DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUOD. Onder redactie van
R 1 JU Sa II
BW
OTJJ5
VARIA.
EDELMOEDIGE ZELFOPOFFE
RING.
De Noordelijke staten van N.
Amerika voerden van 18611865
een burgeroorlog tegen de Zuide
lijke, waar men gewoon was sla
ven te houden; in de Noordelijke
Staten kwamen geen slavenhou
ders voor. Het Zuiden bleef in de
ze kwestie zóó stijf op zijn stuk
staan, dat elf „slaven-staten" zich
van de Unie afscheidden (1861) als
„geconfedereerde" staten.
De geconfedereerden bezetten
de stad Palmyra in 1864. Eén van
hun officieren werd tijdens den
duur dier bezetting lafhartig ver
moord. De geconfedereerde gene
raal nam daarop tien der uitmun-
tendste burgers gevangen en ver
oordeelde hen ter dood, om op de
ze wijze de stad te laten boeten
voor den vermoorden officier. Eén
van die tien gijzelaars nu bleek te
vens een huisvader te zijn met een
groot gezin, dat door den wreeden
wraak-maatregel van zijn kostwin
ner zou worden beroofd.
'n Jonge man, die zulks had ver
nomen begaf zich zonder aarzelen
tot den vertoornden generaal en
bood zich vrijwillig aan om de
plaats van den echtgenoot en va
der in te nemen. Deze zelfopoffe
ring was des te nobeler, omdat die
jonge man géén bloedverwant vein
den gijzelaar was.
De bevelhebber nam met dezen
plaatsvervanger genoegen en vol
trok aan hém het vonnis ,dat over
den huisvader was geveld.
'n Edelmoedige daad van zelf
opoffering werd zoodoende met
den kogel beloond.
EEN MERKWAARDIGE
POSTDIENST IN ECUADOR
Uit Guayaquil meldt men ons,
dat in Ecuador (Zuid Amerika)
kort geleden een luchtpostdienst is
geopend, die geheel eenig in haar
soort is. Het vliegveld te Quito,
vanwaar de vliegtuigen vertrek
ken ligt niet minder dan 3000 m
beven den zeespiegel en de ge-
heele route wordt afgelegd zonder
één enkele tusschenlanding. Tus-
schenlandingen zouden ook niet
mogelijk zijn, want van al de plaat
sen, waar post wordt uitgeworpen,
heeft er slechts één een vliegveld
en wel Latacunga, de hoofdstad
der provincie Léon, die aan den
voet van den vulkaan Cotopaxi is
gelegen 100 km ten Zuiden van
Quito. De afgelegenste plaats op
de route is Tulcan, de hoofdstad
der provincie Carchi, 160 km ten
N.O, van Quito bij de grens van
Columbia gelegen. Men laat de
mail vallen met behulp van kleine
parachutes. In de verschillende
steden ontvangt het publiek de
brieven uit Quito binnen de twee
uur, doch het antwoord op die
brieven kan niet met de luchtpost
verzonden worden en bereikt Qui
to dan ook eerst na 2 tot 4 dagen.
De groote vlieghoogte en het ge
mis van landingsterreinen maken
deze route tot een der moeilijkste
op de geheele wereld; wanneer
men de lijn tot aan de kust uit
strekte zou bovendien op groore
afstanden blind gevlogen moeten
worden in verband met de regens
die tusschen de kust en het berg
land bijna geregeld heerschen op
600 en 1500 m hoogte. Toch is het
vliegtuig nog het beste vervoer
middel in Ecuador, want de spoor
lijn gaat slechts tot Ibarra en of
men met een auto verder kan ko
men hangt geheel af van den toe
stand der wegen. Een weinig regen
maakt ze nog gladder dan natte
zeep, hoewel zij zeer hard blijven;
de bodem bestaat n.I. grootendeels
uit een zeer harde kleisoort, die
cancagna wordt genoemd.
HET TOEVAL.
Als doodarme, jonge kunstenaar
vertoefde de Deensche beeldhou
wer Thorwaldsen te Rome. Reeds
had hij zijn koffer gepakt, om naar
Denemarken terug te keeren, want
zijn verblijf in Rome kon hij niet
langer bekostigen, zoodat hij wel
naar zijn vaderland terug moest
gaan, waar hem een leven van ar
moede en ontbering wachtte.
