DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. Onder redactie van
RUST.
GRAPHOLOGIE.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
DE GESCHIEDENIS VAN
TWEE WANDELSTOKJES.
15 Z bA W
a 3 CÖ •»-<2s. J-4 o
^^}13 ft fi S "OU
a:F-S S '3 "5 s s o
NT) E ?T3 h 'Mt< OJ
zichtigd. Dan werd teruggereden
over Zoutelande, Biggekerke en
Koudekerke naar Middelburg. Op
elk dorp was er 'n feestcommissie
en een eerewacht te paard.
Des avonds werd aan Hare Ma
jesteiten aangeboden het hulde
blijk van Middelburg's ingezetenen
zijnde een schilderij, het stadhuis te
Middelburg van J. C. K. Klinken
berg.
Op Donderdag 23 Aug. werd
Vlissingen bezocht. Op de stoom
boot „Nederland" van de maat
schappij Zeeland werd een tocht
gemaakt op de Schelde. Des mid
dags werd het standbeeld van De
Ruyter heronthuld. In 1841 was het
geplaatst aan het begin van den
Nieuwendijk. Nu kreeg het een be
tere plaats n.l. op den Boulevard.
Het huldeblijk van de ingezetenen
van Vlissingen was een zilveren
miniatuurstandbeeld van De Ruy
ter. Evenals Middelburg was ook
Vlissingen in feestdosch. Jammer
dat het bijna den geheelen dag re
gende.
Op Vrijdag 24 Augustus werd
door de vorstinnen een bezoek ge
bracht aan de voornaamste open
bare gebouwen en gestichten te
Middelburg. Zij vertrokken des Za
terdags naar Soestdijk.
Gedeputeerde Staten van Zee
land hebben naar aanleiding van 't
bezoek der Koninginnen en vol
gens den wensch der eigenaren
van den in 1893 in den Braakman
bedijkten nieuwen polder, dezen
den naam gegeven van Koninginne-
polder.
26 Augustus 1559.
Koning Filips gaat te Vlissingen
scheep naar Spanje om de Neder
landen nimmer weer te zien.
Den 25sten Oct. 1555 had zijn
vader Karei V te Brussel afstand
gedaan als Heer der 17 Nederland-
sche gewesten, welke toen aan Fi
lips werden overgedragen. Daar
de oorlog met Frankrijk nog voort
duurde, kon Filips, die in Spanje
was geboren en opgevoed, niet da
delijk terug naar zijn vaderland.
Op 3 April 1559 werd de vrede ge
sloten. Nadat Filips het bestuur
der Nederlanden had geregeld,
vertrok hij met een vloot van 90
schepen onder bevel van den ad
miraal Hoorne van uit Vlissingen.
Zijn zuster, de landvoogdes Mar-
garetha, Prins Willem van Oranje
én andere voorname edelen deden
hem uitgeleide. Door zwaren
storm beloopen, vergingen ver
scheidene schepen. Den 8sten Sep
tember kwam Filips behouden in
Spanje aan. Als dankoffer na wel
volbrachte reis liet.hij een aantal
Hervormde christenen ter dood
brengen.
26 Augustus 1598.
Prins Maurits als Heer van Vlis
singen gehuldigd. Daar de oudste
zoon van Willem van Oranje, Fi
lips Willem, in Spanje door den
koning werd gevangen gehouden,
gaf de verdeeling der bezittingen
van Willem van Oranje na zijn
dood (10 Juli 1584) vele moeilijk
heden.
Eindelijk was men overeengeko
men, dat Prins Maurits Heer van
Veere en Vlissingen zou worden.
In eerstgenoemde stad werd hij
op 20 November 1588 als zoodanig
gehuldigd. Te Vlissingen geschied
de het eerst 10 jaar later. De oor
zaak hiervan is, dat de vroedschap
der stad en Prins Maurits het over
een zaak niet eens konden wor
den. Vlissingen meende namelijk
dat volgens de verkoopvoorwaar
den, waarop Willem van Oranje in
1581 Vlissingen kocht, de prins
verplicht was tot het onderhoud
der zeewerken. Later kwamen de
partijen tot elkaar en kon einde
lijk de inhuldiging geschieden.
