I mi a pk ZONDAGSBLAD S®|| iii nrsTc-s iwcr^u liflsAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDURGSCHE COURAhTlll 28 Juli 1934 NU 'T ZOMER IS! STOUTERDS! OP DE WANDELING. RAADSELHOEKJE. X X X x x x x x x x x ZEEUWSCHE KRONIEK. want hij was leeraar aan de H.B.S. Jan had een groot valies bij zich, waarin nu niet alleen zijn kleeren zaten, maar er kon nog heel wat meer in geborgen worden en dat was maar goed ook, want Jan had zijn spaarpot onderst-boven gekeerd, en nam voor ieder een cadeautje mee; grootmoeder had er ook een kleinigheid aan toege voegd, zoodoende konden de ca deautjes wat aardiger en royaler zijn. Om te beginnen was er voor Giel een zakmes, want Jan wist, dat Giel het zijne verloren had. Letty kreeg handwerkdoosje, waarin een schaartje zat en een vingerhoed en naaldenkokertje, dan nog kleurige strengetjes wol. Liesje een doos met groote kralen, niet om aan een snoer te rijgen, maar om allerlei figuren van te leggen. Liesje ging nog niet naar school, dus die had mooi den tijd om er zich mee te vermaken. En zelfs het kleintje in de wieg was niet vergeten; voor Anneke had hij een wit beenen rammelaar aan een koord; daarmee zou ze vast plezier hebben, als die in de wieg hing te bengelen. Voor moeder was er een wit kleedje met een kantje er langs; samen met groot r moeder had Jan alles zelf uitge zocht. Toen Jan thuis was en vader zijn cadeautje kreeg, keek hij eerst verbaasd naar het portret in een mooi lijstje en vroeg: ,,Wie is dat jongetje, Jan Een vriendje van je uit Goes Maar wat moet ik daar mee Doch toen zag hij op eens, dat hij dat kleine boertje heel goed kende en Jan klapte in zijn handen van plezier, terwijl de anderen schaterden Vader en Moeder wa ren er heel blij mee, 't kreeg een goed plaatsje aan den wand, en toen smulden ze allen bovendien nog van de Zeeuwsche bolussen, die oom en tante in een trommel hadden meegegeven. Jans terug komst werd dus vroolijk gevierd, en meteen vaders verjaardag. Tine Brinkgreve Wicherink. Wij gingen in het voorjaar Verhuizen. Wat een feest Waarom wij 't prettig vonden 'k Geloof het allermeest: Omdat wij elk een tuintje Van Vader kregen. Fijn Dat ligt toch wel zoo heerlijk, Juist in den zonneschijn. Zelf zaaiden wij de bloemen En goten soms geducht 1 Vooral als er geen wolkje Was aan de blauwe lucht. Ook moesten wij vaaK wieden, Maar nu staat alles mooi. Toe, kom eens bij ons kijken; 't Is volop zomertooi. Maar 't allerprettigst is nog, Dat Omaatje verjaart De bloemen uit ons tuintje Zijn haar het meeste waard, Zegt Moeder. O, wij vullen Er onze vazen mee En brengen die aan Oma. Is dat geen goed idee Zeg, heb je ook een Oma, Maak dan die lieve Oma, Een eigen tuin daarbij Nu 't zomer is, eens blij Moor verraste op een dag Ons eens met.vier kleuters. Och, die hondenkindertjes Waren zulke peuters Ze krioelden in Moors mand, Konden heel niet zien nog. Maar dat werd wel beter, hoor, Na een dag of tien toch Kleine hondjes groeiden goed, Waren zulke snoesjes. Spelen als dat goedje kon, Echte robbedoesjes Op een keer was onze bal Plotseling verdwenen. Waar ging toch die mooie bal Op zijn eentje henen Raadsel werd gauw opgelost: Eén blik in Moors mandje Endaar zagen wij den bal Zwart, het bij-de-handje En de deugniet uit het nest. Had hem stil genomen. Zeker dacht hij: Daar zal toch Niemand