DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGD. Onder redactie van DROOM. ZEEUWSCHE KRONIEK. EEN LEEUWENJACHT IN CENTRAAL AFRIKA. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. ARTIS-NIEUWS. TOEN RIETJE EN PIETJE WILDEN KAMPEEREN. I 29 September 1787. Oproer te Vlissingen. De oud-burgemeester van Dordrecht W. B. van Santheuvel, kwam met zijn plezierjacht naar Vlissingen. Toen hij binnen de hoofden voer, liet hij de Staten- vlag hijschen. Daar de varensge zellen en het mindere volk der stad wisten, dat Van Santheuvel een verwoede patriot was, strooi den zij het praatje uit, dat het een patriottische vlag was. Zij maak ten het hem zoo moeilijk, dat hij het raadzaam achtte Vlissingen te verlaten. De vroedschap der stad, in meerderheid ook patriottisch, loofde 100 Zeeuwsche rijksdaal ders uit, als iemand als schuldige aan den rechter kon worden over geleverd. Doch niemand werd aan geklaagd. De regeering der stad vreesde, dat van uit het Oranjege zinde Middelburg of van uit het niet minder Oranjegezinde platte land ongewenscht bezoek zou ko men. Daarom liet zij de poorten sluiten en geschut op de wallen plaatsen. Deze maatregelen zette bij een groot deel der bevolking kwaad bloed. De magistraat was genoodzaakt het geschut weg te doen halen en de Oranjevlag op den St. Jacobstoren uit te steken. Toen het praatje werd uitge strooid, dat de Patriotten het plan hadden alle Prinsgezinden te ver moorden, sloeg het volk tot op roer en plunderde de huizen der hevigste patriotten, 'n 45 tal wer den tot puinhoopen gemaakt en van 15 anderen de ruiten ingewor pen. Tien regeeringspersonen wer den spoedig uit hun ambt ontzet. Enkele hiervan waren op 't stad huis gevangen gehouden door het gepeupel, terwijl hun huizen wer den vernield. 29 September 1864. De nieuwe weg SluisZuidzan- deNieuwvliet wordt feestelijk in gebruik genomen. Den avond te voren werd te Sluis in een vergadering de heer J. M. Hennequin, die den weg op eigen kosten heeft doen verhar den, gehuldigd. Op Donderdag 29 September werd er te Sluis, Zuidzande en Nieuwvliet feestgevierd. In dit laatste dorp werd een optocht ge formeerd, bestaande uit de bestu ren der genoemde gemeenten, de wegcommissie, het garnizoen van Sluis, muziek- en zangvereenigin- gen uit de omgeving. In Sluis wer den uitvoeringen gegeven. Des avonds was de stad verlicht. Den anderen dag hadden er volksspe len plaats. Ook werd ringgereden, zoowel op de rechte baan als in karrousel. Zuidzande werd in 1849 door den straatweg met Oostburg verbonden en in 1854 was de Ma- riaweg naar Kadzand verhard. 29 September 1854. Van uit Vlissingen wordt voor de eerste maal met de telegraaf naar Den Haag geseind. Het personeel van het rijkstele graafkantoor aldaar werd ook op dien dag geïnstalleerd. Op 1 Oct. 1854 was het kantoor voor 't pu bliek open. Te Middelburg op 1 Januari 1855. De Zeeuwsche tele graaflijn liep toen van af Bergen op Zoom over Tholen naar Zuid- Beveland en Walcheren. In de eerste jaren sprak men van de electro-magnetische tele graaf ter onderscheiding van de zoogen, optische of zichtbare tele graaf. Deze bestond uit een paal met beweegbare armen op de kerktorens geplaatst. 30 September 1911, Een hevige storm brengt veel verwoesting aan. Deze is een der laatste hevige stormen, welke de meeste lezers zich goed kunnen herinneren. Overal werden veel boomen ont worteld. De spoorboot van Middel burg naar Zierikzee liep op een schor omhoog. Bij Westkapelle strande een Finsch schip, be mand met 20 koppen. Het vaartuig sloeg tegen den dijk aan splinters. Negen personen verdronken. De overigen werden gered. Tusschen Oostkape'le en Dom burg strandde een logger uit Oostende, waarbij 2 personen ver dronken. Dicht bij Valkenisse liep een groote petroleumboot „Edu- ard Dawson" op een bank. De