DE VREEMDELING VAN SILVERDALE KRONIEK van den DAC. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 30 AUGUSTUS 1934. N». 204. VAN STROOMENDE REGEN IN STRALENDE ZON. WESTKAPELLE. .je Paradijs- gres 1015 largril 2— peren 5 ct., ulius 611 'eren 3 ct., Maagde- 510 ct., trgriet de ftien 9—12 I ransp. de f-, Tafelap- kt., II 3—5 pllow 34 =k Lebel 3 ct., Prin- |zoet 36 ft-, II 2—5 |Kandijzoet Jx oomona londermark 1 Bloemzoet loriingslcincl jamersche ct., Radijs |vie 1.20 ikool 4.90 |ten 50 ct., ct., Snij- I ct.. Dubb, fOT een test ien Hl, ce! 1BW1IER Eieren- liere prijs 3%, Poel- 4. forst, var- len rolla- Kromme raag", om- aaal 8 ct. Superbe Junior 40 125 ct. p, winkelier. tche le- rst, Var- \te lever. Slagerij, EN voor kistje v. of krul, aijpen in v. Holt- lldelburg. 4 ««■CRU XE. A.s, n. Belg. ankenb., Dinsdag n Mastb. delburg. 'elikaan Jijmegen l.s. Zon- 3.50 p.p. den Hr M'burg. Rassen-waan Rosenberg over het Duitsche anti-semi- tisme De Nederlander zegt: gelijk recht voor allen! Er is weinig, dat verwerpelijker ge acht moet worden, dan de hoovaardij van den mensch op zijn ras. Dit is, in welken vorm en onder welke omstan digheden ook, te beschouwen als een soort infantiele egocentriciteit, waarbij het begrip ego in hoofdzakelijk mate- rialistischen zin, wordt uitgebreid tot het ras als continuïteit van fok-zuivere voortplanting gezien. Men versta ons wel: trots op voort durend overgeërfde geestelijke eigen schappen kunnen wij verstaan. Maar deze trots kan, uit haar aard, uitslui tend positief, niet negatief-agressief zijn. En zij voert tegenover anderen tot bescheidenheid eerder dan tot onbe schaamdheid. In Duitschland openbaart zich tegen woordig zulk een zedelijk scherp te ver- oordeelen vorm van agressief-onbe- schaamde rassenverheerlijking (van zichzelf) en rassenhaat (van anderen, eigenlijk alleen: van de Joden). Alfred Rosenberg, een der groQte theoretici van het Derde Rijk, heeft de zer dagen een vertegenwoordiger van een Amerikaansch persagentschap een interview toegestaan, Daarin kwam ook het Jodenvraagstuk ter sprake, en Ro senberg zeide toen: „Wij gelooven, dat, evenmin als de Neger in staat zal zijn de Eur.opeesche cultuur in haar wezen te verstaan, de uit Syrië stammende Jood dit kan'1*.... De „Jüdische Rundschau", het blad der Duitsche Zionisten, beantwoordt dat interview aldus, dat de positie der Joden zeer bijzonder is, en dat er talrijke bewijzen van Joodsche geleer den op alle gebieden bestaan, en dat daarbij niet kan worden bestreden, dat zij aan wetenschap en cultuur groote diensten hebben bewezen. ïn tallooze gevallen aldus de „J. R." hebben wij de ondervinding opgedaan, dat de prestatie van belangrijke Joden werö toegerekend aan het volk, waarmede de Jood cultureel samen leefde en niet aan de Joden als zoodanig; daarentegen heeft men misdaden, die de een of an dere Jood beging steeds den Joden ten laste gelegd. Uit talrijke uitingen uit de overige wereld kunnen wij afleiden, dat tenminste in de oogen van andere volken het aanzien van het Duitsche volk op geen enkele wijze door hetgeen Duitsche Joden wetenschappelijk en cultureel hebben gepresteerd, vermin derd zou zijn. Of de „uit Syrië stammende" Jood aldus vervolgt het blad de Europee- sche cultuur begrijpen kan of niet, wil len wij Joden niet beslissen, daar wij in dezen strijd partij zijn en derhalve geen rechter kunnen wezen. Wie echter het ontstaan van het begrip „Europeesche cultuur" doordenkt, zou tot het resul taat kunnen komen, dat dit zonder be paalde „Joodsche" (d w.z. uit de Jood sche gedachtenwereld afkomstige) ele menten niet mogelijk zou zijn. En vele historici zijn van meening, dat in het geboorteuur van hetgeen men „Euro- sche cultuur" noemt, in de Renaissance, het aandeel der Arabieren en Joden niet gering was. Wij Joden vragen om evenals an dere volken te worden beoordeeld naar onze beste elementen en niet naar die, welke in een zeker opzicht onvol doende of minderwaardig zijn." In verband met de huidige situatie der door H. BINDLOSS. 