Er leelijk naast
WEER ER WIND.
NUMMER 194.
TWEE BLADEN.
ZATERDAG
18 AUGUSTUS 1934.
EERSTE BLAD.
177e JAARGANG.
De ongeregeldheden bij de Marine in Indië.
Een witboek van de regeering.
Hoog- en Laagwater te Vlissingen.
Hoog-
en Laagwater te Wemeldinge.
t<wttci«su
ELBUbGSCHE courant
Öagblad Voor Middelburg, Goes en agent
schap Vlissingen 2.30, elders f 2.50 per
kwartaal -Week-abonn. in Middelburg en
Goes 18 ct. p. w. Advertentiën 30 ct. per
regel, Ingez. mededeelingen 60 ct. p. r.
By contr. voor beide veel lager; tar. op aanvr.
goisofle coubant£££
Uitgeefster Naamlooze Vennootschap „De Middelburgsche Courant"; Bureaux Lange Sint Pieterstraat te Middelburg.
Telefoon Redactie 269, Administratie 139 Postrekening no. 43255 Kantoor te GOES: Turfkade, telefoon 17.
Aangesloten by het Bureau voor Publiciteitswaarde der Vereeniging de Nederlandsche Dagbladpers.
Familieberichten en dankbetuigingen S—
regels f 2.10, elke r. m. 30 ct. Rubriek
„Kleine Advertentiën", ten hoogste 6 regels*
a 75 ct. by vooruitbetaling Adv. met
„Brieven" of „Bevragen bureau dezer cou
rant" 10 ct. extra Bewijsnommers 5 ceal
Men weet zoo langzamerhand wel, dat
wij ons niet scharen aan den kant van
dat deel der liberale pers, hetwelk zich
uitslooft om op alle, zelfs het kleinste,
fascistische slakjes zout te leggen, en
hetwelk door deze, natuurlijk bona fide
nuttig geachte, slakkenjacht, niet ziet
en nog minder begrijpt, uit welke gees
tesgesteldheid ook in Nederland het fas
cisme met politieke noodwendigheid ge
boren moest worden.
Wij streven er, met behoud van eigen
inzichten en opvattingen, naar, ook het
wezen van de fascistische stroomingen
in Nederland te verstaan en, zoo noo-
dig, het nut daarvan te erkennen. Naar
onze meening staat de algemeen-liberale
gedachte, dus doende, zelfs sterker te
genover het fascisme, dan wanneer zij in
vitten en slakken-zouten haar heil zoekt.
Het weekblad „Volk en Vaderland"
bevat elke week veel belangwekkends
om dezen fascistischen geest te bestu-
deeren: aan de vruchten toch kent men
den boom.
Men kan er het goede.en het kwa
de van deze strooming beide uit distil-
leeren. Het kwade is o.m. dit, dat het
'Nederlandsche Nationaal-socialisme al
evenmin tot objectiviteit in staat blijkt
te zijn, als zijn dichte en verre buren.
Dat is wel gebleken uit de slappe ver
oordeeling al was het dan gelukkig
nog een veroordeeling van den moord
op Dollfuss; dat blijkt in het laatste no.
van dit orgaan weer uit de politieke
prent van de week, die zoo zuiver en
zwaar demagogisch is.... dat de No-
tekraker er trotsch op zou mogen zijn!
De prent laat n.l. de democratie
aan minister Colijn voorstellen, om,
evenals in Duitschland
morgen zal geschieden,
„door middel van een stemminkje te
laten uitmaken" of het Nederlandsche
volk nog van minister Colijn gediend fs!
Op dit voorstel der democratie slaat
onze eerste minister van schrik steil
achterover.
Nu weet men ook wel, dat wij in po-
liticis een heel eind van minister Colijn
af staan. Maar zelfs als liberaal Neder
lander gevoelen wij ons verplicht tegen
deze zotte voorstelling van zaken op te
komen.