achter komen O, wat hadden zij een pret Hoe die bal toch rolde En het jonge hondenvolk Er maar steeds mee solde Eind'lijk zei ons broertje Jan: Laat ze 'r maar mee spelen. Steeds hetzelfde spel zal vast Éénmaal wel vervelen Maar dat had broer Jan toch mis, Want in 't hondennestje Lag dien avond van den bal.... Maar een zielig restje Op een mooien dag in 't voorjaar Maakte Pluut een wandeling. O f hij blij was, dat hij uitmocht En het vrouwtje medeging! Door de bosschen dwaalden samen Pluto en zijn lieve vrouw, Was Pluut tè ver weggeloopen, Kwam hij steeds op 't fluitje [gauw. Plots'ling komen z'aan een beekje. Pluut blijft heel verwonderd [staan, Ziet in 't water heusch een [hondje En dat hondje kijkt hem aan! Pluut begint heel hard te blaffen. D'and're hond is dat niet gek? Geeft geen sikkepit geluid en.... Toch staat hij met open bek! Nijdig kijkt hij naar ons hondje. Dat wordt Pluut toch al te bar! Wat wil toch die hond in 't water Met zijn stom en laf gesar? Wacht! hij zal 't hem eens goed [zeggen En hem bijten in zijn oor! Dan zal hij toch zeker blaffen.... Is hij nog te dom ervoor? Maar op eens rolt Pluut in 't water En de and're hond isweg! 't Vrouwtje lacht en zegt: Jou [domoor, 't Was je eigen beelt'nis, zeg! (Nadruk verboden). OPLOSSING VAN HET SPREEKWOORD UIT HET VORIG NUMMER, Het spreekwoord uit het vorige nummer was: Wie het onderste uit de kan wil hebben, dien valt het lid op den nus. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Heeft Tante Hortense in een auto de reis gemaakt (Seine en Oder). Moeder ging naar Tante Toos om meloen in te maken. (Somme). Hebben jullie veel bessen in den tuin (Elbe). Geef Hein een paar noten mee, Piet(Arno). 2. R Ridderspoor, d i k kudde Vlodrop Huibergen Ridderspoor Groesbeek soepkip ploeg mol r M A S T A N N A S N I K T A K S VOOR KLEINEREN. 1. Pechvogels, geluksvogels en spotvogels. 2. Een kapper snijdt af en een op schepper snijdt op. 3. Een citroen. 4. 4. Spie, ring; spiering. pekel Delft Maart koper merel snoek groot m u s c h Klaproos OM OP TE LOSSEN.. VOOR GROOTEREN. 1. Mijn geheel wordt met 8 letters geschreven en noemt een stad in Duitschland. Een 5, 7, 6, 7, 8 strekt zich uit langs een rivier. 2, 3, 4, 2 is een meisjesnaam. 1, 2, 4 is een verkorte jongens naam. Een 6, 2, 8, 7, 3 is een groene plant. 4, 7, 6, 7, 3 zijn mannelijke fa milieleden. 2. Welk dier wordt grooter, wan neer het een kopje kleiner ge maakt wordt 2. Welk is het luiste dier 4. Verborgen plaatsen in het bui tenland. Ik wist, wie u pen en inkt be zorgen zou. Een half uur had Anton gerend, toen kon hij niet meer. Hans wil na de koffie gaan fiet sen. We kwamen Loes tegen even vóór we Els zagen. Is Bob ingenomen met zijn va- cantieplannen (2) VOOR KLEINEREN. 1. Met k ben ik een huisdier, met g een opening, met 1 een lang, smal voorwerp, met v kan ik vloeistof bevatten, met r ben ik een knaagdier, met m lig ik dikwijls op den grond en met n ben ik het tegenovergestel de van droog. 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaats op Zuid-Beveland. x x lo rij een medeklinker. 2o een ander woord voor dwaas. 3o een specerij. 4o 't gevraagde woord. 50 een bloem. 6o een getal. 