20). LMEER warden, js met £rtn. bij Midd. iorssele. „Alle Courthorne's hebben zonder één uitzondering aantrekkingskracht voor vrouwen en eveneens zonder één uitzon dering hebben ze nooit geaarzeld om van die macht te profiteeren. Dat is in hoofd zaak de reden, waarom er zooveel van de menschen, die met hen in aanraking kwamen, ongelukkig geworden zijn- En verder dit: het is nu eenmaal een feit, dat vrouwen over "t algemeen meer voelen voor een berouwhebbenden zon daar het te bereiken doel moet na tuurlijk de moeite van berouw-hebben waard zijn dan voor een eerlijk man die niets op zijn kerfstok heeft. En 't is heusch niet altijd alleen medelijden, dat hen drijft. Er zijn er heel wat, die "n echten boef, mits hij een aureool van durf heeft, buitengewoon interessant vinden." Miss Barrington moest tegen wil en dank eens lachen, maar toen keek ze den man naast haar eerlijk in de oogen. „Volgens u bestaat er dus geen berouw, en daaruit volgende bekeering „Wel", antwoordde de Colonel droog jes, „als geloovig man zou ik eigenlijk ja moeten zeggen; maar als ik eerlijk moet zijn.... er zou heel wat moeten gebeuren voordat -ik overtuigd ben, dat een valsche speler, veedief en whisky smokkelaar, die den ondergang op zijn Joden in Duitschland merkt de redactie dan tenslotte het volgende op: „Wanneer in een bepaalde situatie het Duitsche volk ons uit het Duitsche gees telijk leven wenscht uit te stooten,'om dat het dit geestelijk leven op nationale en raciale basis wenscht te vernieuwen, dan mogen wij Joden ons in ons eigen bewustzijn, om niet zonder steun te ge raken, er op bezinnen, dat ook wij een groot cultureel erfdeel te bewaren en te vernieuwen hebben, en dat wij hopen door groote geestelijke daden ook in de toekomst aan de cultureele verrijking der wereld bij te dragen". Dit waardige verweer mag afdoende heeten. Het op onbewezen en onbewijs bare, wijl vage en on-wetenschappelijke gronden gebaseerde Duitsche rassen- geloof van dezen tijd, zal in zijn feilen agressief anti-semitischen vorm, niet kunnen blijven voortbestaan. Practisch zijn de toestanden voor zeer vele Joden in Duitschland niet meer merkbaar anders of slechter dan vroe ger dat is ons van nabij bekend. Maar dat is de hoofdzaak toch niet- Het Ghetto als vestiging der uit de gewone gemeenschap der burgers ge- bannenen, is niet alleen uit den moder nen staat verdwenen en mag er nimmer terugkeeren ook een geestelijk Ghet- to-teeken mag den Joodschen medebur gers van een staat niet op het voor hoofd gedrukt worden Elke staat heeft het recht zijn richt lijnen voor het leven der burgers al ler burgers te stellen. Deze mogen zoo streng zijn als dien staal voorkomt nuttig te zijn. Er mogen zelfs in een spe ciaal tijdvak zeker wel extra zware straffen gesteld 'worden op dat soort misdrijven, waarvan de anti-semieten meer in het bijzonder de Joden te recht of ten onrechte plegen te be tichten. Maar dat alles houdt niet in het recht voor de Joden anders te doen zijn dan voor de niet-Joden. Daar ligt de fout van het anti-semi- tisme in al zijn armzalige naaktheic bloot: het héét tegen daden, zoo men wil mis-daden, gericht te zijn, doch in werkelijkheid is het uitsluitend tegen menschen gericht hoe die ook mogen zijn. Daartegenover stellen wij den onver- biddelijken