Wij achten het doodeenvoudig schan
delijk, dat men twee zulke even domme
als grove volksbedriegerijen hier in
eenen ons volk voorzet. In de eerste
plaats, dat men den schijn durft te wek
ken alsof de poppenkasterij die morgen
in Duitschland zal plaats vinden, ook
maar in de verste verte aan de demo
cratie verwant zou zijn; in de tweede
plaats, dat minister Colijn momenteel,
zelfs bij een waarlijk vrije, dus waarlijk
democratische stemming, niet de meer
derheid des Nederlandschen volks ach
ter zich zou vinden.
Wanneer morgen in Nederland een
stemming zou plaats vinden enkel en al
leen over de vraag1: „Keurt gij, Neder
landsche man of vrouw, goed, dat dr. H
Colijn onze eerste minister is en blijft,
ja of neen
wanneer onze tegenwoordige ministers
niet persoonlijk allen voor de verkie
zingspropaganda op stap zouden gaan;
wanneer de pers volkomen vrij bleef
in hetgeen zij vóór of tegen dr. Colijn
wilde schrijven;
en wanneer er geen drie dagen te
voren^ een politiek testament van een
door heel de natie hooggeachte en bijna
zelfs als legendarisch verheerlijkte per
soon, dat het referendum zeker gunstig
moet beïnvloeden, te publiceeren was;
dan nog zouden wij op de resultaten
van zulk een echte stemming voor den
heer Colijn volkomen gerust zijn.
Natuurlijk zou Colijns meerderheid
niet zoo groot zijn als Hitier morgen
krijgtmaar zij zou daarentegen ook
met waardiger en waardevoller midde
len verkregen zijn.
Als vele Duitsche schapen morgen
blaten, dan kunnen zij toch niets meer
doen dan een oorverdoovend.„ja"
teweeg brengen om een groot Neder-
landsch wijsgeer vrij te citeeren.
„Volk en Vaderland" heeft het altijd
over de „leugenpers". Dat zijn alle an
dere kranten dan het blad zelf. Maar
het moest zelf eens nalaten zijnen lezers
zulke grove leugens voor te zetten.
Het juist verschenen witboek der Ne
derlandsche regeering, geeft een uitvoe
rig verslag van de ongeregeldheden bij
de Koninklijke Marine in Nederlandsch-
Indië in het begin van 1933, welke haar
hoogtepunt bereikten in de muiterij aan
boord van Hr. Ms. „De Zeven Provin
ciën".
Het eerste hoofdstuk behandelt de ge
schiedenis van de salariskorting, welke
de onmiddellijke aanleiding tot die ge
beurtenissen was, het tweede de onge
regeldheden in de vlootbasis Soerabaja.
Daarop volgt het verslag van de mui
terij, terwijl het vierde hoofdstuk een
overzicht geeft van de aan de ongere
geldheden gewijde beraadslagingen in de
beide Kamers der Staten-Generaal.
Hieronder wordt een samenvatting
van den inhoud gegeven.
De onmiddellijke aanleiding
tot de gebeurtenissen.
De genoemde salariskorting maakte
deel uit van de bezuinigingsmaatregelen,
waartoe 't Nederlandsch-Indische Gou
vernement zich als gevolg van de econo
mische crisis gedwongen zag. Bij twee
voorafgaande salarisherzieningen, mid
den 1931 en begin 1932, was gebleken,
dat deze bij het Europeesche marine
personeel groote onrust verwekten, wel
ke o.a. tot uiting kwam in de bladen der
personeelsbonden, waarvan de hoofd
besturen in Nederland zetelden.
Naast het Europeesch personeel dien
de op de vloot in Nederlandsch-Indië
een belangrijk percentage inlandsche
schepelingen, die in het algemeen wei
nig contact hadden met hun Europee
sche collega's, doch in hun personeels
bonden gaarne hun voorbeeld volgden.
