DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Gn^er redactie van
VIJF MINUTEN.
ZEEUWSCHE KRONIEK.
VARIA.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
WAAROM HET OP DIEN
ZATERDAG REGENDE.
EEN VREEMDE VERJAAR-
DAGS-VERRASSING.
fiets za je de wegt nie kepot rie
en die de wegen kepöt rie, motte
d'r mè an betaele. 'k Zat agauw
nog liever in 'n vliegmesien. Dat
zou 'k toch zoo graag is doe. Zoo
mè 'n ennetje en dan zou 'k tegen
de sefeur d'r van zegge: „nie aols
t' ooge om te begunnen". Kae-
rel, as je toch leest, oe lekker of
da gaet: in 'n wupje van Walchere
nae Schouwen En 'onbewaak)tfe
overwegen ei je dan toch mè nie.
En duiven, dae j' in en boomen
dae je tegen an kan sjeeze, ok nie.
Van ongelokken bie de Nederlan-
sche vliegers oor je nooit, 'k Wou,
dat 'r is een was, die zei „Jan,
vlieg is mee Bie mooi weer
dan.
Jaonetje is van achtemirreg nie
tuus. Op verziéte. Je za 't dus
motte stelle mie de groetenisse
voe Jikkemiene en voe joe allee-
neg van
je vriend,
Jan de Smid.
(Naar aanleiding van de ramp
te Oostkapelle.)
Vijf minuten van ons leven
Vormen maar zoo'n heel klein
[deel,]
soms kunnen ze alles geven
soms ontnemen ze ons veel.
Vijf mnuten, hagelbonken
sloegen neer met ruw geweld,
wat in kassen stond te pronken
werd op eens terechtgesteld..
Vijf minuten, 't werk van jaren
werd verwoest als door 'n bom,
en geen mensch kan het ver-
[klaren]
als hij 't ziet en vraagt,
[waarom?]
Vijf minuten, velen klagen
want zij brachten zorg en leed
vijf minuten, brachten slagen
die je nimmer meer vergeet.
Vijf minuten diepe stilte
terwijl buiten alles breekt,
ons doorhuivend doodsche
[kilte]
als natuurkracht even spreekt!
G. Budde.
16 September 1578.
De Schotsche wolhandel te Vee-
re hersteld.
De Schotsche wolstapel is bij
gelegenheid van Maria Stuart,
dochter van Jacobus I, koning van
Schotland, met Wolfaart van
Borsele in 1444 naar Veere over
gebracht. Te voren was de wol-
handel te Brugge gevestigd.
De Schotten konden binnen
Veere leven naar de wetten van
hun land. Zij waren ook vrijge
steld van alle belastingen.
De wolstapel gaf aan de stad
veel voordeel. Het naburige Mid
delburg, maar ook Rotterdam en
Antwerpen hebben vaak door
aanlokkelijke voorrechten ge
tracht den stapel naar zich toe te
trekken. Toen op 3 M!ei 1572 Vee
re zich van Spanje losmaakte,
vreesden de Schotten voor den
hertog van Alva en vestigden
zich weer te Brugge. Toen bleek,
dat de vrijheid van Veere en die
van de Republiek bevestigd zou
den blijven, werd door koning Ja
cobus VI den 16en September
1578 de wolhandel te Veere weer
volkomen hersteld. Den 18den
October van hetzelfde jaar werd
een nieuw contract gesloten en
door Willem van Oranje als stad
houder goedgekeurd. In 1613
kocht de stad Veere een huis ;n
de Wijngaardstraat voor de
Schotten. In dit zoogen. Schotsche
huis vestigden zich de neeren
Conservateurs of de rechtbank, t
Contract liep in 1799 af. Op de
kade staan nog de Schotsche hm~
zen n.l. „Den Struys" en „Het
Lammetje", beide van 1561, een
maal de zetel der wolhandelaars.
16 September 1621.
De aanslag der Spanjaarden op
Staatsch - Vlaanderen mislukt.
Nauwelijks was het 12-jarig be
stand geëindigd of de Spanjaar
den trachtten het noorden van
Vlaanderen, het tegenwoordige
Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen,
dat Maurits vóór het Bestand had
veroverd, weer terug te nemen.
De geheele streek was echter
door forten en schansen versterkt,
zoodat de aanslag van den aarts
hertog Ajlbertus mislukte.
Behalve door deze oorlogsellen
de werd het land in dat jaar nog
geteisterd door een hevigen wa
tervloed.