boot brandde geheel uit. Een pas ingedijkte polder onder Woensdrecht liep weer geheel in. 1 October 1685. De straten van Middelburg wor den van stadswege met lantaarns yerlicht. De enkele kaarsen, geplaatst voor de heiligenbeelden op de hoeken der voornaamste straten, waren de eerste en ook de primi tiefste straatverlichting. Na de Hervorming verdwenen de beel den en hiermee ook de verlichting Toen werden op de voornaamste plaatsen der stad, zooals de ha- yens en de bruggen, lantaarns ge zet met kaarsen er in. Nadat Jan ,van der Heyden te Amsterdam een ander model straatlantaarn had uitgevonden, waarin raap- of lijn- 'olie werd gebrand, schafte Middel burg ook dergelijke lantaarns aan, eerst voor de voornaamste straten, later voor alle wijken en rondom He stad. De burgers moesten ech ter tot gemoetkoming in de groo ve kosten, die de stad maakte, lantaarngeld betalen, dat door de klapperluiden werd opgehaald. Er jwaren 16 aanstekers. De lantaarns brandden van 1 October tot 31 Maart. 3 October 1573. Antonius Walaeus geboren. Zijn ouders hadden in 1584 Gent Verlaten om des geloofs wil en vestigden zich te Middelburg. Na dat hun zoon Antonie eerst op een notariskantoor was geweest, stel de de Middelburgsche iregeering den leergierigen jongeling in staat de Leidsche Hoogeschool te be zoeken om voor predikant te stu- deeren. In 1602 werd hij predikant te Koudekerke en in 1605 te Middel burg. Hij werd hoogleeraar in de wijsbegeerte en de Grieksche taal aan de doorluchtige school in 1610 e Middelburg opgericht. Hij wist ,1e bewerken, dat zijn vroegere leermeester, de bekende Gomarus te Middelburg benoemd werd als predikant en hoogleeraar in de Hebreeuwsche taal. Vanwege de Staten van Zeeland was hij afge vaardigde als hoogleeraar naar de Synode te Dordrecht 1618. Hier onderscheidde hij zich door scherp zinnigheid en gematigdheid. In 1619 werd hij hoogleeraar te Leiden. Later werd hij een der vertalers van het Nieuwe Testa ment. Hij overleed 9 Juli 1639. 3 October 1933. Groote dijkval in Noord-Beve land. Het eiland Noord-Beveland werd in 1530 geheel overstroomd en bleef drijvende tot 1598 toen de Oud-Noord-Bevelandpolder werd ingedijkt, later andere polders. Veelvuldige dijkvallen deden groo te stukken lands in de zee ver dwijnen. De laatste groote dijkval is die van 3 Oct. 1933, waarbij be halve eenige rietvelden 12 geme ten bouwland verloren gingen. De in 1894 gelegde inlaagdijk werd nu zeewerend. Uit 't kwade kwam dit goede voort, n.l. de vereeniging van den Oud- en den Nieuw-N.- Bevelandpolder tot één water schap. R. B. J. d. M. (Nadruk verboden.) mi—n—rfc—— Een sensationeel jachtverhaal wordt verteld door twee Engel- sche officieren te Dar es Salaam. Het zijn Charles Patrick Lyons, en Gerold Nelham Clark. De eerste lag in Mikidani in de provincie Lin- di, toen hij bericht ontving, dat dertig man van de Makonde-stam gedood waren door leeuwen en hij besloot onmiddellijk er naar toe fte gaan om te onderzoeken, of men zijn hulp noodig had. Denzelf- 'den dag nog bereikte hij 's avonds het dorp en hij ontdekte dat de in boorlingen een groote omheining [opgericht hadden van een hoogte Van 18 voet en over een lengte Van ongeveer een mijl. In die om heining bevond zich een bosch en in dat bosch de bende leeuwen, Lyons begaf zich binnen de om heining, gewapend met een ge weer en een electrische fakkel. Zijn eenige metgezel was een in boorling, die goed op de hoogte vras met het doen en laten der leeuwen. Er was geen maan en inen klom in een boom en wacht te meer dan een uur in volkomen Huisternis. Plotseling hoorden ze [een geritsel in het struikgewas en zagen verschillende paren lichten de oogen, Lyons vuurde en trof twee leeuwen. Een derde, een groote leeuwin, werd gewond en deed verwoede pogingen om de jagers, die echter