Eind 1932 werd de korting op de sa
larissen der Indische landsdienaren van
10 pet. tot 17 pet. opgevoerd. Voor de
toepassing van een overeenkomstige
korting op de bezoldiging van het ma
rine-personeel moest overleg worden
gepleegd met de Nederlandsche regee
ring; dit overleg was vóór het eind van
dat jaar nog niet afgeloopen. Daarom
werd aan 't personeel bekend gemaakt,
dat de bestaande korting voorloopig zou
worden gehandhaafd. Dit werd be
schouwd als een bewijs, dat de regeering
was gezwicht voor den door de perso
neelsbonden uitgeoefenden drang.
Toen op 25 Januari 1933 het bericht
werd gepubliceerd, dat de korting op de
bezoldiging van het Europeesche mari
nepersoneel in Indië werd verhoogd tot
14 pet., steeg de onrust. Toevalligerwijze
was nagenoeg de geheele vloot te Soe
rabaja aanwezig, daar door de viering
van het Inlandsche Nieuwjaar 3 vrije
dagen (27, 28 en 29 Januari) elkaar op
volgden.
Dienstweigering te Soerabaja.
Gedurende deze 3 dagen werden her
haaldelijk vergaderingen en betoogingen
gehouden, waarbij marinepatrouilles en
politie moesten ingrijpen; ten slotte werd
op Zondag 29 Januari het geheele per
soneel aan boord en in de kazernes ge
consigneerd.
Op Maandag 30 Januari had een uit
gebreide collectieve dienstweigering van
Europeesche korporaals en manschap
pen plaats aan boord van een aantal
schepen en bij inrichtingen aan den wal;
de marine-autoriteiten hadden verschil
lende voorzorgsmaatregelen genomen en
zich den steun van eenige compagnieën
landmachtmilitairen verzekerd. De
dienstweigeraars konden, voor zoover
zij volhardden, door eigen personeel
worden gearresteerd.
Bij deze dienstweigering waren slechts
Europeesche korporaals en manschap
pen betrokken; de onderofficieren, die
voor een deel in hun bonden aan de
agitatie vooraf hadden deelgenomen,
onthielden zich geheel van alle onkrijgs-
tuchtelijke gedragingen.
Dienzelfden dag werd bekend ge
maakt, dat de korting op de salarissen
der inlandsche schepelingen op 17 pet.
zou worden gebracht, in overeenstem
ming met de korting voor de overige
inlandsche landsdienaren.
Als gevolg daarvan weigerde een
groot aantal inlandsche schepelingen op
2 Februari 1933 om aan het werk te
gaan. Zij konden zonder daadwerkelijk
verzet worden gearresteerd.
De onlusten waren hiermede bedwon
gen. Het aantal arrestanten bedroeg in
totaal ongeveer 600.
De muiterij op de „Zeven Pro
vinciën".
H. Ms. ,,De Zeven Provinciën" was be
gin Januari 1933 van Soerabaja vertrok
ken voor een reis rond Sumatra. De
stemming aan boord werd door den
Commandant goed geoordeeld, ook na
dat de berichten over de verhoogde sa
lariskorting en de daarop gevolgde
dienstweigering der Europeanen waren
bekend geworden. Naderhand is geble
ken, dat na dit laatste bericht een ge
zamenlijke dienstweigering is beraamd,
welke achterwege is gebleven, omdat
blijkbaar d<e meesten de consequenties
niet aandurfden.
De Commandant ontving op 2 Febru-
arie van den Vlootvoogd een bericht
over de algemeene dienstweigering te
Soerabaja, waarbij hij tevens werd aan
gemaand, om op zijn hoede te zijn. Dien
zelfden avond kwam het schip ter reede
van Oleh-leh, de voorhaven van Koeta-
radja.»(Noordpunt Sumatra).
Den 3en Februari werd er aan boord
slecht gewerkt. De commandant ontving
berichten over de dienstweigering der
inlandsche schepelingen te Soerabaja en
liet daarop de officieren bij zich komen
om hun waakzaamheid te bevelen.
