DAMMEN EN SCHAKEN.
tm£
iPw w
m
VOOR DE JEUGD. Onder redactie va
ZEEUWSCHE KRONIEK.
Mevrouw G. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
DE RUÏNE.
DAAR GING HIJ NIET MEER
HEEN!
te spotten. Die joen ao dat mè ge-
zeid om van aol 't gekles af te
zien en d' edelachtbaoren uut Wol-
vega zouwe wè zurrege, dat die
joen wi gauw an z'n uvindienge
zou kunne werreke, mè dan in
stilte, zódat Jan Rap en z'n maot
d'er ulder neuze nie inzouwe kun
ne steke. Afwachte is de booschap,
Jan.
'k Scheen bots uut. De groete-
nisse an julder aolebei van Jikke-
mien en
je goeie vriend,
Jewannes.
16 November 1914,
Bij het demonteeren van een
mijn, die aan den zeedijk te West-
kapelle was aangespoeld, ontplof
te de mijn, waarbij 9 personen het
leven verloren. Hierbij waren o.a.
3 officieren en de heer M. v. Els-
acker, opzichter bij den Polder
Walcheren.
17 November 1798.
Publicatie van het uitvoerend
bewind der Republiek over de
eerste volkstelling. Onder de stad
houderlijke regeering heeft nooit
een volkstelling^ plaats ge
had. Een burgerlijke stand is eerst
tijdens de Fransche overheersching
ingevoerd. Doop en huwelijk wer
den in de kerkelijke boeken aan-
geteekend. De eerste volkstelling
in 1798 had ten doel om, volgens
art. 5 van de staatsregeling der
Bataafsche republiek van dat jaar,
het land te verdeelen in departe
menten en deze in ringen. Middel
burg telde toen 20146 inw. Vlissin-
gen 5691 inw., Goes 3711 inw.
Middelburg had in 1824 het laagst
aantal inwoners n.l. 12850, Vlissin-
gen in 1810 n.l. 4840, Goes ging
steeds in stijgende lijn. Volgens de
Provinciale Almanak 1934 telt
Middelburg 18489 zielen, Vlissin-
gen 21555 en Goes 9360.
18 November 1650.
De stad Göes krijgt een nieuwe
haven.
Zooals bij vele Zeeuwsche ste
den was de oudste haven een
kreek of geul, die uit den stroom
schoot. Door verlanding werd hij
onbruikbaar, zoodat in 1442 be
gonnen werd de haven uit te die
pen. Dit hielp op den duur niet.
Door de vele krommingen en on
diepten werd het vaarwater on
bruikbaar. Daarom besloot de stad
in 1650 een geheel nieuwe haven
te doen graven. Om hiervoor aan
t benoodigde geld te komen kreeg
de stad op 18 November 1650 ver
lof tot het invorderen van zekere
accijnzen. Den 11 den Dec. 1650
had de aanbesteding plaats. De
aannemer heeft het werk in den
steek gelaten, zoodat het stadsbe
stuur het zelf deed uitvoeren. Den
6den Oct. 1651 voeren de eerste
schepen door de nieuwe haven. Bij
de monding van de haven aan het
Goesche Diep werd later tot ver
dediging der stad aan elke zijde
een schans, n.l, de Wester- en de
Oosterschans aangelegd. Op een
schor voor de Oosterschans stond
de galg.
Het scheen in de eerste jaren,
dat door het nieuwe vaarwater de
stad meer in bloei zou toenemen.
Later kwam echter ook' aanslib
bing en Goes bleef met haar ha
ven sukkelen tot in 1819 een an
dere geheel nieuwe haven werd
gegraven,
Op de tentoonstelling
„Het gezellige huis" te
Goes was het hiernaast
afgebeelde, origineel
bloemtafeltje geëxposeerd
Het heeft een matglazen
blad, waaronder een
gloeilamp is aangebracht.
Een bouquet bloemen
komt er 's avonds als de
gloeilamp brandt, prach
tig op tot zijn recht,
20 November 1546.
Karei V geeft octrooi tot bedij
king van den Kraaiertpolder.
Eerst in 1561 is de polder, groot
1045 gem. bedijkt geworden.
Tusschen Zuid-Beveland en
Walcheren lag vroeger een water,
zóó breed, dat het ,,'t Vlakke"
werd genoemd. Menige zeestrijd
is hier geleverd.
