DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Q„der redactie van ZEEUWSCHE KRONIEK. K0NINGS-KIND. GRAPHOLOGIE. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. WIE HAD DAT GEDACHT? ALS 'T NAJAAR IS. NAAR DE EENDENSCH00L. 22 October 1583. De stad Vlissingen koopt het ambacht Koudekerke van de gra vin Van Aremberg. Feitelijk was de koop reeds in 1577 gesloten, doch daar er omtrent de voldoe ning der bedongen koopsom be zwaren ontstonden, is de zaak la ter bij accoord geregeld. Daar 't grondgebied van Kou dekerke zich tot aan de stad Mid delburg uitstrekte, heeft dit reeds vroeg tot geschillen met deze stad aanleiding gegeven Het ging voor namelijk om dal gedeelte van Kou dekerke ('t Zand), dat aan de sin gels van Middelburg grenst. I.i t eerst werd 't bestuur van de heerlijkheid aan een rentmees ter opgedragen, die daarvoor jaar lijks 50 genoot. Later kwam het in handen van de 3 burgemeesters cier stad. Behalve Koudekerke had Vlis singen later nog de ambachten Zoutelande en Biggekerke. In 1857 werden alle drie in 't openbaar verkocht. Kooper van Koudeker ke werd Jhr. mr. A. P. van Doorn voor 5475. 22 October 1685. Herroeping van het Edict van Nantes door Lodewijk XIV. Voor Zeeland heeft dit belang rijke gevolgen gehad. Hendrik IV, koning van Frankrijk had 13 April 1598 door genoemd Edict aan de Protestanten of Hugenoten vrij heid van godsdienst gegeven. Toen Lodewijk XIV geen Protestanten in zijn rijk duldde en het Edict her riep, wilden de Hugenoten hun ge loof niet ontrouw worden en ver lieten hun land. Zeer velen vestig den zich in 't tegenwoordige Z - Vlaanderen en in de Zeeuwsche steden. Op verschillende plaatsen werden Fransche of Waalsche kerken gesticht of de reeds be staande kerken versterkt. Vandaar de vele Fransche familienamen. 25 October 1555. Karei V doet afstand van de re geering over de Nederlanden. Als de 35ste graaf was hij in 1515 te Middelburg gehuldigd. Van de beeldengalerij in 't stadhuis is hij de laatste. Zijn strijd tegen de Her vorming en zijn ziekelijk lichaam waren oorzaak, dat hij, ofschoon nog maar 55 jaar zijnde, afstand deed van de regeering. Zijn zoon inlips volgde hem in de regeering op. Den 20sten September 1549 was hij reeds als toekomstig graaf van Zeeland gehuldigd. Zoo be mind als Karei V was, zoo gehaat werd later Filips II. 25 October 1575. De Spanjaarden veroveren het sterke stadje Oud-Bommenede. Holland en Zeeland hadden zich door een Unie of verbond nauwer aaneengesloten in den strijd tegen Spanje. Door het-,,r veroveren van Schouwen en Duiveland wilden de Spanjaarden den schakel tusschen beide gewesten verbreken. Het ge lukte aan Mondragon het toen maals minder diepe Zijpe te door waden. Na Duiveland veroverd te hebben trok hij naar Schouwen. De Staatschen hadden hiervan de dijken doorgestoken, 't Eerst werd Bommenede aangvallen, liggende aan de Grevelingen. Jaen Ni- velle lag er met 1000 man. Mondra gon ondervond hardnekkige tegen stand. Oranje zond van uit Rotter dam hulp, doch alle toegang was door de Spanjaarden afgesloten. Na t beleg van 20 dagen werd Bom menede stormenderhand ingeno men en de geheele dappere bezet ting werd over de kling gejaagd. Al de gebouwen, behalve de kerk, werden in brand gestoken. Door de heldhaftige verdediging van Bommenede heeft Zierikzee tijd gehad zich in een betere staat van verweer te brengen. In 1682 werd geheel Bommene de door de zee verzwolgen. Later ontstond meer zuidwaarts een nieuw dorp Bommenede, dat in 1866 bij de gemeente Zonnemaire is gevoegd. 