DOMME LEEKENPRAAT
ONDERWIJS.
ZEELAND.
HONIG's BOUILLONBLOKJES - 6 voor 10 cent - voor Ragout
w
SCHETSEN VAN DE HOEVE.
„Waardevast" geld, alias
devaluatie.
MIDDELBURG.
NI
De verschillende crisismaatregelen zijn deelen van een zoo samengesteld
geheel geworden, dat het den leek niet meer mogelijk is ze te overzien
en te begrijpen. Hij kan nu in deze onwetendheid prijzen wat de hooge
landbouwcrisisheeren wijzen en verder de zaak maar op z'n beloop laten.
Hij kan zich echter ook, als actief lid der gemeenschap des Nederlandschen
volks, de moeite geven te trachten te begrijpen, hoe de zaak in elkaar zit.
En stuit hij, naar zijn beperkt leekenverstand logisch redeneerende, dan
op onlogische verschijnselen, dan kan hij deze signaleeren. En dan kunnen
wij zulks publiceeren, opdat degenen, die dezen knoop ontwarren kunnen,
tot voorlichting van hun medeburgers zulks kunnen doen.
Hieronder volgt zulk een doorwrocht betoog van een burger, die niet
uit het tarweprobleem kan komen. Wie kan hem, en onze lezers, van
antwoord dienen?
HEERLIJKE TARWE.
Heerlijke terwe, siersel der aarde
Goud in Uw verwe, goud in uw waarde
Heerlijke terwe, vroomheid en vreugd
Rijk is de boer als de terwe deugt.
Wanneer we op een mooien zomer
avond door onze schoone Walchersche
landouwen wandelen en zien hoe de
goudgele tinten van het rijpe koren het
landschap sieren, hoe de volle aren van
de op de Zeeuwsche kleigronden geteel
de tarwe een rijke belofte inhouden
voor het kostelijke brood, een zoo voor
naam bestanddeel van ons voedsel, dan
begrijpen we zoo volkomen hoe de
Vlaamsche dichter er toe kwam boven
staande regelen neer te schrijven. En
wanneer wij, stedelingen, beslag kunnen
leggen op een uit deze zuivere onver
mengde tarwe gebakken „boerenbrood",
dat smelt op de tong en voedzaam is in
hooge mate, dan zeggen we het hem na:
„Goud in Uw waarde" en slaken met
een de verzuchting: „Waarom kunnen
wij bij onzen bakker ook niet zulk heer
lijk brood van in ons eigen land geteel
de tarwe koopen en waarom moeten we
ons goede geld geven voor brood van
buitenlandsche tarwe, dat lang niet zoo
heerlijk van smaak en lang niet zoo
voedzaam is Een deugdelijk antwoord
te ontvangen op deze practische vraag
is het doel van mijn wat dichterlijk aan
gevangen schrijven. Ik begrijp volkomen
dat het niet zoo gemakkelijk is deze
vraag met enkele woorden te beant
woorden, dat er aan het tarwe-vraag-
stuk weer meer vastzit dan de leek, die
zoo gemakkelijk deze vraag stelt, kan
vermoeden. Laat ik, om een volledig en
afdoend antwoord op mijn hoofdvraag te
ontvangen, deze daarom in de volgende
vragen mogen onderverdeelen:
1 't. In hoeverre is de in Nederland ver
bouwde tarwe toereikend voor de
Nederlandsche consumptie
2. Indien niet toereikend, welke per
centage van het totaal-verbruik
moet uit andere landen worden in
gevoerd
3. Wordt uitsluitend dit percentage,
of wordt er belangrijk meer inge
voerd, en zoo ja, wat geschiedt er
dan met het teveel aan in Neder
land verbouwde tarwe
4. Welk ander belang heeft Nederland
er nog bij om tarwe in te voe'ren,
dan de eventueele noodzakelijkheid
door een tekort aan eigen verbouw
de tarwe?
5. Wanneer dan aan den tarwe-invoer
geen andere belangen van ingrij
pende beteekenis zijn verbonden,
waarom stuurt Nederland er dan
niet op aan om in zijn eigen behoef
te aan tarwe te kunnen voorzien
door grooteren verbouw, en zoo
noodig door ontginning, bespoedi
ging van het in cultuur brengen der
Zuiderzee-gronden
6. Is het niet ongerijmd, dat de prijzen
der inlandsche tarwe zoodanig zim,
dat de teelt zonder steun niet loo-
nend is, terwijl het brood hoege
naamd niet goedkooper geworden
is sinds den tijd dat de prijzen voor
een ruime winst-
In de melksalon.