Nam Zuid-Beveland in 't Oosten
af (Reimerswaal en omgeving) aan
de Westzijde nam het toe. Ver
schillende polders werden in de
17de eeuw hier bedijkt, zooals de
Nieuwe Kraaiert (1612), de West-
(1642), de Nieuwe West- (1676), de
Noord (1696) en de Zuid-Kraaiert-
polder (1700), Al deze polders be-
hooren bijna geheel aan 's Heer
Arendskerke.
In den grootsten, den W.-Kraaiert
onstond achter den dijk Nieuwdorp
in den Noord-Kraaiert later Lewe-
dorp.
Over het Sloe, dat Zuid-Beve
land van Walcheren scheidt, wa
ren 2 veren: in 't Noorden 't groo-
te Sloeveer op Arnemuiden en
meer zuidelijk tegenover Nieuw
dorp 't kleine Sloeveer op 't
Nieuwland.
20 November 1588.
Prins Maurits wordt als Heer
van Veere gehuldigd.
Den 27 Juni 1567 was het mar
kizaat Veere uit de nalatenschap
van Maxmiliaan van Bourgondië
door Willem van Oranje gekocht.
Na zijn dood in 1584 erfde zijn zoon
Maurits Veere. Door verschillen
de omstandigheden duurde het tot
1588, voor hij als Heer werd ge
huldigd.
20 November 1663.
De prachtige Willebrorduskerk
en toren te Hulst, door het on
weer getroffen, wordt voor een
groot deel door brand vernield.
In den zomer van 1876 werd de
toren door den bliksem zeer be
schadigd.
21 November 1417.
Goes door gravin Jacoba van
Beieren als stad erkend.
In 1406 werd Goes nog een dorp
genoemd. Spoedig daarna heette
zij een stad, daar zij eenige stads
rechten, maar nog geen wallen
had. Het was gravin Jacoba van
Beieren, die haar volledig tot een
stad maakte, door haar van poor
ten en wallen te doen voorzien.
Ook kreeg Goes toen een vrije
jaarmarkt en een wapen (zie 't
wapen op de kop van 't hoofdblad
dezer courant.) De leeuwen, twee
roode en twee zwarte, zijn van 't
Hollandsche en 't Henegouwsche
Huis en de blauwe ruiten van 't
Beiersche Huis. Daar gemeend
werd, dat de naam Goes gans be-
teekent (er zijn ook andere aflei
dingen) staat op den schildvoet
van 't wapen een gans.
In 1577 werd Goes tot de derde
stemhebbende stad van Zeeland
verheven.
21 November 1571.
De regeering van Zeeland be
sluit het betalen van den lOden
penning op te schorten. Om aan
geld te komen wilde Alva nieuwe
belastingen invoeren. Een hiervan
was den lOden penning. Bij den
verkoop van roerende goederen
moest een tiende deel aan hem
worden afgestaan. Dat zoo'n be
lasting den handel zeer zou bena-
deelen is te begrijpen. Er was dan
ook in Zeeland groote tegenstand.
Daarom besloten de Bisschop van
Middelburg, de Edelen en de goe
de (dit zijn de stemhebbende) ste-'
den van Zeeland om de betaling
Lvan den lOden penning op te schor
ten, totdat al de 17 Nederlandsche
gewesten tot den eisch van Alva
hadden toegestemd.
Wetende, dat de tegenstand
zeer groot was, stond feitelijk bo
vengenoemd besluit gelijk met een
weigering tot invoering in Zeeland
van den lOden penning.
21 November 1861.
Te Vlissingen wordt voor 't eerst
gaslicht ontstoken.
Daar te voren petroleumlampen
in de straatlantaarns en in de hui
zen werden gebrand, is het te be
grijpen, dat de verlichting met gas
uitstekend voldeed.
Bij de eerste straatverlichting
was dan ook een groote menigte
op de been om zich te „verlustigen
in de zoo ongewone flinke ver
lichting."
Het muziekgezelschap „Eensge
zindheid" en het muziekcorps van
het 2de regiment infanterie gaven
eenige muzieknummers voor de
poort der gasfabriek ten einde het
in werking brengen der gasfabriek
op te luisteren.
23 November 1334.
De St. Clementsvloed.
