ZEEUWSCH ZONDAGSBLAD SPREEKWOORD RADEN. VAM DE PQCMNCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUDGSCME COUDAMT MEMinSEK DRIE KABOUTERS. RAADSELHOEKJE, BRIEFGESCHRIEF JAN EN JEWANNES. Nov. 1934 Üi Drie kabouters op een rijtje Stappen naar de grote school. Vóór zij bij de schooldeur komen, Maken zij nog pret en jool 2. Drie kabouters 't zijn me bengels Trappen midden in een plas. Denken niet, dat het ondeugend, Heel ondeugend volkje was 3. Drie kabouters stappen binnen, 'n Keepje met een puntmuts om. Ook kabouters moeten leerenj Anders blijven z' oliedom Drie kabouters komen 's middags Met verhalen weer in huis En al houden zij van regen, N u is 't toch gezel'ger thuis 5. Drie kabouters.zeg eens even; Ben j' ook een kabouter-klein En zou je het allerliefste 'n Echt kaboutertje wel zijn 6. Jammer, dat 't niet kan, hè kleuters Daarom 1 ij k j' er zoo graag op I Drie kabouters.hoe ze heten Anneliesje, Hans en Jop Tante Ans knikt hem lachend toe Ze kan zich dat verlangen van haar neefje best begrijpen, luoor Dan wendt ze zich tot moeder en zegt; „Weet je wat, kom mor genmiddag bij mijBert, als hij de uitslag weet, gaat hij zeker toch eerst even bij 't kantoor van zijn vader aan. Hij is dan vlak in de buurt Je weet het dan nog eerder dan in je eigen huis en je bent niet de ge hele middag zo alleen Moeder was eigenlijk het liefst in haar eigen huis en alleen ge weest, maar ze durft de vriende lijke uitnodiging fliet goed van de hand wijzen en dus is het de vol gende middag bij tante Ans, dat een gelukkige Bert haar komt ver tellen, dat hij is geslaagd. Dien avond verschijnen et na tuurlijk heel wat familieleden en goede kennissen om Bert geluk te wensen met het werkelijk mooie examen, dat hij heeft gedaan. Tan te Greet, met kleine Hans, is er ook en Oma zelfs Oma, die al bijna tachtig is en zo moeilijk loopt, maar die toch op de blijde feestdag van haar kleinzoon niet ontbreken wil. „Die moeder van jou heeft zeker de geheele middag op straat ge staan om te zien, of je er nog niet aankv/am, hè zegt ze lachend tegen Bert, „Lekker niet, hoor Oma ant woordt Berts moeder, die de woor den opgevangen heeft. „Integen deel, ik heb keurig bij tante Ans in de kamer gezeten en heus mijn best gedaan om niet telkens op de klok te kijken. Maar 't was een toer Geloof maar, dat ik de ge hele middag op spelden gezeten heb Een weekje later, 't is prachtig zomerweer, maakt tante Greet met Hans een wandeling door het park. Ze hebben er de zwaantjes brood gegeven en doorgaans wordt dan op de terugweg nog even een bezoekje bij tante Ans gebracht. Voor Hanseman is dat altijd een geweldig feest, want er hangt bij tante Ans een prachtige schommel in de tuin en Dolf, het veel oudere neefje, is altijd weer opnieuw bereid hem te laten schommelen, zoveel en zolang, als fransje dat zelf maar wil. Als moeder dus oudergewoonte de weg wil inslaan naar het huis van tante Ans, blijft de kleine ke rel plotseling stokstijf staan en zegt beslist: „ik wil niet naar tan te Ans, hoor moeder Nooit wil ik dat meer „Wat vertel je me nu vraagt moeder verbaasd, „waarom niet, Hans „Omdat daar in "9e stoelen spelden zitten, Mams zegt de peuter benauwd. „Spelen?" herhaalt moeder ont hutst, „maar kereltje, wie heeft je zoiets mals verteld ,,'t Is niet mal, moeder zegt Hansje met de grootste overtuiging in zijn stem, „want Berts moeder heeft dat laatst, toen we er alle maal waren, zelf gezegd. Ze had bij tante. Ans de hele middag op spelden gezeten, vertelde ze aan Oma I Zo naar En moeder, nu wil ik er nooit meer heen R. Winkel. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROTEREN. 1. Herman is het vroegst van ons allemaal op. (Nish). Laat hen een oogenblik beko men van de schrik (Athene). Wij hadden gehoord, dat Tante Co morgen op reis ging. (Como). De. kleuter lag heel rustig te sla pen. (Gheel). 