25 October 1711. Ds. Gosuinus van Buitendijk pre dikant te Schore wordt afgezet. Hij verkondigde sterk afwijken de meeningen over een lijdelijk ge loof. Hierin was hij een volgeling van ds. Pontiaan van Hattem, van 16721683 predikant te St. Phi- lipsland, die ook om dezelfde re denen was afgezet. Door krachtige maatregelen van de regeering, die o.a. het drukken en uitgeven van de geschriften van ds. Pontiaan van Hattem in 1692 verbood, werd zijn dwaalleer tegengegaan, 27 October 1778. IJsbrand Burggraaf, die wegens ordeverstoring bij de invoering der nieuwe psalmen uit Westkapel- le verbannen was, mag als vrij bur ger terug keeren en houdt een feestelijke intocht. In 1778 was geheel Walcheren in rep en roer, vooral het platte land. De boeren ageerden tegen het invoeren der nieuwe psalmen en het stichten van een Roomsche kerk te Vlissingen. De Walcher- sche boeren, vaak samenkomende in de herberg De Zevenster op Den Abeele, wisten met de bur gers van Vlissingen gedaan te krij gen, dat de vroedschap dezer stad het besluit, toelating eener Room sche kerk, herriep. Daarna gingen zij naar Westkapelle om het ban vonnis over Burggraaf te doen in trekken. Geholpen door dijkwer kers gelukte dit ook. Burggraaf zou volledig herstel van eer en een schadeloosstelling van 500 krijgen. Omstuwd door Westkap- pelaars en Walchersche boeren deed hij op Dinsdag 27 October 1778 een feestelijke intocht. Toen in Westkapelle en in Vlissingen bezetting werd gelegd, bedaarden de gemoederen. Dertien personen werden uit Zeeland gebannen, sommigen eerst nadat zij gegeeseld waren. Op 'n leeftijd die ons allen steeds de meeste vreugde biedt, is de vader hem ontvallen en begint z'n groot verdriet. Weg zijn al z'n kameraden weg z'n kinderlijke spel, en wat hem wordt aangeraden is in wezen een bevel. Al z'n kinderlijke droomen en z'n kinder-frisch idee, worden hem op eens ontnomen 't landsbelang telt die niet mee. want dat eischt 'n nieuwe koning ook al krijgt de jonge vorst, net als vader, tot belooning eens 'n kogel in de borst. G. Budde. in V. O. V. Al zal de persoon kwestie weinig schrijven waarvan zijn handschrift duidelijk blijken geeft, ziet men er toch eenige uit gesproken karaktertrekken in die typeerend zijn. In het karakter van dezen een- voudigen ,,zelf-made" mém, heerscht steeds een bepaalde span ning die hem tot een onvermoe'd arbeiden drijft. Het is een warm voelend mensch met een tempera mentvollen aanleg, voor wien het leven der zinnen een groote beko ring heeft, terwijl hij zeer gehecht is aan de materieele behoeften, iemand die gaarne praat, er op los fantaseert, verbeeldingskracht be zit, zelfvertrouwen heeft en zelf genoegzaam is. Bij al zijn „bonho mie" is er in den regel iets terug houdends, iets afwerends in zijn optreden hetgeen waarschijnlijk aan verlegenheid moet worden toe geschreven. Slechts op bepaalde momenten mist hij zijn gewone ge matigdheid en weerstandsvermo gen en laat zich dan gaan en dan dikwijls meer dan wenschelijk is. Grapholoog, Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden grapholoog, zenden ons tenminste tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd eD geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1.10, waarop als afzender hetzelfde staat al? onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De beoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. 