ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
TWEE RIJMPJES.
REBUS.
■t LI
0
Q
\AN DE PDOVIMCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COUDAMTI
12 Januari 1935 li!
STOUT'BROERTJE.
DE SNEEUWPOP.
RAADSELHOEKJE.
ffi
BRIEFGESCHRIEF
JAN EN JEWANNES.
Kleine Jan ging wandelen
Met zijn zusje Lien,
Keuriger klein kereltje
Heb je nooit gezien.
Pas gepoeste schoentjes aan,
Glimmend in de zon.
Hagelwitte slobkousbroek,
Die niet witter kón!
Zus is trots op kleine broer
Met z'n leuke snuit,
Aldoor kijkt ze maar naar hem,
Maarwat voert hij uit?
Al zijn aandacht wordt geboeid
Door iets op de weg.
„Broertje!" zegt Lien, „kijk
eens opl
Hoor je, wat ik zeg?"
Maar hij hoort niets, denkt
alleen;
,,'k Wou, dat ik er was!
Hoe kom ik het vlugst bij die
Mooie modderplas
Nog drie stappen, en dan, ja
Broertje heeft zijn zin.
't Mooie, witte slobkousbeen
Patst er middenin.
Lientje schrikt, zegt: „Stouterik,
Kijk eens naar je goed
Verder zwijgt ze maar, omdat..
Lien zo lachen moet.
Annie Lemmens.
Op een ouderavond te Domburg zegden twee oudere leerlingen
o.a.' de volgende versjes op:
Er declameerde een enthousiast cijferaar:
Weet u wel, dat ik zoo graag reken
Mijn sommen heb ik pas bekeken,
Of 't antwoord roll al uit mijn mouw.
De meester gaf me dan ook trouw
Een 10 voor dat'gezegend vak.
Ik hield dat cijfer met gemak,
Zoolang mijn schooltijd heeft geduurd,
Ja, 'k heb 't in sommen ver gestuurd:
De hectoliter, gram of meter,
De are niemand weet het beter
Dan ik, hoe leuk je daarmee werkt;
Je bent er knap in, vóór je 't merkt.
Minder geestdriftig ving de heksluiter aan:
Als nu mijn zeven jaartjes zijn gesleten,
Dan wil ik gauw dien tijd van last vergeten,
Een rekenboek zal ik vast nooit meer zien
En schrijven 'k Neem ijskoud zoo'n tikmachien.
En die insecten en dat onkruid van de landen
Zal ik voorwaar verdelgen en verbranden.
Mijn teekeningen knip ik 's avonds uit de krant:
Van Mickey Mous, Pijpje Drop en allerhand.
Tabé dus pennen, kaarten Heel de boel
Heeft toch voor mij geen nuttig doel.
Maar.... baart ihijn afscheid ook geen groote smart,
Ik geef den meester toch mijn heele hand en.hart
Komt jongens, nu naar buiten!
Het heeft gesneeuwd vannacht!
Wie had van jullie allen
Dat gist'ren wel gedacht?
2
We treffen 't: 't is vacantie!
Een sneeuwpop vlug gemaakt!
In huis is nu hef spelen
Door allen toch gestaakt.
3
Het wordt een reuze-sneeuwpop,
Want allen doen we mee.
t Gaat vlug met zóveel handen:
Elk heeft er immers twee
4
Het duurt niet lang, de sneeuw
haas
Staat weldra vóór ons raam.
Nu even heel goed denken
Wie weet een mooien naam
5
Er klinken heel wat namen,
Maar ééntje spant de kroon.
Wij noemen onzen sneeuwman
Daarom dus: Witte Toon
'k Hoop, dat hij lang zal blijven
Bij dag. En in de nachf,
Als wij zo lekker slapen,
Houdt witte Toon de wacht.
Maar als het eens gaat dooien,
Dan is de sneeuwpret uit
En staat een groez'lig heerschap,
Wat scheef zelfs voor de ruit.
