DAMMEN EN SCHAKEN, VOOR DE JEUGD. Q„Her redactie van ZEEÜWSCHE KRONIEK. DE VALSCHE ECHTGENOOT •s-g-g-ssS-s f3fi o sa si Mi 3 g-icSuü t n t z£k Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. WAAROM ELSKE GEEN SCHAATSEN REED. ZO'N ONDEUGENDE MEEUW 9 December 1818. Te Middelburg wordt ingewijd het instituut van onderwijs en op voeding voor de Israëlietische jeugd. In genoemde stad bestond vroe ger een bloeiende Israëlietische gemeente. Opmerkelijk, dat vele Joden in een bepaalde straat, n.l de Gravenstraat gingen wonen zoodat in den volksmond deze straat ook wel naar hen genoemd werd. Dat de Israëlietische jeugd van het laten volbrengen van haar godsdienstige plichten nog iets an ders moesten kunnen dan 't geen op een gewone openbare lagere school geleerd werd, is te begrij pen. Daarom werd in 1818 in tegen woordigheid van vele autoriteiten een instituut van onderwijs en op voeding opgericht. Dit telde toen 34 leerlingen. Een tweetal ónder- wijzers waren er aan verbonden. 10 December 1504. Philips de Schoone geeft aan rid der Jeronimus Laurijn, heer van Watervliet, octrooi tot het stich ten van de stad Philippine. Deze zou een gesloten stad zijn, d.w.z. zij zou omringd worden met muren, grachten en wallen. Zij zal ge noemd worden naar den octrooi schenker en gebouwd worden in een polder, die pas door ridder Laurijn is ingedijkt en eveneens naar Philips de Schoone was ge noemd. In 1505 werd de stad gesticht. Zij kreeg van den graaf dadelijk eenige voorrechten, b.v. een vrije jaarmarkt, die 6 dagen zou duren, en een wekelijksche markt op Woensdag. Philippine was later een sterke vesting. Ernst Casimir, die de voorhoede aanvoerde van Prins Maurits' leger op diens tocht naar Nieuwpoort, veroverde op 21 Juni 1600 de vesting, doch deze kwam weer spoedig terug in de handen der Spanjaarden. Eerst op 11 September 1633 werd de stad door de Staatschen onder Frederik Hendrik opnieuw veroverd. In 1599 had Prins Meurits tegen over Philippine, ook aan den Braakman, het Mauritsfort ge sticht. 10 December 1881. De stoomtram VlissingenMid delburg wordt voor het publiek in dienst gesteld. Deze tram was destijds nog maar de vierde stoomtram in ons land. In Maart 1881 was reeds begonnen met het leggen der rails. Door de vele tegenspoeden bij de proefrit ten, waarbij de tram vaak derail leerde, duurde het tot December, eer de dienst voor het publiek kon worden opengesteld. De tram reed maar 5 maal op één dag van Vlissingen naar Mid delburg vice versa. Om 8 uur, 11 uur, 1 uur, 4 uur en 7 uur werd van Vlissingen gereden en telkens een half uur later van Middelburg. De electrische tram doet thans 52 rit ten per dag. De eerste tarieven van den stoomtram waren: Eerste klasse enkele reis 0.25, retour 0.40. Tweede klasse enkele reis 0.20, retour 0.30. Daar in de betrek kelijk smalle Lange Viele eens een kind werd overreden, liep na dien tijd vele jaren lang voor de tram een man, die een lange stok vast hield, welke aan de locomotief was bevestigd. In 1910 is de drijfkracht van den stoomtram electriciteit geworden. 11 December 1582. De hertog van Alva sterft op 74 jarigen leeftijd te Lissabon, Zijn naam was Ferdinand Alva rez van Toledo, Hertog van Alva Als krijgsman en als staatsman was hij zeer ervaren. Niettegenstaande, of mogelijk juist door zijn groote wreedheid heeft hij 't Nederlajid- sche volk niet tot onderwerping kunnen brengen. Hij was in 1567 naar ons land gekomen en vertrok in 1573 weer naar Spanje. Hij is koning Filips nog van dienst ge weest door later Portugal voor hem te veroveren. Alva was groot van gestalte, trotsch van houding, streng en afschrikkend van ge laat. Zijn zoon Don Frederik, ook geen onbekende in onze vader- landsche geschiedenis, overleed 3 jaar na zijn vader n.l. 3 September 1585. Daar ieder in zijn schooljaren van Alva heeft gehoord, hebben wij hem in deze kroniek aan gehaald. Maar ook nog om de vol gende reden. In het land van Axel woont een uitgebreide familie, die meent van Alva af te stammen. In 1775 is het huwelijk voltrokken tusschen Pieter Dees en Catharina Cornelia Alvarez, Dr. J. de Hullu, oud rijks-archi varis te Cadzand, doorkneed in de Vaderlandsche geschiedenis, in 't bijzonder van het oude Staatsch- Vlaanderen, heeft in een geschrift grondig aangetoond dat de Neder- landsche familie Alvarez zich niet kan beroepen af te stammen van den hertog van Alva door diens zoon Don Frederik. 