17 September 1588.
De Spanjaarden wagen onder
den landvoogd Parma een vergeef-
schen aanval op Tholen,
Op bovengenoemden datum liet
hij 7 a 800 Spanjaarden de Een
dracht overtrekken. Zij werden
ondersteund door 2000 musketiers,
die van boven den dijk over de
rivier heen een hevig vuur op de
stad losbrandden. Zoo meenden
zij, dat de eerste troepen onge
stoord door het water konden
komen. De graaf Van Zalms, ko
lonel van een Zeeuwsch regiment
wist met 250 manschappen van
achter de borstweringen de Span
jaarden tot terugdeinzen te dwin
gen. Deze verloren ongeveer 400
man.
17 September 1650.
De Staten van Zeeland beslui
ten 10 pond vlaamsch (f 600) te
geven voor den opbouw der nieu
we kerk te Nieuw- en St, Joos-
land.
In 1631 werd de schor St. Joos-
land, bijna 700 gemeten groot, als
polder ingedijkt. Tegen dezen pol
der ontstond spoedig een nieuwe
schor, de Stinkaart, welke in 1644
door de stad Middelburg als Mid-
delburgsche polder werd bedijkt.
Op 22 December van hetzelfde
jaar werd de nieuwe polder, groot
593 gemeten in 19 kavels ver
kocht.
Er werd een terrein afgezon
derd voor een dorp, welks ligging
gunstiger zou zijn dan 't dorp in St.
Joosland. Hét kwam tegenover
het havenkanaal naar Middelburg.
Op 15 Febr. 1650 besloot de
vroedschap van Middelburg tot t
bouwen van een kerk. De totale
kosten hiervan bedroegen 444-
5-4 of f 2665.60. Hiervan werd
door de bewoners van beide pol
ders betaald 233-18-00 of
1403.40. De Staten van Zeeland
gaven 100 of f 600. Samen dus
333-18-00 of 2003.40, zoodat
Middelburg de rest of 662.20
bijpaste. In een der ramen werden
geschilderde glazen met het stads
wapen geplaatst.
Wanneer de kerk is ingewijd is
niet bekend. De eerste predikant
was ds. Johannis Miggrodius (Juli
1650Febr. 1657), kleinzoon van
den bekenden grooten Hervormer
Johannis Miggrodius te Veere. Op
11 Nov. 1650 werd de eerste ker-
keraadsvergadering gehouden.
In 1882 is genoemde kerk afge
broken en de tegenwoordige ge
bouwd.
17 September 1672.
Het oproer te Zierikzee gestild.
In het jaar 1672, toen geheel
Holland in opstand kwam tegen de
regentenvereeniging, bleef Zeeland
niet achter. Wij meldden reeds, dat
Veere de stoot gaf, weldra ge
volgd door Middelburg en Vlissin-
gen. Ook Zierikzee kwam in be
roering.
Op 11 Juli waren landlieden en
visschers, met geweren en stok
ken gewapend, in de stad geko
men, en hadden de glazen in het
stadhuis stuk geworpen. De bur-
gercompagniën, die in de wapens
waren gekomen, beletten verder
indringen. .De burgers vergader
den en legden aan de vroedschap
hun eischen in een 12-tal artikels
voor. Voornaamste eisch was de
aftreding der regenten. Deze leg
den hun betrekking in handen van
den Prins van Oranje. Op 17 Sept.
nam de stadhouder een beslissing,
waarbij alle regenten in hun ambt
werden hersteld, behalve twee
burgemeesters.
18 September 1684.
De dichter Johannes Antonides
van der Goes te Rotterdam over
leden. Zijn vader, die in Zeeland
ook reeds als dichter bekend was,
heette Antoni Jansen. De zoon
vergriekschte zijn naam in Anto
nides met de bijvoeging van der
Goes, zijnde deze stad zijn ge
boorteplaats (1647).
Te Rotterdam was hij eerste
klerk van de Admiraliteit. Als
dichter was hij de meest talent
rijke navolger van Vondel, met
wien hij zeer bevriend was. Zijn
hoofdwerk is De IJstroom, een
lofzang op Amsterdam. Een zwak
lichaam hebbende, overleed hij
op 37-jarigen leeftijd. Zijn dicht
werken zijn later meermalen uit
gegeven.
20 September 1818.
Dr. J. C. de Man te Middelburg
geboren.