8
Zijn ogen gaan dan tranen
Zijn pijp valt uit zijn mond.
Bedroefd staat hij te staren
Naar al dat nat in 't rond
En eind'lijk, op een morgen
Is er een grote plas,
Waar in de Kerstvacantie
Toch Toon zijn plaatsje was
OM OP TE LOSSEN.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 't VORIGE NUMMER.
VOOR GROTEREN.
1. Korinthe. Thee, tor, kin, Theo,
hek, tin.
2. Een drempel.
3. Kan, sel; kansel.
4. Wij gaan met ons vieren uit lo
geren: Nel, An, Dolf en ik.
(eland).
Wat sta je lang in die pan te roe
ren (panter.)
De aardappels zijn niet gaar en
de groente is aangebrand.
(arend).
Ik zag Em steeds naar hetzelfde
punt kijken. (gems).
Is Hans langer dan jij of niet
(lang).
VOOR KLEINEREN.
1. Ham, kam, dam, lam,
2 Pa, pier; papier.
3. Arnhem, Herman.
o
VOOR GROTEREN.
1. Welke grijsaard kan niet
spreken
En staat meestal voor het
raam
Eén ding zeg ik: met zes letters
Schrijf je zijn familie-naam.
2. Begraven plaatsen in het buiten
land.
Wij hadden verleden jaar heel
lang vacantie.
Is deze spar anders dan die er
naast staat
Hij was kwaad en liep weg.
Ze waren met z'n achten gaan
schaatsenrijden.
3. Mijn geheel wordt met 8 letters
geschreven en noemt een
meisjesnaam.
1, 2, 3, 3 is een drank.
7, 4, 6, 5 is een kleur.
Een 7, 8, 5 is een deel van een
vervoermiddel.
2, 8, 7, 5 is het tegenovergestel
de van zacht.
Een 2, 4, 3, 5 wordt op het hoofd
gedragen.
Een 4, 6, 7 maakt deel uit van je
hoofd.
4. Ieder moet de hoed afnemen
Voor.ja, zeg het maar:
voor wien
Of je 'm kent Nou, wis en
zeker
Heb je 'm menigmaal gezien
VOOR KLEINEREN.
1. Vul deze 9 vakjes in met:
2A2E1B2D1K1V
maar doe het zó, dat je van links
naar rechts en van boven naar
beneden leest:
lo rij een meubel, dat je alle
maal kent.
2o een meisjesnaam.
3o een deel van elk gebouw.
2. Welke schoen wordt nooit ge
poetst, aT is hij ook nog zo
vuil
3. Maak bloemen van:
Vera Ben
Toos Kors
Ben Aigo
Otto Delbrem
4 Ladderraadsel.
X
X
X
X
10 (bovenste) sport 'n
rivier in Duitsland.
2o sport iets dat we
dagelijks eten.
3o sport een kleur.
4o sport een jongens
naam.
50 sport een zoute
vloeistof.
6o sport een mooi,
viervoetig dier.
7o sport timmerge
reedschap.
8o sport een metaal.
De woorden bestaan alle uit 5
letters en de middelste letters
vormen, van boven naar beneden
gelezen, de naam van een plaats in
de prov. Groningen.
X
X
Dagblad en Wereldoorlog
Enkele jaren geleden hebben de
gezamenlijke Nederlandsche dag
bladen een ontwapeningspetition
nement op touw gezet. Dat is zeer
geslaagd, en ik heb met veel ple
zier en met warme instemming
ook mijn handteekening gezet on
der de formule, waarin werd ge
vraagd maatregelen te beramen,
welke de ontwapening en den we
reldvrede gouden helpen bevor
deren, zoo al niet onmiddellijk be
werkstelligen.
Het was een goed, een nobel
gebaar, en als gebaar zeker niet
zonder zin. Het gaf duidelijk te
kennen, in welke mate de Neder
lander voorstander van den vre
de is. Het gaf ook eenig inzicht in
de macht van de pers.