2. H Hortensia. vos Karei mosterd Hortensia Zaandam Assen P 1 a 3. Abcoude. 4. Ketel, diep; Keteldiep. VOOR KLEINEREN. 1. Een zwaan (waan). 2. Een paddenstoel. 3. Vul deze 16 letters in met: IA 3 E 2 0 2D 1F3K2L2R maar doe het zo, dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: 3. pekel hulst graan koper sprot sport storm s ij s j e Klaproos 4. Roer. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt een stad in Zuid-Frankrijk. Een 1, 9, 4 kan heel scherp zijn. 7, 5, 9, 1 is een grondsoort. 4, 1, 2, 8 is het tegenovergestel de van breed. 1, 2, 3, 6, 9 is een meisjesnaam. Een 3, 5, 1 zit op de meeste voertuigen. 2. Mijn eerste is een voertuig, mijn tweede een onderaardse gang en mijn geheel een verfstof. lo rij een uurwerk. 2o een deel van een meu belstuk. 3o een rivier in Duitschland. 4o een ander woord voor insnijding. 4. Welke oude, Griekse stad wordt een drank, als zij haar vierde letter verliest VOOR KLEINEREN. 1. Wat kun je nat nooit maken, Zeg dat nu eens heel vlug Droog is het echter nimmer. t Is ook niet taai of stug Je ziet het elke morgen, Vóór je beneden komt. En als je 't niet gebruikt hebt Dan wordt er flink gebromd 2 Verborgen jongens- en meisjes namen. Wij komen anders nog iv.ct tc laat, he Oma (2) Heb je de familie straks al be groet Zij begon niet vroeg met haar werk. Heb je mijn pet ergens gezien 3. Ik ken een heel klein hoedie, Men zet 't nooit op zijn bol. En toch is het een hoed, hoor Dat houd ik rustig vol 4. Met 1 ben ik een metaal, met r een kleur, met n gevaar en' met br eet je mij dagelijks. Welk spreekwoord stelt dit plaatje voor VFMr-.;. De eer van het handwerk De bekwame handwerkman van weleer bestaat heden ten da ge nog, in tal van vormen. Alleen is het niet meer, als eeuwen gele den, hetzelfde terrein waarop wij hem moeten zoeken. Maar hij is er: de taxi- en bus chauffeur*) de radiomonteur, de boekdrukker, de fotograaf, de éta leur, de advertentie-ontwerper, de machinezetter, de bouwkundig teekenaar, de betontechnicus, de spoorwegmachinist, de luchtvaart mécano, de seinwachter op een di uk spoorwegstation, de glazen- wasscher aan den wolkenkrabber de motorbootschipper in Amster dams of Rotterdams haven, de la boratoriumglasblazer, de fijn-me chanicus,en als ge nog een half uurtje met open oog in uw wereldje wilt rond zien, dan ont dekt ge er zonder twijfel nog tientallen meer. En toch, zoo schreef ik verleden week, schuilt er wel eenige waar heid in de stelling, dat het hand werk niet meer in eere is. Mij-dunkt, dat het zoo is: de be drijvers of beoefenaren van een der handwerken, die ik hier boven - y noemde en verder bedoelde, hou den voor zichzelf hun handwerk wel in eere, bewijzen het de eer, waarop het recht heeft; toege wijde, plichtsgetrouwe uitoefe ning met geheele overgave van den mensch aan het beroep. Maar wij, de buitenwereld, wij bewijzen het hand werk niet meer de eer, waarop het recht heeft. Wij m e e n e n vooruitgegaan te zijn in beschaving, doordat wij het intellectueele beroep ten troon verhieven, en het handwerk in on ze waardeering bijna tot slaven werk degradeerden. Het is hier niet de plaats, de ontwikkeling van dezen betreu- renswaardigen loop van zaken uit te pluizen. Het feit slechts worde hier vastgesteld en betreurd. De drang naar het maatschap- pelijk-hoogere is welhaast iederen mensch eigen. Wel verre van de zen drang afkeurenswaard te ach ten, begroeten wij er één der fac toren van de stuwkracht des men- schelijken voorirtgangs in. De mensch moet streven, willen, werken, vechten zelfs. dat ligt in zijn diepste natuur. Een stil voor zich henen levend mensch- dom zou op den duur ondergaan. Maar het gaat hier niet om den drang, doch om de doelstelling. Onze medewerker maakte verleden week een leelijke tech nische fout ;n de