70 een klinker, 3. Mijn eerste is een deel van je hoofd, mijn tweede beteekent lomp, zwaar en mijn geheel noemt een ontzettende ramp. 4. Twee vleugels heeft hij 't is heusch waar Maar vliegen kan hij niet. Soms draagt hij 'n bril, maar 'k weet toch vast, Dat hij geen greintje ziet. Hij heeft een been en is 't niet vreemd Hij kan er niet op staan. Als jullie mond mij 't antwoord zegt, Is die 'r niet ver vandaan O. (ft I Opstand en Opstanding. Opstand en opstanding. Twee zelfstandige naamwoorden, die maar drie letters verschillen; af geleid zijn van hetzelfde werk woord en toch in beteekenis onein dig verschillen. Twee beteekenis- sen, die, wanneer ze slaan op het innerlijk leven van menschenkin- deren, hun karakter ten voete uit- teekenen. Eenerlei wedervaart twee menschen; de een komt er door tot innerlijken opstand; de ander tot opstanding. Beiden staan op, maar welk een onderscheid We zullen wél doen, wanneer we daarop acht geven om eigen le venswijsheid te kunnen vermeer deren. We lezen in de geschiedenis van vele volkeren van opstand. We gaan uit van de veronderstelling, dat in de meeste gevallen die op standen er van overtuigd waren, dat ze het recht aan hun zijden hadden. De vaan van den opstand werd in naam van het recht gehe ven. Van het recht op vrijheid meestal. Vrijheid van geweten; vrijheid als volk of wat dies meer zij. Maar de geschiedenis is over dat alles heengegaan. Het brui- schende opstands-heden werd ver leden, de menschheid liet het toe langer hoe verder achter zich. Een ander geslacht stond op, dat wat geschied was, oorzaak en gevolg, duidelijker zag zoo veroordeel de de geschiedenis menigen op stand. Als een volk door opstand niet tot opstanding ten nieuwen leven kwam dus kan de regel wel gesteld worden dan bewees het uitblijven dier opstanding het onrechtmatige van den opstand. En daarom openbaart juist de ge schiedenis hier: recht of onrecht. We gaan van het groote wereld- tooneel af en schouwen toe op het kleine tooneel van het leven der enkele menschen. Het is nog de vraag, wat belangwekkender is dat kleine of dat groote tooneel. Dit staat wel vast, dat wie het klein-tooneel ongespannen gade sloeg te beter verstaat wat op het groot tooneel wordt gespeeld, om dat de menschheid de verzameling is van de enkele menschen. En ook die enkele menschen plegen op stand. Maar ook hier is het de op standing, die oordeelt. Komt er opstanding, dan is de opstand ge rechtvaardigd. Blijft de opstanding uit, dan is de opstand tot in den wortel met oordeel geslagen. Hoe menige jonge man of vrouw is in arren moede het huis uitge gaan, omdat de geest van de ouder lijke woning hun niet beviel, om dat de tucht er te streng was; om dat ze belet werden „hun vleugels uit te slaan". Buiten in de groote wereld, daar zouden ze zich een eigen atmosfeer scheppen al was het maar op een zolderkamertje in de groote stad; daar zouden ze zich uit kunnen leven; daar zouden ze tot hun recht kunnen komen. Dat heengaan was ook opstand; op stand tegen het gezag van vader en moeder. En de toekomst moest toen leeren of hun opstand eeni- gen grond had, omdat er nu m hun leven opstanding kwam. Onaat ze inderdaad wat werden; omdat in de vrijheid een talent zich ontplooi de. Wat terneder werd gedrukt in hen, kon opstaan in volle kracht. Maar het kon ook gansch anders wezen. Dat ze terugkwamen, ge broken en geplukhaard; lam ge slagen; als verloren zoon. Ook dan werkte de opstand een opstanding, maar van gansch