Een lofzang op de melksalon wordt
dit niet. Die kon U, zij het in negatieven
vorm, vinden in de beschrijving van een
reis met de huurkoets. Niet gezien? Kijk
dan nog maar eens; tusschen de regels,
naast de dankbare lofrede op de auto
en de fiets,1 3r v*
Veel melksalons dragen den naam „de
Landbouw", het lijkt er dus op, dat niet
het kleinste deel der bezoekers door de
landbouwende bvolking wordt gevormd.
Van de boeren zelve, acht een bepaalde
groep ,,'t Centraal" meer overeenkom
stig zijn stand, evenals b.v. de burge
rmeesters hun vaste zit hebben in „de
Korenbeurs". Mag een zitje daar iets
vóór hebben in rust en distinctie; het
mist, wat de roezige melksalon op markt
dag volop te genieten geeft. Daar zijn
b.v. de twee kleine jongens, die in hun
vacantie mee naar stad mochten. Ze
hebben samen één glas bier gekregen.
Hun gezichtjes stralen. Hun schoudertjes
schokken van onhoorbaar gegrinn k, ze
zien elkaar met schebnsche oogjes aan,
en dan, met een blik van verstandhou
ding hun gemeenschappelijk, vól glas.
den verbouwer
marge lieten?
7. Zou het niet te bereiken zijn in Ne
derland zooveel tarwe te verbou
wen, dat invoer overbodig werd en
dat voor deze tarwe behoorlijke
prijzen werden betaald, met behoud
van de tegenwoordige broodprijzen,
zoodat crisis-steun kon worden af
gedankt?
8. Zou dit niet mede wenschelijk zijn
met het oog op het mislukken van
den graanoogst in de exporteeren-
de landen, zooals dezen zomer het
geval is?
9. Zou daardoor het verbouwen van
andere gewassen, waar geld bij
moet (b.v. suikerbieten) niet voor
een groot gedeelte overbodig wor
den?
Ik stel deze vragen, omdat ik als leek
den indruk krijg, dat het zeer wel mo
gelijk zou zijn, dat het geheele Neder
landsche volk werd gevoed met het
heerlijke brood uit in ons eigen land
verbouwde tarwe, het onvervalschte
„boerenbrood", doch dat er tusschen
verbouwer en consument teveel zit dat
aan de tarwe moet verdienen; dat o.a.
de importeurs van buitenlandsch graan
zich hiertegen heftig verzetten, dat er
o zoo veel „heilige huisjes" moeten
worden afgebroken om tot dit m.i, be
reikbare doel te geraken. Zijn deze
„heilige huisjes" 'ïn dezen tijd echter
wel van zoo groot belan.g, dat ze ge
handhaafd moeten blijven?
Door te bewerkstelligen, dat op ge
stelde vragen door terzake deskundigen
een duidelijk en afdoend antwoord werd
gegeven, zouden zeer velen, die zich
reeds lang dezelfde vragen hebben ge
steld, doch er het antwoord op schuldig
moeten blijven, zich zeer verplicht ge
voelen. Konden wij tot 't door mij en
vele leeken gewenschte doel van „eigen
voorziening!" geraken, dan zouden ook
de stedelingen bij het nuttigen van hun
„dagelijksch brood" 't den Vlaamschen
dichter nazeggen: „Heerlijke terwe" en
de verbouwer zou bij het zien van de
met kostelijk graan gevulde aren weer
als vroeger met hem kunnen zingen:
„Rijk is de boer als de terwe deugt.
Aan de universiteit te Leiden
slaagde voor het candidaats-examen
rechtsgeleerdheid, de heer L. de Groot
te Middelburg.
Geslaagd voor de Vlaamsche jury
voor muziek te Gent: mej, A, den Her
der te Goes, voor Piano Middelbare
Graad B met groote onderscheiding; en
de heer J- M. C. Straub te K 1 o e t i n-
g e voor harmonium Middelbare Graad
A met onderscheiding.
De heer A. A. van Sandick schrijft
aan de „Nieuwe Rotterdamsche Cou
rant":
Te Amsterdam heeft prof. Goudriaan
den spijker op den kop geslagen: de pro
motors der nieuwe vereeniging gaan er
van uit dat de conjunctuur wordt be-
heerscht door het geldwezen, m.a.w. zij
zijn aanhangers van de monetaire con
junctuurtheorie. Nu is deze theorie der
mate omstreden (men leze er een theore
ticus met een wereldreputatie als Hayek
maar eens op na) dat het verwondering
mag wekken dat zelfs ernstige beoefe,-
naren van de theoretische economie er
niet tegen opzien, op dit zoo wankele
fundament niet alleen een uitgewerkte
theorie, maar zelfs een therapie voor de
huidige crisis, op te bouwen.