Prins Maurits heeft veel voor
Vlissingen gedaan, n.l. de havens
uitgebreid en de stad in beteren
staat van verdediging gebracht.
27 Augustus 1583.
De laatste troepen van Anjou
vertrekken van Biervliet.
Na de afzwering van Filips in
1581 werd de hertog van Anjou,
een broeder van den Franschen
koning, als Vorst en Heer der Ne
derlanden gekozen, behalve in
Holland en Zeeland, waar men zich
liever onder de rechtstreeksche
regeering van Willem van Oranje
stelde dan onder een Roomschen
vorst. Anjou, die meer onafhanke
lijk wilde regeeren dan 'n dienaar
der Staten te zijn, veroverde in
Zuid-Nederland eenige steden. Zijn
aanslag op Antwerpen mislukte
(Fransche Furie). Daar hij zich
niet staande kon houden trok hij
naar Biervliet, dat als liggende
op een eiland gemakkelijk te ver
dedigen was. Ten laatste trok hij
met zijn troepen ook hier vandaan.
Eerst ging hij naar Duinkerken, la
ter terug naar Frankrijk. De onder
handelingen werden nog met hem
voortgezet. Hij overleed juist een
maand voor Willem van Oranje n.l.
op 10 Juni 1584.
27 Augustus 1811.
Napoleon vaardigt het besluit
uit, dat de poorten van Middel
burg moeten worden afgebroken,
Als mogelijke oorzaak van dit be
sluit wordt genoemd de boosheid
van Napoleon op Middelburg, om
dat deze stad zich zonder slag of
stoot op den 31sten Juli 1809 aan
de Engelschen heeft overgegeven,
nadat deze den vorigen dag bij
Vrouwenpolder waren geland.
De stad moest ontmanteld wor
den, de grachten gedempt en de
poorten afgebroken. Men was
reeds aan het laatste begonnen,
toen na correspondentie met Pa
rijs, het bericht kwam, dat de af
braak kon gestaakt worden.
In 1866 heeft Middelburg (jam
mer genoeg) zelf het besluit geno
men de poorten af te breken. Door
't graven van een kanaal naar
Vlissingen kwam de Viissingsche
poort met omgeving toch te verval
len.
Alleen de Koepoort, in 1735 op
nieuw opgebouwd en waardoor
niet zooveel druk verkeer was als
door de andere poorten, mocht
blijven staan.
1 September 1623.
Kerkelijk oproer te Vlissingen.
Vlissingen heeft niet zooveel op
roeren gehad als Goes of Middel-
>urg. Toch kwamen de gemoede
ren in de Scheldestad wel eens in
jeweging. In 1623 ging het om den
persoon van den populairen predi
cant Daniel van Laren, tevoren
predikant te IJzendijke.
Volgens de meening van de
meerderheid van den kerkeraad
was zijn prediking onschriftuurlijk,
dij werd deswege bij de classis
aangeklaagd. Daar ds. Van Laren
niet te overtuigen was, gingen op
1 Sept. 1623 ds. H. Faukelius van
Middelburg en ds. G. Bucerus van
Veere, bekwame theologen, als
afgevaardigden der classis naar
Vlissingen om de gemeente te
overtuigen van de dwaalleer van
ds. Van Laren. Deze had echter
grooten aanhang. De ruiten van 't
rijtuig, waarin de heeren zaten,
werden stuk geworpen. Hulp der
politie moest worden ingeroepen.
De kerkdienst ging toen door. Ds.
Van Laren vreesde terecht voor
afzetting. Hij vroeg een gunstig at
test, 't geen hem werd gegeven, als
hij vertrok. Nog 26 jaar heeft hij
de gemeente te Arnhem gediend.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)
Uitvlucht.