29 October 1436. Aardenburg door de Bruggelin gen geplunderd. De Vlamingen wilden hun graaf Filips van Bourgondië niet meer ondersteunen in zijn oorlog met Engeland. Zij gingen echter nog verder.dan hulp weigeren. Onder voorwendsel verkregen rechten te willen handhaven, liepen de Brug gelingen het land af en plunderden de plaatsen, zoo zij eenigen tegen stand ontmoetten. Dit moest ook Aardenburg ondervinden, toen maals nog een stad van eenige be- teekenis. Eerst in 1438 gelukte het aan Filips de oproerige Brug gelingen tot onderwerping te bren gen. R. B. J. d. M. Nadruk verboden. Partij gespeeld in den winter- wedstrijd 1934 schaakvereeniging: „Middelburg". Wit: J. F. HEEMSKERK. Zwart: J. SCHELTENS. Philidor's opening. 1. e2e4 e7—e5 2. Pgl—f3 d7d6 Deze opening is niet gunstig voor Zwart. Het geeft een gedrukt spel terwijl de zwarte looper blijft in gesloten. 3. Pblc3 Pg8f6 4. d2— d4 e5Xd4 5. Pf3Xd4 Lf 8e7 6. Lf 1e2 Dit is beter dan Lf 1d3, daar de looper dan door den pion e4 ge blokkeerd wordt, terwijl de forma tie f 2—f 4, Le2 f 3 daarentegen aanbeveling verdient, omdat het omstreden punt d5 daardoor in de macht van wit komt 60—0 7. 0—0 Lc8d7 Beter is eerst Pb8c6 8. f 2—f 4 Pb8—c6 9. Lele3 a7ab? Zwart is zeer beperkt in de keus maar 9Tf 8e8 is veel agressiever. Het voorkomt voorloopig 10. e4e5 terwijl na 10. Pd4Xc6Ld7Xc6 het veld d7 vrij komt voor het paard op f 6 in dien wit daarna voortgaat met e4 e5? -De6Xe4. 19. Le7d8 g7—g6 Kg8—h8 wegens 18. Lf3Xe4- Le3a7 enz. 17 18. Tal—el 19. Pf5—hóf 20. Dc2—g2? Deze voortzetting is niet juist na 20. e4e5! komt zwart direct in het nadeel b.v. 20. e4e5! d6Xe5, 21. Lf3Xc6—b7Xc6. 22. f4Xe5 Pf 6d5, 23, Le3d4 enz, of 20. e4e5! Pf 6—d7. 21. f 4—f 5—g6X f5 22. Lf 3Xc6—b7Xc6, 23. g4X f 5 De6e7. enz. 10. Le2—f3 11. Pc3—e2 12. Pe2g3 13. c2c3 14. Pg3—f5 15. Pd4Xf5 16. g2-g4 Ta8—b8 Pf 6—e8 Pe8—f 6 Dd8—c8 Ld7Xf 5 Tf 8—e8 Dc8e6 Niet vriendelijk. Hij: Ik moet toestemmen, dat vrouwen langer mooi blijven dan Zij r Natuurlijk. Hij: neeKunstmatig. Zwart heeft zich losgewerkt en I verkrijgt goede kansen om het spel gelijk te maken. 17. Ddlc2 De indirecte verdediging met Tf 1el was beter. Immers 17. Pf6Xe4 gaat dan niet 20. 21. 22. 23. 24. 25. f4—f5? Telal Lf 3dl Tala4 Dg2f 2 Pf 6—g8 De6Xa2 Da2b3 Db3c4 Dc4d3 Waarom niet Tf 1el! eventu eel gevoegd door Ldlc2. 25Te8Xe4 26. Ldl—c2 Dd3Xe3 27. Ph6Xf7f Kh8g7 28. Ta4—e4 De3Xf2f 29. THXf2 Kg7Xf 7? Dit kost zwart de partij. Na Pg8 f 6 was er nog wel kans het spel gelijk te maken. 30. f 5Xg6f 31. Te4—e7f 32. Te7—g7f 33. Tg7Xg8 34. Tf2—f8 35. Kgl—g2 36. Tf8—f3 37. Lc2—f5 Kf7Xg6 Kg6—g5 Kg5h4 h7—h6 a6a5 d6d5 Ld8g5 en mat met Th3. Met tranen in de ogen van boosheid en gebalde vuisten kwam Han uit de tuin de keuken bin nenstormen, waar Moeder druk bezig was appelgelei te maken. Moeder zag natuurlijk dadelijk, dat er wat aan haperde. Geheel het uiterlijk van haar jongsten zoon was daarvan het sprekend bewijs. Wat het was, duurde echter een tijd, vóór zij 't be greep. „Maar Han, wat is et gebeurd?" vroeg zij en èr klonk angst in haar stem. Reeds stond Hans mond wijd open om