DE VREEMDELING VAN
SILVERDALE
KRONIEK van den DAC.
BINNENLAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 30 AUGUSTUS 1934. N». 204.
VAN STROOMENDE REGEN IN
STRALENDE ZON.
WESTKAPELLE.
.je Paradijs-
gres 1015
largril 2—
peren 5 ct.,
ulius 611
'eren 3 ct.,
Maagde-
510 ct.,
trgriet de
ftien 9—12
I ransp. de
f-, Tafelap-
kt., II 3—5
pllow 34
=k Lebel 3
ct., Prin-
|zoet 36
ft-, II 2—5
|Kandijzoet
Jx oomona
londermark
1 Bloemzoet
loriingslcincl
jamersche
ct., Radijs
|vie 1.20
ikool 4.90
|ten 50 ct.,
ct., Snij-
I ct.. Dubb,
fOT
een
test
ien
Hl,
ce!
1BW1IER
Eieren-
liere prijs
3%, Poel-
4.
forst, var-
len rolla-
Kromme
raag", om-
aaal 8 ct.
Superbe
Junior 40
125 ct. p,
winkelier.
tche le-
rst, Var-
\te lever.
Slagerij,
EN voor
kistje v.
of krul,
aijpen in
v. Holt-
lldelburg.
4
««■CRU
XE. A.s,
n. Belg.
ankenb.,
Dinsdag
n Mastb.
delburg.
'elikaan
Jijmegen
l.s. Zon-
3.50 p.p.
den Hr
M'burg.
Rassen-waan Rosenberg
over het Duitsche anti-semi-
tisme De Nederlander zegt:
gelijk recht voor allen!
Er is weinig, dat verwerpelijker ge
acht moet worden, dan de hoovaardij
van den mensch op zijn ras. Dit is, in
welken vorm en onder welke omstan
digheden ook, te beschouwen als een
soort infantiele egocentriciteit, waarbij
het begrip ego in hoofdzakelijk mate-
rialistischen zin, wordt uitgebreid tot
het ras als continuïteit van fok-zuivere
voortplanting gezien.
Men versta ons wel: trots op voort
durend overgeërfde geestelijke eigen
schappen kunnen wij verstaan. Maar
deze trots kan, uit haar aard, uitslui
tend positief, niet negatief-agressief
zijn. En zij voert tegenover anderen tot
bescheidenheid eerder dan tot onbe
schaamdheid.
In Duitschland openbaart zich tegen
woordig zulk een zedelijk scherp te ver-
oordeelen vorm van agressief-onbe-
schaamde rassenverheerlijking (van
zichzelf) en rassenhaat (van anderen,
eigenlijk alleen: van de Joden).
Alfred Rosenberg, een der groQte
theoretici van het Derde Rijk, heeft de
zer dagen een vertegenwoordiger van
een Amerikaansch persagentschap een
interview toegestaan, Daarin kwam ook
het Jodenvraagstuk ter sprake, en Ro
senberg zeide toen: „Wij gelooven, dat,
evenmin als de Neger in staat zal zijn
de Eur.opeesche cultuur in haar wezen
te verstaan, de uit Syrië stammende
Jood dit kan'1*....
De „Jüdische Rundschau", het blad
der Duitsche Zionisten, beantwoordt
dat interview aldus, dat de positie
der Joden zeer bijzonder is, en dat er
talrijke bewijzen van Joodsche geleer
den op alle gebieden bestaan, en dat
daarbij niet kan worden bestreden, dat
zij aan wetenschap en cultuur groote
diensten hebben bewezen. ïn tallooze
gevallen aldus de „J. R." hebben
wij de ondervinding opgedaan, dat de
prestatie van belangrijke Joden werö
toegerekend aan het volk, waarmede
de Jood cultureel samen leefde en niet
aan de Joden als zoodanig; daarentegen
heeft men misdaden, die de een of an
dere Jood beging steeds den Joden ten
laste gelegd. Uit talrijke uitingen uit de
overige wereld kunnen wij afleiden, dat
tenminste in de oogen van andere
volken het aanzien van het Duitsche
volk op geen enkele wijze door hetgeen
Duitsche Joden wetenschappelijk en
cultureel hebben gepresteerd, vermin
derd zou zijn.