Chef: „Wat is er van uw verlan
gen, mijnheer Jansen
Employé: „Ja mijnheer, wat zal
ik zeggen, al mijn grootouders en
tantes zijn reeds lang dood en be
graven, maar zou ik toch niet van
middag vrij kunnen krijgen voor
den voetbalwedstrijd
Zijt gij moe van 's levens zorgen
Afgemat, door zwaren strijd
Voelt g' uzelven dor en
[kracht'loos
Is 't dat gij gebogen zijt
Ga dan tot de levensbronne,
Waaruit vloeit steeds alle
[kracht.
Die vermoeiden sterkt ten
[strijde
En hen balsemt, iiefd'rijk, zacht.
Die verdorden, matten, zwakken,
Vriend'lijk mild'lijk, laaft en
[drenkt.
Hen weer jeugd en lust en leven,
Vruchtbaarheid en frischheid
[schenkt.
Die gebogenen weer opricht,
En verjongd doet voorwaarts
[gaan,
Moedig, blijde, fier en krachtig
d'Overige levensbaan.
M'burg. H, den Engelsman,
M. G. Een gemoedelijk en
betrouwbaar man die nog al met
zich zelf is ingenomen en wat men
in den volksmond noemt ietwat
„dik" doet vooral bij zijn eerste op
treden. Hij bezit een groote dosis
temperament, (ook op het sexuee-
!e gebied), over 't geheel genomen
is hij welwillend, vriendelijk en te
gemoetkomend en zal uiterst zel
den scherpe uitvallen doen, Hij
tracht zijn zin door te zetten, of
schoon hem dat niet altijd lukken
zal, omdat hij wel een goed en eer
lijk, maar geen wilskrachtig karak
ter bezit.
Hij is rusteloos, buitengewoon
gevoelig en niet evenwichtig, nu
eens zegeviert het verstand, dan
weer de gemoedsaandoeningen.
Een eenigzins zwaarmoedige na
tuur die zich echter opgeruimd en
opgewekt voordoet. Een goed
mensch
Grapholoog.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Ignatius Kolisch trok in 1860 in
hooge mate de aandacht van de
schaakwereld. In dat jaar won hij
den lsten prijs in het jaarlijksch
tournooi van „la Régece" het be
kende schaakcafé te Parijs.
Hij was den man die daarna An-
derssen te Parijs moest bestrijden
en in aanmerking genomen An-
derssen's reputatie was het resul
taat (-J-3,4, 2 remise) een groot
succes voor Kolisch.
Na zijn dood (1889) werd onder
de Weener meesters een tournooi
gespeeld, bekend als het Kolisch-
tournooi, waarvan het prijzen-
fonds 6200.een legaat van
Kolisch was.
Hij onderschatte graag de speel-
kracht van zijn tegenstander en
gaf dan Paard of Toren voor. Hier
onder één van die partijen waarin
hij zonder Ta8 speelde. Deze par
tij is vol van diepe en verrassende
combinaties.
Weener Part ij
gespeeld in 1860 te Parijs.
Wit: MANDALFO, (Triest).
Zwart: KOLISCH (zonder Ta8)
1. e2e4 e7e5
2. Lf 1—c4 Pg8f 6
3. Pbl—c3 c7c6
Dit is voor Zwart echter niet de
sterkste voortzetting.
Pf 6Xe4 bezorgt zwart steeds
gelijk spel.
4. d2d3 b7—b5
5. Lc4b3 a7a5
6. a2a4 b5b4
7. Pc3—a2
Natuurlijk is Pc3e2 beter. Op
22 staat het paard opgesloten.
7d7—d5
8. e4Xd5 c6Xd5
9. Pgl—f3 Pb8—c6
10. Ddl—e2 Lc8—g4
11. 0—0 Lf 8c5
12. Lel—g5 h7h6
13. h2h3
Thans volgt een reeks van
schitterende zetten.
