öiKineEn; li! VAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBURGSCHE COUPAhTl 11 Aug. 1934 EEN KIND VAN ZIJN TIJD. UIT. RAADSELHOEKJE. X v X ZEEUWSCHE KRONIEK. op zijn kousen door het bssch loo- pen Verwondering stond op aller ge zicht te lezen. Door het boseh loo- pen En kabouter Vlugvoet lag in bed Hoe kon dat nu Kabouter Vrooiijk sprak door. „Als we alles in het bosch ver stopt hebben, (geen twee dingen op dezelfde plaats moet kabou ter Schelletoon door zijn hoorn roepen: Vlugvoet, Vlugvoet, waar ben lij Loop je kleeren niet voorbij Zoek dan, Vlugvoet, zoek eens goed, Waar je toch wel wezen moe Kleed je keurig netjes aan; Jij moet naar den koning gaan Die zal jou wat zeggen, vriend En geloof me, 't is ver diend Vlugvoet zal dan natuurlijk be ginnen met zijn kleeren te zoeken en nu moet bij elk kleedingstuk, dat in een hollen boom of in de struiken verstopt is, een kabouter staan, die zoodra Vlugvoet er aankomt zingt: Vlugvoet, Vlugvoet, haast je, vent, Opdat jij te laat niet bent Koning Langhaard wacht niet lang En ik ben een beetje bang, Dat je krijgt een zware straf Toe dan, Vlugvoet, loop in draf Zoek je kleeren bij elkaar. Eén stuk ligt er hier zoowaar We zullen eerts zien, of hij dan niet draaft zei kabouter Vroo iijk tot besluit. Met algemeene stemmen werd dit plan goedgekeurd en onmiddel lijk voor uitvoering vatbaar ver klaard. Kabouter Vrooiijk en zijn colle ga Kleinman zouden vooruitgaan om heel behoedzaam in de kamer van Vlugvoet binnen te dringen en zijn zaakjes weg te nemen. Dan volgde Schelletoon, de hoornbla zer, en even daarna kwamen de acht kabouters, die het goed ver stoppen moesten. De jury zou op eenigen afstand alles gadeslaan. De andere kabouters, die stil naar huis moesten gaan om geen argwaan op te wekken, vonden 't wel erg jammer, niets te zien. Zij besloten echter allen goed te luis teren, want het was best mogelijk, dat er een kabouter vlak bij hun huisje zijn liedje zou zingen. Als dat zoo was, zou een kiertje van het gordijn voldoende zijn om al les te kunnen zien. En.mocht er geen enkel kabouterliedje in de nabijheid van zijn huisje gezongen worden en er dus niets te zien zijn, dan zou hij morgen alles wel haar fijn lezen in de kabouterkrant, die tweemaal per dag verscheen. Weldra weren de zaakjes van kabouter Vlugvoet weggenomen en verstopt had de hoornblazer zijn lied vlak voor het venster van Vlugvoet uitgebazuind. Ons 'kaboutertje ontwaakte, luisterde en.zocht zijn kleeren. Maar hoe hij ook in alle hoeken en zelfs onder zijn bed keek, vinden deed hij niets 1 Daar hoorde hij een kabouter zingen: Vlugvoet, Vlugvoet, haast je, vent, Opdat jij te laat niet bent Koning Langhaard wacht niet lang En ik ben een beetje bang, Dat je krijgt een zware straf Toe aan, Vlugvoet, loop in draf -Zoek je kleeren bij elkaar, Een stuk ligt er hier zoo waar Kabouter Vlugvoet wreef zich de oogen uit enging op 't geluid af. Toen hij hoorde, dat de Koning niet lang wachtte, liep hij werke lijk op een draf. Gelukkig, daar J had hij ten minste een schoen Op dit oogenblik klonk hetzelfde lied van een anderen kant. Vlugvoet draafde opnieuw. Hij draafde en draafde, totdathij heelemaal aangekleed vóór koning Lang haard stond. 't Mannetje was geheel buiten adem en de Koning sprak lachend: „Nu weten we, dat je werkelijk een „vlugvoet" kunt zijn. Pas dus op, dat ik geen klachten meer over je luiheid krijg Meer heb ik je voorloopig niet te zeggen 1" Beschaamd liep kabouter Vlug voet naar huis, maar de les had gé- holpen. Voortaan kwamen er geen klachten meer over hem. Natuurlijk wees de jury den prijs aan kabouter Vrooiijk toe. Hij kreeg een som gelds, waarvan hij een mooi, nieuw huisje koopen kon. 