eisch der rechtvaardigheid rechtsgelijkheid voor allen! teerd. Het percentage waarvan de in voer zal zijn toegestaan is bepaald op 80 van het gemiddeld gewicht, het welk gedurende het tijdvak van 16 Aug tot en met 30 Nov. in de jaren 1931 en 1932 is ingevoerd. Voorts zal de contingenteering van den invoer van lucifers ongewijzigd voor een tijdvak van 9 maanden, ingaande 1 Sept. a.s, worden verlengd. Onder deze contingenteering zullen ook de lucifers houtjes zijn inbegrepen. Tenslotte wordt met ingang van 1 Sept. de contingenteering van den i voer van rijwiel buiten- en binnenban den voor den tijd van 1 jaar verlengd. DR. VAN DER LEEUW f Inboorlingen hebben medegedeeld, dat zij in de bosschen van de berghellingen van Zuid Tangahayka, bij Mpika in Noord Rhodesia het puin van een vlieg tuig hebben gevonden. Dit toestel was dat van dr. J, J. van der Leeuw, wiens lijk verkoold in het puin werd aange troffen. DE DEFECTE DIESELTREINEN. Het onderzoek van de defecte Diesel treinen is op de Centrale Werkplaats te Haarlem en bij „Werkspoor" thans aan gevangen, Iri Haarlem zijn 12 treinen, terwijl er nog maar zes dubbelstellen momenteel in dienst zijn. Er zijn te Haarlem uit Friedrichshafen 11 monteurs aangeko men om assistentie bij het onderzoek te verleenen, omdat het personeel te Haar lem nog niet over de noodige ervaring bij Dieseltreinen beschikt. Wat de fouten betreft, zijn het, naar de Msb, verneemt, vooral- de motoren, welke falen. De electrische generatoren van Heemaf voldoen goed. Wat de oorzaak van de defecten is, valt nu nog niet te zeggen. Men is druk met het onderzoek bezig, CONTINGENTEERING VAN WOLLEN EN HALFWOLLEN DEKENS. De Staatscourant van gisteravond be vat een K. B. waarbij met ingang van 1 Sept. a.s. de invoer van wollen en half wollen dekens wordt gecontingen- geweten heeft van eiken man of vrouw, die hem vertrouwd heeft, zichzelf tot 'n eerlijk man zou kunnen bekeeren, en dan weer 't recht zou hebben om van mannen met een ongeschonden naam 'n behandeling als huns gelijke te eischen. Want er zijn nog mannen die op hun naam prijsstellen, kind, dat kun je van me aannemen." Barrington had heftig gesproken. In de stilte, die volgde, keek hij het meisje naast zich onderzoekend aan; maar zon der eenige verlegenheid, open en eer lijk, beantwoordde ze zijn blik. „Ik wil 't graag aannemen", zeide ze warm, „te meer, daar ik aan één van hen zooveel te danken heb." Dit antwoord klonk als een compli mentje maar inderdaad was het niets dan de waarheid. Want ofschoon kolo nel Barrington bijwijlen van een starre koppigheid en heerschzucht zijn kon, waren de woorden welke hij zooeven gezegd had, wel 't allereerste op hem zelf van toepassing. Hij was iemand die nooit zijn woord gebroken had en hij zou in heel wat gunstiger financieele omstandigheden verkeerd hebben, als hij zich wat minder straf aan zijn prin cipes gehouden had. In zijn hart was hij door en door conservatief, hetgeen in zijn houding ten opzichte van alles wat niets met de politiek te maken had, dui delijk uitkwam; nadat een ondankbare Regeering hem echter de beleediging van hem met promotie te passeeren aangedaan had, was hij een vurig kolo nist en een onverdraagzame sociaal-de mocraat geworden. „Och kind, soms denk ik wel eens, dat ik te critisch en te oud word", zei- Zuid-Afrika is een heerlijk land. (Van een Haagschen correspondent.) Gistermorgen kletste een stroomende, striemende regen over Den Haag toen, wij ons naar het City-theater spoedden om gevolg te geven aan de vriendelijke uitnoodiging van den gezant van de Unie van Zuid-Afrika om eenige films, beelden van zijn land, in oogenschouw te komen