DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. OrHer redactie van
VARIA.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
VAN EEN VACANTÏE, DIE
SLECHT BEGON, MAAR
GOED EINDIGDE.
HACHELIJK AVONTUUR.
De beroemde Engelsche tooneel-
speler Edmund Kean hield er van
als matroos gekleed door Londen's
achterbuurten te dwalen en meer
malen dronk hij om het stevigst
mee met allerlei schavuiten die den
groolen tooneelmeester niet ken
den.
Zoo gebeurde het op een nacht
dat Kean met de grootste gerust
heid in een kroeg lag te slapen.
Daar trad een marine-officier met
twee mariniers binnen om man
schappen voor de vloot te werven.
Heel handig maakten zij gebruik
van den toestand waarin vele drin
kebroers verkeeren om hen tot den
dienst te pressen. En zoo verging
het Kean! Zonder te begrijpen wat
er gebeurde werd hij meegesleurd
en aan boord van een oorlogsschip
gebracht. Het was juist in den oor
log EngelandAmerika,
Kean werd den volgenden och
tend ellendig wakker en tot zijn
verbazing bevond hij zich in een
nauw hok tusschen vele havelooze
kerels.
Zijn verbazing veranderde in
woede toen hij hoorde dat hij zich
aan boord van de Thetis" bevond,
op weg naar Amerika. Dol van
woede schreeuwde hij: En ik
moet vanavond den Hamlet spelen.
Zijn medeslachtoffers barstten in
lachen uit en riepen: Wie ben jij
dan?
Edmund Kean, was het ant
woord.
Kean, jij Kean?? En gister
avond heb ik hem nog zien spelen
als Othello met een zwartgemaakt
gezicht. Houd een ander voor den
gek.
En hoe Kean bij hoog en laag be
zwoer, het hielp niets. Zelfs voor
den commandant geleid, geloofde
men hem niet, ook niet toen hij
zeide dat de Prins Regent de uit
voering zou bijwonen. Teneinde
raad zei Kean: Laat mij dan bewij
zen dat ik het ben. Dat werd goed
gevonden en de geniale acteur gaf
zulk een aangrijpende monoloog
van Desdemona's dood dat com
mandant en officieren naar hem
luisterden. Tenslotte riep de com
mandant: Ja, zoo kan alleen een
Kean den Hamlet spelen. En de
beroemde acteur werd onmiddellijk
aan wal gezet en nooit speelde hij
den Hamlet zoo schitterend als
juist dien avond.
Extra voorstelling.
De groote tooneelspeler Ferdi
nand Unzelmann had de gewoonte
midden in een rol wat erbij te im-
proviseeren.
Daar de collega's hierdoor wei
eens van hun stuk raakten ver
bood de directie Unzelmann dit
ooit nog te doen.
Op een avond werd een levend
paard op het tooneel geleid. En
wat bij zulk een gelegenheid altijd
gebeurt, geschiedde ook hier, het
paard deed iets wat zeer ongele
gen kwam.
Ferdinand Unzelmann hief drei
gend zijn vinger omhoog en zeide:
„Jou slecht beest, heb je dan
niet gelezen, dat de directie ver
boden heeft op het tooneel te in-
proviseeren en iets te doen, wat
niet in je rol staat".
HOE DE TELEPHOON DE
WERELD VEROVERDE.
Zooals men weet is de Ameri
kaan Graham Bell de uitvinder
van de telephoon.
Toen Graham zijn toestel expo
seerde op de jaarlijksche tentoon
stelling te Philadelphia nam nie
mand eenige notitie van zijn klem
vernuftig toestel.
Op zekeren dag bezocht Don
Pedro, de keizer van Brazilië, de
tentoonstelling. Toevallig keek hij
naar het voor Bell staande toe
stelletje en deze had de tegen
woordigheid van geest om zijn ge
legenheid te benutten de uitvin
ding te demonstreeren en terwijl
hij zich naar den overbrenger
boog, bracht de keizer het oor on
willekeurig aan den ontvanger.
Wat is dat, riep de keizer eens
klaps verbaasd uit, dat ding
spreekt!
Juist sire, dat is ook zijn plicht.
Het zal, als U mij steunen wilt,
heel spoedig spreken van Philadel
phia naar Buenos-Aires, kortom
overal heen waar Uwe majesteit
wenscht.
De bezoekers, die het keizerlijk
voorbeeld volgden, toonden eens
klaps een hevige belangstelling
voor het instrumentje, aan welks
wonderbafe prestaties de dagbla
den de volgende dagen kolommen
vol wijdden.
En van dat oogenblik af had de
telefoon de wereld veroverd.