aan zijn verontwaardi ging lucht te geven, toen de jongen het op eens erbarmelijk begon uit te snikken. Moeder liet hem eerst wat uit huilen, gaf hem toen een glas koud water om te bekomen en zei rustig: „Zodra je tot kalmte gekomen bent, Han, mag je spreken, maar niet eerder." Moeders stem klonk zó be slist, dat Han het niet waagde een woord te uiten. Aan snikken echter geen ge brek. Na een poosje zei Moeder „Tel rustig tot honderd, Han!" Han die deze raad wel eens meer van moeder kreeg en dan gewoonlijk bij dertig of veertig al uitriep: ,,'t Is over, Moeder!" was nu reeds een eind in de zeventig en telde nóg maar steeds door. Wel zag hij er uiterlijk al veel kalmer uit. „Innerlijk zal hij ook wel opknappen", dacht Moeder. Plotseling drong het tot den iongen door, dat tot honderd tel len toch wel heel veel is Zo ver had hij t nooit laten komen en op eens, juist toen hij bij vier-ea- tachtig was, zei hij: ,,'t Is over, Moeder!" „Goed Han", zei Moeder. „Ben ie nu dus in staat mij het verhaal rustig te doen of....?" Moeder maakte de zin niet af, maar Han had begrepen, dat Moeder bedoelde: „moet je soms nog verder vertellen?" Heftig schudde de jongen van neen. Hij wilde niets liever dan Moeder deelgenoot maken van zijn verdriet en verontwaardiging Weer drongen er tranen achter zijn ogen. Hij beet zich echter op de lippen om ze weg te persen Moeder zag zijn strijd, klopte hem bemoedigend op de schou der en zei: „Vertel 't me maar, Hanneman!" ,,'t Is zo vreselijk was alles wat Han zeggen kon. „Heb je 'n ongeluk gehouden iets gebroken misschien?" vroeg de Moeder, die dacht aan het het aardige vaasje, dat zij, gevuld met asters, op het tafeltje in het prieel gezet had. Han schudde ontkennend het hoofd. „Maar kerel wat is er dan ge beurd? Mij kun je het toch wel vertellen!" ging Moeder voort. En op eens stootte Han er uit: „Mijn tuintje, Moeder, mijn tuintje!" Nu wist Moeder in welke rich ting zij de oorzaak van Hans over stelpend verdriet zoeken moest. Zij sloeg haar arm om zijn hals en ging met hem naar het hoekje, waar de tuintjes van zijn broertje Jaap en hem lagen. En nu zag zij het Het tuintje, dat zo keurig door Han verzorgd werd en welks bloemenschat diezelfde morgen nog door haar bewonderd was lag geheel overhoop: bloemen wa ren uitgetrokken, stengels gebro ken. Op de plek, waar de grote bijna bloeiende vetplant gestaan had, was een grote kuil, kort om: het was een ontzetende ver woesting! Moeder, die zelf dol op bloe men en planten was, kreeg er de tranen van in de ogen. Hoe goec begreep zij, wat er in het hart van haar jongste moest omgaan En opeens snikte Han het weer uit, terwijl hij stamelde: „Ik-ik had juist zo-zovee bloemen voor i uw jaardag ge kweekt en n-nu k-krijgt u v-vol gende week n-niets!" „Het spijt me voor jezelf het meest!' was alles, wat Moeder zei. Maar het bleken de goede woorden te zijn, want opeens sloeg Han zijn arm om Moeders hals en fluisterde haar in het oor ,,U bent een schat, Moes!" Onderzoekend keek Moeder rond. Wie zou Han dat verdriet aangedaan hebben? En dat het ongeluk juist z ij n tuintje getrof fen had! Waarom niet dat van Jaap, zijn drie jaar ouder broer^ tje, dat veel minder om bloemen gaf en op 't ogenblik een voet reis met Vader maakte. Plotseling zei Moeder: „Ik geloof, dat ik weet, wie het gedaan heeft, Han!" „Wel