OVERSTE SAXON GRI0TTEN HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 12 JANUARI 1935. No. 10. KRÖNItK van nen DAG. Historische Avonturenroman, SCHULTE EN THIEME WERKLOOSHEID DOOR CONTINGENTEERING VAN GRONDSTOFFEN. MENTHOL Eucalyptus bonbons j SCHULTE EN THIEME FINANCIEEL ECONOMISCH WEEKOVERZICHT. De nood in den Spaanschen landbouw Pogingen tot op heffing Beter onderwijs en credietvoorziening Dagloo- ners met aandeel in den winst. Er worden tegenwoordig in Spanje zoo goed en zoo kwaad als dat gaat bij de onrustige politieke constel.atië ernstige pogingen aangewend, 'om den landbouw op te heffen uit den on- waardigen toestand, waarin deze zich daar sinds lange jaren bevindt. De Span jaarden zijn hoofdzakelijk een landbouw- volk. Het zou anders kunnen zijn, Spanje zou zelfs een der voornaamste industrielanden van Europa kunnen zijn vanwege den onschatbaren rijkdoift aan delfstoffen, die het in zijn bodem ver bergt. De exploitatie daarvan, zelfs van de zeer goede steenkolen, is echter van geringen omvang gebleven, en heeft niet, zooals had gekund, den stoot ge geven tot een hoofdzakelijk industrie- ëele ontwikkeling van het land. Landbouw en veeteelt waren eeuwen' door de voornaamste bronnen v,an in komsten van de Spaansche bevolking. De veeteelt is van de middeleeuwen tot op de moderne tijden boven "den landbouw begunstigd door een onjuis-: ten kijk, die men op de voorwaarden van een bloeiend landbouwbedrijf had. De landbouw wordt in Spanje onder zeer verschillende omstandigheden uit geoefend. Een prachtige landbouwstreek is het Noord-Westen van Spanje, het heerlijke, vruchtbare heuvelland van Ga- licië. Zeer moeilijk is de bewerking van den grond in het bergachtige "Noorden en in het Centrum. Daar kan men klei ne akkers zien die tegen steile heuvel ruggen aanliggen en met moeite van steenen en soms groote rotsblokken zijn vrij gemaakt. Geen dieren kunnen daar een ploeg of eg voorttrekken, en zoo kan men soms de geheele familie voor den ploeg gespannen zien om dien, met de uiterste moeite, tegen den heu velrug omhoog te trekken. Het hoog land van Castilië heeft groote, uitge strekte korenvelden ,die bijna boven- j menschelijke inspanningen eischen oir; tot gedijen te komen. Het Zuiden is steeds bekend geweest om zijn bijna onmetelijke heerengoederen, eigendom van den ouden Spaanschen adel, die slechts bij uitzondering een levendige belangstelling voor de bevordering van de bewerking en ontginning van den grond heeft gehad. Onafzienbare velden worden bovendien gebruikt voor de weiden, waarop de kudden runderen grazen, waaruit de vechtstieren werden gewonnen. De streek in het Zuid-Oosten, Murcia bijvoorbeeld, is beroemd door het zeer kundige kanaalstelsel, dat de landerijen besproeit, een stelsel dat reeds zeer oud is, en zoo ingewikkeld en volmaakt dat de moderne ingenieurswetenschap het niet zou kunnen overtreffen. De Spaansche landbouw wordt in net geheele land neergedrukt door allerlei moeilijkheden, waarvoor men al ver scheidene generaties lang naar oplossin gen heeft gezocht. Die moeilijxmede zijn van verschillenden aard, moeilijk heden van een bodem, van het klimaat, van dienstpersoneel, van credieten. Op 't oogenblik heeft men er 300.000 werk- looze boerenarbeiders. Sterker dan ooit wordt thans de nood zakelijkheid van verbeteringen gevoeld en men probeert van regeeringswege op drieërlei man'er de gewenschte verbe teringen aan te brengen. De nieuwe landbouwwetten waarop men aandringt zullen rekening moeten houden met de