12 December 1648, De Staten van Zeeland verlee- nen aan G. van der Nisse, heer van Zaamslag, octrooi tot bedijking van den Zaamslagpolder. Deze be dijking, welke in 1560 tot stand kwam, omvatte de gronden van eenige polders, die in 1584 ten ge volge van het doorsteken der dij ken waren overstroomd. Na alzoo 66 jaar onder water te hebben ge staan was er van de vroegere dor pen Zaamslag, Aandijk en Othene niet veel meer over. Alleen stond nog een toren overeind. Deze moet vroeger zoo hoog geweest zijn, dat hij te Vlissingen kon gezien wor den. Op 't eind der 17de eeuw is de toren afgebroken. In den 'nieu wen polder, groot 1363 h.a. ver rees het tegenwoordige Zaamslag, ongeveer op dezelfde plaats, waar tiet oude dorp heeft gestaan. 13 December 1813. Een inval der Franschen op het eiland Noord-Beveland wordt door de landlieden kloekmoedig afge slagen. Na de komst der Engelsche vloot op de Ooster-Schelde hadden de Franschen de eilanden Schouwen- Duiveland, Tholen en Noord-Beve- and verlaten. De berichten over Napoleons nederlaag werden te kamperland op een groot doek ge schilderd en dit aan palen op den zeedijk gespannen. Te Veere kon dit gelezen worden tot groote er gernis van den Franschen gouver neur. Deze besloot daaraan een eind te maken door Noord-Beve- and weer te doen bezetten. Een zestigtal mariniers van de voor Veere liggende Fransche schepen deden een aanval op het Kamperlandsche veer. De nood klokken werden op 't ganscïTe eiland geluid. Onder leiding van J, Tazelaar wisten de landlieden eerst den commandant der mari niers gevangen te nemen en daar na den vijand op de vlucht te drij ven. Met achterlating van eenige dooden en een 16 tal gevangenen wisten de Franschen over het Veersche Gat te ontsnappen. Van de landlieden werden J. Flipse, J. de Looff en J. van Gilst gewond. De eerste is aan zijn wonden over leden. 14 December 1575. Het dorp Serooskerke (Schou wen) wordt door de Staatschen in brand gestoken. Het was tijdens 't langdurig beleg van Zierikzee door de Spanjaarden onder Mondragon.' Bij een der uitvallen werd de vij-, and uit het dorp Serooskerke ver dreven. Opdat hij zich er niet meer zou nestelen, werd het dorp door de Staatschefi" in brand gestoken. Een week later deden de Span jaarden hetzelfde met het dorp Kerkwerve. R. B, J. d. M. (Nadruk verboden.) De menschen zijn over 't alge meen slechte waarnemers. Elke rechter, die op grond van getui genverklaringen moet oordeelen, zal dit bevestigen. Vooral als het gaat om herkenning van personen zijn de moeilijkheden groot. Een paar jaar geleden heeft men te de zen opzichte een frappant staaltje in Italië beleefd. Maar ook in vo rige eeuwen zijn merkwaardige dingen gebeurd. Zie hier een voor beeld. In het jaar 1549 verdween uit Artigat in Zuid-Frankrijk de 25-ja- rige Martin Guerre, een van de rijkste boeren van het dorp. Een twist met zijn schoonvader moet de reden zijn geweest. Acht jaar lang hoorde noch zijn vrouw, noch iemand anders iets van hem. Toen dook in het dorp op zekeren dag een man op. Hij was, zeide hij, Martin Guerre. Oude bekenden snelden toe. Inderdaad, het was Martin Guerre. Vroegere vrienden kwamen en drukten den terugge keerde de hand. Drie zusters van Martin Guerre woonden in het dorp. Alle drie herkenden