13h6h5!
14. h3XÉ4 h5Xg4
15. Pf3Xe5 Pc6d4
16. De2—el
16.
a b cdefg h
Pf 6e4ü
17. Lg5Xd8
Andere zetten zijn niet beter.
Zie b.v. 17. de4: Dg5: 18. ed5: Dh5;
19. Pgóf, Kd7; 20, Ph8: g3Ü of 17.
De4: Dg5: 18. Pf 3f of Pf 7:f. de4:
19. Pg5: Pe2 mat.
17Pe4g3
18. f 2Xg3 Pd4e2
mat.
J2 CG J3 -O BTI O
n -Ö o -S" 2 -
0.JD.Q <04 3 «O0T3.
'1 BOjsPrtM •MT3 O -M C PT)
Ui 4 a a if b
C/3 O 1_ -C
u W -*-> *OjO
p
'Ctrx
O U
T3
- U,
-+-> J=3 -
w 6) Tv 0)
a «aoTa
Joop en Piet hingen over het
tuinhek en keken de laan af, of ze
Mams ook zagen aankomen. Mams
was met den wagen naar het sta
tion om Tante Dien, die zou ko
men logeeren, af te halen.
„Wie ze het eerst ziet", had
Joop voorgesteld.
Daar de twee broertjes niet op
den weg mochten spelen, hingen
ze zoo ver mogelijk over het tuin
hek heen om de laan af te kunnen
zien. Elke auto, die van rechts den
hoek van de laan omsloeg, kon wel
de hunne zijn. Maar zoo in de ver
te kon je dat niet zoo héél goed
onderscheiden; de laan was don
ker door de blaren van de zware
boomen aan weerszijden. En de
enkele zonnestralen, die er door
heen vielen, flikkerden in de lan
tarens en de voorruit van de aan
vliegende auto's.
„Daar zijn ze", riep Piet.
,,'t Is niet, jö, onze wagen heeft
immers zijn nummer op den neus
en niet onder aan", riep Joop, de
oudste en wijste, en Piet zweeg
maar gauw, want je mocht maar
twee maal fout raden, hadden ze
afgesproken. Paps, dié was knap,
die kende in de verte ieder soort
wagen, dacht Pietje en hij hoopte
het ook nog eens zóó ver te bren
gen.
„Nu zie ik hem toch!" riep Joop.
Maar nu was het Pietje's beurt
om te roepen: „nietes deze heeft
geen doktersteeken, alsHij
had zich te ver voorovergebogen
en om niet te vallen, sloeg hij zijn
armen om Joops nek, die daar niet
van gediend was en zich loswrong.
Maar Piet, die zijn evenwicht nog
niet terug had, wankelde opnieuw,
hield vasten daar tuimelden
ze achterover in het grint. Terwijl
ze nog wat over elkaar heen rol
den en nu de een, dan de ander
boven lag, knarsten er remmen en
meteen gleed nu werkelijk hun
wagen voor.
„Een partijtje aan het vechten,
jongens riep Tante, terwijl ze
het portier openmaakte, uitstapte
en naar ieder van hen een hand
uitstak.
„Nee, Tante zeiden de jon
gens met een kleur, want ze be
dachten, dat Mams gezegd had:
„maken jullie je nu niet vuil 1"
toen ze hun schoone pakken aan
kregen ter eere van Tante Dien,
en nuja, nu zaten ze onder 't
zand en hun handen zagen er uit,
neen maar Toen Mams Tante's
grooten handkoffer uit den wagen
aanreikte, bood Joop aan: „zullen
wij 'm dragen, Tante Want zie
jedaar zat misschien wel iets
in voor hem en Piet, al mocht je er
dan ook niet naar vragen.