Of de „uit Syrië stammende" Jood
aldus vervolgt het blad de Europee-
sche cultuur begrijpen kan of niet, wil
len wij Joden niet beslissen, daar wij in
dezen strijd partij zijn en derhalve geen
rechter kunnen wezen. Wie echter het
ontstaan van het begrip „Europeesche
cultuur" doordenkt, zou tot het resul
taat kunnen komen, dat dit zonder be
paalde „Joodsche" (d w.z. uit de Jood
sche gedachtenwereld afkomstige) ele
menten niet mogelijk zou zijn. En vele
historici zijn van meening, dat in het
geboorteuur van hetgeen men „Euro-
sche cultuur" noemt, in de Renaissance,
het aandeel der Arabieren en Joden
niet gering was.
Wij Joden vragen om evenals an
dere volken te worden beoordeeld
naar onze beste elementen en niet naar
die, welke in een zeker opzicht onvol
doende of minderwaardig zijn."
In verband met de huidige situatie der
door H. BINDLOSS.
20).
LMEER
warden,
js met
£rtn. bij
Midd.
iorssele.
„Alle Courthorne's hebben zonder één
uitzondering aantrekkingskracht voor
vrouwen en eveneens zonder één uitzon
dering hebben ze nooit geaarzeld om van
die macht te profiteeren. Dat is in hoofd
zaak de reden, waarom er zooveel van
de menschen, die met hen in aanraking
kwamen, ongelukkig geworden zijn- En
verder dit: het is nu eenmaal een feit,
dat vrouwen over "t algemeen meer
voelen voor een berouwhebbenden zon
daar het te bereiken doel moet na
tuurlijk de moeite van berouw-hebben
waard zijn dan voor een eerlijk man
die niets op zijn kerfstok heeft. En 't
is heusch niet altijd alleen medelijden,
dat hen drijft. Er zijn er heel wat, die "n
echten boef, mits hij een aureool van
durf heeft, buitengewoon interessant
vinden."
Miss Barrington moest tegen wil en
dank eens lachen, maar toen keek ze
den man naast haar eerlijk in de oogen.
„Volgens u bestaat er dus geen berouw,
en daaruit volgende bekeering
„Wel", antwoordde de Colonel droog
jes, „als geloovig man zou ik eigenlijk
ja moeten zeggen; maar als ik eerlijk
moet zijn.... er zou heel wat moeten
gebeuren voordat -ik overtuigd ben, dat
een valsche speler, veedief en whisky
smokkelaar, die den ondergang op zijn
Joden in Duitschland merkt de redactie
dan tenslotte het volgende op:
„Wanneer in een bepaalde situatie het
Duitsche volk ons uit het Duitsche gees
telijk leven wenscht uit te stooten,'om
dat het dit geestelijk leven op nationale
en raciale basis wenscht te vernieuwen,
dan mogen wij Joden ons in ons eigen
bewustzijn, om niet zonder steun te ge
raken, er op bezinnen, dat ook wij een
groot cultureel erfdeel te bewaren en te
vernieuwen hebben, en dat wij hopen
door groote geestelijke daden ook in de
toekomst aan de cultureele verrijking
der wereld bij te dragen".
Dit waardige verweer mag afdoende
heeten. Het op onbewezen en onbewijs
bare, wijl vage en on-wetenschappelijke
gronden gebaseerde Duitsche rassen-
geloof van dezen tijd, zal in zijn feilen
agressief anti-semitischen vorm, niet
kunnen blijven voortbestaan.
Practisch zijn de toestanden voor zeer
vele Joden in Duitschland niet meer
merkbaar anders of slechter dan vroe
ger dat is ons van nabij bekend.
Maar dat is de hoofdzaak toch niet-
Het Ghetto als vestiging der uit de
gewone gemeenschap der burgers ge-
bannenen, is niet alleen uit den moder
nen staat verdwenen en mag er nimmer
terugkeeren ook een geestelijk Ghet-
to-teeken mag den Joodschen medebur
gers van een staat niet op het voor
hoofd gedrukt worden
Elke staat heeft het recht zijn richt
lijnen voor het leven der burgers al
ler burgers te stellen. Deze mogen
zoo streng zijn als dien staal voorkomt
nuttig te zijn. Er mogen zelfs in een spe
ciaal tijdvak zeker wel extra zware
straffen gesteld 'worden op dat soort
misdrijven, waarvan de anti-semieten
meer in het bijzonder de Joden te
recht of ten onrechte plegen te be
tichten. Maar dat alles houdt niet in
het recht voor de Joden anders te doen
zijn dan voor de niet-Joden.