anderen aard. Een innerlijke opstanding tot een innerlijk leven op hooger plan. Aanvang, waarborg niet zelden voor zichtbare levensverheffing. Maar ook, wij ouderen Hoe vaak meenen we alle reden te heb ben om in opstand te komen. We hebben onzen levensweg; onze levenstaak uitgestippeld. Zóó moet het gaan. Maar zóó gaat het niet. De levensweg wordt moeizaan; de levenslast zwaar; de levenstaak een andere. Dan, in moede oogen- blikken, breekt de opstand in or:s los: waarom, waarom juist ik En het antwoord komt niet. In raad selen wandelt de mensch vaak; niet begrijpend en onbegrepen. Hoe zal zulk een opstand in onze overleggingen eindigen. In doffe berusting of in een opstanding. Een opstanding, welke zichtbaar wordt in een krachtiger gaan op dien moeizamen weg; in een de schou ders zetten onder den levenslast; in een de tanden op elkaar klem men om die levenstaak te volbren gen. Dit alles is openbaring van den overwonnen opstand tegen het le ven; van de innerlijke opstanding. Zoo kan ook hier wat wij opstand noemen tot opstanding leiden. En wie weet we hebben toch hier te doen met vaak onder-bewuste werkingen of niet het verlan gen naar opstanding te voren den opstand uitlokte. J. Nagel. 28 Jtlli 1490. Jan van Naaldwijk, het laatste hoofd der Hoekschen, wijkt naar Sluis. Nadat de vloot der Hoek schen door Jan van Egmond, stad houder van Maximiliaan van Oos tenrijk bij Brouwershaven op 23 Juli 1490 was verslagen, wist Jan van Naaldwijk met 9 schepen en 400 man te ontkomen en te Sluis een veilige schuilplaats te vinden. Bij hem sloot zich aan Filips van Kleef, heer van Breskens. Deze was eerst een aanhanger van Ma ximiliaan, doch, door dezen slecht bejegend, werd hij zijn vijand. Van uit Sluis stroopten de Hoekschen op de Zeeuwsche stroomen, zoodat men nauwelijks van 't eene eiland naar het andere durfde varen. Toen Sluis op 12 October 1492 zich moest overgeven aan Al- brecht van Saksen, veldheer van Maximiliaan, kwam er een einde aan de Hoeksche en Kabeljauw- sche twisten. Jan van Naaldwijk wist nog naar Parijs te ontkomen, waar hij in 1497 kinderloos stierf. 30 Juli 1564. Eerste hagepreek op Walcheren te Ritthem gehouden. Als eerste hagepreek wordt doorgaans aangemerkt die bij Dis hoek onder Koudekerke op 30 Juni 1566. Als wij onder een hagepreek verstaan een samenkomst in het vrije veld van eenige honderden personen, dan is die bij Dishoek het eerst gehouden. Toch waren er op Walcheren aanhangers der vrije leer reeds 2 jaar vroeger in de open lucht samengekomen om een preek aan te hooren en wel te Rit them. Op 30 Juli 1564 nJ. werd de stadhouder Jan Turk op bevel van Philibert van Tuyl van Seroosker- ke, rentmeester Bewester- Schel de en op verzoek van den bisschop te Middelburg Nicolaas de Castro naar Ritthem gezonden met eenige mannen, omdat daar in 'n boschje van Arent Boom, dijkgraaf van de Zuid-Watering, een vergadering van „secretarissen" werd gehou den. Hij kwam echter te laat. 31 Juli 1417. Jacoba van Beieren wordt te Middelburg als gravin gehuldigd. Haar vader Willem VI was 30 Juni 1417 overleden, zijn graaf schappen Holland, Zeeland en He negouwen nalatende aan z'n eenige wettige dochter Jacoba, nog geen 16 jaar oud zijnde. Zij bevestigde na de huldiging al de vroegere handvesten, privilegiën, brieven, vrijheden, keuren en rechten van Middelburg. Daar de kosten der huldiging de stad moest betalen, vergunde zij aan de vroedschap voor 300 gouden Fransche kronen jaarlijksche lijfrenten op de stad te mogen verkoopen ter bestrijding onder anderen van de kosten ha- rer huldiging. 