Maar toen Tante binnen was en
Paps uit zijn studeerkamer kwam
om haar te begroeten, gingen ze
thee drinken en praten, geen eind
kwam er aan, zoodat de broertjes
maar weer den tuin in draafden
om te spelen. Toen ze later binnen
geroepen werden, zat Tante op
den divan met rechts en links van
zich een kussen.
„Nu mag Piet eens zeggen, of hij
wil hebben, wat hier onder of daar
onder zit," zei Tante, en wees de
ai'ii'in ui li" li infflggMw
kussens om beurten aan. Pietje
zei niets, hij tuurde maar en Joop
ook, of hij soms ontdekken kon, of
er een groot of een klein, een dik
of een dun pakje onder de kus
sens lag. Maar er was geen sikke
pit te ontdekken, „Dat maar", zei
Piet eindelijk en toen haalde Tan
te het kussen weg. Daar lag
een rood gelakt wandelstokje en
onder het andere kussen kwam net
zoo een, maar in het blauw te
voorschijn, voor Joop. Wat een
keurige stokjes met omgebogen
handvat, een metalen hals
bandje en beslagen uiteinde
„Wel, wat een groote zoons
heb ik nu", zei Mams, „die zullen
als groote heeren met een wandel
stok uit wandelen gaan." Nu, dat
gebeurde ook. Toen ze met z'n al
len na het eten een avondwande
ling door het bosch maakten, gin
gen de stokjes mee. Eerst liepen
de jongens er deftig mee, maar
teen gingen ze er stokpaardje op
rijden, tot Joop: „koetsiertje spe
len" zei. Hij haakte om eiken arm
van Piet een stok, hield zelf de
uiteinden vast en zoo stuurde hij
het paard naar rechts, naar links,
't ging wat goed, Je kou van alles
met de stokjes doen, want toen ze
op een bank zaten uit te rusten,
schreef Joop er zijn naam mee op
het boschpad. Piet schreef er let
ters mee, voor zoover hij ze ken
de.
Op den terugtocht begon het al
te schemeren. „Als we nu ver
dwaalden", fluisterde Joop, „heb
ben we geen broodkruimels om
te strooien, zooals Klein Duimpje,
maar we zullen ons spoor in het
zand trekkjn, - <n vinden ze ons
daardoor morgenochtend wel."
„Ja", fluisterde Pietje en hij sleep
te ijverig de punt van zijn stok
door het mos en zand, terwijl hij
dicht achter zijn grooteren broer
bleef en hoopte, dat de groote
menschen nü maar al hun spoor
jouden zien, want in het donker,
een héélen nacht, in het bosch..
dat leek hem maar half leuk
De stokken werden meegeno
men naar de slaapkamer, ze kon
den er niet van scheiden. Toen
Joop nu rechtop in zijn bed stond,-
lichtte Piet met zijn stok Joop
beentje, zoodat die met een plof
op zijn matras viel. „Ik zal je",
riep Joop en toen hij overeind
stond, deed hij een uitval met zijn
stok naar Piet, die zich met zijn
eigen stok verdedigde. Hu, wat
kletsten de stokken op elkaar
„Jongens, neen dat mag niet",
riep Mams „daar komen ongeluk
ken van". Ze keek heel verschrikt
en liet de jongens beloven, dat ze
niet naar elkaar zouden slaan en
wild zijn met de stokken. „Anders
berg ik ze weg, hoor „Hè neen,
Mams „Niet doen, hoor be
delden de broertjes en gingen ge
dwee liggen, terwijl Mams de stok
ken over het voeteneinde hing.
„Nacht „Nach
Den volgenden morgen werden
de jongens vroeg wakker. Zachtjes,
dat Paps en Mams in de kamer er
naast niet wakker zouden wórden,
stapte Joop uit zijn bed en diep
te uit één van zijn vele zakken 'n
touwtje op. Hij bond dal om zijn
stok en ging toen met den stok
buiten bed zitten hengelen. „Als
't Is vliegertijd. De vliegers
Staan hoog, hoog in de lucht.