Daar ligt de fout van het anti-semi-
tisme in al zijn armzalige naaktheic
bloot: het héét tegen daden, zoo men
wil mis-daden, gericht te zijn, doch in
werkelijkheid is het uitsluitend tegen
menschen gericht hoe die ook
mogen zijn.
Daartegenover stellen wij den onver-
biddelijken eisch der rechtvaardigheid
rechtsgelijkheid voor allen!
teerd. Het percentage waarvan de in
voer zal zijn toegestaan is bepaald op
80 van het gemiddeld gewicht, het
welk gedurende het tijdvak van 16 Aug
tot en met 30 Nov. in de jaren 1931 en
1932 is ingevoerd.
Voorts zal de contingenteering van
den invoer van lucifers ongewijzigd voor
een tijdvak van 9 maanden, ingaande 1
Sept. a.s, worden verlengd. Onder deze
contingenteering zullen ook de lucifers
houtjes zijn inbegrepen.
Tenslotte wordt met ingang van 1
Sept. de contingenteering van den i
voer van rijwiel buiten- en binnenban
den voor den tijd van 1 jaar verlengd.
DR. VAN DER LEEUW f
Inboorlingen hebben medegedeeld, dat
zij in de bosschen van de berghellingen
van Zuid Tangahayka, bij Mpika in
Noord Rhodesia het puin van een vlieg
tuig hebben gevonden. Dit toestel was
dat van dr. J, J. van der Leeuw, wiens
lijk verkoold in het puin werd aange
troffen.
DE DEFECTE DIESELTREINEN.
Het onderzoek van de defecte Diesel
treinen is op de Centrale Werkplaats te
Haarlem en bij „Werkspoor" thans aan
gevangen,
Iri Haarlem zijn 12 treinen, terwijl er
nog maar zes dubbelstellen momenteel
in dienst zijn. Er zijn te Haarlem uit
Friedrichshafen 11 monteurs aangeko
men om assistentie bij het onderzoek te
verleenen, omdat het personeel te Haar
lem nog niet over de noodige ervaring
bij Dieseltreinen beschikt.
Wat de fouten betreft, zijn het, naar
de Msb, verneemt, vooral- de motoren,
welke falen. De electrische generatoren
van Heemaf voldoen goed.
Wat de oorzaak van de defecten is,
valt nu nog niet te zeggen. Men is druk
met het onderzoek bezig,
CONTINGENTEERING VAN WOLLEN
EN HALFWOLLEN DEKENS.
De Staatscourant van gisteravond be
vat een K. B. waarbij met ingang
van 1 Sept. a.s. de invoer van wollen en
half wollen dekens wordt gecontingen-
geweten heeft van eiken man of vrouw,
die hem vertrouwd heeft, zichzelf tot 'n
eerlijk man zou kunnen bekeeren, en
dan weer 't recht zou hebben om van
mannen met een ongeschonden naam 'n
behandeling als huns gelijke te eischen.
Want er zijn nog mannen die op hun
naam prijsstellen, kind, dat kun je van
me aannemen."
Barrington had heftig gesproken. In
de stilte, die volgde, keek hij het meisje
naast zich onderzoekend aan; maar zon
der eenige verlegenheid, open en eer
lijk, beantwoordde ze zijn blik. „Ik wil
't graag aannemen", zeide ze warm, „te
meer, daar ik aan één van hen zooveel
te danken heb."
Dit antwoord klonk als een compli
mentje maar inderdaad was het niets
dan de waarheid. Want ofschoon kolo
nel Barrington bijwijlen van een starre
koppigheid en heerschzucht zijn kon,
waren de woorden welke hij zooeven
gezegd had, wel 't allereerste op hem
zelf van toepassing. Hij was iemand die
nooit zijn woord gebroken had en hij
zou in heel wat gunstiger financieele
omstandigheden verkeerd hebben, als
hij zich wat minder straf aan zijn prin
cipes gehouden had. In zijn hart was hij
door en door conservatief, hetgeen in
zijn houding ten opzichte van alles wat
niets met de politiek te maken had, dui
delijk uitkwam; nadat een ondankbare
Regeering hem echter de beleediging
van hem met promotie te passeeren
aangedaan had, was hij een vurig kolo
nist en een onverdraagzame sociaal-de
mocraat geworden.
„Och kind, soms denk ik wel eens,
dat ik te critisch en te oud word", zei-
Zuid-Afrika is een heerlijk
land.