buiten haar be reik waren, uit een boom te trek ken. Ongelukkigerwijs ging op dat moment de fakkel uit, daar de bat terij op was en het was daardoor onmogelijk geworden nog verder ïets uit te richten. Toen gebeurde er iets ontzettends. Uit het bosch kwamen andere leeuwen aange sneld en vielen op de kadavers yan de twee doode leeuwen aan en begonnen hun lijken te ver scheuren. Ondertusschen sleepte de gewonde leeuwin zich weer haar het bosch terug. Toen het morgen werd slopen Lyons en zijn twee metgezellen behoedzaam de omheining uit. Men besloot niets meer te doen tot Lyons' assistent Clark geairi- yeerd was. Den heelen dag hoorde men de leeuwen aan de omheining knagen om te kunnen ontvluchten, lïnaar 500 inboorlingen hielden goed de wacht. Toen Clark aange komen was achtte men het raad zaam om eerst de gewonde leeuwin achterna te gaan en de twee En- ielschen gingen daarom alleen de jmheining binnen. Toen ze het leest neerlegden, zagen ze vijf an dere leeuwen in de omgéving klaar om op het kadaver aan te vallen. Nu gingen er dagen over heen om de andere leeuwen te van gen. Vergiftigd vleesch werd bin nen de omheining gegooid, maar de leeuwen weigerden er van te eten. Uit een boom wist Lyons nog drie andere beesten te dooden. Men hield steeds de wacht, want de leeuwen deden wanhopige po gingen om over de omheining te klimmen. De wachters zagen hen Brieven enz. betrekking hebben de op deze rubriek, te richten aan ondergeteekende. No. 195 is een aardig pro bleempje van den heer Tj. Visser, Valom, Friesland. De laatste zet Van zwart is zeer zeker 1621 geweest. No. 196 van den heer G. iTilstra, Leeuwarden, kan van het lad worden opgelost. TJ. VISSER. No. 195. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. 8, 10, 11, 13, 21, 26, 33, 14 dam W. 19, 22/24, 40, 41, 43, 47, 48. G. TILSTRA. No. 196. 1 2 3 4 5 46 47 48 49 50 Z. 6, 8, 10/14, 16, 17, 19, 20, 22. W. 23, 25, 26, 28, 31/33, 35, 36, 38, 43, 48. Hierbij nog een extra stand van den heer Tj. Postma, Huizum, die ook van het bord kan worden op gelost, zonder een schijf aan te taken. De stand is als volgt: Z. 6/9, 11, 13, 18, 19, 21, 23, 24, 29. W. 22, 32, 35, 38, 41/43, 45, 46, 48, 50. Wit begint ook hier en wint. Oplossingen no.'s 191192. No. 191. W. 24—19, 29 X 20, 27—21, 23—19, 47—38, 38 X 29. Z. 13 X 24, 15 X 24, 26 X17, 14 X 32, 17 X 30. No. 192. W. 25—20, 35—30, 24 —20, 33—28, 44—39, 50 X 17, 32 —28, 27—21 en 31 X 15- J. Scheeres, Delfzijl. 's morgens hun dorst lesschen met versche dauw, terwijl ze van hon ger gromden en dus steeds gevaar lijker werden. Na veextien dagen waren er nog maar tien leeuwen; de anderen waren neergeschoten of door de overlevenden verslon den. Deze laatste tien werden door de officieren met behulp van de inboorlingen in het nauw gedreven en neergeschoten. door G. J. Visscher, Willy en zijn Buren. Prinsen en prinsessen worden door de menschen uit hun omge ving altijd met den titel „Uwe Hoogheid" aangesproken, 't Is me een raadsel, waarom men dat ons, giraffen, ook niet doet. Ik heb nog nooit een prins gezien van vijf a zes Meter hoogte, wat bij ons vol strekt geen zeldzaamheid is en toch noemt de oppasser in Artis mij doodgewoon Willy en niet an ders. Mijn beide gezelschapsjuffrou wen Greta en Lize twee dames- giraffes kunnen mij dat raad sel ook niet oplossen, Wat heb ik hier in Holland aan mijn hoogheid, als men toch geen respect voor mij heeft In mijn vaderland, Zuid-Afrika, daar was het een heel ander ge val. Zonder groene blaadjes kan ik, als planteneter, niet leven. En daar bij ons thuis verdween in het warme seizoen letterlijk allés, wat eetbaar was. Slechts een paar soorten van boomen, met tamelijk hooge kruinen, behielden hun bla deren. Mijn hooge voorpooten en mijn lange hals stelden mij in staat dat zeldzame groen te bereiken