Deze vloed bracht vooral aan
de eilanden Walcheren en Wol-
faartsdijk groote schade. Tusschen
Vlissingen en Arnemuiden brak de
dijk aan de Oostkust van Walche
ren op 15 plaatsen door, waardoor
veel buiten gedijkt moest worden.
Vooral het eiland Wolf aartsdijk
werd zwaar geteisterd. Eenige
polders vloeiden in en waren niet
meer te herstellen.
Met de bedijking van den Wil-
helminapolder in 1810 en den Per-
poncherpolder in 1846 kreeg Wol-
faartsdijk terug wat 't sedert den
St. Clementsdag in 1334 gedurende
den loop der eeuwen had verloren.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
Onderstaande werd gespeeld 12
October j.l. in den winterwedstrijd
Schaakvereeniging „Middelburg"
Wit: W. DE GRAAF, M'burg.
Zwart: P. M. DE KLEYN, M'brg.
Siciliaansche Partij.
1. e2e4
2. f 2—f 4
c7c5
Pb8c6
Dit is niet het juiste antwoord;
e7e6 was de zet. Dat leidt tot
de doorschuifvariant van de Fran
sche Partij (1. e4e6; 2. d4d5; 3.
e5) waarin wit de minder gunstige
voortzetting f 2f 4 aangewend
heeft.
3.Pglf 3 d7—dó
4. Lf 1c4
Om tenpoverlies te voorkomen
moet deze looper naar e2 gespeeld
worden.
4 e7e6
5. 00 a7a6
Nu 5Pg8f 6, gevolgd
door e6e5 is beter.
6. c2c3 Dd8c7
7. d2—d3 Lf 8—e7
8. Lel—e3 Pg8—f6
9. h2h3 0—0
10. Pbl—d2 d6—d5
11. e4—e5 Pf 6—d7
12. Lc4b3 Le7d8
13. d3—d4 Pc6—e7
14. Lb3c2 Pe7—g6
15. f 4—f5 e6Xf 5
16 Lc2Xf 5 c5Xd4
17. c3Xd4 Dc7—b6
18. Ddl— c2 Ld8c7
19. Le3—f2
Er dreigde 19Pd7X
e5. De Verdedediging 18. Tal—el
was veel sterker. Het verhinderd
direct 19Tf 8e8.
19Tf 8—e8
20. Pf 3g5 Pd7—f8
21. Pd2—b3 Lc8Xf5
22. Dc2Xf 5 f7—f6?
Deze verdediging is fout en kost
Zwart een pion. Met 22
Te8e7 had Zwart een tamelijk
goede stelling gehouden,
23. e5Xf6 g7Xf 6
24. Df 5Xd5f Kg8g7
25. Dd5f 7f Kg7h6
26. d4d5 Db6d6
27. Pg5—f3
Het mat op h2 moet worden
voorkomen. De tekstzet is de eeni
ge verdediging. 27. Lf 2c5 helpt
niet.
27T e8e7
Dit is de inleiding tot een zeer
interesant spel dat door Wit op
uitstekende wijze ten einde wordt
gespeeld.
28. Df 7g8 Ta8—e8
HIK
fpgriü
ÜP'i
'fjppf 'p|pP
p®pt
Éf.&ü ié
a b cdefg h
Hier komt de vraag naar voren
waarom speelde Zwart niet. 28.
Te7g7? Bij nauwkeu
rige analyse blijkt dit onjuist. De
zet 28. Ta8e8 was inderdaad de
beste voortzetting. Indien was ge
speeld 28Tg7 dan had
kunnen volgen 29. Lf 2e3f Pg6
—f4. 30. Pb3—d4, Dd6—d7. 31.
Pf 3h4, Tg7Xg8. 32. Pd4—f 5f
Kh6g5. 33. d5d6, Lc7Xd6 34.
Pf5Xd6, Kg5Xh4. 35. T£lXf4f,
Kh4g5. 36. Talfl enz.
Met beteie stelling voor Wit.
Een andere variant is:
29. Lf 2e3f, Pg6—f4. 30. Pb3
d4, Dd6—d7. 31. Pf 3—h4, Tg7X
g8 (na Kg5 spoedig mat door
DXg7f) 32. Pd4—f5f, Dd7Xf5.