ze in den vreemdeling haar broeder. Een oom was er ook Hij sloot zijn neef in de armen. Men waarschuwde Bertrande, Martin Guerre's vrouw. Zij zag ïem en zonder zich 'n oogenblik te bedenken, vloog ze hem in de ar men. Sedert dien woonde de vreem deling op de rijke boerenhofstede als Martin Guerre. Niemand dacht er aan, dat men met een bedrieger te doen had. De eenige, bij wien in den loop der jaren twijfel oprees, was de oom. Men lachte hem uit. Bertrande, de vróuw, wees ver ontwaardigd deze verdachtmaking af. Zij zou het tenslotte toch zeker wel moeten weten. Zij zou toch niet jaren lang een vreemde man naast zich kunnen hebben. Ook de pvertuïging van de zusters was niet aan het wankelen te brengen, ïn de vrienden evenals alle dorps- >ewoners, waren tot in het diepst yan hun hart Van Martin Guerre's echtheid overtuigd. Men nam zelfs een vijandige houding tegen den oom aan Wegens diens klaarblijke lijk valsche beschuldigingen. Deze gaf het echter niet op. Hij klaag de zijn vermeenden neef aan en zoo kwam het in 1560 tot een pro ces voor het gerechtshof te Tou- louze. Veertig getuigen waren opgeroe pen. Vijf en dertig beweerden, dat de beschuldigde de echte Martin Guerre was en niemand anders. De zaak stond dus gunstig voor den aangeklaagde. Toen meldde zich bij het gerecht te Toulouse een man aan. Hij heette zeide hij, Brieven enz. betrekking hebben de op deze rubriek, te richten aan ondergeteekende. No. 215 is een geestig pro bleempje van den heer R, Vonk, Appingdam. No. 216 is een heel leerzaam eindspelletje. He^l ge makkelijk en toch is de winst nog al verborgen. Een geroutineerde oplosser zal dat eindspel gauw genoeg doorzien, doch een pasbe ginner zal er ongetwijfeld nog eenige moeite mee hebben; De ver vaardiger van dit eindspel is ons niet bekend. R. VONK. No. 215. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Zwart: 2, 4, 17, 20, 22, 27, 28, 21 dam. Wit: 19, 30, 36, 37, 40, 42/44. No. 216. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Zwart: 7, 22, 27, 36. Wit: 15, 16, 46 dam. Oplossingen no.'s 211 en 212. No. 211: Wit: 27—22, 32 X 21, 38 X 27, 27—22, 30—24, 39—33, 43 X 5. Zwart: 18 X 27, 23 X 32a, 26 X 17, 17 X 28, 20 X 29 b.v. 29 X 38. Slaat zwart 26 X 17 of 16 X 27, dan wit 3025, enz. No. 212: Wit: 42—38, 37—31, 27—21, 21 X 1, 1 X 22. Zwart: 29 X 49, 28 X 26, 15 X 24 b.v., 49 X 21. J. Scheeres, Delfzijl. Martin Guerre, en eischte zijn vrouw en bezittingen op, die in handen van een andere waren. Beide Martin Guerre's werden te genover elkaar gesteld. De een noemde den ander een bedrieger. Men riep opnieuw de getuigen op. Nu bleek, dat allen die kort tevo ren nog de echtheid van den val- schen Martin Guerre bezworen hadden, plotseling bekenden, zich te hebben vergist. Men liet de viouw en de drie zusters komen. Met dezelfde zekerheid, waarmee ze drie jaren tevoren in den man, die zich voor Martin Guerre uit gegeven had, den echtgenoot en broeder hadden herkend, verklaar den ze nu, dat de andere, de pas aangekomene, de echte Martin Guerre was. Martin Guerre had na het ver dwijnen uit zijn dorp dienst geno men in het Spaansche leger in de Nederlanden, en daar met een ze kere Armand du Thil vriendschap gesloten. Spoedig kenden beiden eikaars levensgeschiedenis tot in bijzonderheden. De groote gelij kenis tusschen beide bracht Ar mand op de 'gedachte, zich voor den verdwenen Martin Guerre uit te geven, daar deze hem bij hoog en bij laag verzekerd had nimmer naar Artigat te zullen terugkee- ren. Nu, wijl het spel verloren was, bekende de valsche Martin Guer re zijn schuld. Het tegen hem gevelde vonnis luidde, naar het toenmalig gebruik dat Armand du Thil blootshoofds en barrevoets, slechts met een hemd aan, openlijk voor de kerk van Artigat op de knieën liggend z'n schuld moest bekennen, en God, den koning, de rechters en Martin