De stemming onder de bemanning,
vooral onder de inlanders, werd onder
den invloed van de persberichten steeds
slechter; bij de inlanders overheerschte
een gevoel van solidariteit met hun ge
vangen genomen kameraden. Dien
avond werd voor het eerst in een kring
van uitsluitend inlanders het plan geop
perd om zich van het schip meester te
maken. Daarvoor werd de avond van
Zaterdag 4 Februari zeer geschikt ge
acht, omdat dan vele officieren en een
groot deel der Europeesche bemanning
aan den wal zouden zijn, waar eenige
feestelijkheden zouden plaats hebben.
Het gemis aan voldoende kennis van
de inlandsche talen bij de officieren en
de Europeanen in het algemeen maakte
het den inlanders gemakkelijk om onge
merkt het geheele plan te ontwikkelen
Eerst later werden eenige Europeanen
daarvan op de hoogte gebracht-
Zaterdagavond 4 F'ebruari waren de
commandant, de eerste officieren, een
groot deel der officieren en vele sche
pelingen aan den wal. Een deel der in
landers, die op de hoogte waren van het
voornemen der muiterij, keerde opzet
telijk vroegtijdig naar boord terug
Daardoor waren overwegend inlanders
aan boord, ongeveer 190 tegenover 75
Europeanen (waaronder 18 officieren en
8 onderofficieren).
Omstreeks 21 h werd de commandant
te Koetaradja door een korporaal, die
over de muiterij had hooren spreken, en
besloten had om daarvan melding te ma
ken, gewaarschuwd, dat de inlandsche
bemanning zich van het schip wilde
meester maken en daarmede naar Soe
rabaja wilde opstoomen Nóch de
commandant, noch de eerste
officieren hechtten geloo f
aan dit bericht. Evenwel zond de
laatste toch een jeugdig offidjer naar
boord om daar te waarschuwen, dat
waakzaamheid moest worden betracht.
Deze kwam daar aan, toen de muiterij
reeds was begonnen.
De muiters hadden zich te 21 h in het
bezit gesteld van een hoeveelheid ge
weermunitie, welke aan dek was gebor
gen- Dit werd ontdekt en gerapporteerd
aan den oudst aanwezigen zeeofficier,
die een onderzoek deed instellen, doch
overigens geen maatregele n
nam.
De muiters schakelden de dekverlich-
ting uit en maakten zich van een aantal
geweren meester, waarbij de daar aan
wezige officieren en onderofficieren
werden teruggedrongen. De officieren
kregen eerst thans last om hun pistolen
te laden, terwijl ook de onderofficieren
werden gewapend
Ook in de machinekamer drongen de
muiters door, waar zij stoomklaar lieten
maken; zij lichtten twee jeugdige offi
cieren, die reeds sliepen, van hun kooi
en en hielden deze gedurende twee uur
gevangen, waarna zij zich weder bij hun
'collega's konden voegen. Door net ge
heele schip werden schildwachten uit
gezet, om de officieren en onderofficie
ren in het achterschip te isoleeren. Ver
der werd de deur naar de voomunitie-
bergplaats geforceerd en daaruit munitie
voor de handvuurwapens en voor het
lichte geschut gehaald; een der kanon
nen werd geladen. Toen het schip stoom
klaar was, werd het anker gelicht en
werden de sloepen geheschen.
Bij de officieren ont
brak alleleiding. De oudste lui
tenant-ter-zee der. Ie klasse was geheel
in de war en verliet ten slotte met een
vlet het schip,, om aan den wal den
commandant te gaan waarschuwen.
Daardoor ging het bevel over op den
oudsten luitenant-ter-zee der 2e klasse.
Individueel werden door enkele offi
cieren pogingen in het werk gesteld om
tot het voorschip en de machinekamer
door te dringen. Op een groep officieren
die zich naar de brug wilde begeven,
werd door een der schildwachten een
schot gelost, waarop zij zich overhaast
terugtrokken.
De radio-officier liet in de radiohut
den vlootvoogd van de muiterij op de
hoogte brengen; hij werd door een der
Europeeche muiters uit het radio-stati
on gedrongen.
Na het ankerlichten bleek den mui-
muiters, dat de stuurbeweging niet in
orde was twee officieren en een onder
officier hadden de stuurmachine, welke
zich onder de door. hen bezette com
partimenten bevond afgezet en het roer
aan boord gedraaid, zoodat het schip
slechts met de machines bestuurd kon
worden.