nemen. Nauwelijks hadden wij onze plaatsen ingenomen zulk een ochtendlijk be zoek aan een bioscoop is een vreemde gewaarwording! en waren de lich ten gedoofd ofde zon ging op voor onze oogen. De zon over Afrika, over den Tafelberg, Kaapstad, Pretoria en het wijde land van de „koppies". Bui ten in Den Haag stroomde de regen uit een volle, vaal-grijze lucht, terwijl wij in kano, trein en vliegtuig in het volle gloriënde licht van een verrukkelijk klimaat zwerftochten maakten door een heerlijk land. Ge beseft het dagelijksche wonder van de film eerst goed, wanneer ge, breed en stil gezeten in een mollige bi oscoop-fauteuil, voortgeschoven wordt door verre landen en u op het strand waant van een dier vele in zonlicht ba dende badplaatsen aan verre kusten. Ge gevoelt dat „afstand" in deze we reld 'n verouderd en overwonnen begrip is, wanneer ge op een al-echt herfstig morgenuur in een stad in Nederland, per kabelbaan de hoogte in wordt getrok ken tot ver boven de wolken, om, bo ven aangeland u te verlustigen in een aanblik van Kaapstad diep beneden u, die zéér indrukwekkend is. Twee uur lang, doch allerminst twee lange uren, heeft een keur van films, le vende en levendige illustratie van onge kende schoonheid van een ver land, zich voor onze oogen ontrold. De pracht, de indrukwekkende, stil- makende majestueusheid der Victoria- watervallen, is ons van vele kanten en op vele wijzen getoond. Wij hebben met den film-operateur den bergweg afgeloo- pen totdat wolken van „rook" opstij gend uit een dal, onze nieuwsgierige aandacht trokken. Doch dichterbij geko men bemerken wij onze vergissing, want wat wij uit de verte voor rook aanzagen, de hij met een zucht, terwijl zijn gezicht zich dien dag voor den tweeden keer in plotselinge bezorgdheid verstrakte. „Ik gaf er wat voor, als ik op het oogen- blik een beter zakenman was." Beiden zwegen ze. Maud Barrington keek naar den Westelijken hemel met zijn weelde van roode en oranje tinten, welke echter, nu de zon ondergegaan was, snel begonnen te dooven. Toen kwamen te sterren, als citroengele licht puntjes twinkelend door 't grauw van de snelvallende schemering ongeloof lijk eenzaam en koud werd de onmete lijke vlakte om haar heen nu. 't Was of deze gewaarwording nog versterkt werd door de doffe hoefslagen en 't voortdurend kraken onder de glij-ijzers van de slee; er was zelfs iets beklem mends in de harde schittering, waarme de de sneeuw den glans van den hemel terugkaatste. Toen, opeens, klonk het naargeestige langgerekte gehuil van een jakhals over de vlakte; rillend dook iet meisje in haar bonten riesdeken weg. „Veertig graden onder nul", zeide de t meisje in haar bonten reisdeken weg. colonel, „en waarschijnlijk wordt 't nog meer. Een verschil met de koude in Montreal, wat! Gelukkig kun je van den top van den volgenden heuvelrug de "ichten van Silverdale al zien." Ofschoon die voorspelling door de cristallen klaarte van den dampkring lewaarheid werd, hadden ze nog een uur noodig om de nederzetting te be reiken. Maud Barrington was verkleumd van kou toen ze eindelijk het eerste ilokhuis voorbijgleden. Nu duurde het nog slechts enkele minuten, en daar tee- bleek een dichte regen van waterdrup pels te zijn, stijgend op de luchtstroomin- gen boven de immeuze „Victoria-Falls". In het donderde, eeuwige, eindelooze geraas van deze reusachtige watermas sa's hebben wii stil en zwijgend bij zulk een schoonheid, diej onder den indruk vertoefd en uit alle gezichtshoeken van het scherp-ziende camera-oog hebben wij genoten van het schouwspel der on doorgrondelijke natuurkrachten. De Victoria-water vallen zijn de grootste ter wereld- Zij storten