33. Ph4Xf 5f, Kh6—g5. 34. d5—d6
en ook Zwart is in het nadeel ge
komen,
29. Pb3—d4
Dreigt met Pf 5f mat in 2 zetten,
2 9Dd6—d7
30. d5d6 gedwongen
3 0Lc7Xd6
31. Dg8—b3 Ld6—f4
32. Tal—dl Lf 4e3
33. Db3—d3! Le3Xf2f
34. TflXf2 Te7—e4
35. Dd3—d2f Kh6—g7
36. Pf 3h2
Dreigt 37. Pd4—f 5f
36Dd7c7
37. Ph2g4! Pg6—f4
38. Pd4f 5f Kg7g6
39. Pf5—dó
De witte combinatie klopt als
een bus! Het is onmogelijk voor
Zwart de gevaarlijke dreigingen te
pareeren.
39Te8—d8
40. Tf 2Xf 4! Td8Xd6
41. Tf4Xf6f TdóXf 6
42 Dd2hóf Kg6—f 7
43. Dh6Xf6f Kf 7e8
44. Tdl— fl Dc7—c5f?
Direct Dc7e7 was beter.
45. Kgl—hl Dc5e7
46. Df 6f 5! Pf8d7
47. Df 5d5
Keurig gespeeld. Zwart heeft
geen verdediging meer.
47Te4—el
48. Dd5h5f Ke8—d8
49. Dh5a5f Zwart geeft op
Tel gaat verloren.
"fcfe
„Rob, 'n reuze-meevaller heb
ben we", zei Tom, terwijl hij ver
genoegd in zijn handen wrijvend
de kamer binnenkwam, waar zijn
broer op zijn buik uitgestrekt met
't boek voor zich op de vloer, lag
te Tezen.
„Hè", mompelde Rob, nam wéi
nig notitie van Toms opgewonden
woorden en las door. Zijn hoofd
rustte op twee handen, de ellebo
gen steunden op de grond. Met zijn
linkerhand sloeg hij een blad om
en las door.
Tom stootte met zijn voet tegen
het dikste deel van zijn broeders
dijbeen, trachtte hem zoo opzij te
rollen. Rob werd kwaad.
„Schei uit riep hij.
„Ik zei wat tegen je", vertelde
Tom veel harder dan nodig was,
„Als 't dan maar iets goeds is",
merkte de broer op, schoof zijn
boek wat op zij en ging erbij zit
ten. si.,|
,,'t Is wat goeds: Je weet toch,
dat meneer Roevers gaat verhui-
711
„Ja. Zeg, mogen we soms mee
rijden met de verhuiswagen
„Neen, daar heb ik niets van ge
hoord. Maar weet je nog, dat me
neer Roevers zoo'n muur achter in
de tuin had
„Ja, waar hij planten op en tus
sen liet groeien en die allemaal
dood geschroeid zijn door de felle
zon".
„Juist. En die muur neemt hij
niet mee." beweerde Tom.
„En wat zou dat dan vroeg
Rob.
„Wel, wij mogen de stenen ko
men halen, allemaal I"
„Ja, Tom, dat's reuze! Dan gaan
we er mee bouwen", riep Rob blij
en stond meteen op zijn benen.
Samen holden de jongens hun tuin
in, naar de schuur. Tom nam zijn
kruiwagen, Rob een wagentje, dat
ze van een kist gemaakt hadden
met twee handbomen er aan. En
direct begonnen ze de grote groen-
uitgeslagen bakstenen uit de tuin
van den buurman naar de hunne
te sjouwen. Ze waren er de hele
Woensdagmiddag druk mee. Want
't waren wel meer dan tweehon
derd stenen, Geen enkele, zelfs
geen stukje lieten ze liggen. De
muur was gemakkelijk af te bre
ken geweest. Want de stenen wa
ren maar met leem aan elkaar ge
voegd.
De volgende dagen besteedden
de jongens na en voor schooltijd
om het materiaal goed schoon te
maken. En toen.... toen gaf va
der hun twee kwartjes om een em
mer cement te halen. Dat was een
pret Met het vrachtje in de krui
wagen kwamen ze terug.
Toen groeven ze een diep gat
achter in de tuin, tot het witte
zand te voorschijn kwam en haal
den het naar boven. Want ze
moesten het cement met evenveel
zand vermengen, vóór ze er water
bij deden om te gaan metselen.