Samen met een vriend zou hij de
terugreis aanvaarden, doch op het
aller laatste oogenblik was deze
vriend verhinderd. Daardoor moest
ook Thorwaldsen zijn vertrek één
dag uitstellen. Maar juist op dien
bepaalden dag leerde hij een rij
ken Engelschman kennen, die
geestdriftig was over de door den
Deen gemaakte beelden. Van den
Engelschman kreeg Thorwaldsen
een groote opdracht in marmer
uit te voeren, waardoor hij in Ro
me kon blijven wonen en zich ver
der in zijn kunst kon ontwikkelen.
Daaraan dankte de beroemde
Deen zijn latere glorie. Eén dag
uitstel bij zijn vertrek had hem het
groote geluk gebracht
WELBESPRAAKT STAATSMAN
President Grant van de Ver.
Staten was geen man van veel
woorden. Toen hij op een rondreis
ook de stad Newburg bezocht be
antwoordde hij de rede van den
burgemeester slechts met de woor
den:
Ik dank u, mijnheer de bur
gemeester.
Daarna nam hij deel aan een
feestmaaltijd waar natuurlijk ook
op zijn gezondheid gedronken
werd. Voor een toast dankte hij
met de woorden:
Gij kunt onmogelijk verlan
gen, dat iemand twee redevoerin
gen zoo kort na elkander uit
spreekt: daarom hoop ik dat gij
van mij geen antwoord op uw
toast zult verwachten.
Zij (gebelgd): „Wat Wil jij be
weren, dat ik verkwistend ben
Heb ik dan wel eens een onnuttige
uitgave gedaan
Hij: „Nou en dan dat brand-
blusch-apparaat, dat je verleden
jaar gekocht hebt
GRAPHOLOGIE.
Eddy. Onomwonden zal ik de
indruk^weer geven, die ik van dit
handschrift ontving, omdat de
schrijfster er zoo nadrukkelijk om
vraagt in verband met hare levens
omstandigheden.
De schrijfster is een beschaafde,
welwillende vrouw met een helder
verstand en in eene beschaafde
omgeving opgegroeid. Al doen zich
geen bijzondere afwijkingen in ha
re karaktereigenschappen voor,
hetgeen wil zeggen dat deze vrij
gelijkmatig en regelmatig zijn, mist
het karakter toch de noodige span
ning om in 't leven iets te berei
ken; terwijl een sterke wil even
min aanwezig is. Er ontbreken zelf
vertrouwen, moed en durf. Deze
schrijfster mist iets in haar leven.
Er is een zekere leegte. Zij koestert
verlangens die niet bevredigd wor
den, Zij is gereserveerd; mist spon
taniteit; geeft zich vooraf reken
schap van hare daden en zegt niet
meer dan zij kwijt wil zijn. Zelf
controle en zelfbeheersching tracht
zij te camoufleuren.
Medeleven met anderen is niet
haar wensch en verlangen en toch
mag zij geen egoiste genoemd wor
den. „Stuurloos" is haar karakter
zeker niet, zoo als zij in haar schrij
ven zegt.
Zij mist echter energie en durf,
en is niet in voldoende mate actief.
Eerder tot gemakzucht geneigd
(vooral op lichamelijk gebied), dan
tot energiek handelen....
Gaarne ben ik eventueel be
reid haar enkele schriftelijke aan
wijzingen te geven, wanneer
schrijfster dat verlangt,
Grapholoog.
Boschduvel. Schrift van een
actieve, bezige en bewegelijke
vrouw. Iemand die vooruit wil en
tegen moeilijkheden opziet. Het
karakter wordt meer door het ver
stand dan door het gevoel geleid.
Een helderen geest en goed ver
stand stelt haar in staat zich op
een duidelijke wijze uit te drukken.
Aan het materieele en wat daar
mede samenhangt, wordt geen, bij
zondere waarde gehecht, 't Is geen
dweepster, noch iemand met sen-
timenteele gevoelens die fantasti
sche verhalen opdicht, toch is deze
schrijfster zeker geen koele vrouw
met nuchtere opvattingen. Zij bezit
temperament en juist het tempera
mentvolle, gepaart met strijdlusti
ge neigingen, doet haar dikwijls op
een ondoordachte wijze scherpe
en grievende dingen zeggen die
kunnen verwonden. Gezegden
waarover zij later spijt gevoelt. In
den regel is zij beter in staat haar
wil dan haar mondje te beheer-
schen. Gaarne ontving ik bericht
of schrijfster zich met deze niet
geflatteerde beoordeeling kan ver
eenigen.