HOEVEEL ER OVER DEN PRINS
VAN WALES GESCHREVEN
WORDT.
Een Londensch bureau voor
krantenuitknipsels is er mee be
zig alles uit te zoeken wat in bin
nen- en buitenland over den En-
gelschen kroonprinns gepubliceerd
wordt. Het aantal van deze be
richten overschrijdt reeds die van
de anecdoten, die over Eduard VH
in omloop zijn. Ongeveer ieder
half jaar worden de uitknipsels,
in prachtig maroquinleder gebon
den, den prins aangeboden. Kort
geleden heeft hij het vier-en-veer-
tigste deel ontvangen, dat evenals
de voorafgaanden weer 7000 be
richten bevatte.
BACH OF DEN DUIVEL....
De beroemde kunstaar Joh. Se-
bastiaan Bach kwam eens in een
dorpskerk en vroeg den onderwij
zer van de plaats, die thans orga
nist was, of hij ook niet eens spe
len mocht. De meester nam den
vrager eens op en zei toen:
Een psalmvers vertrouw ik je
niet toe je mocht eens in de war
raken. Maar wanneer je wat spe
len wilt als de menschen de kerk
verlaten, mij goed, dan bederf je
tenminste niets.
Na den dienst zette Bach zich
aan de speeltafel, deed eerst wat
onbeholpen zoodat de onderwijzer
dacht: Gelukkig dat ik hem ge
durende den dienst niet heb laten
spelen; doch weldra was de kerk
gevuld met de heerlijkste accoor-
den. Geboeid door dit spel bleven
velen luisteren.
Ook de meester stond langen
tijd sprakeloos. Totdat hij zich on
der de toehoorders begaf en zei:
Nu een van beiden: Bach zelf
zit voor het orgel of., we hebben
den duivel te gast.
OUD WORDEN.
De Fransche schrijver Sainte
Beuve vertelt in één van zijn
„Causeries de Lundi":
We waren in gezelschap van
den componist Auber en een be
roemd criticus en het gesprek
kwam op het oud worden. De cri
ticus ontwikkelde een geweldige
theorie vol filosofische stellingen
waarvan niemand veel begreep en
hij zelf misschien ook niet.
Toen kwam Auber vertellen:
Oud worden; ja, ja; 't is verve
lend, maar als ik het goed begrijp
is het de eenige manier om lang
te leven.
HOOG GEBOREN.
Falconet, een beroemd Fransch
beeldhouwer, was de zoon van ar
me ouders. Hij klom op en lever
de o.a. een prachtig beeld van Pe
ter den Groote te paard.
Katharina II ontbood hem naar
St. Petersburg en met andere on
derscheidingen, kreeg hij ook het
recht zich Hooggeboren te noe
men.
Die titel past heel mooi voor mij
zei Falconet want ik ben op een
hooizolder geboren.
Het eeuwige vuur.
Ofschoon ze een uitstekende ge
dienstige was, wist ze niets van de
wereld, want ze kwam uit een
zeldzaam afgelegen oord. Ze was
stom verbaasd over het gasfornuis,
het vuur, dat brandde zonder
hout of kolen Mijnheer zou het
haar uitleggen en ontstak alle pit-,
ten, welke hij op volle kracht liet
branden. Op hetzelfde moment
werd hij weggeroepen en hij ver
gat de gedienstige met het for
nuis. Een week later informeert
hij, of zij nu met het fornuis over
weg kan.
O, mijnheer Zoo iets heer
lijks heb ik nooit meegemaakt.
Het is nou acht dagen geleden,
dat u het voor me hebt aange
maakt en het brandt nog altijd
even hard.
Zijn geloof.
Bij een groote revue in Pruisen
viel koning Frederik II een kapi
tein op, die er nog zeer jeugdig uit
zag.
Hoe is uw naam vroeg de
koning.
Von Knobelsdorf, majesteit.
Hoeveel Lutherschen zijn er
bij uw compagnie
Veertig, majesteit.
Hoeveel katholieken
Dertig Majestëit.
En Hervormden
Twintig, majesteit.
Veertig en dertig is zeventig
en twintig is negentig. Wat geloo-
ven die overigen dan
Die gelooven nergens aan,
majesteit.
En gij
Ik, majesteit, geloof dat u mij
zeer gemakkelijk tot majoor zoudt
kunnen benoemen.
Kapitein, gij heb t een ver
draaid zonderling geloof. Een ma
joorsplaats is nu niet vrij. Echter
schenk ik u een jaartoelage van
300 thaler, maar zorg, dat gij nie
mand tot uw geloof overhaalt.