(Van een Haagschen
correspondent.)
Gistermorgen kletste een stroomende,
striemende regen over Den Haag toen,
wij ons naar het City-theater spoedden
om gevolg te geven aan de vriendelijke
uitnoodiging van den gezant van de
Unie van Zuid-Afrika om eenige films,
beelden van zijn land, in oogenschouw
te komen nemen.
Nauwelijks hadden wij onze plaatsen
ingenomen zulk een ochtendlijk be
zoek aan een bioscoop is een vreemde
gewaarwording! en waren de lich
ten gedoofd ofde zon ging op voor
onze oogen. De zon over Afrika, over
den Tafelberg, Kaapstad, Pretoria en
het wijde land van de „koppies". Bui
ten in Den Haag stroomde de regen uit
een volle, vaal-grijze lucht, terwijl wij
in kano, trein en vliegtuig in het volle
gloriënde licht van een verrukkelijk
klimaat zwerftochten maakten door een
heerlijk land.
Ge beseft het dagelijksche wonder
van de film eerst goed, wanneer ge,
breed en stil gezeten in een mollige bi
oscoop-fauteuil, voortgeschoven wordt
door verre landen en u op het strand
waant van een dier vele in zonlicht ba
dende badplaatsen aan verre kusten.
Ge gevoelt dat „afstand" in deze we
reld 'n verouderd en overwonnen begrip
is, wanneer ge op een al-echt herfstig
morgenuur in een stad in Nederland, per
kabelbaan de hoogte in wordt getrok
ken tot ver boven de wolken, om, bo
ven aangeland u te verlustigen in een
aanblik van Kaapstad diep beneden u,
die zéér indrukwekkend is.
Twee uur lang, doch allerminst twee
lange uren, heeft een keur van films, le
vende en levendige illustratie van onge
kende schoonheid van een ver land,
zich voor onze oogen ontrold.
De pracht, de indrukwekkende, stil-
makende majestueusheid der Victoria-
watervallen, is ons van vele kanten en
op vele wijzen getoond. Wij hebben met
den film-operateur den bergweg afgeloo-
pen totdat wolken van „rook" opstij
gend uit een dal, onze nieuwsgierige
aandacht trokken. Doch dichterbij geko
men bemerken wij onze vergissing, want
wat wij uit de verte voor rook aanzagen,
de hij met een zucht, terwijl zijn gezicht
zich dien dag voor den tweeden keer
in plotselinge bezorgdheid verstrakte.
„Ik gaf er wat voor, als ik op het oogen-
blik een beter zakenman was."
Beiden zwegen ze. Maud Barrington
keek naar den Westelijken hemel met
zijn weelde van roode en oranje tinten,
welke echter, nu de zon ondergegaan
was, snel begonnen te dooven. Toen
kwamen te sterren, als citroengele licht
puntjes twinkelend door 't grauw van
de snelvallende schemering ongeloof
lijk eenzaam en koud werd de onmete
lijke vlakte om haar heen nu. 't Was of
deze gewaarwording nog versterkt
werd door de doffe hoefslagen en 't
voortdurend kraken onder de glij-ijzers
van de slee; er was zelfs iets beklem
mends in de harde schittering, waarme
de de sneeuw den glans van den hemel
terugkaatste. Toen, opeens, klonk het
naargeestige langgerekte gehuil van een
jakhals over de vlakte; rillend dook
iet meisje in haar bonten riesdeken weg.
„Veertig graden onder nul", zeide de
t meisje in haar bonten reisdeken weg.
colonel, „en waarschijnlijk wordt 't nog
meer. Een verschil met de koude in
Montreal, wat! Gelukkig kun je van den
top van den volgenden heuvelrug de
"ichten van Silverdale al zien."
Ofschoon die voorspelling door de
cristallen klaarte van den dampkring
lewaarheid werd, hadden ze nog een
uur noodig om de nederzetting te be
reiken. Maud Barrington was verkleumd
van kou toen ze eindelijk het eerste
ilokhuis voorbijgleden. Nu duurde het
nog slechts enkele minuten, en daar tee-
bleek een dichte regen van waterdrup
pels te zijn, stijgend op de luchtstroomin-
gen boven de immeuze „Victoria-Falls".