Guerre om vergeving moest smeelfen. Vervolgens moest hij, een strop om den hals, door de straten van het dorp gevoerd worden, tot voor het huis van Mar tin Guerre, waar een galg zou worden opgericht, om hem daar aan op te hangen. Zijn lichaam zou niet begraven worden; maar op een brandstapel tot asch worden verteerd. Aldus geschiedde in September van het jaar 1560. Een lawaai aan de koffietafel, neen maar Alle vier praatten te gelijk. ,,De ijsclub is open, Moe der J" „Moeder, mag ik m'n ijs- trui aan „Vader, zijn Uw schaat sen ook geslepen en zo ging het maar door. Moeder lachte, ze had het wel verwacht Steeds waren de kin deren teleurgesteld; een paar da gen vriezen en dan dooide het weer. Maar nu was het echt win terweer, flink koud met een zon netje, dat alles nog mooier maak te, en toen Moeder zag, dat de vlaggetjes op de trams en bussen verschenen, had ze al gedacht: „Vanmiddag kunnen ze rijden Wat een lawaai zal het geven J" De twelingen, Max en Frits, ste vige jongens van veertien jaar, wa ren natuurlijk niet te houden en stevige Keezeman van acht jaar, die deed voor de grotere broers niet onder; hij zat nu al te dan-! sen op z'n stoel. Maar Elske, Els- ke zei niets. „Zou ze geen zin hebben dacht Moeder. Anders ging ze toch wat graag met de jon gens mee Vader zag het ook, dal zijn dochtertje er zo stil bij feat. Hij vroeg: „en onze Els, droom je KO.rn.VJ.-* al van de baan „Neen, ik. ik ga liever maar niet", zei Elske wat haperend, „ik ga lie.ver op visite." „Op visite", verbaasde Moeder zich, „bij wie „Bij Mevrouw De Vries", vertel de Els; „U weet wel, die pas op de hoek is komen wonen." „Maar kindje", zei moeder, „al weer Je bent er verleden week ook al twee middagen geweest Tegen Vader ging zij voort: „Ken jij die familie, Vader „Jawel", zei Vader, „mijnheer is leraar, net als ik, maar aan een andere school; er is maar één kind, geloof ik." „Oh", riep Max, die altijd dade lijk z'n mondje klaar had, „zeker een verwend schaap, dat niks kan en niks mag en altijd thuis zit Niks goed voor Els „Hé, hé bedaarde Moeder, „kalm wat, hoe weet je dat nu, meneer Wijsheid „Nou ja", mopperde Max, „wie rijdt er dan ook geen schaatsen?" Toen kwam Elske's heel beslist stemmetje: „En ik ga toch, ik heb 't beloofd En zo gebuerde het ook. De drie jongens trokken naar de Ijs baan en even later ging Elske op visite. „Die Els", zei Moeder tegen Va der, „zeker zo'n nieuwe vriendin, dat trekt altijd". Om vijf uur kwamen de jongens van de baan met kleuren als boei en. Eerst de twee groten. „Waar is Kees vroeg Moeder. „Die komt zo", vertelde Frits, „hij was vlak achter ons." Geen twee minuten later, daar rolde Kees naar binnen. „Moeder", schreeuwde hij al in de gang, „ik heb Els gezien; in de kamer zat ze bij De Vries, en en struikelend over zijn eigen woorden van de haast om dat grote nieuws te ver tellen: „en Moeder, 't is een jon gen „Wa^t verbaasde Moeder zich, „wie is een jongen, het kind waar Els mee speelt „Ja Moes, ze zaten samen aan tafel een spelletje te doen." „Zo", zei Moeder, „wat grappig, dat die jongen dan ook geen schaatsen rijdt. Ik zal Els meteen even gaan halen". Net kwam Vader binnen. Moe der vertelde hem het nieuws van Kees en Vader zei: „Zo, dat is ze ker zo'n professor in de dop, die alleen van boeken houdt en van rustig thuis zitten en niet van sport. Die professor wil ik ook wel eens zien; ik zal zelf Els even ha len." Vader belde aan bij de familie De Vries. Mevrouw kwam juist de gang in. „Komt U binnen", zei zij, „U komt zeker Uw dochtertje ha len Vader stapte naar binnen. „Zo, Els, en is dat je vriend Hoe heet hij „Jaap, mijnheer", antwoordde de jongen en stond op om mijnheer een hand te geven. Maar dor dit opstaan begreep de Vader van Elske op eens alles. Jaap liep héél moeilijk, aan zijn beide benen droeg hij beugels. Dus daarom