twincifiU
GOESCHE COURANT
HET STADHUIS TE VEERE
Het Stadhuis te Veere, zooals het er op Koninginnedag
1930 des avonds uit zag, en zooals het er van avond,
dank zij de P. Z. E. M., wederom uit zal zien.
HERSTELD.
NUMMER 295.
DERDE BLAD.
VRIJDAG 14 DECEMBER 1934.
177e JAARGANG.
ELBURGSCHE COURANT
Het is waar: een ruïne hééft zijn
bekoring. Een omgevallen muurtje,
Tiet mos, klimop en wingerd begroeid
el overwoekerd; een los-staande ven
sterboog,waar men zich bij kan den
ken hoe het vroeger geweest moet zijn,
toen ridders en edelvrouwen daar
achter rondwaarden; gras en struiken
waar vroeger de vloer van eet- of
troonzaal was; een ingevallen kelder
ingang en de onderbouw van wat eens
fiere en machtige torens en bastions
waren
Zekerook een ruïne heeft zijn be
koring.
Maar de gevoelens, die ons bij het
langer aanschouwen, het dieper door
léven van zulk een ruïne, bestormen,
zijn toch van gansch anderen aard.
Dan gaat de weemoed overheerschen,
de droefenis om wat verloren ging, de
ontsteltenis en verontwaardiging om
wat schennende hand aan schoonheid,
in roekeloosheid of met boos opzet,
vernielde en teloor deed gaan, om wat
zorgeloosheid, gebrek aan begrip en
gebrek aan waardeering deden verval
len en instorten.
Wat leelijk, nutteloos en zonder his
torische beteekenis is, verdient te zij
ner tijd, als 't kan hoe eer hoe liever,
vernietigd en weggevaagd te worden;
wat eens schoon was en wat voor al-
tijd zinrijk is, wat o'rïs herinnert aan
daden en toestanden uit een roemrijk
verleden, verdient in stjand en in eere
gehouden te worden. Sterker: het heeft
daar recht op, en het is de plicht van
een volk, dit recht te erkennen en er
naar te handelen.
Nog maar enkele jaren geleden
dreigde het stadhuis van Veere den
weg op te gaan, aan welks einde in
Nederland zeker 'n bordje zou heb
ben gestaan met „Verboden Toegang
wegens gevaar van instorten". Dan
zou het voor den vreemdeling mis
schien langzamerhand de bekoorlijk
heid van de ruïne gekregen hebben
voor ons land zou het een dan niet
meer uit te wisschen smet op onzen
naam geweest zijn, want wij Neder
landers zouden ons daarmede voor het
oog van heel de wereld een niet-acht-
baar testimonium paupertatis gegeven
hebben.
't Is niet alleen plicht van een volk,
zijn groote mannen te eeren, doch
evenzeer dient het zijn groote cultuur
documenten ongeschonden aan het na
geslacht over te leveren.
Het dreigde in Veere dien weg op
te gaan. De beelden in den voorgevel
waren zoo goed als verpulverd; in de
Raadzaal kon men dwars door een
scheur in den muur de buitenlucht
zien; balken waren vermolmd kort
en goed: we waren dichter bij het
ruïne-stadium dan we wel vermoed
den.
En ziet, nu vandaag!
In oude glorie is dit erve der vade
ren hersteld.
Met een liefde en zorg, zooals
slechts een liefhebbend verpleegster
die aan een herstellend kind kan ge
ven, met groote kennis van zaken, met
een tot in de kleinste onderdeelen zich
uitstrekkende toewijding, heeft Neder
land, Zeeland, Veere zich het lot van
dat fijne pronkjuweel onzer bouw-
Hedenmiddag vond in een der zalen
van de Abdij te Middelburg de plech
tige slotvergadering van de Restaura
tiecommissie-Stadhuis Veere plaats, in
tegenwoordigheid van den minister van
binnenlandsche zaken, mr. J. A. de
Wilde; oud-minister mr. J. Terpstra,
den Commissaris der Koningin in Zee
land, en tal van andere autoriteiten.
Rede van den Voorzitter der
Restauratiecommissie den heer
Dronkers, burgemeester van
Hedel en Kerkwijk, oud-burge
meester van Veere.