Maar ten aanzien van dit laatste
punt valt nog wel iets op te mer
ken.
Het is namelijk mijn vaste over
tuiging, dat dit zoo geslaagde ont
wapeningspetitionnement maar een
hoogst oppervlakkigen indruk
van de werkelijke, de geestelijke
macht van de pers, kon geven-
Deze gaat veel en veel verder en
dieper. Ik geloof, dat een onver
breekbare band van alle dagblad
leiders over heel de wereld den
oorlog misschien zelfs wel geheel
onmogelijk zou kunnen maken.
Want men mag nóg zoo veel en
nóg zoo gevaarlijke oorlogsipstru-
menten bedenken en maken
tenslotte moeten vliegmachines en
pantserkruisers, geweren en bajo
netten, tanks en mijnenwerpers,
door menschen bediend wor
den. En nog wel in hoofdzaak door
melkboeren, ingenieurs, kantoor
klerken, landarbeiders, meubelma
kers, onderwijzers, hoogleeraren,
ambtenaren en wat al doodnuchte-
re burgers meer. Menschen, die
stuk voor stuk in hun dagelijkschen
doen aan de grens hunner moord
dadigheid komen als ze een vlieg
moeten doodslaan. Deze zelfde rus
tige staatsburgers moeten bommen
werpen, die tientallen medemen-
schen tot atomen zullen vergruize
len, moeten andere menschen met
bajonetten doorsteken, doodschie
ten, houwen, steken.Dat kan niet
anders dan door een hevige en ge
welddadige verandering van gees
tesgesteldheid.
En voorwaarde daartoe is: het
besef der v ij andschap,
Het onware besef, dat de eene
mensch des anderen vijand zou
kunnen wezen, kan langs velerlei
wegen opgewekt worden: door de
radio, door lezingen en redevoerin
gen, niet in het minst door on
rechtmatige daden.
Maar de publieke meening
wordt toch voor een zéér groot
deel door de couranten gevormd.
Ik maak mij sterk, dat het heilige
bewustzijn, nooit of te nimmer één
woord, één zin in eenig dagblad te
schrijven, die ook maar in ver ver
band een oorlogszuchtige of zelfs
maar een oorlogsm o g e 1 ij k e
stemming in eenig land zou kun
nen veroorzaken.... het einde
van den oorlog, het begin van den
wereldvrede zou beteekenen,
De man des vredes zal vragen:
als het dan zóó eenvoudig is, waar
om handelt men dan niet daar
naar
Ja waarom niet
Mij dunkt hierom niet: omdat
het zoo-even gestelde wel waar,
maar niet zoo eenvoudig is
Want tenslotte is de dagbladpers
niet alleen de leidster van de pu
blieke meening. Haar macht is
groot, maar niet onbeperkt. Zij
is ook neerslag of exponent van
hetgeen leeft en streeft in de on
volmaakte menschen, waarvoor.
en waardoor zij geschreven wordt.
f>
De idee der rechtvaardigheid en
gerechtigheid verwezenlijkt zich
slechts langzaam; tot de hoogten
der nuchtere zakelijkheid en on
bevreesde eerlijkheid welke be
staansvoorwaarde der internati
onale gerechtigheid zijn, is de te
genwoordige menschheid nog niet
volledig gestegen.
Dat de dagbladen er voortdu
rend naar mogen streven, de tot
standkoming dezer voorwaarden te
bevorderen; zij dienen daarmede
de mogelijkheid van den wereld
vrede in elk geval. En dreigt eens
het gevaar van hernieuwden oor
log dat de leiders van de we
reldpers dan een koel hoofd, een
terk bewustzijn hunner bijkans on
dragelijk groote verantwoordelijk
heid, een groote menschenliefde
en bovenal: een buitengewone
voorzichtigheid naast een onbuig-
baren wil tot uitsluitende recht
vaardigheid gegeven zullen mogen
zijn.