neer van een hoogte van 400 voet en hebben een breedte van één en een kwart mijl. Men heeft bere kend dat ongeveer 48.000.000 liter water per minuut naar beneden storten. Genie tend van dit geweldige schouwspel be seffen wij eerst recht, dat geen pen in staat is de schoonheid te beschrijven van dezen waterval, die twee maal 200 breed en twee-en-een-half maal zoo hoog is als de Niagara, die in grootte op haar volgt. De schatten der aarde* Wij hebben ook de goudvelden be zocht en de diamantmijnen en met be langstelling het proces gevolgd dat de rijkste rijkdommen der aarde producti- veert- In 1868 is het eerste goud op de Witwatersrand ontdekt. Van dien tijd af dateert Johannesburg (waarheen de film ons óók voerde) een mooie stad, die hard op weg is om de grootste stad van het Zuidelijke halfrond te worden. In de ze betrekkelijk korten tijd van nog geen halve eeuw, werd reeds voor meer dan 1.200.000.000 pond sterling aan goud uit deze mijnen genaaid en de meest weten schappelijk ingerichte en grootste mijn industrie ter wereld is dan ontstaan. In 1867 heeft een kind in het Noorden van de Kaapprovincie met een glinste- renden 'steen gespeeld- Die steen was een diamant en op die plek is Kimberley ontstaat, het grootste diamantcentrum van de wereld. Tot 1932 heeft Zuid- Afrika diamanten geproduceerd tot een gemeenschappelijke waarde van 313.536.490 pond sterling. In nauwelijks zeventig jaar tot 1932 heeft de totale waarde van mineralen, gedolven uit Zuid-Afrika's bodem het geweldige totaal bereikt van,één biljoen, zes honderd vier en veeriig mil joen, achthonderd een en veertig duizend zes honderd twee en zestig pond! „Terug naar de natuur". Doch keeren wij van de zaken der ma terie terug naar de film en dus tot de natuur en naar haar „stoffeering", den mensch. Hoewel een -groot gedeelte der inboorlingen door de aanraking met den blanke zijn oude gewoonten vaarwel heeft gezegd (de film toonde ons grotes ke specimina van Kaffers in smoking, met monocle en hagelwitte slobkousen) zijn er evenwel in tallooze gedeelten der Unie nog „naturellen" die in hun oude verhoudingen leven en gelukkig zijn, zoo als de film ons duidelijk toonde in hare zeker niet minst interessante gedeelten. Daar zagen wij de rhythmische vreugde dansen der inboorlingen op de sterk-af- ge beten syncopen hunner eigen-landsche muziek. Dansen en muziek leken óns van 1934 zeker niet zoo „kafferachtig" en „Zoeloesch" als zij ongetwijfeld onzen voorouders zullen hebben toegeschenen! Wij hebben vertoefd in de geweldige natuur-reservaten van dit land (dat 37 maal zoo groot is als Nederland) en heb ben allerlei dieren: struisvogels, apen, tijgers en bokken in den natuurlijken staat huns levens bespied; de groote ste den hebben wij bezocht, de mondaine hotels in de mondaine badplaatsen; groo te -bouwwerken, parken, standbeelden en straten; boerderijen, fabrieken, bos schen en bergen kortom geheel de Unie van Zuid-Afrika hebben wij, in en kele uren tijds doorkruist en diep en in nig bewonderd om haar schoonheid, haar breedheid, haar rijkdom De gezant van de Unie, zijne excellen tie dr. Broekhuyzen heeft zijn gasten in het voor onze ooren zoo gemoedelijke Zuid-Afrikaansch toegesproken. Hij heeft ons, de journalisten, gevraagd of wij on zen lezers wilden zeggen hoe schoon zijn land wel is en of wij hen, namens Zuid- Afrika, wilden mededeelen dat zij er van harte welkom zijn. „Wanneer de Hollan der van Riebeek niet zulk een lust tot reizen had gehad" zoo zeide de gezant ongeveer, „dan ware Zuid-Afrika wel licht niet d i t Zuid-Afrika, dit lachen de land en zegt gij nu aan de lezers van uw courant dat Zuid-Afrika hoopt dat