Excellenties, Mijnheer de Commissa
ris der Konipgin, Mijne Heeren,
Het is mij een groote eer en voor
recht Uwe Excellenties en U mijnheer
de Commissaris der Koningin in deze
Provincie, Eerevoorzitter der Restau
ratiecommissie, en ook U allen mijne
heeren eereleden en medebestuursle
den en vertegenwoordigers van de
Nederlandsche pers, van deze plaats
hartelijk welkom te mogen heeten.
Ik moge U allen wel verzoeken van
mij de verzekering te willen aanvaar
den, dat Uw tegenwoordigheid op bui
tengewoon hoogen prijs wordt gesteld,
en dat het ten zeerste wordt gewaar
deerd, dat U in dit jaargetijde de reis
hierheen hebt willen ontzien.
Spr. deelde vervolgens mede, dat be
richt van verhindering was ontvangen
van minister mr. H. P. Marchant, van mr.
D. Fock, mr. H, J. Dyckmeester, oud-
Commissaris der Koningin in Zeeland,
mr. dr. A. B, G. M. van Rijckevorsel,
Commissaris der Koningin in Noord-
Brabant, den burgemeester van Vlissin-
gen e.a., en vervolgde daarop:
Wanneer ik, zooals op de uitnoodiging
tot bijwoning dezer vergadering is
vermeld, U in het kort een en ander
zal vertellen over de geschiedenis van
de restauratie van Veere's Raadhuis,
dan bied ik U wel mijn excuses aan
dat ik in verband daarmede eerst iets
moet zeggen van een persoonlijk feit.
Toen ik nl. op 24 December 1929 de^
eer had door den heer Commissaris)
der Koningin in deze provincie als Bur
gemeester der gemeente Veere te
worden beëedigd, wees deze mij onder
meer op den bouwvalligen toestand,
waarin de zetel van het gemeentebe
stuur was gevestigd; mij werd verzocht
daaraan wel mijn onverdeelde aandacht
te wijden.
U zult kunnen begrijpen, dat ik zulks
ten zeerste ter harte nam en dat ik
aanleiding vond bij mijn installatie in de
raadsvergadering onder meer te zeggen:
,,dat mij bekend was de toestand
waarin Uw schoon en aloude Raadhuis
zich bevindt", en vervolgens doelende
hiermede op een krachtig pleidooi
van den heer dr. Hendrik Willem van
Loon in het Handelsblad, voor een al-
geheele en grondige restauratie van dit
monument; dat mij bekend was hetgeen
hierover reeds in de verschillende dag
bladen. is gepubliceerd. „Gaarne geefTk
U de verzekering", zoo ging ik voort,
„dat een en ander mijn warme belang
stelling heeft en dat ik niet zal nalaten
naar mijn vermogen mede te werken,
teneinde zoo spoedig mogelijk de noo-
kunst aangetrokken. Alles heeft mede
gewerkt: regeering en volk, bouw
meesters en opzichters, ambtenaren en
werklieden, particulieren en over
heidspersonen. Slechts één doel had
elk dezer herstel-bouwers voor oogen:
de patiënt moest in blakenden wel
stand weer worden afgeleverd.
Het is goed, den dag van vandaag te
mogen beleven.
Wij krijgen voorloopig de kans niet
in Veere te mijmeren op de ruines van
wat in vroeger eeuwen een mooi stad
huis geweest moest zijn.
Wij kunnen voortaan, en vele ge
slachten na ons, het oog te gast doen
gaan aan een pronkstuk der bouw
kunst uit vroeger eeuwen, door be
kwame en zorgzame hand in eere her
steld.
De patiënt is in blakenden welstand
uit handen van den heelmeester ge
komen.
Veere, Zeeland en Nederland mo
gen er trotsch op zijn.
Het is een gelukwensch waard.
dige voorzieningen te kunnen treffen."
Gevolg willende geven aan mijn ken
baar gemaakte voornemens stuitte ik
allereerst op een Raadsbesluit van 26
April 1929 luidende als volgt:
De Raad der gemeente Veere
overwegende, dat het Stadhuis nood
zakelijk gerestaureerd dient te worden;
dat het evenwel onmogelijk is de
kosten dezer restauratie uit eigen mid
delen te bestrijden;
dat het zielenaantal der gemeente,
hetwelk thans 960 bedraagt, steeds da
lende is;
dat hierdoor ook de opbrengst der
belastingen geringer zal worden;
dat het niet alleen een gemeentebe
lang, doch in de eerste plaats een
landsbelang is, dat dit historisch bouw
werk voor het nageslacht bewaard
blijft;
gehoord het voorstel van Burgemees
ter en Wethouders dd, 23 April 1929;
gelet op artikel 194 lid c der Ge
meentewet;
besluit
aan den Staat der Nederlanden het
Stadhuis te Veere in eigendom aan te
bieden onder de navolgende voorwaar
den:
1. de kosten der restauratie en van
het onderhoud van het Stadhuis komen
ten laste van het Rijk;
2. het Rijk staat aan de gemeente
Veere het Stadhuis in eeuwigdurend
bruikleen af.