en zoo kon ik mij in leven houden. Maar hier 't Zou veel gemakkelijker zijn, als ik een paar Meter lager was. Om gras of bladeren van den grond op te rapen, moet ik eerst mijn voorpooten een eind van el kaar zetten en dan moet ik nog zóó diep bukken, dat ik er pijn in mijn nek van krijg. Ook heb ik den oppasser veel last bezorgd. Hij heeft in mijn stal een ruif voor mij aan den wand gespijkerd en die moest hij voor mijn gemak zóó hoog aanbrengen, dat hij een lad der van tien sporten noodig had om er bij te klimmen. De bezoekers hier in Artis, die mij voor het eerst zien, staan ver baasd over de kolossale lengte van mijn hals. En weet je, wat ze ook gek vinden Dat mijn rug zoo sterk van voor naar achter helt. Natuurlijk komt dat, doordat mijn achterpooten veel korter zijn dan mijn voorpooten. En al lachen de menschen mij ook daarom wel eens uit met mijn afhellenden rug ben ik zeer in mijn schik, want als die gewon waterpas liep, net als bij een paardreken er op, dat ze mij dan wel als rijdier ge bruiken zouden Dat zullen ze nu wel laten Als ik iemand achter mijn hals voelde zitten: wip Eén sprong en dan zat hij bij mijn staart. Nog een sprong En dan lag hij op den grond. De menschen hier in Holland zijn veel beter voor mijn familie dan de bewoners van mijn vader land. Daar in Afrika werden er om een haverklap giraffen doodge schoten. Ons vleesch wordt heel smakelijk gevonden en van onze huid wordt leder gemaakt. En werd op ons zoo druk jacht ge maakt, dat het aantal giraffen sterk verminderde. Men maakte zich zelfs ongerust, dat we zouden uitsterven. Voor de Europeesche diergaarden zijn er bijna geen le vende giraffen meer te bekomen en daardoor stegen wij geweldig in prijs. Laatst hoorde ik hier iemand achter ons hek zeggen, dat ik wel 10.000 waard was Dat is één van de redenen, waarom we zoo uitstekend ver zorgd worden; soms wel een bee tje al te goed. Zoo kan men lezen op een bordje aan den buitenkant van ons hek: Streng verboden de dieren te voederen We mogen dus alleen eten, wat de oppasser ons geeft en dat is: zemelen, hooi, klaver en den vol genden dag: hooi, klaver zemelen, en zoo tot in het oneindige, 't hee- le jaar door. Een enkele maal krij gen we een bebladerden tak. Daar blijft niet veel van over, dat be grijp je! Even buiten ons hek staan twee groote boomen: een iep en een kastanje. Hun stam is kaal en de takken zitten zóó hoog, dat wij er niet bij kunnen komen, maar als de wind de onderste takken heen en weer zwiept, dan krijgen we een kansje. Je moet eens zien, hoe we dan op de teenen gaan staan. Met onze lange tongen zoo ver mogelijk uitgestoken snappen we als het waait wel eens een lek ker hapje. Om ons plezier te doen, hebben ze ons enkele landgenooten, ook Afrikanen dus, tot buren gegeven. Dat zijn aan den éénen kant een paar Gnoe's, of Wildebeesten, en aan den anderen kant een paar Spiesbokken. Vooral die Gnoe's zijn echte spring-in-'t-velden. Dan staan ze een poosje doodstil recht uit te kijken en plotseling rennen ze al sdollen door het perk. Ze snuiven daarbij en kijken zóó woest tusschen hun lange kopharen door, dat je er bang van zoudt worden Wat ook aardig is: ze hebben 'n klein jong, nog maar een maand of vijf oud, In 't begin was hij veel lichter van kleur dan zijn moeder, maar nu gelijkt hij er al heel veel op. En je moet eens zien, wat een flinke horens zoo'n jong ding heeft! 