Groot is, dunkt mij, de macht
van de pers vooral wanneer
oorlogsgevaar dreigt.
Seneca Jr.
TUSSCHEN
Middelburg, Jannewaorie '35.
Goeie vriend Jan
In d' êeste plaese bin julder dan
nog wel bedankt voo julder goeie
wenschen mit de nieuwe jaere.
Je begriept, da me mit dien dag
Endrik en Zoetje ook op verzie te
g'aod Wat eit die joen toch wi
zitte klesse, Jan. In êenst zeide 'n,
dat 't in Middelburg vroeger toch
ook wel 'n leutige tied geweest
was. 'k Keek vanself, of 'k zeie
wou: lae mè gauw öore, wa je be
doelt. En toen was 't, dat in den
ouwen tied de burregemêesters en
êel de raed op ouwejaersaevend
wien droenke en appels aete op
kosten van de stad en dat er dan
op 't staduus ook wel is kemedie
gespeeld wier en dat dan mit de
nieuwe jaere aol d' óoge êeren
deu de stad trokken om 't nieu
we jaer in te ziengen. Kiek, Jan,
dat êeste meuge me niet t'rug-
wensche, noe dat er wè 70.000
gulden te kort is, a gunde 'k 't die
menschen van arten, óor. Mè dat
tweede mochte ze toch nog mer
is doe. 'k Zien in m'n gedachten
de burregemeêster mit de wet-
ouwers voorop en d' andere ach-
teran aolemaele erm an erm a
lóope zienge. Mer al 'k er spiet
van, dat dat nie mi gebeurt, 'k bin
an den anderen kant êel blie, da
me mit den nieuwejaere nie mi
da geblaer óore van allef droen-
kege kaerels mit de nóodige guus
d'er achteran. Noe, Endrik vond 't
ook gelukkig, dat 't mi zuk soort
van openbaere vermaekelijkeden
klaer was. Toen zei 'k dat er is
'p kantonrechter in 'n vonnis
oploopje rond 'n droenkige vent
ook een openbaere vermaekelijk-
eid genoemd ao. Dat was zoö ge
beurd, Jan. Dae was 'n amtenaer
verbaolizeerd voo droenkenschap.
An de kantonrechter vroeg 'n, of 't
verbaol nie in den doofpot kon,
omdat 'n onslogen zou óore as 'n
gestraft wier voo droenkenschap.
Mè da gieng nie. De kantonrechter
ao toch kompassie mit 'm en die
gaf 'm drie gulden boete, omdat n
'n openbaere vermaekelijkieid
g'ouwen ao, zonder dat 'n dat
moch. Oe vin j'm
Mer om wir op m'n apperepo te
kommen:
Endrik zei, dat er eigentlijk
't eêle jaer vee minder gedroen-
ken oord as vroeger en daerom
aod 'n d'er vreêd vee spiet van,
dat die jannever gestierd was nae
de Saor vö de marreniers. Wan
kiek as noe de Fransche soldao-
ten bejeend stae as wiendrienkers,
dan zul onze marreniers de naeme
da ze nie zonder borrels kunne
'k Ope mè dat er gêen gezaonik
deu dat drienken za komme, wae
da 'k mee zegge wil, dat die mar
reniers nuchter moete zien, as ze
polliesiedienst moete doe. En as
de menister noe zeit, dat d' offe-
sieren en ulder marreniers maelig
zü drienke, dan moe je dae mer
uut verstae, dat 'n dat oopt. En as
jie dienkt, dat de toezichtouwers
bie de stemmienge wei 'n lekker
slokje zü kriege, dan ei jie glad
abbuus. Kiek, Jan, die óog êeren
eb' aolemaele vee edelachbaereid
en ze wete ook êel wel, da ze die
mi slokjes drienken wel is kwiet
kunne raeke.