zeer groote gewestelijke verschillen in de omstandigheden waar onder de landbouw wordt uitgeoefend. Voor ieder anders geaard gewest, wat betreft den bodem, het klimaat, levens omstandigheden, gebruikelijke loonen, zullen afzonderlijke wettelijke bepalin gen moeten komen, ook wat de belas tingen, tariefregelingen en loondiensten aanbelangt. Verder is het een bekend feit dat vrijwel nergens in Spanje de bodem oplevert wat hij zou kunnen op leveren, en ook hierin zal van hooger hand moeten worden voorzien. Hier stuit men op drieërlei moeilijkheden', onkunde, onmacht en onwil. De onkunde zal worden (en wordt reeds) bestreden door verbeterd land-> bouwonderricht. Het centraal land- bouw-instituut doet plaatselijke onder zoekingen naar de gesteldheid van den grond om de soort van te verbouwen ge wassen te bepalen, en verder wordt het landbouwonderwijs verbeterd. Er zijn nu zoogenaamde „ambulante landbouw- leeraars" benoemd, leeraars in de land bouwkunde, die van plaats tot plaats reizen om lessen te geven ir avondscholen, voordrachten te houden en bij proefplan tingen voorlichting te geven. Soms hebben zulke rondtrekken de landbouwkundigen ook eenige mo derne machines bij zich, waarmede zij demonstraties verrichten. Het onder wijs is vooral practisch, en beoogt ook de verbetering van de verschillende werkzaamheden uit het landbouwbe drijf; ploegen, zaaien, wieden, besproei en, keuze van gewas en dergelijke. De onmacht tot verbetering van het eigen bedrijf vloeit gewoonh,xv voort uit gemis aan geld en aan crediet. Nu wordt ter bestendiging en van bevordering van den kleinen boerenstand, van re geeringswege overwogen een gemakke lijke credietregeling te maken, zoodat de behoeftige landbouwers in staat kur- nen worden gesteld moderne machines te koopen en andere verbeteringen aan te brengen in hun ondernemingen. De onwil om nieuwe maatregelen te nemer is gewoonlijk het gevolg van onkunde en wantrouwen, en die probeert men te overwinnen door het aanschouwelijk \en overtuigend onderwijs in de proef tuinen, welke moeten aangelegd, en in de voordrachten en cursussen die ge houden worden. Ook is men voorne mens aan vast aangestelde daglooners een naar hun loon te berekenen aan deel in de winst te geven, zoodat zij met meer hart en ijver zich op hun werk zullen toeleggen, en ook het on derwijs zullen gaan volgen om beter inzicht en grooter bedrevenheid in hun- werk te krijgen. Door al deze maatregelen hoopt men den kwijnenden landbouw op te neften tot een welvarend, modern geregeld bedrijf. iimiin milium—h door G. P. BAKKER. 14). Hij gaf zijn soldaten order het schip te inspecteeren. Willem en Edzke wier pen de luiken open. Het vooronder werd nagekeken. werd niemand gevonden. „Mag ik u een glas Schiedammer aanbieden, luitenant?" vroeg de schip- per; Hij schonk twee glazen vol. Ze sloegen ze achterover. „Op een been kan je niet loopen", meende de schipper, schonk weer de glazen vol. „Dat smaakt", oordeelde de luite nant. „Ik heb order alle schepen te on derzoeken, het wemelt van spionnen". „Niets gevonden. Alles in orde", rap porteerde een der musketiers. De schipper schonk nog een glas in. „Alle goede dingen.... bestaan uit drieën", zei hij. De luitenant wischte zijn snor af. Je kon zien, dat het zijn rooden neus goed deed. „Schrijf even uw adres op. Ik zal een paar kruiken bezorgen", zei kapitein De Vries en schonk weer in. „Een goed paard heeft vier pooten." t ,ZaI mij aangenaam zijn", sprak de ander, schreef zijn adres op, gaf den schipper