pedalen-bedie ning. Maar hij is ook slechts mij- reraar, geen chauffeur! Red. Laat ik eens een voorbeeld noe men. Een vader is los werkman Oppassend, ijverig. Moeder de vrouw spaarzaam. Beiden verlan gend, hun gezonden, ijverigen en pienteren jongen „iets te laten worden" in de wereld. Loffelijk streven. Maar: waarom moet deze jon gen nu met alle geweld school meester of kantoorbediende wor den Omdat hij dan met een boordje om loopt, en men „me neer" tegen hem zegt Men versta mij wel: ik.zeg niet dat deze jongen niet moet „lee- ren". Ik wil hier nóg minder beweren dat een zoon van een los werk man, „omdat hij uit den werkmans stand is, in dezen stand behoort te blijven". Neen, in een rechtvaardi ge wereld moet de jongen met de nersens van een hoogleeraar, pro fessor worden geheel afgezien van de vraag, waar zijn wieg stond, Maar wat ik wèl zeg, is dit: be zint u toch op de dwaze overschat ing van de beroepen, die niet tot handwerk of ambacht behooren Het is dwaasheid, ouders, te on derstellen dat uw jongen maat schappelijk hoog'er geplaatst is, dat ge zijn geluk meer dan anders zult bevorderen, wanneer ge hem tot eiken prijs onderwijzer of kan toorklerk, dominee of handelsrei ziger, ambtenaar of winkelbedien de, wilt laten worden. Het is dwaasheid van ons, staats burgers, de ,heeren" met een boordje om voor meer, beter, hoo- ger aan te zien dan den „werk man". Of iemand een heer is, hangt pas in de laatste plaats van zijn kleedij, doch allereerst van zijn innerlijke beschaving af. En de plaats die iemand in de sociale waardeering van iederen weidenkenden staatsburger en iedere fijngevoelige staatsburgeres behoort in te nemen, dient uitsiui- ;end bepaald te worden door wat tiij of zij in zijn of haar beroep waard is. Een bekwame motorbootschip per, die zijn vak met liefde en toe wijding uitoefent, is meer waard dan een prul van een hoogleeraar, evengoed als een knappe b oog- eeraar die wetenschap en mensch- neid dient, meer waard is dan een sjouwerman, die te beroerd is om met inspanning van ai z'n krach ten z ij n werk te deen. Als het waanbegrip omtrent de intrinsiek hoogere waarde van el- ken niet-manuélen arbeid wegge- aagd en vervangen is door de ge zonde opvatting, dat elke arbei der zijn loon waard is naar de in nerlijke hoedanigheid van zijn op- geleverden arbeid dan ligt de weg voor een hoogere en zuiver der waardeering van het hand werk weer open. Seneca Jr. TUSSCHEN Middelburg, Nov. 1934 Goeie vriend Jan M'n je brief mit êel vee be langstellienge geleze. En da 's ze ker, Jan, j' eit as 'n goeie smid de spieker op. z'n kop gesloge en 't iesder gesmeed as 't êet is. Dat êeste slaet op joe zeien dat 't mit aol die verêerienge voo de bemanninge van den Uiver toch wel 'n bitje te verre gaet: ieder schient bange te zien, dat 'n bie'n ïander ten achter za komme. En kiek, Jan, laete m'n ook mer eere- lijk zeie, da ter eigentlijk ook a vee kinderachtigen óogmoed bie vee vereerders gekommen is. Wat öor 'k in 't krootje In de luchvaert ètaen me bovenan, me gaen 'n 'dienst opene op Austraolië. Bie die me bin dan ook boererentiers, be- 'griep je. Lae m' ope, dat d'n uiver iroes spoedig 'n bitje bedaere za en dat in ielk geval zwakke essens nie toet uiverwaenzin zü komme, wan die zouwe dan toch mè lillijk n klap van den uiver te pakken gekregen In ielk geval is de erêerienge toch nie algemeen, wan domenie Kersten doet er nie an mee. Ie maek bezwaer tegen da liegen op Zondag. Noe bi j' er vanself nie mit te zeien: gae Son dags nie kieke, dan zie je ze nie vliege, wan bie 'm is 't d' overtu 'gienge, dat d' overeid Sondags aole verkeer moe stil leie. Ook voo die goedgemeende overtugiengë 'k eerbied, a wou 'k wè, dat die goeie 'man is gieng luustere naer 'n preek over den tekst: „de Sabbat is er ,qi den mensch" en d^n ope 'k, da ze