't Zijne werd wel erg oud En kabouter Vrooiijk keek nog eens zoo blij, toen hij zijn nieuwe woning betrok. Tal van kabouters hadden bloemen ter verwelkoming gezonden, maar 't allermeest ver rast was hij toch door de prachtige mand met varens die kabouter Vlugvoet hem gezonden had Broertje kreeg een hobbelpaardje: Een rond stoeltje met een kop. Om zich stevig vast te houden, Zitten er twee klosjes op. Broertje kijkt met ernstig snuitje. Broertje lijkt niet erg tevrêe. Moeder zegt: Wel, kleine baasje, - Ben je in je schik er mee Broertje schudt van Neen en Moes vraagt, Wat of hem dan niet beviel. Ikke fil geen hopla-paadje, - Ikke fil een o-mo-biel R. Asscher van der Molen. Nu ben 'k van school, nu ben ik „groot Dat zeggen alle menschen. Nu mag ik bij een baas aan 't werk Wat kan ik meer nog wenschen? Nu ben ik „groot Hé, fijn is dat Zoo hoor 'k mezelf vertellen. En tochik wen er nog niet aan Me dit goed voor te stellen. Want als ik eerlijk wezen wil, Zou ik nog wat graag spelen, Naar school gaan, al was 't maar een jaar, Dat zou me niet vervelen Maar het is uit en ik ben „groot". Ik zal nu moeten werken. Of het zoo prettig is, als 'k denk, Zal ik ook wel gauw merken. Zoo ben je klein in d' eerste klas, Zoo zit je in de and're. Je ziet: 't is soms precies een film, Waarin 't vlug kan verand'ren. Nu heb 'k mijn loffelijk ontslag. De school is dichtgesloten. Al schold ik er ook dikwijls op, Ik heb er veel genoten Tr. Verdoner Salomons. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. B 1 o e m Bussum. Uilen Storm Stulp U d d e 1 Maart 2. Belgrado. Dora, beer, geld, dreg, Belg. 3. Oldenzaal. 4- V alk Vlaanderen, slak tram lama gans edel erts iris been waan VOOR KLEINEREN. 1. Jan is lui laat hem maar thuis blijven. (uil.) Weet je, dat Vader een dolk op zijn kamer heeft (eend.) Moeder kwam u schertsend te gemoet. (musch). Wij gaan dezen zomer eiken dag naar Scheveningen, als het goed weer is. 2. De zon. (merel.) D A K A D A K A R 4. Spar, rasp. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Verborgen rivieren in het bui tenland. Als u haast heeft met de hóeken, zullen we ze rechtstreeks bij den uitgever bestellen.. Heeft mevrouw de Zwart het patroon al ontvangen Er komen vanavond twee da mes bij Moeder op bezoek. Gaf Tante-Jo u serge of zij om een poppenmantel te maken 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een stad in Span je. X X x x X X X XXX X X lo rij een medeklinker. 2o een rond voorwerp, waar mee dikwijls gespeeld wordt, 3o een zangvogel. 4o een stad in Beieren. 5o 't gevraagde woord. 6o een provincie in ons land. 7o een muziekinstrument. 8o een verkorte meisjesnaam 9o een klinker. 3. Welke worsten zijn oneetbaar Heeft geen huisvrouw ooit bereid 'k Denk: die worsten zijn niet lekker, Als per ongeluk j' er in bijt 4. Ik ken een zon, die geeft geen licht, Verspreidt geen warmte, maar Toch zie je 'm in de verte soms, Als 't mooi weer is en klaar VOOR KLEINEREN. 1. Welke ziekte komt in geen en kel land voor 2. Waarom eten witte schapen Meer dan zwarte schapen Kom Geef me 't antwoord in drie tellen, Want.je bent toch vast niet dom! Met b ben ik rond, met d wild, met m een viervoetig dier, met s kom ik in de muziek voor, met N ben ik een ver korte jongensnaam, met t kin derspeelgoed en met v niet leeg. 4. Ladderraadsel. lo (bovenste) sport een gestreept, viervoe tig dier. 2e sport een natuur verschijnsel. 