vriendschappelijk de hand en zei; „Kapitein, als ik je van dienst kan HOEST VERKOUDHEID HEESHEID. ZOETE EN ZOUTE. Per ons 40 cent. Drogisterij in Het Huis met de Roode Pilaren Middelburg. Moeilijkheden in de schoen industrie. (Van onzen b ij zonderen verslaggever.) De verschillende contingenteeringen. die zijn ingesteld om onze handelsbelan: zoo veel mogelijk in evenwicht te hou den, brengen voor handel en industrie tal van moeilijkheden met zich mede. In Waalwijk is, zooals deze week ge meld, een schoenfabriek, door het hier door ontstane gebrek aan grondstoffen genoodzaakt een gedeelte der arbeiders te ontslaan, terwijl juist overvloed van orders aanwezig was. Het stelsel der contingenteeringen, ontstaan uit de behoefte naar een systeem van weder- keerigheid, heeft hier voor de industrie fatale gevolgen gehad. Bij de contingenteering van over- j leer en zoolleer heeft men in Den Haag natuurlijk ook het advies van de schoen fabrikanten gevraagd. Deze stemden er 1 volkomen mede in, voor zoover het j ledersoorten betreft, welke hier te lande j gemaakt worden, doch men maakte j eenig voorbehoud ten aanzien van die producten, die slechts in de gewenschte kwaliteit uit het buitenland zijn te be- j trekken. Tot voor enkele maanden heeft het stelsel uitstekend gewerkt, thans is men er echter, naar wij vernamen, bij het Crisis-invoerbureau in Den Haag zeer streng mee geworden, zoodat de moei- j lijkheden dan ook niet zijn uitgebleven. Vooral een bedrijf als het onder- havige, de Timtur-fabrieken te Waal- j wijk, heeft met deze moeilijkheden te kampen gekregen, omdat het hier een mode-bedrijf geldt, waarbij op de af nemers niet de minste pressie is uit j te oefenen. Men werkt er op bestel- j ling, na met verschillende monsters de cliëntèle te hebben bezocht, en kan niet eenige weken of langer wachten op den toevoer van grondstoffen. Want de afnemers verlangen spoedig te worden bediend en dreigen anders hun orders te annuleer en. Voor een bedrijf als dit is 't ook onmogelijk om vooruit te werken, omdat men niet weet waar naar straks gevraagd zal worden. Een groot geluk voor de Nederland- sche industrie is geweest, dat de mode veel Suède-leer vroeg. Deze leersoort wordt uitsluitend hier te lande ge maakt, zoodat men in dit opzicht vol ledig onafhankelijk was van het bui tenland en met de contingenteering niets te maken had. Chroomleer wordt hier in de ge wenschte soort heelemaal niet gemaakt, terwijl Amerika er voor beroemd is. Toen Amerika te duur werd. heeft men zich een tijdlang met Duitschland be holpen, doch wat daarvandaan kwam was, naar het schijnt, niet dat. Tegen woordig is op dit gebied Amerika belangrijk goedkooper. Men wordt echter, doordat het Amerikaansche contingent is uitgeput, gedwongen de duurdere Duitsche waren te koopen, die minder goed zijn dan de goedkoopere Amerikaansche. En als het niet precies de gewenschte tint is, krijgt de fabri kant met zijn afnemers dadelijk moeilijk heden. De oorzaak van alles is, dat de belang- gen van onze industrie niet steeds in overeenstemming zijn te brengen met onze handelspolitiek. Dit is ons wel zeer duidelijk gebleken bij de Timtur-fabrieken, waar de directie ons inzage heeft gegeven van de over deze kwestie met het Crisis-invoer bureau gevoerde correspondentie. Voor i935 had men juist dezer dagen de voorloopige toezegging gekregen van den invoer van een klein kwantum voeringleder, waardoor echter waar schijnlijk slechts voor korten tijd een soort uitstel van executie is verkregen. In den Haag