1 Augustus 1668. Engel de Ruyter, zoon van den bekenden M. A. de Ruyter, wordt door den koning van Engeland tot ridder geslagen. Hij was 2 Mei 1649 te Vlissingen geboren. Zijn moeder was Cornelia Engelsd., de tweede vrootfr van M. A. de Ruyter. In Mei 1664, dus op nauwelijks 15-jarigen leeftijd ging hij met zijn vader mee op de vloot. Hij klom spoedig op tot kapitein. In 1673 na den zeeslag van 23 Aug. werd hij bevorderd tot Schout-bij nacht. Hij betaalde grootendeels 't grafmonument van zijn vader in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. In 1678 werd hij vice-admiraal van Holland. Hij was zwak van gezond heid. Hij overleed ongehuwd den 27 Febr. 1683. Evenals zijn vader bedacht hij de armen van Vlissin gen, zijn geboortestad, met een Ie- gaat, groot 105 pond Vlaamsch 630). 1 Augustus 1884. De bezetting van het fort Ram- mekens wordt opgeheven. Het kasteel was in 1547 ge bouwd tot beveiliging van het vaarwater naar Middelburg. Het heette echter Zeeburg. Ter onder scheiding van een Zeeburg bij Am sterdam werd het Zeeburg bij Ram- mekens genoemd. Rammekens was een oude heerlijkheid aan de zuid kust van Walcheren. Napoleon heeft het kasteel in 1812 opnieuw laten versterken met wallen en grachten. Spoedig zou het zijn beteekenis verliezen. In 1817 kreeg Middel burg een nieuwe haven naar het Veersche Gat en het oude vaar water de Welzinge, waaraan Ram mekens lag, slibde dicht en werd bij gedeelten ingedijkt. Door het leggen van den Sloe- dam in 1867 was ook alle scheep vaart langs het kasteel door het Sloe opgehouden. Bij koninklijk besluit van 29 Mei 1867 werd Rammekens dan ook als vesting opgeheven. Toen werd het kasteel gebruikt als kruitmagazijn. Een bezetting van het Vlissingsche gar nizoen onder bevel van een adju dant moest het bewaken. In 1884 werd ook deze bezetting opgehe ven. Een fortwachter en zijn knecht hebben nog eenige jaren de wacht gehouden. Toen in 't kasteel geen kruit meer werd bewaard zijn ook deze personen ontslagen. 3 Augustus 1618. Michiel Adriaansz., zich later de Ruyter noemende, gaat als boots mansjongen voor het eerst naar zee. Hij was 24 Maart 1607 te Vlissin gen geboren en was dus 11 jaar toen hij aan boord ging. Te voren had hij voor 6 stuivers 's weeks aan het wiel van een lijnbaan ge draaid. Door zijn goed gedrag en vlijt werd de jonge Michiel weldra matroos, daarna stuurman en schipper. Hij heeft tweemaal als stuurman een reis naar 't hooge Noorden voor de Groenlandsche Compagnie ter walvischvangst ge maakt. Overigens heeft hij gevaren voor de gebroeders Lampsins te Vlissin gen. In 1652 nam hij ontslag met het plan rustig aan land te blijven, Bij het uitbreken van den Eer sten Engelschen oorlog in 1652 ging hij na lange overreding in den dienst der Staten, die hij tot zijn heldendood op 29 April 1676 trouw heeft gediend. R. B. J. d. M, (Nadruk verboden.) OorlogstaaL Hij (officier:) Waarom ben je zoo koel tegenover mij, Nelly Moet ik je hart als een vijandelijke vesting beschouwen Zij: Neen, als bezet gebied

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 9