3o sport een acade miestad in ons land. 4o sport een dier, dat in het water leeft. 5o sport iets, sommige dieren den kop dragen. 6o sport de naam van een maand. lo sport soort. 8o sport een deel van een fiets. X X X X wat op een graan- De woorden bestaan alle uit 5 letters en de middelste letters vor men, van boven naar beneden ge- 'ezen, den naam van een plaats in Friesland. Het Verleden. Op school leeren we geschiede nis. Van ons eigen land en van de groote wereld. En deze beiden hebben weer haar onderdeelén. We leerden in onze jeugd lange rijen van jaartallen. Dat was een arbeid, waar geen leven in zat. Maar om die jaartallen heen werd verteld en werd gelezen. Het ge raamte werd aangekleed. Het be gon weer tot leven" te komen. Zoo, dat we meeleefden. En oude ge slachten in den geest opstonden uit hun graf. Dat waren wèl erg prettige en leerzame uren voor ons jongeren. Met dankbaarheid en met vreugde zien we er gaarne op terug. Bij het verleden van ons land en van de wereld worden we in de laatste maanden wel bepaald, In ons eigen vaderland stierf de Koningin-Moeder; stierf de Prins der Nederlanden. Die wat verder op den levensweg gevorderd zijn zij herinneren zich zoo heel veel uit lang vervlogen dagen. Ze herinneren zich „de Regentes", die 's lands bestuur leidde en zoo heel veel uit latere jaren. Dat allés werd verleden. Er werd haast niet meer aan gedacht. Toen de hooge Vrouwe van ons was heen gegaan toen kwam het alles weer tot leven. De couranten schreven er over. De menschen vertelden elkaar daarvan. Ouders vertelden het .aan hün kinderen, die dat alles niet meegemaakt had den, om dat het uit het verleden was. Prins Hendrik stierf. En weer kwamen de verhalen uit het verle den tot ons. Velen herinnerden zich nog de vreugde uit de dagen van zijn komst in ons land, toen het jeugdig vorstelijk paar trouw de' en provincies en steden be zocht. Hoe lang was dat al niet-ge- ledem Het was wel verleden, maar 't was nog niet vergeten. De Belgische koning stierf aan een doodeüjk ongeval. De Duit- sche Rijkspresident Von Hinden burg aan verval van krachten. Weer werd het verleden heden. De dagen van den grooten wereld oorlóg kwamen weer voor den geest. We doorleefden de worste ling van schier gansch de wereld tegen een tweetal landen. Al de el lende, maar ook al de hartstocht uit die jaren, ook ten onzent on dergaan, doorleefden we weer even. Het verleden kwam weer tot ons. We kunnen ons nu eenmaal van het verleden niet losmaken. Niet van het blijde verleden, maar even min van het droeve. Een reeds weer vergeten „schlager" moge gezongen hebben: „wat voorbij is, is voorbij", dat is toch maar heel gedeeltelijk waar. Natuurlijk: ge noten vreugde is genoten; geleden smart is geleden; gedane arbeid is gedaan. Letterlijk is dat waar. Er is een einde aan alle ding op dit ondermaansche en alle menschen wandelen naar de dooden toe. Hun einde komt. Maar het verschil blijft tusschen verleden en verge ten. In het groezemoes dezer drukke wereld; in het lawaaierige doen en laten van iederen dag; onder de plichten, de vréugden, de zorgen van het heden gaat hel ver leden schijnbaar verloren. Toch blijft het voortleven. En telkens weer komt het voor den dag. Men kent het kweekgras, dat onder den grond zulke heele lange wortels