En wat willen de heeren nu eigenlijk.
De „deflatie", dat is dus blijkbaar de
prijsdaling, ongedaan maken? En prof.
Verijn Stuart heeft juist betoogd, gelijk
prof. Polak dat vroeger reeds heeft ge
daan, dat het binnenlandsche prijsni
veau, na devaluatie, vrijwel niet zal ver
anderen. Dan is voor de helft der defla-
tionisten (n-1. degenen, die speciaal ge
bukt gaan onder het probleem der vaste
lasten) de aardigheid er af.
In werkelijkheid is hetgeen hier wordt
gepropageerd niets anders dan de wis-
selkoerstherapie. Van een stijging van
het pond en den dollar schijnt men won
derveel te verwachten. Gaat het den
Deenschen landbouw zooveel beter dan
de onze? Gaat het de Engelsche scheep
vaart zooveel beter dan de onze? Heb
ben wij, gegeven de verhouding en de
samenstelling van onzen invoer uit en
uitvoer naar Amerika, niet meer profijt
dan nadeel van den lagen dollar?
Deflatie is prijsdaling door geldcon-
tractie. Maar het disconto is y2 pet. en
het kortere geld brengt heelemaal geen
rente op. Noemt men dit geldcontractie?
De prijsdaling is hier sterker geweest
dan in Frankrijk. En dan zouden wij door
het zoogenaamde deflationisme van
Frankrijk naar den afgrond worden ge
zogen?
En al zou het in abstracto juist zijn,
dat ons concurrentievermogen wordt
vergroot door een daling van den koers
van den gulden, dan moet toch allereerst
de gelegenheid bestaan dit vergroote
concurrentievermogen uit te buiten.
Maar men moet wel volkomen abstra-
heeren van de werkelijkheid, indien men
zich de illusie maakt dat wij, die van
onzen export afzetten in Europa, een
werelddeel waar op het oogenblik een
oeconomische oorlog in optima forma
woedt, hiertoe de kans zullen krijgen.
In dezen oeconomischen oorlog speelt de
wisselkoers steeds meer een volkomen
ondergeschikte rol.
Men spiegele zich aan de geschiede
nis met de clearing met Duitschland.
Hierom is van alle zijden geroepen. De
werkelijkheid is niet meegevallen. Wij
waren er toe gedwongen. Accoord. Wel
nu, als wij gedwongen worden van den
gouden standaard af te gaan, dan zal
men er zich bij kunnen en moeten neer
leggen. Maar zoover is het nog niet.
Men spiegele zich ook aan Amerika
en Tsjechoslowakije. Ook ten onzent wa
ren velen aanvankelijk uitermate geest
driftig gestemd over het gedurfde expe
riment van Roosevelt. Maar nu geeft
men zelfs in Amerika toe dat het experi
ment een mislukking is geworden. Tsje
choslowakije raakt meer en meer ver
zeild in valuta-moeilijkheden a la
Schacht, terwijl juist tot devaluatie werd
overgegaan, om hieraan te ontkomen.
Op hetgeen Engeland c.s. in 1931, bij 't
begin van den oeconomischen oorlog,
noodgedwongen deden, kunnen wij ons,
3 jaar later, nu deze oorlog geheel an
dere vormen heeft aangenomen, niet be
roepen.
Dat er tengevolge van de verschuivin
gen, die de devaluatie moet teweeg bren
gen, niet alleen verliezen worden gele
den, maar voorbijgaand ook winsten
worden behaald, spreekt van zelf. Men
denke b.v. aan een exportbedrijf, waar
bij buitenlandsche grondstoffen een on
dergeschikte of geen rol spelen, of aan
de aandeelhouders van een zaak, die
vrijwel uitsluitend in het buitenland
werkt, maar een balans in guldens op
maakt, zooals er ook bevolkingsgroepen
zijn, wien de devaluatie zakelijk volko
men onverschillig kan laten, zooals b.v.
de „Amsterdamsche geldhandel die
van een daling van den gulden voordeel
noch nadeel kan hebben, ja die zelfs,
als het waar was dat een devaluatie 'n
zegenrijke uitwerking zou hebben op
het bedrijfsleven, alleen al uit puur ei
genbelang er voor zou moeten zijn ge
porteerd.