heeft men wel toegegeven dat de moeilijkheden werkelijk bestaan, doch er schijnt heel weinig aan te ver anderen zijn. Wel heel sterk komt dat naar voren in een bepaling in de zoo juist verschenen Leidraad bij de con tingenteering, van 1 Januari 1935, waar in o.m. deze bepaling voorkomt: „Voor de landen, waarvoor geen hoogere con tingenten zijn vastgesteld, zullen geen bijzondere toewijzingen worden ver leend en het feit, dat een bepaald artikel hier te lande niet wordt ver vaardigd, kan daarin geen wijziging brengen". Het is de oude strijd tusschen den landbouw met aanverwante bedrijfstak ken, die om uitvoermogelijkheden vraagt, en de industrie, die haar grond stoffen wil betrekken van waar dit het meest in haar belang is. Bij die handels politiek doen zich de zonderlingste consequenties voor. Zoo vraagt men in Engeland naar tomaten, die daar uit Nederland niet meer mogen worden in gevoerd, omdat het contingent is uit geput, terwijl er hier vraag is naar Engelsch leder, dat om de zelfde rede nen hier weer niet mag worden inge voerd. Het zou echter onjuist zijn, te be weren, dat de bovenomschreven moei lijkheden in de schoenenindustrie alge meen zijn. We wezen er reeds op, dat het hier een gedifferentieerd luxe-bedrijf betreft, dat zeer kieskeurig moet zijn bij den aankoop der benoodigde grondstof fen. In Waalwijk en speciaal bij deze fabriek wij vernamen het ook nog ten kantore van den Kamer van Koophandel voor de Langstraat, waar wij ons om inlichtingen hadden vervoegd legt men zich vooral toe op de betere kwali teiten. De statistiek wijst dan ook uit, dat in het district van deze Kamer de gemiddelde prijs voor de geproduceerde schoenen ver boven die van de rest van ons land uitgaat. In verband hiermede hebben we ook eens een onderzoek ingesteld in een ander centrum van deze industrie in Noord-Brabant. In Oisterwijk vernamen we, dat de grootindustrie in het geheel geen moei lijkheden heeft met uitvoering der re- geeringsmaatregelen. De directie der Pazo-fabrieken was vol lof over de medewerking uit Den Haag en zeide ons, dat juist herhaaldelijk de dreigende moeilijkheden door deze medewerking door het bedrijf aan de omstandigheden volledig werden opgelost. De tijden zijn niet rooskleurig, maar aan te passen, weet men tot nog toe aan de moeilijkheden het hoofd te bieden Men is goedkoopere schoenen gaan fabriceeren, die thans juist veel gevraagd worden, met het gevolg dat men ruim van werk is voorzien en men zelfs over 1934 volledig het wettelijke toegestane maximum overwerkuren heeft verbruikt. Door de lagere prijzen worden meer schoenen verkocht, waarmede werk gevers en werknemers gebaat waren. Door belangrijke technische vorderingen is de productie verhoogd, zoodat men schoenen kan aanbieden, die onder HOEST VERKOUDHEID g HEESHEID. I Per ons 40 cent. Drogisterij jj in Het Huis met de Roode jg Pilaren Middelburg. ieders bereik liggen. Het z.g. Schoenenwetje was daarbij een belangrijke steun. De invoer die in ons land in 1929 nog bedroeg 1.169.000 paar, was in 1933 teruggeloopen tot 651.000 paar. Daarentegen steeg het totaal der Nederlandsche productie in die jaren van 9.416.000 paar tot 13.158.000 paar. Ook de werkgelegen heid is er door vergroot: in 1931 werkten 10.516 personen in de schoenindustrie; in 1933 was dit aantal gestegen tot 11.034. Over het algemeen mag de toestand in de schoenindustrie niet geheel onbe vredigend genoemd worden. Slechts de luxe-bedrijven hebben met moeilijk heden te kampen, doch deze zijn dan ook van dien aard, dat wegneming der oorzaken een dringende eisch is. ,h «MaanMDH?