maakt en dat overal waar het maar den kans krijgt een groe nen spriet boven de aardopper vlakte laat uitkomen. Zoo is het verleden. Het leeft voort vlak on der de oppervlakte, maar als er gelegenheid is komt het weer bo ven. Wie ervoer dat niet In stille oogenblikken, als de gedachten konden gaan, waarheen ze maar wilden. In slapelooze nachten, als gelijk eertijds bij een bekend Oostersch vorst de „kronieken zijner 'regeering" ook ons lé- vensboek nog eens van achteren naar voren gelezen wordt. Of ook.... een gebeurtenis; een naam; een woord; een persoon, een feit, herinnert ons aan wat eenmaal was in ons leven. Wij zijn niet los van het verle den. Zelfs al zouden we het dol graag willen. Zelfs al zouden we er een vermogen voor willen ge ven. We kunnen er niet los van worden. En de les van dit alles Laat het heden zóó wezen, door leef den dag van heden zoo, dat het alles gerust verleden worden kan. Want één van de twee: het ver leden is een onverbiddelijk rechter of een oude trouwe vriend. J. Nagel. 12 Augustus 1436. Een Engelsche vloot plundert het platteland van het tegenwoor dige Westelijk Zeeuwsch-Vlaande- ren. Hertog Filips van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, Holland, Zeeland, enz. had in den oorlog tusschen Engeland en Frankrijk de zijde van het eerste land verlaten en zich bij den Franschen koning Karei Vil gevoegd. Terwijl hij de stad Duinkerken, welke in 't bezit der Engelschen was belegerde', kwam een Engelsche vloot van 400 bodems de Wielingen binnen en voer in de vaargeulen van de noordkust van Vlaanderen. Geheel het platteland werd geplunderd. Vooral de dorpen Gaternisse, Schoondijke, Nieuwerkerk, Wul pen en Kadzand moesten het ont gelden. De Zeeuwen én de Hollan ders weigerden Filips tegen de Engelschen te helpen, daar deze op Walcheren en Zuid-Beveland geen vijandelijkheden pleegden. Ook waren zij de Vlamingen niet gunstig gezind. 13 Augustus 1672. De burgers van Vlissingen loo- pen te wapen om de vroedschap tp dwingen aan de familieregéering een eind te maken. Tén tijde van het eerste stadhouderloos tijdvak (16501672) hadden de vroed schappen der steden bij vacatures zich zelf aangevuld. Daar niet al leen vrienden, maar ook familiele den op het kussen werden ge bracht, leidde dit tot ongewensch- te toestanden. Te Vlissingen kwamen de bur gers hiertegen in verzet en éisch- tën, nu er weer een stadhouder was, die het recht tot benoeming had, dat aan dien toestand 'n eind werd gemaakt. Het was voorna melijk de familië van den apothe ker B. Reniersen, Schepen en Raad van de stad, welke familie tot uittreden werd gedwongen. De stadhouder Willem III zette dan ook een 9 tal leden van die familie, vader, zonen, broeders, zelfs min derjarigen, uit hun verschillende ambten en betrekkingen. 14 Augustus 1582. Prins Willem van Oranje neemt met den titel van graaf de hem op gedragen hooge overheid over Holland en Zeeland aan. Na de afzwering van Filips (1581) hadden de Algemeene Staten den hertog van Anjou als hun vorst aangenomen. Holland en Zeeland echter, die reeds in 1575 een ur.ie of verbond van bijstand hadden gesloten, stelden zich liever onder de opperheerschappij van Oranje, dien zij later wilden verheffen tot graaf. Hierover waren de andere gewesten ontstemd. De prins zelf was er ook niet mede ingenomen. Eindelijk stemde hij toé. Het was meer in 's lands belang dan per soonlijke eerzucht. Daar de steden Amsterdam en Gouda er tegen waren en er in Zeeland ook geen algemeene instemming was, werd er lang over onderhandeld. Dit ontnam wel een weinig de glans der verheffing. In 1584 zou dan eindelijk de huldiging plaats heb ben. De Prins werd échter den lOden Juli van dat jaar verrader lijk vermoord. 