Dat metselen deden ze met plan-
tenschopjes. En weet je, wat ze
maakten Eerst moest het een
kasteel worden, doch daarvoor
hadden ze geen stenen genoeg
Toen werd 't een half kasteel en
<lat noemden de jongens „de ruï
ff
ne
Het bouwwerk bezat een inrij
poort, nissen voor de vensters en
kantelen. Een gedeelte bezat zelfs
een dak.
Toen viel de vorst in. Naar de
ruïne in de tuin keken Tom en
Rob niet meer om. Heel hun be
langstelling was voor het schaat
senrijden.
Op 'n middag, dat de jongens
wat vroeg van het ijs kwamen, om
dat de wind zoo akelig scherp
was, zei moeder:
„Zeg, weet je, wat ik ontdekt
heb
„En vroeg Tom.
„De ruïne is bewoond."
„Hü deed Rob ongeloovig.
„Door wie „Door wie
„Door vogels."
Tom en Rob liepen naar de tuin
deuren. Juist begon er een fijne
jachtsneeuw te vallen, welke strie
mend tegen de ruiten sloeg. Een
paar musschen vlogen gauw een
nis van de ruiïne binnen. Anderen
volgden door de poort.
„Ze eten wat", merkte Tom op.
„Ja, Anna heeft het vet uit de
koekenpan op één van de stenen
gelegd", vertelde moeder.
Hoe harder het ging sneeuwen,
des te meer gasten kreeg de ruïne,
't Was een alleraardigst gezicht.
Maar weldra viel de duisternis in
en werden de gordijnen dichtge
schoven.
De volgende dag gebeurde er op
het ijs een ongeluk. Tom wou met
alle geweld de Amerikaansche
schaatsen van zijn vriend eens
proberen. Dat zijn van die schaat
sen, welke onder je schoenen ge
schroefd moeten worden. Nu, Tom
mocht ze aan, reed er op weg
zwikte en kon niet meer overeind
komen: de enkel was gebroken.
In het ziekenhuis werd die weer
gezet en in 't gips gegoten en toen
moest Tom op de ruststoel liggen,
weken lang, Dat was wat anders
dan schaatsenrijden Maar.
Tom verveelde zich niet. Want hij
kon wel werken op de ligstoel, die
moeder bij de tuindeuren gescho
ven had. En als hij niet te wer
ken had, genoot hij van 't verder
om de ruïne.
Moeder en Anna legden de
etensresten nu in de nissen van
het bouwwerk, waar allerlei vo
gels het kwamen weghalen en.
ook menig gevecht plaats vond.
Op een morgen wisten de jon
gens niet, wat ze zagen. Had 't
weer gesneeuwd Heel de ruïne
zag wit. Neen, toch niet heelemaal.
Rob holde de tuin in.
,,'t Is vet", riep hij tegen zijn
broer: „Vet met zaad er door. Hoe
zou dat daar komen
Moeder lachte geheimzinnig.
„Dat hebt u gedaan", zei Tom.
„Ja, de vogels moesten ook wat
hebben met dit koude weer. Ik
heb een pak vet gesmolten, er een
doos Sluis' vogelvoer doorgedaan
en 't over de ruïne gegoten, waai
't vet dadelijk hard werd, Kijk
eens
Een blauwe vogel met grote kop
en forse bek zat van het lekkers
op de stenen te eten.
,,'t Is vast een ijsvogel", riep
Tom.
Thijsse's Vogeljaar werd er bij
gehaald en ja, Tom had gelijk. Hij
hield het boek maar in zijn buurt,
want telkens ontdekte hij nieuwe
vrienden: pimpeltjes, sijsjes, win
terkoninkjes, groote lijsters en nog
veel meer.
Wat die Tom genoot van hun
ruïne
De jongens willen er nu met de
zomer een tuin-ruïne van maken
met muurbloemen, lobelia's, va-
varens en rotsplantjes. Maar 's-
winters moet het een vogel-ruïne
blijven, waar de gevederde
vriendjes een schuilplaats en voed
sel vinden kunnen.
J, H, Brinkgreve
Entrop.
't Zal een gewichtige dag wor
den voor Bert De dag van zijn
mondeling examen voor de H. B.
S. 't Is de avond van te voren en in
de gezellige huiskamer, waar va
der, moeder, Bert en tante Ans,
die een babbeltje komt maken, bij
elkander zitten, slaat de klok acht
uur.
„Hè, 'k wou dat 't morgen was
om deze tijd zucht Bert, „dan
wist ik meer