Vastgesteld in de vergadering vaif
26 April 1929,
De Burgemeester,
(get.) M. Q. Buys Ballot.
De Secretaris,
(get.) Th. C. D. Coops.
Ik was het met de daarin tot uitdruk
king komende zienswijze en opvattingen
wel is waar niet onverdeeld eens, maar
om tactische redenen hield ik zulks
voor mij zeiven en deed wat mijn hand
vond om te doen.
En ziet, in Maart 1930 genoot Veere
de eer van een bezoek van Z. Exc., den
Minister van onderwijs, kunsten en
wetenschappen, mr. Terpstra, vergezeld
van den heer Commissaris der Konin
gin in deze provincie en Heeren leden
van de Commissie voor Monumenten
zorg en mr. Visser, chef van de afdee-
ling kunsten en wetenschappen van t
departement van onderwijs, kunsten en
wetenschappen.
Het gebouw werd bezichtigd, een be
spreking met het dagelijksch bestuur
der gemeente Veere volgde onmiddellijk
daarop en ik durfde er zelfs publiciteit
aan te geven, dat ik toen goede hoop
had, dat deze bespreking er toe zou
leiden, dat het Rijk zou medewerken
om tot een doelmatige restauratie te
komen.
Mijn goede verwachtingen bleken
niet ongegrond. Kort na dit bezoek
kwam een schrijven van Z. Exc. den
Minister van Onderwijs, Kunsten en
Wetenschappen, waarbij hij het aanbod
om het Stadhuis in eigendom aan het
Rijk over te doen afwees (Raadsbesluit
van 26 April 1929),
De Minister was n.l. van oordeel, dat
de gemeente een stadhuis behoort te
hebben; dat het bezit daarvan niet te
bezwarend voor de gemeente behoeft
te zijn en het dus niet noodig is, dat
zij zich van haar fraai stadhuis ontdoet.
Door samenwerking van
Rijk, Provincie en Gemeente, vereeni-
gingen en particulieren,
meende de Minister, dat de restauratie
op behoorlijke wijze zou kunnen ge
schieden.
De uitvoering van het werk diende
evenwel dan te worden opgedragen aan
het Rijksbureau voor Monumentenzorg
Het was dan ook voor mij als Burge
meester van Veere, destijds een groo
te voldoening, dat de Raad in zijn ver
gadering van 19 Juni 1930 met a 1-
g e m e e n e stemmen het besluit nam,
f 10.000 voor de restauratie beschik
baar te stellen.
Bij missive van 11 Juli 1930 deelde
de Minister de gemeente mede, dat Z.
Exc. voornemens was ter gelegenheid
van de Rijksbegrooting voor 1931 een
beslissing omtrent de verleening van
een Rijkssubsidie voor de restauratie
van Veere's Raadhuis te verkrijgen.
En ook de Provincie Zeeland ver
leende bij Besluit van 2 December 1930
voor de restauratie een subsidie.
Ten einde de publieke belangstelling
voor de restauratie levendig te hou
den en zoo mogelijk ook geldelijke
steun van particulieren en vereenigin-
gen te verkrijgen kwam in Maart 1931
de restauratiecommissie tot stand; ge
splitst in een kleinere commissie ter
afdoening van de dagelijksche werk
zaamheden en een eerecomité, waarin
65 personen van verschillende politie
ke richting en over alle deelen van
ons vaderland verspreid, zitting namen.
In September 1931 besloot deze com
missie aan den beeldhouwer Henk J.
Etienne het ontwerpen van een leg
penning op te dragen, om deze als
„bouwpenning" voor het raadhuis ver
krijgbaar te kunnen stellen, en reeds
30 November 1931 kon de eerste af
slag in zilver van den bouwpenning in
een bijeenkomst van de leden met het
eerecomité en vertegenwoordigers van
de Nederlandsche pers, aan den heer
Commissaris der Koningin in de Pro
vincie Zeeland worden aangeboden.