14 Augustus 1636. Mislukte aanslag der Spanjaar den op Vlissingen. Kapitein La Motte diende te Vlissingen in de vrije nering of fe wel kaapvaart. Hij was vroeger in dienst der Spanjaarden geweest. Van Amsterdam, waar hij te voren gewoond had, was hij met een lof felijk getuigschrift der Fransche of Waalschè gemeente naar Vlissin gen gekomen. Later werd hij door de Staten iri dienst genomen als kustbewaarder. Toch stond hij in geregelde brief wisseling met den vijand. Met den Duinkerker admiraal Collaert, die te Middelburg gevangen zat (Jan Evertsen had Callaert op zee over wonnen) ^ontwierp hij het plan een aanslag op Vlissingen te doen. De 14de Aug. 1636 was bestemd tot de uitvoering. De Duinkerkers zouden zich met 5 wel bemande fregatten op zee in schijn door La Motte laten nemen om dan Vlis singen in te loopen en deze stad waar men op niets verdacht was, overweldigen. Om geen kwaad vermoeden te wekken liet hij te voren in Vlissingen het gerucht verspreiden, dat hij 3 vijandelijke schepen had genomen. Toen La Motte met zijn zoogenaamd geno men Duinkerkers ter hoogte van Oostende was, ontmoette hij 't es kader van Johan Evertsen. Voor alle zekerheid liep hij Oostende binnen. Zijn kajuitswachter, dié met het plan op dé hoogte was, maak te zich te Oostende uit de voeten en kwam Over Sluis te Vlissingen om het uit te brengen. Dóór het lange uitblijven van zijn kajuitsjon gen begreep La Motte, dat het plan ontdekt was. Hij durfde niet meer naar Vlissingen terugkeeren en ging in dienst der Spanjaarden. 17 Augustus 1573. Mondragon komt het belegerde Middelburg met soldaten en le vensmiddelen te hulp. Middelburg was reeds meer dan een jaar door 't leger van Oranje ingesloten. Herhaaldelijk trachï- ten de Spanjaarden de benarde stad te helpen, doch de Geuzen- schepen verhinderden zulks. In Augustus 1573 kwam weer 'n vloot onder bevel van Beauvoir van uit Antwerpen om Middelburg van voedsel te voorzien, tevens medevoerende het geheele regi ment van kolonel Christoffel de Mondragon. Daar de toegang tot de haven van Middelburg door de Geuzen was afgesloten voer Beau voir met zijn vloot voorbij Vlissin gen om bij Zoutelande te ankeren en zijn lading te ontschepen. De bezetting van Vlissingen trok da delijk er op uit om de landing te verhinderen. Toen voer Beauvoir Walcheren om en het gelukte niet ver van het fort Den Haak bij Vrouwepolder de troepen aan land te zetten. De Veerenaars kwamen te laat om dit tegen te houden. Drie dagen van aanhoudende ge vechten heeft Mondragon noodig gehad óm met zijn troepen, uit l5 vendelen bestaande, en levensmid delen in Middelburg té komen. Door Alva was hij benoemd tot gouverneur van Zeeland. Hij ves tigde zich „in den huize Simonets" op den Dam, waar hij den bang- sten tijd van het beleg heeft mede gemaakt. 18 Augustus 1596. Albertus van Oostenrijk herovert Hulst. Nadat Terneuzen en Axel reeds in het bezit der Staten waren ge komen, gelukte het aan Maurits na een beleg van slechts 5 dagen ook Hulst te nemen (1591). In 1596 slaagde Albertus er in de stad te herovéren. Verscheidene malen is later door Maurits en Frederik Hendrik getracht zich weer van

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 7