Zijn vader Johannes de Man
Jlz. was aldaar heelmeester. In
1836 ging hij naar de academie te
Leiden, waar hij, in 1841 promo
veerde. Hij zette zijn studiën voort
te Weenen en Parijs en vestigde
zich op 't eind van 1842 te Mid
delburg, waar hij een drukke prak
tijk kreeg. Verschillende hooge
betrekkingen werden hem later
van rijkswege aangeboden. Hij
was dan ook een bekwaam en ge
leerd man. Als ijverig bestuurslid
van het Zeeuwsch Genootschap
der Wetenschappen wist hij in
het museum veel samen te bren
gen op praehistorisch, antiqua
risch en zoölogisch gebied. De
gouden medaille, op zijn 70sten
jaardag gekregen, was wel ver
diend. Na verscheidene jare^i van
welverdiende rust overleed hij
op bijna 90-jarigen leeftijd (2 Ja
nuari 1909).
R. B. J. d. M.
Filosoof.
„Zou ik nog een glas drinken
Mijn hoofd zegt neen, mijn maag
zegt ja. Maar je hoofd is altijd ver
standiger dan je maag. De verstan
digste geeft echter altijd toe. Dus
drink ik nog een glas."
TALENKENNIS.
„De Bund", het Bernsch dagblad
vertelt:
Toen Algiers zich dit jaar op het
vreemdelingenseizoen voorbereid
de, plakte een hotelhouder een bil
jet aan, dat begon: English spoken,
si paria Italiano, se habla espag-
nol, man spricht Deutsch, oni pa-
rolas esparantoenz. Nog veie
andere talen werden genoemd, o.a.
Maleisch en Oekrainsch.
Op een goeden dag kwam een
Engelschman aan het hotel een
tolk vragen.
„Macacht", antwoordde hem de
portier, een statige Berber in schit
terende uniform, „y on a pas li
zinterprite
En op de vraag van den En
gelschman wie dan wel alle aan
geplakte talen sprak, kreeg hij het
bescheid: „De gasten, Mylord
Brieven enz. betrekking hebben
de op deze rubriek, te richten aan
ondergeteekende.
No. 191 is een probleempje, dat
menigeen zal verrassen en ook
misschien direct nog niet is ge
vonden.
No. 192 is een gemakkelijk pro
bleem, dat van het blad kan wor
den opgelost.
No. 191.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Zw. 9/15, 25, 26 dam.
W. 23, 24, 27/29, 33/35, 47 dam,
TJ. POSTMA, Huizum, Fr.
No. 192.
1 2 3 4 5
46 47 48 49 50
Z. 3, 6, 9/16, 18, 22.
W. 24, 25, 27, 31/33, 35, 36, 43,
44, 50.
Oplossingen no.'s 187188.
No. 187. W. 22—17, 17—11, 28—
22, 22 X 2, 2 X22.
(Zw. 49 X 21 b.v. en wit dan 2
X 22, zooals is aangegeven).
No. 188. W. 25—20, 47—41, 37—
32, 38—33, 24 X 2.
J. Scheeres, Delfzijl.
Waarom was mijn ventje vandaag
toch zoo stout
Je weet, dat je Moesje zooveel
van je houdt.
De dag is voorbij en dan heb je
berouw,
Maar morgen, och vent, je ver
geet het zoo gauw
Beloof me nu, baasje, doe mij geen
verdriet.
Geef Moes maar een kusje, je
meent het zoo niet
Nu ben je zoo stil, zoo gehoorzaam
en zacht,
Nu zeg je me toch weer zoo lief
goedennacht
Je weet immers, dat je gehoor
zaam moet zijn
En luist'ren naar Mammie, je
bent nog zoo klein.
Het kereltje luistert, 't gezichtje
vol spijt,
En fluistert: ,,'k Zal lief zijn,
heusch, Mammie, altijd!"
R. Asscher v. d. Molen.
„Hè, nu regent het vandaag toch
alweer pruilde Jetje Bruins op
een Zaterdagmiddag in een pias
bui van de school thuiskomende.