Op initiatief van een der officieren
had thans een bespreking tusschen de
officieren en enkele leiders der muiters
plaats. De oudste zeeofficier legde zich
voorloopig neer bij het plan om naar
Soerabaja op te stoomen. De officieren
en onderofficieren zouden de achterste
compartimenten blijven bezetten, waar
tegenover de oudste zeeofficier toestond,
dat de stuurbeweging weer in orde werd
gebracht. Het schip verliet daarop nog
in dien nacht de reede en stoomde be
noorden Sumatra naar de Westkust, met
de bedoeling om door Straat Soenda
naar Soerabaja te varen.
Inmiddels had den commandant het
bericht bereikt, dat een politiebeambte
zijn schip de reede had zien verlaten.
Hij begaf zich te Oleh-leh met een aan
tal officieren, onderofficieren en man
schappen aan boord van het gouverne
mentsvaartuig „Aldebaran", dat na
stoomklaar maken de achtervolging van
Hr. Ms. „De Zeven Provinciën" opnam.
Na ontvangst te Batavia van het radio
gram betreffende de muiterij werd aan
het eskader, dat bezuiden Celebes lag,
last gegeven om met spoed op te stoo
men naar Batavia. De totale afstand tot
Oleh-leh bedroeg 2000 zeemijlen, zoo
dat op spoedige, hulp van die zijde niet
viel te rekenen.
In den ochtend van 5 Februari nader
de de „Aldebaran" het muitende schip,
waarop de muiters seinden, dat gescho
ten zou worden. De gezagvoerder van
de „Aldebaran" wilde geen schot op
zijn ongewapend schip riskeeren; dit be
paalde zich verder tot begeleiding op
eenigen afstand.
Op Hr. Ms. „De Zeven Provinciën"
hadden de muiters een geregelden dienst
ingesteld, welke zich aan de normale
routine aanpaste. De Nederlandsche vlag
werd geheschen, bij vlaggenparade wer
den de voorgeschreven eerbewijzen ge
daan.
De leiding was geheel in handen van
de inlandsche muiters met enkele Eu
ropeanen. De meeste Europeesche sche
pelingen hadden in den aanvang met de
muiters samengewerkt, maar weldra
bleek, dat zij tot bezinning kwamen; de
inlanders vertrouwden hen zoo weinig,
dat van Maandagochtend af alleen die
Europeanen, welke als schildwachten
werden uitgezet, gewapend waren; ove
rigens waren de wapens onder bewaking
van inlanders.
Onder de officieren heerschte weinig
eensgezindheid. (Vooral van de jonge
ren waren eenigen van meening, dat zij
zich niet tot lijdelijk afwachten konden
bepalen; de oudste zeeofficier, mede on
der den invloed van enkele der ouderen,
wilde de beschikbare krachten sparen
tot van buiten hulp zou worden gebo
den, en deed alles vermijden, wat den
muiters tot agressief optreden zou kun
nen brengen.
Hij bepaalde zich tot herhaalde be
sprekingen met de leiders der muiterij,
die hij er van trachtte te overtuigen, da:
hun onderneming hopeloos was en dat
zij het beste deden om zoo spoedig mo
gelijk den commandnt weer aan boord
toe te laten. Ten slotte werd hierover
on n 'Februari een stemming gehouden;
slechts een klein deel der inlanders
stemde tegen. De inlandsche leiders wis
ten echter, ook onder bedreiging, te be
werken dat het voorstel werd afgewe
zen; daarna is geen poging meer gedaan
om de muiterij vrijwillig te beëindigen.
De bom-aanval.
Inmiddels was het eskader, dat bij
Zuid-Celebes had gelegen lot straat
Soenda opgestoomd. Het bestond uit Hr,
Middelburg, 18-VIII-'34. Vrijdag: hoog
ste lucht temperatuur 22,2 °C (72 °F);
laagste 16 °C (61 °F). Heden 9 h: 17 °C;
12 h: 20 °C. Geen regen of neerslag.