Toegeven,
„U moet op dit formulier precies
en nauwkeurig opgeven wat U
verdient."
„Minder dan duizend gulden
per jaar."
„Dat is niet voldoende".
„Ja, dat weet ik ook wel. maar
mijn patroon geeft niet meer."
Brieven enz. betrekking hebben
de op deze rubriek, te richten aan
ondergeteekende.
We laten hier volgen een afge
broken* stand van twee hoofdklas
sespelers van de club Fivelgo te
Appingedam. 'n Partij uit de com
petitie, een ernstige partij dus.
De stand was als volgt:
Zwart: 3, 6, 9, 12/14, 16/19, 23, 24.
Wit: 27, 28, 30, 31/33, 35, 38, 39,
43, 45, 48.
Het spel verliep als volgt:
Wit: 31—26, 48—42, 26x17, 30—25,
45—40, 40—34, 42—37, 34—30,
39—34,
Zwart: 3—8, 17—21, 12x21, 8—12,
6—11, 11—17, 21—26, 17—21,
12—17.
Wit: 43—39, 28x17, 33—28, 34x23,
39—33, 28—22, 33—28, 22—17,
27—22, 30x39.
Zwart: 1722, 21x12, 2329, 18x
29, 13—18, 18—23, 9—13, 12x
21, 29—34, 23—29.
Wit: 37—31, 32x41, 22x13, 28—22,
41—37, 33—32, 22x13, 39—34,
35x44»
Zwart: 26x37, 1318, 19x8, 813,
14—19, 13—18, 19x8, 29x40, 21
—27.
Wit: 32x21, 44—39, 39—33.
Zwart: 16x27, 813, 1319. Re
mise.
Met den lOen zet kon wit niet
3429 wegens 2429 en 1822,
enz.; met den 12en zet kon zwart
niet 2429 wegens 3933 en t.zt.
3024; met 1217 van zwart had
wit een nadeelige damzet kunnen
doen door 2520, zwarit 14x25,
wit 2721, enz.; met den 18en
zet koij. zwart niet 2127 spelen;
met den 19en zet ook niet 2429.
In dezen stand was uitkijken
wel zeer geboden.
Maar nu iets anders! Met den
14en zet van wit 3933, was toen
2822 niet véél sterker? Speelt
zwa>-t 1217 enz. dan wit 3228
b.v. en 3933 is er ook nog.
Speelt zwait 2934, dan wit
3933, zwart 3440, wit 35x44,
zwart 24x35. Wit nu bijv. 3329,
enz. enz.
Zoo'n stelling is inderdaad zeer
leerzaam om na te gaan of er ook
werkelijk winst valt te forceeren,
't zij voor wit of zwart. Wij"laten
gaarne aan de liefhebbers over of
een van beide partijen de winst
had kunnen forceeren. In ieder
geval dient de 14e zet van wit
ernstig in overweging te worden
genomen.
Oplossingen no.'s 179180.
No. 179. I. Wit: 39—6, 49—32,
633, 4738 en zwart verliest.
Zwart: 94, 436, 2631.
II. Wit: 396, 4720 en wint.
III. Wit: 39—6, 49—32, 32—10
en wint ook.
Zwart: 9—36, 36—4?
No. 180. Wit: 17—21, 18—22,
39—19, 14—20, 24—30, 13—19,
9x47.
J. Scheeres, Delfzijl.
Met gezichten, waarop duide
lijk verveling was te lezen, ston
den Piet en Tom voor het raam
van hun speelkamertje, 't Was
volop zomer en de eerste dag van
de vacantie, maar..-., 't regende,
dat het goot Wat hadden ze er
dus aan
Moeder had gezegd, dat ze maar
wat met hun trein moesten spelen.
Maar als je al den heelen winter
met de rails, locomotief en wa
gens hebt gespeeld, is dat niet iets,
waarmee je je nu juist in de groo
te vacantie dacht bezig te houden
Oom Jaap had hun een dieseltrein
beloofd, zoodra die in den handel
was. Zoo lang zouden ze dus maar
wachten met de rails uit te leggen.
Moeder was druk. Zij had de
naaister, die nog van allerlei op
knappen moest, vóór zij de volgen
de week naar zee zouden gaan.
Dat was een heerlijk vooruitzicht,
waarop zij zich al maanden ver
heugd hadden. Drie weken aan 't
strand graven, kasteelen bouwen
met een slotgracht er omheen, die
de zee vullen zou, van de duinen
rollen, zwemmen en pootje baden
Als dan de zon maar scheen en
niet juist ook vacantie nam Of
het nu regende, was dan toch
eigenlijk zoo erg niet
Als verzetje kek,en de jongens
in de straat. Menschen met regen
jassen en regenmantels aan verve
len echter gauw, al is het dan wel
eens aardig: iemand, die haast
heeft, in een plas te zien trappen
en verschrikt op zij te zien sprin
gen. Op eens dacht Piet hardop.