vele van hen Van Riebeek's voorbeeld zullen navolgen". Wij voldoen gaarne aan dit verzoek. Met eigen oogen hebben wij gisteren, in de Haagsche Veenestraat, die grauw van regen was, het zonnige Zuid-Afrika aan schouwd en de lust is in ons ontwaakt het ook met onze lijflijke voeten te be treden Helaas een journalist is een journalist en een reisje naar Zuid-Afrika.. tja., dat is 'n reisje naar Zuid-Afrika Doch wie ka, d o het Wie er toe in staat is ga deze prach tige plek op aarde bezoeken. W ij hebben in ieder geval genoten van wat deze mooie films ons te zien hebben gegeven, films dit zij nog even gezegd die het Zuid-Afrikaansch Ge zantschap in Den Haag, gaarne gratis ter vertooning wil afstaan, hetgeen dunkt ons een buitenkansje is voor Volks universiteit en andere dergelijke ver- eenigingen en organisaties in onze stad. Abonnementen en Advertentiën vooi dit blad worden aangenomen door den Agent P. LIEVENSE. (Ingez. Med.), kende zich Silverdale Grange, met zijn bijgebouwen, korenschuren en stallen, aan de achterzijde beveiligd door een groot wilgenbosch, als een donker ge bouwen-complex tegen de donker groen blauwe strakke winterlucht af. De rij verlichte benedenramen wierpen hun rossig schijnsel gastvrij over het be sneeuwde veld en de honden blaften rumoerig, maar het volgende oogenblik toen de kolonel zijn span voor het hek inhield, ging hun geblaf in een vreug- degehuil over; een paar schaduwige figu ren, vormeloos door 't bont, wuifden de inzittenden van de slee een welkom toe en een van hen kwam met zijn muts in zijn hand een handelwijze, waar mede hij bij deze temperatuur 't verlies van een van zijn ooren riskeerde naar de slede toe om miss Barrington bij het uitstappen behulpzaam te zijn en haar de houten veranda-trap op te helpen. Zonder deze hulp had ze het niet kun nen stellen; haar ledematen waren zoo verkleumd, dat ze haar bijna den dienst weigerden; een paar oogenblikken, toen ze opeens van de felle koude in de behagelijke warmte van de grooie hall, huiselijk en gezellig door zijn don kere betimmering, kwam, stond ze te snakken naar adem. Haar huid tintel de, toen het verkilde bloed weer toe stroomde en met een weeë gewaarwor ding, een gevoel alsof ze flauw ging val len, zocht ze bescherming in de armen van een kleine vrouw met zilverwit haar, die zich naar haar toeboog en haar zachtjes kuste. Toen werd de deur achter haar in het slot getrokken en was ze thuis op de groote houten Sil- verdalesche boerderij, welke ver van alle beschaving, slechts omringd door een kleine groep woonsteden van men schen, verwant door ras en gewoonten, op een eenzame vlakte van de wit-be- sneeuwde prairie stond. HOOFDSTUK. Prinses van de prairie. Het was al laat buiten lag de prairie in vorst verstard en blank onder een flonkerenden sterrenhemel toen Maud Barrington, die geruimen tijd door de dubbele ramen naar buiten had staan kijken, zich omwendde, de gordijnen dichttrok en naar den haard terugging, waar ze op haar gewone plaats, de flu- weelen pouf naast het werktafeltje van haar tante, ging zitten. Ze had heur haar losgemaakt, glanzend in het zachte schijn, sel van de lamp met groote kap hing 't haar in een dikke vlecht tot beneden haar middel en met een gebaar van lichamelijk welbehagen strekte ze haar handen naar 't vuur uit. Tusschen de fijne, grijs-witte asch gloeide nog een langzaam verkolend berkenblok, maar feitelijk was de haard er alleen om der gezelligheidswille. Geen open vuur zou een koude van veertig graden onder nul hebben kunnen bezweren; daartoe was de hulp van de groote vulkachel, in den hoek noodig. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5