dan, Moeder riep Han uit en dreigend voegde hij er aan toe: „Ik zal 'm!" „Als je zo opgewonden bent, is het beter er vooreerst niet over te praten," meende Moeder en Han, die natuurlijk popelde om te weten, w i e hem dit aan gedaan had, verzamelde alle zelf beheersing, waarover hij be schikte, en zei: „Vertel u 't mij maar Moes!" „Beloof je me, dat je geen wraak zult nemen?"' vroeg Moeder, die bang was, dat Han in dit opzicht niet met zich spotten liet. Geen antwoord. Beiden zwegen enige ogen blikken. Toen herhaalde Moeder haar vraag. ,,N nee", klonk het weifelend terug. Maar Moeder was tevreden. Zij wist, dat Han zijn belofte niet breken zou. Toch vond zij het raadzaam, niet in eens de naam van den dader te noemen. Met haar lieve stem zei zij: „Ik geloof, Han, dat het iemand is, die 't niet kwaad gemeend heeft." „Hoe hoe kan dat nou?" riep Han ongeloovig uit. „Het hoeft toch geen mens of kind geweest te zijn!" „Maar wie kan het dan ge daan hebben?" ..Een hond misschien." „Ja, ik verdenk er zelfs Ruffie van." t Is najaar en de wind blaast weer, 't Gaat lang niet altijd zacht De zon kijkt toe. Ik ben maar blij, Als 't zonnetje weer lacht. De blaadjes spelen krijgertje, Zij hupp'len in de laan. Ze Spreken saam de ritseltaal. Maar ik.kan 't niet verstaan! Ik luister wel, maar 't heupt me niet. 't Is moeilijker dan Frans. En hun gaat 't toch zoo mak'lijk af Ook voeren z' uit een dans. Ik kan ze heus niet nadoen, maa'. Een kind is ook geen blad En 'k weet; als ik een blaadje was. Dat kon ik stellig dat Nu kijk ik vol bewondering, Wat gaan ze licht en snel Die blaadjes doen zo met elkaar Een alleraardigst spel „De lelijkerd riep Han uit. „Ik zal „Woord houden," zei Moeder calm. Beschaamd sloeg Han de ogen neer en Moeder ging voort: „Kijk maar: de kuil is door een ïond gegraven!" Han moest de mogelijkheid, ja zelfs de waarschijnlijkheid, toege ven. En Moeder ging voort: „Zullen we hem straffen, Han? Jij moet beslissen." Han, die op eens dacht aan alle vriendschap, die zijn viervoetige makker hem bewezen had, zei uit den grond van zijn hart: „Nee Moeder, hij heeft het toch niet met opzet gedaan!" „Natuurlijk niet 't Was speels- ïeid, van hem." Daar kwam de schuldige juist aan en toen hij Hans verslagen- ïeid merkte, deed hij alles om zijn baasje te troosten. „Zou hij 't begrijpen, Moes?" vroeg Han. „Wie weet!" antwoordde Moe der. Boos keek zij de schuldige aan, wees op de verwoesting en zei: „Foei, Ruffie, stoute hond!" Han kreeg medelijden, haalde ïem aan en de vrede was gete- cend. Moeder werd dat jaar niet met bloemen uit Hans tuin verrast, maar in het volgend voorjaar leg de de jongen zijn tuintje met nieuwen moed aan. Ruffie was toen verstandig genoeg geworden, om zijn baasje niet opnieuw ver driet te doen. En op Moeders verjaardag was er een overvloed van zelf-ge- kweekte bloemen uit zijn tuin. Kleine Wiesje Snaterding En haar zusje Dons Wagg'len naar de Eendenschool. 't Hoofd is meester Plons, Ieder met een boekentas En een grote lei, Volgen zij de kortste weg Door de groene wei. 't Tweetal gaat wat graag naar school, Leert er dan ook goed, Wat het jonge Eendenvolk Stellig weten moet: Aardrijkskunde van hun sloot; Wie het mooist kan kwaken; Dat zij met een hondje nooit 'n Wand'ling mogen maken Carla Hoog,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 12