Prof. Gonggrijp maakte de opmerking
dat wij ons niet moeten laten leiden door
de Fransche mentaliteit, maar door den
Engelschen en Scandinavischen geest.
Maar juister lijkt het in deze in het ge
heel geen leiding van buiten te aanvaar
den, noch van Latijnschen noch van
Angelsaksischen of „Nordischen" inslag,
maar ons te houden bij den Nederland
schen aard, die misschien noch verhe
ven, noch heroïsch is, maar die ons het
beste past. En dan houden wij ons angst
vallig bij de werkelijkheid, houden ons
kruit droog en ons hoofd koel. Evenmin
als de oorlog eeuwig heeft geduurd, hoe
wel het er in 1917 op leek, evenmin zal
de oeconomische waanzin eeuwig stand
houden.
Het feit dat De Nederlandsche Bank
weer bereid is goud naar Amerika af te
geven bewijst dat wij, indien de omstan
digheden dit noodig maken, den gulden
van den Franschen franc zullen losma
ken.
DE VOORGESTELDE HER.
CLASSIFICATIE DER GEMEENTEN.
Dr. H. de Noo Bzn,, directeur der
R.H.B.S. te Vlissingen, schrijft in ver
band met de voorgenomen herclassifica
tie der gemeenten, in de „N.R.Ct." het
volgende:
Het is den goedgezinden, vaderland
lievenden ambtenaar tot duiver altijd
nog mogelijk geweest de allerlei besnoei
ingen, die zijn salaris de laatste jaren
ondergaat, zij het met een zucht, dan
toch ook zonder morren te aanvaarden,
omdat hij inziet, dat de salarislast, be-
somd naar tot voor eenigen tijd gelden
de normen, door het verarmde Neder
land niet te dragen is.
Thans evenwel staat, naar het schijnt
een besnoeiing voor de deur, die ook in
kringen, waar men graag het zittend
kabinet steunt, diepgaand misnoegen
wekt en voort zal gaan te wekken.
De overheid wil de bestaande rege
ling der classificatie van de gemeenten
volgens het bezoldigingsbesluit herzien.
Wjat is de grond van een classificatie
van de gemeenten? De overtuiging, dat
het levensonderhoud in bepaalde plaat
sen minder duur is dan in andere, en
in een volgende groep nog weer min
der duur. Blijkt thans uit betrouwbare
gedetailleerde berekeningen, dat de be
staande groepeering onhoudbaar is? Er
is geen mensch, die dit zal beweren,
en nog zekerder is er niemand, die dit
kan bewijzen. Wat is dan de ratio van
den ontworpen maatregel? „Bij het ont
werpen dezer regeling zijn de verschil
len in het loonpeil in de verschillende
gemeenten tot leidraad genomen". (Al
gemeen Handelsblad van 19 October
1934, Ochtendblad, overgenomen uit de
regeeringsverklaring). Dit sluit in, dat,
als in een gemeente de werkliedenor
ganisaties zóó sterk zijn, dat ze de loo-
nen hoog kunnen houden, de ambtena
ren met die sterkte der werklieden ge
(Ingez. Med.)
Maar, dan! Want wat op de wereld is
er moeilijker, dan een glas bier, tot den
laatsten droppel, eerlijk in tweeën to
verdeelen? Want het glas is van boven
wijder dan van onder, en wie kan de
grootte van de slokjes meten? Ze zien
niets van wat er rondom gebeurt. Ern
stig en nauwgezet, meten ze het glas met
de vingertjes, bezorgd elkaar controlee
rend bij het drinken. Nu, op die jonge;
gezichtjes, al die verschillende aandoe
ningen zoo eerlijk, zoo open en bloot,
te zien komen en gaan. Dat is toch zóó
mooi! Niet minder opmerkenswaard,
dan deze debutantjes, is de oude boer,
vcjor den Zuid-Bevelander direct her
kenbaar als Katholiek. Het luisteren
naar zijn gesprekken is niet alleen een
genot, maar daarenboven leerzaam, waii-
neer hij vertelt van de reis naar Rome,
die hij, met vele honderden geloofsge-
nooten, maakte, ter gelegenheid van een
belangrijke kerkelijke gebeurtenis. En
kelen trokken itoen nog verder, zelfs
tot dicht aan de Russische grens. Al het
indrukwekkende, schoone en vreemde,
in die onvergetelijke weken gezien en
beleefd, draagt hij mee, als kostbare,
geestelijke waarden, die voor altijd ziin
onvcrliesbaar eigendom blijven, waar hij
zijn leven lang op teren kan. En hij deelt
graag van dien rijkdom mee, dikwijls is
hij bezig over Italië.