„Nu valt ons plannetje voor de
groote wandeling weer in duigen
Waarom moet het toch juist op on
zen vrijen Zaterdagmiddag zoo
vaak regenen 's Woensdags is
't meest aftijd mooi weer de laat
ste weken en dan kan er van een
wandeling niets komen door die
nare pianoles en dat vele huis
werk, dat we voor Donderdag
moeten maken. Neen, dat het nu
op Zaterdag juist zoo vaak moet
regenen
Jetje's moeder, die druk aan 't
broodsnijden was, had niet naar 't
gemopper geluisterd. Doch groot
moeder, die voor het venster zat te
breien, sprak lachende: „Maar,
Jet, weet jij dan niet, hoe 't komt,
dat het op Zaterdag zoo vaak re
gent
„Neen, oma, nooit van gehoord",
bekende Jetje.
„Dan zal ik het je maar eens ver
tellen", lachte de oude dame met
een knipoogje naar Jetje's moeder.
„Is 't een sprookje, oma
vroeg Jetje, die dol op sprookjes
was. „O, vertelt u het dan nog
maar, vóór we gaan koffiedrin
ken
Grootmoeder keek op de klok.
„Ja, 't kan nog wel", zei ze. „Want
lang is 't sprookje niet". En ze be
gon:
„Eens was de Zaterdag erg uit
zijn humeur; hij had geen lust om
langer den laatsten dag der week
te zijn. ,,'k Wil ruilen met een an
deren dag zeurde hij. ,,'k Wil
ruilen met Woensdag Die heeft
het véél prettiger dan ik
„Zeur toch niet", zei Maandag.
„Wees toch tevreden met de
plaats, die overgrootvader Tijd je
gaf", raadde de verstandige Dins
dag.
„Ja, hè, jij zoudt mijn plaats wel
graag willen innemen vinnigde
Woensdag, die zich héél voornaam
voelde om zijn prettig plaatsje in
het midden der week, „Jij, die het
allerlaatste komt, hebt niets te
vertellen, hoor En alle kinderen
houden van mij, dus sta ik mijn
plaats niet af, begrepen, broer
tje
„Maar de kinderen houden óók
veel van Zaterdag, hoor riepen
Donderdag en Dinsdag, die het
dichtst bij den vaak onuitstaan-
baar-hoogmoedigen Woensdag
stonden. „Verbeeld je maar niet,
dat de kinderen alleen van jou hou
den, hoor Ze hebben toch op Za
terdag óók een halven dag, om
heerlijk te kunnen spelen of te
wandelen
„Ja, houd op met je gesnoef, jij,
Woensdag", bromde Vrijdag. „Ons
broertje, Zaterdag, is veel meer bij
iedereen bemind dan jij, hoor
Want na hem komt de vroolijke
Zondag Nu, en daar houden alle
menschen van
„Steek me niet zoo in de hoogte,
broertje Vrijdag riep de Zondag
vroolijk uit. „De menschen houden
van ons allen, vooral wanneer we
hun wat vreugde en geluk ge-
f
ven.
Zondag hield veel van broertje
Vrijdag. En als soms Vrijdag, om
de een of andere reden, schreide,
dan treurde en schreide soms ook
Zondag. De menschen zeiden dan:
„Ach, ja, Vrijdags regen, wordt
Zondags regen."
„Beste Zaterdag", begon nu ook
Vrijdag tot zijn mopperend broer
tje. „Wees toch tevreden met je
plaats.
„Neen, 'k ben er heelemaal niet
mee tevreden Dit schreeuwde
Zaterdag zóó luid, dat overgroot
vader Tijd, denkende aan een on
geluk, op zijn oude beenen kwam
aanstrompelen.
„Wat voeren jullie toch uit
vroeg hij wat verschikt. „Wat is er
gebeurd En waarom maak jul
lie zoo'n kabaal
Woensdag wees op Zaterdag.
„Hij wil met me ruilen, over-groot-
vader", legde hij aan Tijd uit.
„Wat, ruilen En waarom wil je
ruilen begon nu Tijd tot Zater-
dag.
„Ikikkomaltijd
h..het laatste van allemaal", stot
terde Zaterdag. „Ikik., w.
wil.ook.wel eens in 't.
m.... midden staan....