®??. i s www ;«et!efl«a®8M!«E»iSGBWs««Kinai (Ingez. Med.j zijn, kun je op mij rekenen". De forma liteiten waren vervuld. Daarna begonnen ze te lossen. De schipperszoon en de knecht droegen de zakken op hun schouder over de plank naar den wagen op de kade. Beurt om beurt sloegen ze den zak op. Musketiers en lansknechten, solde niers van allerlei w,apens stonden lan derig toe te kijken op de kade. 't Werk valt me mee, dacht Saxon, Gelukkig dat ik een sterke kerel ben. Maar het was alsof de zakken steeds zwaarder werden, zijn handen begon nen te branden en te barsten. Het zweet gutste hem langs het gelaat. Edzke hield den moed er in. „Lang zaam aan", zei hij, „een'schippersknecht heeft nooit haast aan wal." Een groote musketier vroeg: „Is zoo'n zak zwaar. Wat zat er in?" „Wintergerst, weegt honderd dertig pond", antwoordde Edzke. De man nam den zak op en tilde hem in de hoogte met gestrekte armen. „Dat is geen kunst", zei de schip perszoon. „Maar ik wed om een kruik bier, dat je alleen geen dertig zakken uit het schip op den wagen krijgt." „Ik neem de weddenschap aan." „Hoe heet je?" vroeg de schipper. „Wees maar niet bang. Ik zal niet uitknijpen, kwajongen. Mijn naam is Jens." „Ga je gang", zei Edzke, knipoogde tersluik tegen Saxon. Jens begon vol moed. Hij had moeite den zak op den schouder te krijgen, maar het gelukte en hij bracht hem vei lig op den wagen. „Een goed begin", vuurde Edzke hem aan. „Maar ik geloof toch niet dat je het klaar speelt", en met een ernstig gezicht stond hij met zijn maat de han den in de zakken toe te kijken. Meer dan een half uur zwoegde de man. Eindelijk had hij den dertigsten zak op den wagen. „Wel bedankt, Jens" zei de jongen en gaf den' soldaat de hand. „Je hebt je kruik bier eerlijk verdiend." „Verrek", zei de krijgsman, wischte zich het zweet van 't gezicht. „Nog meer liefhebbers?" vroeg Ldz- ke, maar niemand bood zich aan. „Nu weer wat anders", lachte de bree- de schippersjongen. „Wedden om een glas bier dat geen van jelui mij dit na doet." Hij zette een zak op den grond, keek den strop na of die stevig zat, pakte den top van den zak met zijn tanden beet wierp hem over zijn hoofd op den wagen. „Dat doe ik ook", zei een zware dra gonder. Hij zette zijn tanden in den top, hief den zak op. „Brr", rilde de oude veteraan. „Al leen van 't kijken krijg je kiespijn. De dragonder trachtte zijn last naar boven de werken. Eensklaps liet hij hem los. „Ik trek me zelf de kiezen üit oen mond. Ik vertik het." „Nu jij, Willem. Laat hen zien wat wii schippers kunnen." „Top' zei hij. Wat een ander uan, kan ik ook dacht hij. Hij had goed toegekeken, steunde met zijn handen v-p zijn knieën, boog door, beet toe en slin gerde met een torsche beweging den zak over den wagen. De zak barstte een gedeelte van den inhoud vloog over ae straat. „Bravo", zeide de Groninger. „Jij hebt je bier verdiend, makker. Pluk even een bos gras, ik zal hem even naaien, dan binden we 't gras er aan, dan weten ze dat hij geen vol gewicht heeft, anders gaat het geld kosten," Een der omsanders greep een hand vol gerst. „Puike Groninger wintergerst", legde Edzke uit. „Dat brengen we overal heen waar hongersnood of gebrek is. Als je vt pelt, krijg je de beste gort van de wereld." De ander begon de dop er af te ha len. Je kunt het ook met de vingers doen, maar dat duurt wat lang", zei de Gro ninger goedig. De man stak de korrel in den mond. „Juist", knikte de jongen. „Zoo vre ten