Het windje waait en blaast er
Heel hard. Het is een klucht
Ze dansen en ze springen
Als wilden z' er vandoor
Maar stevig is ons touwtje,
Zoo mak'lijk gaat 't niet, hoor
de visschen nu maar willen bijten",
zei hij. Piet, die geen touwtje rijk
was, gooide zijn kousen op den
grond en vischte ze met den haak
van zijn stok op. Hij haalde ten
minste wat op Het gevolg was,
dat Mams, toen ze bij haar jongens
op de kamer kwam, zakdoeken,
sokjes en andere kleedingstukken
op den grond zag liggen, terwijl
Joop en Piet voorover op hun bed
den er naar hengelden.
„Neen maar, neen maar brom
de Mams, „een twee drie, alles op
geraapt en voortgemaakt met was-
schen en kleeden Ja, ja, voort
maken ook met het ontbijt, dat de
den ze, en toen den tuin in om
over alle paden rails in het zand
te trekken. Toen er een net van
spoorrails door den tuin liep, puf
ten en vlogen er twee treinen langs
en voor elkaar heen. Het was een
fijn spel, maar warm werden ze er
wel van.
Toen ze aan het uitblazen wa
ren, kreeg Piet een inval. Hij trok
het kleed van de tuintafel over
hoofd en schouders en liep gebukt
als een oud vrouwtje, steunend op
haar stokje. Joop liep om haar
heen te dansen, al roepend: „An
neke Tanneke tooverheks Je
pakt me toch lekker niet Dan
stoof hij weg, als de heks dreigend
met den stok naar hem sloeg.
Steeds dichter kwam Joop bij de
heks, steeds wilder sloeg die om
zich heen.... Vergeten waren de
jongens, wat ze Mams beloofd had-
kwam de beslagen punt van den
Zijn onze mooie vliegers
Te hoog gestegen, dan
Haalt ieder in zijn touwtje,
Daar houden ze niet van.
Nee, vliegertjes, het helpt niet:
Al ruk j' ook nog zoo hard,
Al duikel en al trek je,
Al kijk je leelijk zwart
denen jadaar op eens
stok hard tegen Joops hoofd aan.
Eventjes was het stil, toen zette
Joop een keel op en boos door de
pijn, die zijn hoofd hem deed,
sloeg hij, met zijn eigen stok wild
naar Pietje Door zijn tranen heen
kon hij niet goed mikken, geluk
kig maar En zoo kwam de stok
op het terrasmuurtje terecht, waar
Piet bij stond, krak 1 ging het
en de blauwe stok brak in tweeën!
Toen gilde Joop nog harder. Ook
Pietje, die bloed tusschen Joops
krullen zag doorkomen, huilde van
schrik en narigheid dapper mee.
Even later kwamen Mams en
Tante en de meisjes uit de keuken
aangeloopen, en toen was Joop in
een oogenblik bij Paps in de
spreekkamer gedragen. Gelukkig
was Paps nog niet uitgereden naar
zijn patiënten en niet lang erna
kwam Joop met een verband, te
gen den linkerkant van zijn hoofd
te voorschijn. Hij huilde niet meer
en had zich flink laten helpen, zei
Paps.
,,'t Had niet veel lager moeten
zijn, dan was het oog geraakt", zei
Mams met zoo'n bedroefd gezicht,
dat Pietje naar haar toevloog en
snikte„Ihhik wil n
ooit meer met dien naren stok spe
len, Mams Geef hem maar aan
Joop, want die van hem is stu. .k"!
Toen ging hij naar Joop en vroeg:
„doet het nog erg zeer, Joop
„Hm" antwoordde Joop. En toen
zei hij met een vuurroode kleur:
„jouw stok wil ik niet, want dat
Wij willen je niet missen,
Kom naar beneden vlug
Dan mag j' een ander keertje
Naar boven weer terug