Weer een andere figuur is de blozende
„bonhomme", die iedereen schijnt te
kennen, en wien iedereen kent, althans,
zeer weinigen komen de zaal binnen,
zonder dat, groetend, een hand de hoog
te ingaat. Zijn conversatie is van een
verbluffende veelzijdigheid. Hij verhaalt
even levendig van de sterrenachten in
Californië, als van een tocht door de
Ardennen. Dat veel interessante bijzon
derheden uit zijn gesprekken, betreffen
de de paardenfokkers- en -kooperswe-
reld niet wederverteld kunnen worden,
zonder indiscreet te zijn, is zéér jam
mer.
Maar stil,daar komt een vogel
van weer andere pluimage binnen. Niet,
als hij, die zooeven onze belangstelling
had, gekleed in een fijn kamgaren cos-
tuum, van onberispelijken snit, doch in
hoerendracht. Hij steekt, groetend, één
vinger op, naar een kennis, doch er
schijnt iets bijzonders te zijn, want op
het gezicht van dezen strijden verbazing
en ongeloof om den voorrang. Als de
binnengekomene tot zijn plaats gena
derd is, steekt hij een hand uit, en barst
los: „gat-samme!bin jie tet? of is
't je geest?" „neê-e, neêe", glimlacht
de ander rustig, „ie is 't zelleft oör
„gat-samme", verklaart de verbaasde
met nadruk, „dat je hauw 'elapt. Ik
zou joe nog in de plumen ezocht oör,
Mè je bin t'r werachtig wee hlad bo
venop- J'ei un rik as un prentevent!"
„Ja, ja, dat hi wè," zegt de ander, en,
na een kellner gewenkt te hebben, en
een consumptie besteld, zet hij zich ook
aan het tafeltje, en vervolgt, „mè 'k
aars un ènde wig ewist, jongen, dat ei
nie vee 'escholle oor, of ik voe de
wurremen ewist". lf
„Een operasie an je maehe ommest?
is de belangstellende vraag. „Ja, dat za
'k j'is fertelle." En de één zet zich tot
aandachtig luisteren, de ander begint:
„Z'è me ni dat ziekenuus 'ebrocht
En dien dokter is an 't opereeren ehae.
En toen eit t'n zeven lappen op m n
maehe 'ezet! Zevene! En, toen a tn
klaer zei t'n: „sie-zö, zei t n, „noe
za d'n wè doöd hae, mè zö 't dan noe
toch motte hebeure." Die operasie, be-
hriep je? En toen zei t'n: „lei t'n noe
mer op dit kaemertje". Dat behriep je
wè, dir a se de ménsen lehhe, die a
sulle sturreve. En dir 'k vier daehen
en vier nachten éléhe, en ie kwam lede
ren dag ni me kieke oör, zonder één
dag over te slaen. En eindelienge, a t'n
awee kwam,.ie zei tehen de Zuster:
„verrèkt nog toe," zei t'n, „ie hi net nie
dood, leit 'n wee mer op de zaal. En
baat zijn. Waar belandt men zoo? Be»
hooren ambtenaren belang te hebben bij
macht van de werkliedenorganisaties?
De beraamde maatregel is niet meer
dan een regionale bezuiniging (maar
dan „regionaal" in een anderen zin dan
in het hoofdartikel van „de Nederlan
der" van 17 October j.l.) en vindt zijn
oorzaak in de noodzakelijkheid den
salarislast verder te verminderen.
Als dat moet geschieden dan moet
dat zoo spoedig mogelijk gebeuren, doch
op een wijze als tot dusver toegepast,
waarbij allen, die aan de staatsruif eten,
er bij betrokken worden. Laat de over
heid de versobering, waarheen zij ons
in een m.i. wel wat langzaam tempo
voert, bevorderen door bv. weer eenige
procenten van de salarissen af te ne
men, maar laat haar niet alle militaire
en een groot deel van de burgelijke amb
tenaren vrij laten om deze bezuiniging
te doen geschieden ten koste van de
rest der burgerlijke ambtenaren,
Het is mij reeds gebleken, dat deze
maatregel niet alleen onder de te tref
fen personen, maar ook onder niet-amb-
tenaren en onder de wèl vrijloopende
staatsdienaren ontstemming wekt. In 't
voorbijgaan zij gezegd, dat de waarne
ming dat onze zgn. verworden tijd de
zedelijke waarde van het medegevoeF
niet heeft verloren, bemoedigend werkt.