had Elske.even bleef mijnheer nog praten en liep toen gearmd met z'n dochtertje- naar huis. „Gauw uitkleden en handen wassen Els raadde Vader, ,,'t is zó etenstijd En met een ste vige zoen zond hij haar naar boe ven. Toen ging Vader vlug de kamer in en zei: „Jongens, luister goed Els heeft haar vrije middag al héél best besteed. De jongen, dien zij gezelschap hield, is ongelukkig, kan niet schaatsenrijden, zelfs niet eens goed lopen". Alles bleef stil in de kamer, Moeder veegde even over haar ogen. „Daar komt Els", waarschuwde Vader, „nu niet meer er over spre ken". Dat deden de jongens, maar ze deden nog meer Al gauw vonden ook de anderen de weg naar Jaaps huis en om beurten hielden ze hem gezelschap, als er pretjes waren, waar Jaap niet aan mee kon doen Zij hoorden dan steeds moeders stem, zoals ze dien avond bij t naar bed gaan gezegd had: „Goed zo Elske Annie Lemmens Een vlucht meeuwen kwam hon gerig aangevlogen en streek neer op een pas omgeploegd veld. Daar wroetten zij in de vette aardklui ten en deden zich te goed aan de dikke, vette pieren. Nu grensde het veld aan een kreupelbos, waar door een stroper enige strikken waren gezet om daarin de haasjes en konijntjes te vangen. Een der meeuwen, die wat nieuwsgierig en vooral erg snoep achtig was, zag het lokaas in een der strikken, en denkende, eens fijn te zullen smullen, vloog hij er op af. Maar nauwelijks pikte hij er van, offloep Daar zat zijn rech- terpootje gevangen Losrukken ging niet; ja, hij bezeerde daarbij zelfs een zijner vleugels, zodat hij schreeuwde van de pijn. Even later kwam er een boer voorbij, die het geschreeuw van de vogel horende, het kreupelbosje inliep, denkende aan vechtende vogels. En toen hij nu, tot zijn gro te verbazing, de gestrikte meeuw zag, hielp hij het dier voorzichtig uit de klem, nam hem mee naar huis en verzorgde de vogel zo goed hij maar kon. De meeuw, wellicht dankbaar voor deze goede zorgen en vooral voor het overvloedige eten, dat hij nu iedere dag kreeg, werd zó tam, dat hij, toen zijn pootje en vleugel weer in orde waren en hij door 't huis mocht lopen, overal volgde. En 't was aardig te zien, hoe hij, als de kinderen wat later uit school kwamen dan gewoonlijk, ongedul dig trippelend voor het huis heen en weer liep. Jantje, die naam hadden zij de meeuw gegeven, mocht ook over al rondlopen. Doch het liefste trip pelde hij in de nabijheid der kip pen, als deze op het erf rnodlie- pen. Waarom hij daar zo graag bij was, begrepen de boer en diens vrouw pas, toen zij hadden be merkt, dat Jantje erg snoeplustig was. „Man", begon dan ook op een dag de boerin, „hoe zou het toch komen, dat de kippen de laatste tijd zo slecht leggen Ik vind sinds enige weken bijna geen ei meer. Anders leggen zij in deze maanden juist zo best. En nu vind ik soms geen enkel ei in het nest...." Misschien zijn ze bang voor Jantje en leggen zij hun eieren er gens anders", plaagde lachend de boer. „Ja, 't is juist sinds de meeuw losloopt, dat ik zo weinig eieren vind", klaagde de vrouw, ,,'k zal toch eens op 't dier letten." De vrouw begon toen de meeuw te bespieden en 't was, zoals zij had gedacht, want op een morgen vond zij de snoeper in het leghok. Daar deed juist Jantje zich te goed aan een pas gelegd kippenei „Lekker, Jantje vroeg ze, „maar we zullen alles eens gauw afslui ten, hoor Eenige dagen bleven toen de kippen in hun ren en het leghok, dat ze van uit de ren konden bin nengaan, werd zó stevig van bui ten gesloten, dat Jantje geen en kel eitje meer kon wegnemen. Een paar dagen trippelde toen Jantje nog rond de ren, knabbelde aan het ijzergaas, alsof hij dit stuk wilde bijten en groef zelfs met zijn pootjes vóór het leghok in de aar de om zich zó een weg naar de eieren te banen. Zo was 't cok I' "•s-B-SJMJS'S e I»

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 10