Lachende keek Tijd zijn onte
vreden achterkleinzoon aan en
sprak: „Maar jij, domme Zaterdag,
hoe kom je bij dit gekke plan
Weet je dan niet, dat zoo iets
nooit kan gebeuren; dat de
plaats, die ik jullie gaf, nimmer
omgeruild kan worden *'t Zou
wat moois zijn, als jullie van plaats
wilden verwisselen Ha, ha, ha,
verbeeldt jullie eens, dat de maan
den ook eens zoo iets onmogelijks
vroegen. Dat zou wat zijn Dan
kwam er misschien wel sneeuw en
ijs in Juni En in Januari zouden
de boschbessen en de bramen rijp
zijn. En met Kerstmis zou het in '3e
huizen der menschen niet uit te
houden zijn van de warmte. Dan
zouden zelfs de kaarsjes aan de
Kerstboomen smelten. Je ziet uit
dit alles, mijn domme Zaterdag,
dat alles juist moet blijven, zooals
het over jullie is beschikt. Wees
daarom tevreden met je plaats,
mijn jongen. En jouw plaats is
waarlijk nog zoo slecht niet,
hoor
Zaterdag zei hierop niets. Hij be
greep uit de woorden van over
grootvader Tijd best, dat van
plaats ruilen een groote onmoge
lijkheid was. Maar toch vond hij
dit allesbehalve prettig. Pruilende
verschool hij zich dus achter den
Vrijdag. Daar bleef hij droef pein
zende, of er wellicht iets anders
op te vinden was, zitten. Daar
bleef hij, tot zijn beurt gekomen
was, en weenende dikke tranen,
nam hij zijn plaats in.
„Ach, ach, wat regent het van
daag riepen toen alle menschen.
„We hebben vandaag heelemaal
geen straat te schrobben", zeiden
de dienstmeisjes. „De stoep wordt
van den regen prachtig schoon
Tijd kwam toen juist weer eens
kijken. „Waarom huil je nu toch
zoo vroeg hij. „Schik je in je
lot Wees blij, zooals de kinderen
der menschen, de laatste dag der
week te zijn Wees blij, den Zon
dag tot buur te hebben Kom,
wees niet ondankbaar, mijn jon
gen'!'
„Ik zal mijn best doen dankbaar
te zijn, overgrootvader", beloofde,
nog even nasnikkende, de Zater
dag. En hij hield woord. Moppe
ren over zijn plaats in de week,
zelfs al wist hij zich de laatste der
dagen, deed de Zaterdag sinds dit
oogenblik niet meer.
„Maar toch", zoo eindigt groot
moeder het sprookje, „toch voelt
de Zaterdag zich soms nog wel
eens verongelijkt, dat juist hij de
laatste dag moet zijn en blijven.
Dan huilt hij vaak tranen met tui
ten, en dandan regent het op
de aarde
„En als het nu eens op Maandag
of een der andere dagen der week
regent, oma?" vraagt slimme Jetje.
„Waarom zijn die dagen dan be
droefd
„Misschien omdat ze zoo heel
graag met den Zaterdag willen rui
len", is het lachende antwoord.
„Moeder en Jetteke roept
Jetje's moeder. „Kom, we gaan
aan tafel
Even later zit Jetje met een
vroolijk gezichtje haar boterham
te eten. Pruilen, omdat het regent,
doet ze niet meer. Lachende kijkt
ze naar oma, die tegenover haar
zit en die natuurlijk na de koffie
haar weer een ander sprookje zal
vertellen, een sprookje over fee
ën en kabouters en nog meer
vreemde wezens. Met zoo'n
sprookje wordt dan al spoedig de
regen op den Zaterdagmiddag door
Jetje vergeten.
Tante Joh.
Cissy bekeek het groote, met
gouden vogels en bloemen gebor
duurde stuk roode zijde, waarvan
zij een divan-kussen wilde maken
voor moeder, die de volgende
week jarig was. Voor het weini
ge, dat zij van haar weekgeld
overhield, kon zij niets aardigs
voor moeder koopen. Zoo had Cis
sy dan ook het plan opgevat, moe
der te verrassen met een divan
kussen, dat zij, Cissy, zou maken
van den prachtigen lap, dien oom
George haar uit Japan had mee
gebracht.
,,'t Is een „kakemona", Cis
had toen oom George haar uitge
legd. „In Japan versiert men er
de muren mee".
Doch Cissy vond het zonde, zóó
iets moois aan een der muren van
haar kamertje op te hangen, ja, ei
genlijk vond zij het véél te mooi
voor haar eenvoudig kamertje, en
zoo lag dus reeds eenige maanden
het geschenk, gewikkeld in vloei
papier, in haar kastje.
„Op den divan in de voorkamer
zal het kussen prachtig uitkomen,"
mompelde ze, „Moeder zal er blij
mee zijn. Maar e.... 't moet met
veeren gevuld, zouden die erg
duur zijn?"
Cissy hoorde iemand de trap op