Hoogste barometerstand te dezer stede,
in het afgeloopen etmaal: 770 mm; laag
ste 769 mm.
Hoogste barometerstand in het Euro
peesche waarnemingsgebied: 767.5 mm
te Scilly; laagste 746.1 mm te Hapa-
randa.
Verwachting tot morgenavond:
Zwakke tot matige, later wellicht toe
nemende W. tot Z. wind, meest half be
wolkt, later toenemende bewolking,
weinig verandering in temperatuur.
Zon op: 5 h 48; onder: 20 h 19. Licht
op: 20 h 49. Maan op: 15 h 34; onder:
22 h 40.
Zondag 19 Aug. Zon op: 5 h 49; onder:
20 h 17. Licht op: 20 h 47. Maan op:
4 h 50; onder: 23 h 29. V.M. 24 Aug.
(Zomertijd.)
Westkapelle is 28 min. en Domburg
23 min. vroeger; Veere is 38 min. later.
(S Springtij.)
Za.
Zo.
Ma.
18
19
20
Augustus.
Hoogwater.
7.05 19.23
8.01 20.29
9.16 21.54
Laagwater
1.21 13.26
2.07 14.26
3.13 15.47
(Zomertijd.)
Za.
Zo.
Ma.
18
19
20
Augustus.
Hoogwater.
8.41 20.55
9.32 21.57
10.48 23.25
Laagwater.
2.17 14.31
3.03 15.28
4.09 16.46
Ms- „Java", „Everlsen", „Piet Hein",
onderzeebooten K VII en K XI en zeven
vliegtuigen- Na een sommatie door de
vliegtuigen zou een waarschuwingsbom
vóór het schip worden geworpen; zoo-
noodig zou hel achtereenvolgens door
een bomaanval en actie met torpedo's
en geschut tot de overgave worden ge
dwongen.
In den ochtend van 10 Februari be
vond Hr Ms. „De Zeven Provinciën"
zich aan den Westelijken ingang van
Straat Soenda. Nadat het eskader ten
opzichte van het schip zijn positie had
ingenomen, werd door het leidende
vliegtuig sommatie afgegeven, waarbij
voor de overgave 10 minuten tijd werd
gelaten.
Op de brug van het muitende schip
bevonden zich nagenoeg alle leiders der
muiterij. Over het algemeen meenden
zij, dat de sommatie slechts een intimi
datie beteekende, en dat niet tot een
ernstigen aanval zou worden overge
gaan. Een dar leiders liet nogmaals het
reeds meermalen uitgezonden telegram
betreffende hun bedoelingen seinen,
waaraan werd toegevoegd: „Ons niet
hinderen".
12 Minuten na het laatste sommatie-
sein werd een bom geworpen, jagersge-
wijs r chtend op een punt 10 m voor den
boeg met de bedoeling om het
schip ter hoogte van de brug
te treffen. Het werpen van
een bom met het doel om te
treffen en niet eerst van e e n
waarschuwingsbom is een ge
volg van een samenloop van
omstandigheden
Te Oosthaven, waar een deel der
vliegtuigen den vorigen dag reeds was
aangekomen, konden twee vliegtuigen
niet starten. Het van elders komende
vliegtuig van den leider moest onder
weg een noodlanding doen. Hierdoor
ging de leiding over op den officier, ge
zeten in het eenig overblijvende Dor-
niervliegtuig van de voor de actie aan
gewezen groep. Deze laatste officier
de jongste der oorspronkelijke groep
nam dan ook de leiding op zich. Hij was
volgens zijn verklaring den vorigen dag
niet bij de bespreking geweest, doch wel
terzake ingelicht. Vóór het vertrek van
Oosthaven was aan alle betrokkenen
bekend gemaakt, dat na 7 h de toestand
intrad waarbij het muitende schip als
vijand beschouwd moest wordne. Toen
hij de leiding op zich nam met de daar
aan verbonden werkzaamheden, reali
seerde hij zich dat er een zekere tegen-