„Als we eens bij Karei gingen
spelen
„Maar.... eMoeder heeft
't verboden", stribbelde Tom te
gen.
„Moeder zei gisteren, dat we er
niet heen mochten trachtte Piet
zijn plan te verdedigen. „Gisteren
is vandaag niet Dacht jij dat
soms
„Nee, natuurlijk niet, maar.
„Geen gemaar, of ik ga alleen
klonk het dreigend.
Tom, die zich plotseling in zijn
verbeelding den heelen verderen
morgen alleen zag, legde zijn ge
weten het zwijgen op en zei:
„Nou, vooruit dan maar
Al klonk dit niet bijzonder
geestriftig, Piet was er tevreden
mee, want al had hij branie-achtig
geleegd, dat hij alleen zou gaan
ij 't misschien gedaan hebben ook,
met z'n tweeën is toch veel gezel
liger. Wie voert er nu graag katte-
kwaad op zijn eentje uit Want
dat Moeder haar toestemming niet
geven zou, daarvan was Piet in
wendig wel overtuigd, al begreep
hij dan ook de reden niet.
Ze praatten er niet langer over
en besloten maar dadelijk te gaan
vóór er misschien een stokje voor
gestoken werd.
Voorzichtig bijna onhoorbaar!
deed Piet de deur open. Op hun
teenen liepen de jongens over het
portaal. Piet keek over de leuning
der trap, of er beneden iemand
was. Het terrein bleek veilig te
zijn zelfs oude Saar, de gedien
stige, was onzichtbaar Zacht ging
het tweetal naar beneden, zóó
zacht, als ze anders nooit de trap
afliepen. Het geluk was met hen,
want de tuindeur in de gang stond
open. Buiten gekomen kropen ze
haastig door het gat in de heg,
welke hun tuin en dien der buren
scheidde enook in het huis,
waar Karei woonde, stond de tuin
deur open, zoodat ze zonder
door iemand gezien te worden
weldra in de benedengang stonden.
Ze kwamen zelfs niemand tegen
op weg naar Kareis kamer en gin
gen die zóó zacht binnen, dat hun
vriendje zeker niet gedacht had:
zijn buurjongens te zien.
Tot verbazing van Piet en Tom
lag Karei in bed.
„Heb je straf vroeg Piet.
Op Kareis ontkennend antwoord,
zei Tom:
„Dan ben je zeker ziek
„Jij raadt het," antwoordde Ka-
rel. „Gisteren heb ik ook al den
heelen dag in bed gelegen Leuk
dat jullie er zijn J"
Even keken de broertjes elkaar
veelbeteekend aan. Dat was dus
de reden, waarom ze niet naar hun
vriendje toe mochten gaan. Kare
was ziek.
„Wat heb je vroeg Piet.
„Dat weet ik niet luidde het
antwoord.
„Heb je pijn informeerde
Tom.
„Neen zei Karei.
Tom en Piet meenden, dat het
wel niet erg zou zijn. Kérel lag im
mers met een frissche kleur in bed
Hij zag heelemaal niet bleek, zoo
als ze meenden, dat een zieke er
alleen maar kon uitzien. En na
tuurlijk was Karei blij, dat hij nu
gezelschap had.
Ze besloten een spelletje te
doen, waaraan de zieke gemakke
lijk deel kon nemen en de keuze
viel op: „ik zie, ik zie, wat jij niet
ziet
Karei als patiënt had hij een
streepje vóór mocht beginnen
De broertjes zouden om beurten
raden.
„Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet
zei Karei, ,,'t Is iets groens
„De boomen raadde Tom, die
toevallig naar buiten keek.
„Nee 't Is in de kamer. Ander
wordt het te lastig", vond Karei
„Natuurlijk beaamde Piet
„Zoo doen we 't immers altijd
en na even rondgekeken te heb
ben, liet hij er op volgen:
„De lampekap
Maar ook dit antwoord was
fout, al werd Piet iets „warmer'
dan Tom, die door zijn domme
antwoord ijskoud gebleven was.
