomen en was het totaal daarvan
103.446 km., waarvan in uitvoering
5.739 km. en nieuw aangelegd 5.902 k.m.
dus hersteld zijn 91.805 km.
Ook is bij verschillende besluiten een
renteloos voorschot toegekend voor
tertiaire wegen terwijl met medewer
king van de staten thans alle wegen in
de provincie tolvrij zijn geworden. Die
tolvrijheid bestaat niet voor de brug
over de Eendracht, eigendom der ge
meente Tholen, welke gemeente alle
hulde toekomt voor de totstandkoming
van dit werk. Met het oog op de ver
keersbelangen zijn verder eenige deir
provinciale steigers hersteld.
Een zeer belangrijk besluit noemde
spr. dat tot handhaving als zuiver pro
vincialen dienst van de bootverbind'ig
Vlissingen-Neuzen. Het moge aldus
spr. Uwe vergadering eene voldoening
zijn, dat de financieele resultaten van
dezen dienst gunstiger zijn gebleken,
dan Ged. Staten zich aanvankelijk had
den voorgesteld.
Dan herinnerde spr. aan de uitvoerige
discussies over de opheffing van den
tramdienst HansweertVlake, om dan
te constateeren dat de Staten voorts te
kort zouden hebben gedaan aan hun eer
bied door oude gebruiken .indien zij niet
het vraagstuk der Zondagsdiensten op
de provinciale bootdiensten meerdere
malen tot een onderwerp van breedvoe
rige gedachtenwisseling had gemaakt.
Ook het luchtvaartverkeer, dat voor
Zeeland van zoo uitermate groot belang
kan worden, heeft zich in de symphatie
van de Staten mogen verheugen, getui
ge hun besluit tot toekennen van een
renteloos voorschot voor aankoop van
het vliegveld te Haamstede.
Nog tal van andere belangen hebben
in de bijna afgeloopen vierjarige periode
de ernstige aandacht der Staten ge
vraagd. Inzake den landbouw noemde
rustte op zware balken. Er was maar
één deur, de beide vensters waren
door blinden gesloten. De grond was
belegd met roode bremer tegels. Het
vertrek was eenvoudig gemeubeld, 'n
besneden kast op hooge gedraaide poo-
ten, een groote tafel en eenige houten
stoelen.
De gesluierde dame noodigde hem
door een gracieus gebaar plaats te ne
men in een hoogen leunstoel, ontdeed
zich daarna van haar zwarten kanten
sluier, wierp haar wijden mantel af en
ondanks het flikkerende licht der kaar
sen herkende hij baar onmiddellijk aan
het weelderig goudblond haar en de
slanke gestalte vol gratie. Met haar
groene oogen keek ze hem onderzoe
kend aan en sprak toen:
„Ik ben blij dat u gekomen is. U ziet
er nu heel anders uit dan als de oude
grijze speelman, die zoo aardig zong in
het bosch."
„Ik begrijp u niet", antwoorde Saxon.
Zijn uitspraak klonk Oost-Friesch. „Ik
ben ,een Hollandsche izeemam. Wiezijn
uit Groningen met graan gekomen voor
het garnizoen. Mijn maat gaf mij uw
boodschap. Ik zei: ,,'t Zal Treesje zijn".
„Treesje. Wie is dat?"
„De dochter van Joost uit' de haven
kroeg. Een aardig kind. Maar mijn maai
zei: Die was het zeker jiiet".
„En u bent toch gekomen"-
(Wordt vervolgd.l