Ongelijke behandeling is altijd afkeu
renswaard, in 'n tijd als de onze is zij
afkeurenswaard en gevaarlijk.
En dat onze regeering, die doet, wat
in haar vermogen ligt in deze zv/are tij
den en die door velen maar al te licht
vaardig verantwoordelijk wordt gesteld
voor teleurstellingen, welker voorkoming
niet in haar macht ligt, nu werkelijk in
prestige zou verliezen, zou naar mijn
meening een zeer bedenkelijk gevolg
van deze verongelijking kunnen zijn
De Provinciale Stoombootdiensten.
De rekening der Provinciale stoom
bootdiensten over 1933 wijst voor de
Westerschelde in ontvang aan 455.118,
uitgaven f 671.281, kwaad slot f 226.163;
Oosterschelde 78.822, 93.604 en
14.782.
Op de lijn Vlissingen-Breskens zijn
67397 personen eerste en 205.100, twee
de klasse vervoerd met 38.969 en
96.011 opbrengst; lijn VlissingenTer-
neuzen 7536 en 28788, 9158 en
f 23.950; lijn NeuzenHoedekenskerke
17.004 en 50.763, 14.578 en 29.670;
lijn HansweertWalsoorden 14877 en
60998, 11.284 en 36.126; lijn Zierik-
zeeWolphaartsdijk 17606 en 28904,
22.310 en 29.687.
De begrooting voor de Westerschelde
met uitzondering van de lijn Vlissingen
Neuzen bedraagt in ontvang 367.143,
uitgaven 595.143, kwaad saldo van
228.000; voor de lijn VlissingenNeu
zen f 54.750, 58.500 en 3750; voor
de Oosterschelde f 62.140, 92.540 en
30.400.
Het veer KortgeneWolphaartsdijk
leverde in 1933 voor de provincie
11.319 winst en het. veer Veere
Kamperland een nadeelig slot van
f 6572 op.
Het reservefonds van de Provinciale
stoombootdiensten wijst aan bezit in to
taal aan 955.832.
Binnenbrand gebluscht.
Gisteravond te ongeveer 9 uur werd
de brandweer gealarmeerd voor een
brand, die zou ontstaan zijn in een win
kelpand aan de Vlasmarkt, doch daar
bleek geen brand te ontdekken te zijn.
Spoedig vernam de brandweer, dat be
doeld was de Gortstraat en hier bleek
werkelijk een begin van brand te zijn
ontstaan in het schoenenmagazijn „de
Noord Ster" van den heer Kwanters, op
den hoek van de Korte Geere.
Het vuur woedde in enkele doosjes
met schoenen vrijwel achter in den win
kel en had zich zoo ver uitgebreid, dat
flinke rookwolken naar buiten kwamen.
De brandweer, die met de magirus opuit
in de straat was, heeft direct aan de
zijde van de Geere een ruit ingeslagen
en kon toen bij den vuurhaard komen
dat ze toen edae Mè, t°en op un
keer, a 'k awee a un eêl ènde de kant
öpekrope was, toen kwam 'n wee is bie
me, en toen zeg k: „dokter zeg k, „ik
zou je wer is un vraehe wille doe-e, a
'k mag"- „Zó," zei t'n, „en wat is dat?"
Ik zehhe: „ja", ik zèhhe: „ik dir a
dikkels over lihhe dienke. Noe je ze
ven lappen op m'n maehe ezet, Mè
wir je noe die lappen vandaen 'ehaele?
Dat zou ik noe wer is wille wete, wan
dat za toch wè hin overschotje van un
bommezienen broek ewist dat a je
di voe hebruukt eit." En toen behus n
te lachen. Wan die was hoed hemust,
wan je behriept, dat was voe urn ök
un eêle eêre, da t'n mien d r deur ehae-
len En toen zei t'n: „zou je dat zoo
hraag willen weten? Nou, dat mag jij
dan eens weten, goor. En ie zei. „die
lappen", zei t'n, „die k eest van je
reuzel 'epeld."
„Bè viel de luisteraar uit, „da s toch
un man".
De ander knikte, met halftoegekne-
pen oogen, vroeg: „da s un man
Inderdaad, dat is een MAN.
de Vrouwe van d Oeve.