't Was trouwens van 't begin af al zoo'n baasje, Toen hij twee dagen oud was, likte hij al een beetje van de portie zemelen, welke zijn moe der kreeg en toen sprong en dans te hij ook in 't rond, alsof hij nooit anders gedaan had De spiesbok, aan den anderen kant, heeft ook een jong. Dat bees tje is nog maar een week of vijf Dat is nu echt, wat je een lief diertje noemt, maar dat is lang zoo bijdehand niet als het gnoetje. Het gebruikt ook nog niets anders, dan de melk, welke zijn moeder voor hem heeft. Als je dat jonge spiesbokje ooit ziet, moet je eens hierop létten: het jonge ding begint nu horentjes te krijgen, „Dat is vroeg", zult je Mams, 'k heb vannacht zoo leuk gedroomd Mams, 'k was een sterke reus. En 'k woonde, Mammie, in een huis Van chocolade Heusch De schoorsteen was een panne- koek, Het venster was een soes En Mammielief, 't is werk'lijk waar 't Dak was van appelmoes Mijn hoedje was een fijne taart Met slagroom langs den rand. En Mams, mijn sabel was een worst i Die droeg ik in mijn hand 'k Wou juist eens lekker smullen gaan, Toen.... was plots alles weg! k Werd wakker, Mammie, in.. mijn bed i Wat was dat jammer, zeg R. Winkel. zeggen, maar je moet niet verge ten, dat een volwassen spiesbok horens heeft van een halven Meter lengte, dus je begrijpt, dat er al vroeg „groei" in zit. Met die spit se horentjes zou het jong tijdens de voeding zijn moeder wel eens kunnen bezeeren. Maar nu zit er bij het jong op de uiteinden van de horentjes een zacht stukje kraak been daardoor ondervindt de moe der dus geen letsel, Is dat niet prachtik Tegen den tijd, dat het jong het gewone stalvoeder kan eten, ver schrompelen en verdwijnen die kraakbeenstukjes. 't Is voor ons natuurlijk plezie rig, dat we die Afrikaansche die ren tot buren hebben; het doet ons nog eens aan ons vaderland den ken. We hebben hier ook het uit zicht op een paar andere landge nooten; dat zijn twee olifanten. Wij zijn de hóógste en zij zijn de gróótste viervoetige dieren der wereld. Dat alleen zou een zekere vriendschap tusschen ons en hen kunnen doen ontstaan, maar dat is toch het geval niet. In Afrika liepen we elkaar heel onverschillig voorbij en hier Voor mijn part worden zij mor gen weer naar Afrika terugge bracht, want weet je, wat het ge val is De bezoekers mogen ons, zooals ik reeds opmerkte, geen enkele versnapering geven en die olifanten mogen alles hebben. De menschen komen bij hen altijd met volle handen en met leege handen gaan ze weer weg. Wat die twee slokoppen al niet krijgen Apennootjes, suikerklon tjes, biscuitjes, koekjes, appels, brood, wortelloof, bananen, worte len, en nog veel meer En als ze een enkele maal eens niets krijgen? Dan scharrelen ze met hun slurf wat stof en steentjes bij elkaar en daarmee durven ze te gooien naar —»-» - rrrrm 'fü U* K -Dl** - 9*0 de menschen buiten 't hek 't Is echt waar; ik heb het zelf gezien. Hoe ondankbaar, hè En dat moeten wij maar aanzien, omdat we geen olifantenmaag hebben. Ja, zoo is het, want als ook onze maag alles kan verdragen, zou men de bezoekers bij ons ook wel hun gang laten gaan en ik sta er voor in, dat wij met onze tong al le lekkernijen even handig zouden aanpakken, als die groote kerels met hun lange slurf. 't Is wel prettig voor ons, dat we bewonderd worden, maar al hoo- ren we dagelijks zeggen: „O, wat een hoogte Wat een lange hals En dan die lange pooten En die mooie vlekken neen daar mee zijn we niet tevreden En daarom: als je eens in Artis komt, laat dan onze buren, de gnoe's en de spiesbokken, gerust loopen, maar als je de olifanten kunt meenemen, dan zul je ons een groot plezier doen. Rietje en Pietje woonden naast 'elkander in het dorp. Rietje's va der verkocht groenten en fruit, en Pietje's vader was kolenhan delaar. Rietje was al zeven jaar [en Pietje bijna zeven, maar bei den zaten nog in de laagste klas 'der dorpsschool. En nu was het vacantie en daarom mochten zij eiken dag buiten spelen. „Maar dicht bij huis blijven," had Rietje's moeder gezegd. En Pietje's moeder zei juist 't zelfde. Zoet bleef dan ook het twee tal, totdat zij het op een war men dag in hun bolletje kregen eens flink ongehoorzaam te zijn,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 12