En dat den drank d'r vee nae
de gevangenisse briengt 'k de
leste keer ook dudelijk uut lae te
komme. Jae 't oórt wel 'n bitje
zot, as degene, die moete zitte,
beurte moete wachte. 't Is nog n
zegen, da m'n zoo 'n zachte winter
wan as 't ongeluk moe diene,
da me nog vee kouwe kriege, dan
zü d'er vee gauw eische, da z' op
tied g'ollepen oóre en dan óort
d'er nog gevochte om binnen te
kommen.
J' ao 't er over, dat de velwack
ters aerepels in beslag neme. k
Ope toch nie, da je daemee die
menschen 'n verwiet wil doe. Dat
mag nie, wan die menschen doen
ulder plicht. A j' 't ulder vroeg,
zouwe z' ook wè zeie, da z' ook
wè graog zouwe wille, dat d' aere
pels mè gauw vrie vervoerd moch
ten óore.
Wa za dat voo vee menschen
an de Saor moeilijk öore om te
stemmen. Ze bin in ulder art echte
Duischers en ze wille daerom
graog wi bie Duischland, mè ook
goeie Roómsche en daerom vinde
ze toch eigentlijk de regêerienge
nie goed, Zoó loópe d'er vee te
twufelen. Je moe ze beklaege.
Een groot geluk is 't wè dat de
stemmienge geheim is. As aoles
noe mè goed geheim bluuft, dae
zouw' anders wel is klappen kun
ne valle.
Zoo, zöo, iuuster jie ook graog
nae die menêer van 't vraogen-
uurtje. Kiek, Jan, dat jie en die
meneer 'n ekel an Kesböomen
moete je wete, mè dat wi 'k wè
zeie, as t' er vee Griffermeerden
bin as die meneer, dat die eêle-
maele afgeweke bin van de Grif-
fermêerde van voo vuuftig jaer.
'k E wel is g'óore, dat er toen 'n
mêester van een biezondere scho-
le in Middelburg was, die niks van
't Sinterklaosfeest wou wete, om
dat daedeur 't geven bie 't Kes-
feest minder zou öore. Mè 'k weet
goed gevonde, Jan, laetc m' aole-
bei de fêesten in eêre ouwe.
En noe is êel wat anders. Kiek
Jan, dae weun' ier vee menschen,
die 't ier mè maetig naer ulder zin
en die an ielekendeen, die naer
ulder luustere wil, vertelle, dat 't
in Rusland vee beter is as ier. Zó
öorde 'k nog flee weke, dat er in
Moskou vreêd vee kommedies bia
en die brienge dae de beschae-
vienge op 'n oög peil. 'k Ope, dal
t waer is. In ielk geval ope 'k, da
ze zoö beschaefd zullen öore, da
ze de vrieëid, die ze zelf ook n
ander gunne en dat d' overeid dae
de Kristenen dan ook in vrieëid
lae saemenkomme, a was 't mer
in achterafoeken van de stad. Mei-
as dae noe aolles zö goed en zö
mooi is, zou 'k wè wille, da zukke
menschen geld krege om de reize
te maeken naer ulder Beloofde
Land. En noe is 't wè waere, wat
de kantteekenaer schrieft neffen
Ezra 7 27 „eens menschen vader-
lant ofte geboortplaetse is als een
acker, daer hij in geplant ende be-
wortelt is", mer a je 't zö broerd
eit in je vaoderland, zou 'k toch
zeie, da j'n eige daeruut makke
lijk los kan maeke. Mè 'k dienke,
dat 't bie de meeste mè liefde is
voo 't beloofde land op 'n af
standje. Ze vinde 't a welletjes, as
z'er zö noe en dan is nae toe moete
om konsienjes t' aelen, mè g'loof
mè, da z' o zö gauw wi verlange
nae „de vleispotten". Noe komt er
nog bie, dat die menschen ier d'er
nog al is makkelijk uutflappe, wat
ulder voo de mond komt, mè die in
Rusland vrêed moeten oppasse bie
aol 't gene, da ze zeie, wan den
oógsten daer is nie zunig ml men-