Een bezoek aan Veere's Raadhuis
na afloop daarvan gebracht, heeft naar
ik meen te mogen zeggen, niemand
der bezoekers nog een oogejnblik meer
doen twijfelen, aan de noodzakelijk
heid van de restauratie daarvan.
Trouwens in November 1931 was het
gebouw geheel moeten worden ont
ruimd en een ander onderkomen moest
toen worden gezocht voor de secreta
rie enz. enz.
Dank zij de welwillende medewer
king van de Marineautoriteiten te Vlis-
singen en van het Departement van De
fensie werd daarvoor gelegenheid ge
vonden in de administratie-afdeeling
van de Vliegloods.
Zooals het blijkbaar veelal gaat in de
wereld en wel voornamelijk, wanneer
men, zooals in deze in den letterlijken
zin des woords, aan den weg timmert,
heeft men niet alleen veel bekijks, maar
ook veel critiek.
Het „waarom doen zij dit nu zoo" en
„je zult eens zien waar dat op uitloopt"
en „die steiger zie ik mijn leven niet
meer afgebroken" is ook bij deze re
stauratie niet achterwege gebleven.
Toen evenwel eenmaal tot de restau
ratie besloten was en de uitvoering
van het werk opgedragen was aan het
Rijksbureau voor Monumentenzorg, is
onder bekwame leiding van den archi
tect, den heer Van Heeswijk, rustig en
weloverwogen doorgewerkt en thans
is de hernieuwde woning gereed om
betrokken te worden. Het door het ge
meentebestuur van Veere uitgegeven
boekwerkje van de hand van dr. Un-
ger, gemeentearchivaris van Middel
burg, met medewerking van de heeren
Van Heeswijk en M. J. J. van Beve-
ren, over Veere's Raadhuis, stelt op
meesterlijke wijze in het licht, welk
belangrijk historisch monument is ge
restaureerd en ook hoe dit is geschied.
Het wil mij dan ook voorkomen, dat
de restauratiecommissie met voldoening
mag terugzien op hetgeen zij heeft mo
gen en kunnen verrichten ter bereiking
van het doel, waartoe zij werd gevormd.
Mij als voorzitter moge het vergund
zijn, uiting te geven aan mijn gevoelens
van oprechte dankbaarheid voor de
zeer aangename wijze van samen- en
medewerking, die ik niet alleen van
mijn medebestuursleden maar ook van
zoo vele en andere zijden heb mogen
ondervinden.
Ik heb het mij altijd een voorrecht
gerekend iets te mogen doen tot bevor
dering van de restauratie van dit schoo-
ne bouwwerk; dat ik daarbij zooveel
medewerking en steun heb mogen on
dervinden heeft niet alleen mijn taak
aanzienlijk vergemakkelijkt, maar heeft
mij ook veel blijdschap geschonken. In
zeer dankbare herinnering zal ik blij
ven bewaren al degenen die ik tijdens
en door de restauratie heb leeren ken
nen en in zoo hooge mate heb gewaar
deerd.
Als herinnering aan dezen dag moge
het mij vergund zijn Uwe Excellentie
namens de restauratiecommissie aan te
bieden een afslag in zilver van den
bouwpenning, welke destijds ter be
vordering van de restauratie is gesla
gen.
Rede van den vice-voorzit-
ter der Restauratiecommis-
sie, dr. S. S. Smeding te
Middelburg.
Excellenties,
Mijnheer de Commissaris der Konin
gin in Zeeland,
Mijnheer de Voorzitter,
Dames en Heeren!
Het is mij vergund, u hier een en an
der mede te deelen omtrent de wijze,
waarop de belangstelling van het Ne
derlandsche volk voor de restauratie
van het stadhuis van Veere werd opge
wekt, en omtrent de resultaten van die
gewekte belangstelling.
Het hoofdresultaat is u bekend: het
glorieus herstel van dat schoone vroed
schapsgebouw in de goede stede Vee
re. Zoo aanstonds zult u zich er van
kunnen overtuigen, dat dit bereikt is,
en hoe het bereikt is.
Maar het zal u zonder twijfel belang
inboezemen te vernemen, welk aandeel
de restauratiecommissie in dat werk
heeft gehad, hoe zij de belangstelling.