In het donderde, eeuwige, eindelooze
geraas van deze reusachtige watermas
sa's hebben wii stil en zwijgend bij zulk
een schoonheid, diej onder den indruk
vertoefd en uit alle gezichtshoeken van
het scherp-ziende camera-oog hebben
wij genoten van het schouwspel der on
doorgrondelijke natuurkrachten. De
Victoria-water vallen zijn de grootste ter
wereld- Zij storten neer van een hoogte
van 400 voet en hebben een breedte van
één en een kwart mijl. Men heeft bere
kend dat ongeveer 48.000.000 liter water
per minuut naar beneden storten. Genie
tend van dit geweldige schouwspel be
seffen wij eerst recht, dat geen pen in
staat is de schoonheid te beschrijven van
dezen waterval, die twee maal 200 breed
en twee-en-een-half maal zoo hoog is als
de Niagara, die in grootte op haar volgt.
De schatten der aarde*
Wij hebben ook de goudvelden be
zocht en de diamantmijnen en met be
langstelling het proces gevolgd dat de
rijkste rijkdommen der aarde producti-
veert- In 1868 is het eerste goud op de
Witwatersrand ontdekt. Van dien tijd af
dateert Johannesburg (waarheen de film
ons óók voerde) een mooie stad, die
hard op weg is om de grootste stad van
het Zuidelijke halfrond te worden. In de
ze betrekkelijk korten tijd van nog geen
halve eeuw, werd reeds voor meer dan
1.200.000.000 pond sterling aan goud uit
deze mijnen genaaid en de meest weten
schappelijk ingerichte en grootste mijn
industrie ter wereld is dan ontstaan.
In 1867 heeft een kind in het Noorden
van de Kaapprovincie met een glinste-
renden 'steen gespeeld- Die steen was
een diamant en op die plek is Kimberley
ontstaat, het grootste diamantcentrum
van de wereld. Tot 1932 heeft Zuid-
Afrika diamanten geproduceerd tot
een gemeenschappelijke waarde van
313.536.490 pond sterling.
In nauwelijks zeventig jaar tot 1932
heeft de totale waarde van mineralen,
gedolven uit Zuid-Afrika's bodem het
geweldige totaal bereikt van,één
biljoen, zes honderd vier en veeriig mil
joen, achthonderd een en veertig duizend
zes honderd twee en zestig pond!
„Terug naar de natuur".
Doch keeren wij van de zaken der ma
terie terug naar de film en dus tot de
natuur en naar haar „stoffeering", den
mensch. Hoewel een -groot gedeelte der
inboorlingen door de aanraking met den
blanke zijn oude gewoonten vaarwel
heeft gezegd (de film toonde ons grotes
ke specimina van Kaffers in smoking,
met monocle en hagelwitte slobkousen)
zijn er evenwel in tallooze gedeelten der
Unie nog „naturellen" die in hun oude
verhoudingen leven en gelukkig zijn, zoo
als de film ons duidelijk toonde in hare
zeker niet minst interessante gedeelten.
Daar zagen wij de rhythmische vreugde
dansen der inboorlingen op de sterk-af-
ge beten syncopen hunner eigen-landsche
muziek. Dansen en muziek leken óns van
1934 zeker niet zoo „kafferachtig" en
„Zoeloesch" als zij ongetwijfeld onzen
voorouders zullen hebben toegeschenen!
Wij hebben vertoefd in de geweldige
natuur-reservaten van dit land (dat 37
maal zoo groot is als Nederland) en heb
ben allerlei dieren: struisvogels, apen,
tijgers en bokken in den natuurlijken
staat huns levens bespied; de groote ste
den hebben wij bezocht, de mondaine
hotels in de mondaine badplaatsen; groo
te -bouwwerken, parken, standbeelden
en straten; boerderijen, fabrieken, bos
schen en bergen kortom geheel de
Unie van Zuid-Afrika hebben wij, in en
kele uren tijds doorkruist en diep en in
nig bewonderd om haar schoonheid, haar
breedheid, haar rijkdom
De gezant van de Unie, zijne excellen
tie dr. Broekhuyzen heeft zijn gasten in
het voor onze ooren zoo gemoedelijke
Zuid-Afrikaansch toegesproken. Hij heeft
ons, de journalisten, gevraagd of wij on
zen lezers wilden zeggen hoe schoon zijn
land wel is en of wij hen, namens Zuid-
Afrika, wilden mededeelen dat zij er van
harte welkom zijn. „Wanneer de Hollan
der van Riebeek niet zulk een lust tot
reizen had gehad" zoo zeide de gezant
ongeveer, „dan ware Zuid-Afrika wel
licht niet d i t Zuid-Afrika, dit lachen
de land en zegt gij nu aan de lezers van
uw courant dat Zuid-Afrika hoopt dat
vele van hen Van Riebeek's voorbeeld
zullen navolgen".