Na alle groene en groenachtige
voorwerpen en gedeelten van
voorwerpen opgenoemd te hebben
was Piet eindelijk zoo gelukkig
het te raden, toen hij zei:
„Het randje van het kartonnen
doosje dat op den schoorsteen
staat
Nu mocht Piet wat opgeven en
na heel aandachtig in het rond ge
keken te hebben zei hij eindelijk:
„Ik zie iets blauws
Opnieuw werd er ijverig gera
den en na veel temperatuurver
s.chil als „ijskoud" en „gloeiend
was Tom de goede rader.
Het spel werd nog geruimen tijc
voortgezet totPiet en Tom
Stap - stap - stap wie komt daar
Deftig tripp'lend aan
't Is mevrouw de Eend, die.
Naar het bal wil gaan
In haar mooiste kleeren:
'n Jurk van roode zij
Is het te verwond'ren,
Dat zij is zoo blij
'k Wensch haar veel plezier, hoor!
En ik ging wat graag
Met haar mee Zou 't mogen,
Als ik 't vriend'lijk vraag
plotseling hun namen hoorden roe
pen. Het had opgehouden te re
genen en Moeder liep in den tuin.
Eerst wilden de deugnieten zich
schuil houden, maar het roepen
werd steeds harder, zoodat zij niet
langer durfden te doen, alsof zij
niets hoorden. Zij verschenen
voor het raam, dat op de beide
tuinen uitzag en schrikten niet
weinig van Moeders ontstelde ge
zicht. Uit alle macht stond Moe
der hen te wenken. Zij moesten
thuiskomen en heel gauw ook
Daar er dus niets anders op zat,
gingen ze schoorvoetend naar huis.
Nog langzamer dan ze boven ge
komen waren, liepen zij de trap
af. Zonder straf zouden zij er stel
lig niet afkomen en dat nu juist
dat heerlijke zomeruitstapje in 't
zicht was Als Moeder maar niet
zei, dat
Toen het tweetal door hef gat
in de heg weer in hun eigen tuin
was gekomen, sprak Moeder geen
|voord.
Zij wees alleen dreigend mei
haar vinger naar binnen en het
tweetal wist niets beters te doen
dan maar weer naar hun speelka
mertje te gaan.
Moeder volgde hen en zei, toen
ze op hun eigen terrein waren:
„Ik had jullie toch verboden
naar Karei te gaan Herinner jc
je niet meer, wat ik gisteren ge
zegd heb
Schuldbewust knikten beiden.
„En waarom overtraden jullie
dan mijn verbod vroeg Moeder
streng.
Piet, die zich het meest schuldig
voelde, antwoordde eindelijk:
„U zei gisteren, dat we niet
naar Karei mochten".
„Je hebt mijn bedoeling heel
goed begrepen", ging Mbeder
voort, „want ik waarschuwde jul
lie, dat je niet gaan mocht, vóór
ik permissie gaf. Herinneren jullie
je dat niet meer
En het schuldige tweetal, dat
dit maar al te goed wist, doch hun
ongehoorzaamheid voor zichzelf
en elkaar had willen goedpraten,
stond nu met den mond vol tanden.
Moeder liet hen alleen, 't Ver
wonderde Piet en Tom in hooge
mate, dat zij hun geen straf gege
ven had. Zou Moeder er misschien
eerst met Vader over spreken
De straf ontloopen zouden ze na
tuurlijk nietHad Mpeder hun
maar een straf desnoods een
zware opgelegd Alles zou be
ter geweest zijn dan dit zwijgen
enMoeders ernstige gezicht.
Toen ze eindelijk voor de koffie
geroepen werden en beneden
kwamen, zei Moeder:
„De dokter is zooeven bij Ka-
rel geweest en zijn moeder heeft
mij getelfoneerd, dat hij roode-
hond heeft. Hij was er gisteren al
bang voor en daarom verbood ik
jullie naar de buren te gaan.
„Kr krijgen wij 't nou ook ?"-
riep Tom verschrikt uit.
„En dat in de vacantie voeg
de zijn broertje er ontsteld aan toe.
„We zullen hopen, dat jullie vrij
blijft en wij de volgende week naar
zee kunnen gaan", was alles, wat
Moeder zeggen kon.
Doch toen de dag aanbrak,
waarop zij naar zee wilden gaan,
lagen Piet en Tom met roode-hond
in bed.
Wat de jongens het land had
den En het allerergste was nog,
dat zij 't zichzelf te wijten hadden.
Als ze niet ongehoorzaam geweest
waren.... Nooit hadden de jon
gens gedacht, dat die drie letters:
als zoo'n invloed op hun vacantie
konden hebben
Voor Vader en Moeder was het
ook heel jammer, dat zij nu thuis
moesten blijven en Moeder net,
in plaats van aan zee eens heerlijk
uit te rusten, juist dubbel druk
had met de verpleging der zieken..