dan de wet laeze, zóas die aet in Deuternomium. Noe mocjit 't wel itte, dat dien domenie 't in de Kaemer ook g' aod eit over legeruutbreidienge. Z'n bedoelienge za vanself ook wè geweest zien, dat ons leger toch in ielk geval ook nie op Zon dag zou vechte. Endrik docht, dat de goeie man wè nie za kunne be- griepe, dat wulder de slag bie Nieuwpoort en Waterloo ebbe kunne winne. Mè, da 's waer ook de vieanden zü 't net verlóren cmda z' op Zondag vochte. En j' eit 't iesder gesmeed, nee t êet is, om de menschén op te wekken om ook is te dienken an t nienschereddersfons. Op aol 't gene, da je daerover schrieft, zeg fc jae en aomen, óor, wan o 't is zó mooi, as zukke menscheredders êenmel een gróote stêen op ulder raf kriege, mè brood, as z' oud en versie te bin, is beter. En jie begriep nie, waerom dé k nie is bin gae kieke nae die efeniengen toet afwêrienge van een gasanval. En 't mooiste is, da je zelf 't antwoord geeft; En dat is: dat aol die oefeniengen niks uut- aele, as aoles mè kursuus gebeurt. Ze moste 't mer is doe mit een DÓrtement van verainde gas, wae je dan allêenig mer 'n bitje raor van wier en dan zoó, dat 't geen daegen van te voóren in de kran- ie stieng. En noe wi 'k nog is op 'n êel ander sappieter komme. In Octo ber was 't 100 jaer gelee, dat d Vfscheidienge van de staende ker- eke gekommen is en dat en de Griffermeerden op 'n gepaste ma- liere gevierd. En da 's êel goed, Jan, wan dae stae geschreve in Uahum 1 15: „Viert uwe vierda gen". Daer is over die scheidienge /ee geschreve in den lesten tied, l'ae me mè zeie, dae was vee jLahriefjoekte voo. Je za d' er ook wè vee over gelezen nè zó goed as ik. 'k Twufele nie, of je za j'n eige ook wè kwaed gemaekt aver de schandaolige straffen en ■iisandeliengen, waeran die voor gangers en andere vooranstaende ihie de scheidienge bloot g'estaen in noe waere voo mien, en meu- gelijks ook wè voo joe, die men- achen daedeur martelaers om 't mloof. En Jan, wa bin aol die gene uut de staende kerreke toen reêd stom geweest om toet die 'ervolgiengen an te zetten. Wan, kiek, as 't er iemend om z'n over- ugienge vervolgd oórt, is dat op dn zelleven eêlemaele nog g'n oewies dat 'n g'liek eit, mè ge- mêenlienge 'oórt zó'n vervolgde in z'n overtugienge toch gesterkt. Jae, die vervolgienge oórt voor 'm bewies, dat 'n t bie 't rechte en- de eit. En nie zonder oógmoed rindigt 'n dan mit te zeien: „Al- zoo hebben ze vervolgd de pro eten, die voor u geweest zijn". Noe za 'k in 't midden laete, of de scheidienge nóodig en nuttig is geweest. Dat 'n man as Groen in de staende kerreke bleef, zei voo mien vee. En 't is zeker ook wel opmerrekelijk, dat Kuyper in 85 iChreef, dat ie meer achtienge ao vó vee, die in de staende kerreke bleve as vö diegene, die nae de Tristelijk Griffermeerde kerreken overgienge. De goeie man ei toen, zeker ook nie gevoeld, da '86 zó gauw achter '85 ankwam. Aflijn, da 's toet daerantoe. En noe nog is wat. Mit dat jie as smid ook vee mi massienen te niae- cen eit, zü j' ook wè vee beiang- stellienge g' aod voo dien mo er, dae nie in gestookt moch oóre. Noe wulder eb' in 't krootje d' er ook vee over gepraot en dae was er een, die ao dae drekt merao- tel vee fédusie in. Ie zei, dat aol die massienen, dae j' in moe stoke eigentlijk mè pruswerk bin. De greóste kracht zit volgens 'm in de ucht en da 's vanself dan de wind en noe docht 'n, dat die joen iet uugevonden ao, dae je de wiud mee co kon vangen voo laeter, om n verg'liekienge te maeken: ie kon e wind inmaeke in gróote bussen of zoó iet. Je begriept, da m'm nie zunig ugelachen toen 't ukwam, at aoles mè verzonne was. Mè wa dienk je Ie zei, dat de fabri- tanten van d' ouwerwessche mas sienen de kranteschrievers opg'ist aode om die mooie uvindienge weg MMB

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 11