Wij voldoen gaarne aan dit verzoek.
Met eigen oogen hebben wij gisteren, in
de Haagsche Veenestraat, die grauw van
regen was, het zonnige Zuid-Afrika aan
schouwd en de lust is in ons ontwaakt
het ook met onze lijflijke voeten te be
treden
Helaas een journalist is een journalist
en een reisje naar Zuid-Afrika.. tja.,
dat is 'n reisje naar Zuid-Afrika
Doch wie ka, d o het
Wie er toe in staat is ga deze prach
tige plek op aarde bezoeken.
W ij hebben in ieder geval genoten
van wat deze mooie films ons te zien
hebben gegeven, films dit zij nog even
gezegd die het Zuid-Afrikaansch Ge
zantschap in Den Haag, gaarne gratis ter
vertooning wil afstaan, hetgeen dunkt
ons een buitenkansje is voor Volks
universiteit en andere dergelijke ver-
eenigingen en organisaties in onze stad.
Abonnementen en Advertentiën vooi
dit blad worden aangenomen door
den Agent P. LIEVENSE.
(Ingez. Med.),
kende zich Silverdale Grange, met zijn
bijgebouwen, korenschuren en stallen,
aan de achterzijde beveiligd door een
groot wilgenbosch, als een donker ge
bouwen-complex tegen de donker groen
blauwe strakke winterlucht af. De rij
verlichte benedenramen wierpen hun
rossig schijnsel gastvrij over het be
sneeuwde veld en de honden blaften
rumoerig, maar het volgende oogenblik
toen de kolonel zijn span voor het hek
inhield, ging hun geblaf in een vreug-
degehuil over; een paar schaduwige figu
ren, vormeloos door 't bont, wuifden de
inzittenden van de slee een welkom
toe en een van hen kwam met zijn muts
in zijn hand een handelwijze, waar
mede hij bij deze temperatuur 't verlies
van een van zijn ooren riskeerde
naar de slede toe om miss Barrington
bij het uitstappen behulpzaam te zijn
en haar de houten veranda-trap op te
helpen.
Zonder deze hulp had ze het niet kun
nen stellen; haar ledematen waren zoo
verkleumd, dat ze haar bijna den dienst
weigerden; een paar oogenblikken,
toen ze opeens van de felle koude in
de behagelijke warmte van de grooie
hall, huiselijk en gezellig door zijn don
kere betimmering, kwam, stond ze te
snakken naar adem. Haar huid tintel
de, toen het verkilde bloed weer toe
stroomde en met een weeë gewaarwor
ding, een gevoel alsof ze flauw ging val
len, zocht ze bescherming in de armen
van een kleine vrouw met zilverwit
haar, die zich naar haar toeboog en
haar zachtjes kuste. Toen werd de deur
achter haar in het slot getrokken en
was ze thuis op de groote houten Sil-
verdalesche boerderij, welke ver van
alle beschaving, slechts omringd door
een kleine groep woonsteden van men
schen, verwant door ras en gewoonten,
op een eenzame vlakte van de wit-be-
sneeuwde prairie stond.
HOOFDSTUK.
Prinses van de prairie.
Het was al laat buiten lag de prairie
in vorst verstard en blank onder een
flonkerenden sterrenhemel toen Maud
Barrington, die geruimen tijd door de
dubbele ramen naar buiten had staan
kijken, zich omwendde, de gordijnen
dichttrok en naar den haard terugging,
waar ze op haar gewone plaats, de flu-
weelen pouf naast het werktafeltje van
haar tante, ging zitten. Ze had heur haar
losgemaakt, glanzend in het zachte schijn,
sel van de lamp met groote kap hing 't
haar in een dikke vlecht tot beneden
haar middel en met een gebaar van
lichamelijk welbehagen strekte ze haar
handen naar 't vuur uit. Tusschen de
fijne, grijs-witte asch gloeide nog een
langzaam verkolend berkenblok, maar
feitelijk was de haard er alleen om der
gezelligheidswille. Geen open vuur zou
een koude van veertig graden onder nul
hebben kunnen bezweren; daartoe was
de hulp van de groote vulkachel, in den
hoek noodig.
(Wordt vervolgd.)