de varkens het." „Maar nu jij", zei de ander. „Om 'ti kruik bier, dat je dit niet kunt." Hij greep een musket en strekte het bij de punt van de tromp recht vooruit. Edzke nam het geweer over, trachtte de toer na te doen, maar het musket zakte. „Geef mij er eens twee", zei Saxon. Hij pakte in elke hand een en strekte de armen zijdelings uit, bleef zoo staan „Jij bent een kerel", zei de soldaat betastte den gespierden arm. „Je moest bij ons komen, dan ben je gauw korpo- Nieuwe onzekerheid in de Amerikaansche petroleum-in- dustrie. Geleidelijke verdere daling van den rentevoet. De New Yorksche beurs houdt er re kening mede, dat de voortzetting van de steunverleening door den Staat aan ver- schi lende bedrijfstakken nieuw leven zal inblazen, wat aan de financiëele re sultaten van de ondernemingen, welker aandeelen op de New Yorksche beurs genoteerd worden, ten goede zal komen. Berichten over een gunstigeren gang van zaken in het bedrijfsleven hebben de koersstijging in Wallstreet aangemoe digd De staalindustrie werkt thans we der op 44 y2 pet. van haar capaciteit, te gen 32 pet. een maand geleden en een dieptepunt van 19 pet. in September j.l. Ook in de automobielindustrie is de be drijvigheid toegenomen en op grond van de tot dusverre ontvangen orders verwacht men een buitengewoon bevre digend jaar- Dat er nog veel te verbete ren valt, blijkt wel uit het feit, dat het aan lal werkloozen in de Ver. Staten aan het eind van 1934 nog 11 millioen be droeg, terwijl niet minder dan 20 mil- lioen menschen, d.' 1/6 van de totale bevolking, op de een of andere wijze ondersteuning ontving. De koersstijging te New York werd in het midden der week onderbroken en in sommige afdeelingen trad zelfs een scherpe koersdaling in. Voor een deel heeft men hierbij te doen met winstne mingen, daarnaast echter ook met den ongunstigen invloed van de uitspraak van het Hoogste Gerechtshof der Ver. Staten in een proces, dat een onafhan kelijke petroleummaatschappij aanhan gig had gemaakt. Deze maatschappij, de Amazon Petroleum Corporation, die in Oost-Texasj werkt, heeft zich op het standpunt geplaatst, dat Minister Ickes, de petroleum „dictator" der regeering, niet het recht heeft, onder de Ameri kaansche grondwet contingenten voor v'».au**"! raai." „Dank je", antwoordde Willem. „Mis schien als er bij ons in Holland oorlog komt, maar jullie moet zelf je ruzietje maar uitvechten," lachte hij. „Bij ons in Holland is het beter." „Maar de meisjes zijn hier vroo Dat zal je ondervinden, kameraad. Ga maar mee." En gezamenlijk trokken ze naar de havenkroeg, waar de wedden schappen werden opgenomen. De beide blonde dochters van oen baas trachtten weldra onder vroolij«.ea kout en niet altijd even kuische grap jes de altijd droge kelen met bier te lesschen. HOOFDSTUK X- Reeds eenige dagen was Saxon als scnippersknecht in het verwoeste Maag denburg, waar het nog steeds rook naar bloed en roet. De straten waren gedeeltelijk opge ruimd, maar van de gebouwen stond weinig meer dan brokstukken zwartge brande steen. Hier en daar had men met planken getracht kleine huizen .veer bewoonbaar te maken of op de fonda menten van een verdwenen huis een barak of loods te bouwen. Slechts op de nieuwe Markt stond nog de Dom kerk en het Onze Lieve Vrouwen klooster. i Langs de ruïnes was hij naar het huis met den toren geloopen. De to ren was verdwenen, het puin grooten- deels verwijderd. De eerste kelder lag open. fWorrlf vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1935 | | pagina 5