Breda. Een bedachtzaam, be
stendig, voorzichtig, rustig en
nauwgezet man, die vasthoudt aan
vooropgezette meeningen; orde en
regelmaat bemint,; een goede op
merkingsgave bezit en tegelijktij-
dig ietwat gemakzuchtig is. Het is
geen sterk karakter en 't mist
weerstandsvermogen. Bij zijn eer
ste optreden zal hij eerder een
schuwen en verlegen indruk maken
dan een spontane. Deze schrijver
weet en voelt waarschijnlijk dat hij
geen krachtfiguur is, daarom tracht
hij zich een zekere houding te ge
ven waardoor zijn eigenlijke ka
raktereigenschappen voor zijn om
geving verborgen blijven. Altijd
neemt hij de noodige reserve in
acht. is steeds op zijn hoede en
geeft zijn innerlijk daarvoor niet
spoedig prijs. Het verstand treedt
in werking voor gehandeld wordt,
waardoor karakter uitingen en ge
voelens worden geremd voor zij tot
uiting komen. Hij bezit meer een
welwillende en vriendelijke in
borst, dan een onaangename en
strijdlustige; schijnbaar opgewekt,
maar toch dikwijls zwaarmoedig
Spontaniteit wordt in ieder geval
in dit karakter gemist. Het onder
zoek naar de diepre oorzaken van
zijn geforceerde houding is bij een
beknopte analyse niet doenlijk. De
grondhouding van het karakter
wordt alleen weergegeven.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd. papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wei dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordèeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
Partij gespeeld in den wedstrijd
Middelburg tegen GoesVlissin-
gen combinatie, 20 Juni 1934.
Wit: J. BONNET, Goes.
Zwart: H. STROOBAND, M'burg.
1. Pgl—f3 d7d5
2. d2d4 Pg8—f6
3. c2c4 e7e6
4. Pblc3 c7c6
5. e2e3 Lf 8d6
6. Ddlc2 Pb8d7
7. a2a3 00
8. Lf 1—d3 h7hó
9. 0—0 d5Xc4
10. Ld3Xc4 e6-e5
11Lc4e2
Waarom deze looper teruggaat,
is niet verklaarbaar.
11e5Xd4
12. Pf3Xd4 Pd7e5
13. Pd4—f3 Dd8e7
14. b2—-b4 Pe5Xf3
Beter is hier de witte looper te
ontwikkelen naar 94.
15. Le2Xf3 De7—e5
16. g2g3 Lc8f 5
Deze zet ontwikkelt het spel
van Wit en geeft gelegenheid de
Ld6 afte ruilen.
17. e3e4! Lf5—g6
18. Lal—f4 Dc5e7
19. Lf4Xd6 De7Xd6
20. Tal—dl Dd6e7
21. Tf 1—el Tf 8—e8
22. Lf 3—g2 a7a5
23. Dc2b3 a5Xb4
24. a3Xb4 - Ta8a6
25. Db3c4 Pf 6d7
26. Dc4d4 Pd7—f8
27. f2—f4 Ta6—a8
28. Dd4—b6 Ta8a3
29. Db6d4 Ta3—b3
30. Pc3a2 Te8a8
31. Tdld2
Beter is Dd2. Nu komt zwart's
witte looper op betere velden.
31Lg6—f5
a b c d e t a h
32. e4Xf 5??
Hiermede dacht wit voordeel te
krijgen. Hij overziet niet alleen het
kwaliteitsverlies, maar tevens de
partij.
32De7Xelf
33. Lg2f 1 Tb3f 3!
34. Td2—f2 Tf3Xf2
35. Dd4Xf 2 DclXf2
36. KglXf 2 Ta8Xa2f
37. Geeft op.
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
mmmmmima
VACANTIE.
't Was zomervacantie. Jantje
zou uit logeeren gaan, voor de eer
ste maal, en dan nog wel een heel
eind uit de buurt; hij kon dus niet
eventjes thuis gebracht worden
als hij begon te verlangen en heim
wee kreeg, 't Was een reis van
verscheiden uren, heelemaal van
boven- tot onderaan, als je de
kaart van Nederland nakeek. Van
den Helder naar Goes; neen maar,
't was me ook een afstand Mis
schien zou Jan er wel tegen opge
zien hebben, maar hij behoefde
niet alléén te gaan, en dan, naar
Grootmoeder, dat vond hij al héél
fijn De jongens in zijn klas waren
nog geen van allen zóó ver ge
weest, en voor een achtjarig ke
reltje was 't ook een onderneming,
dat moet gezegd worden, 't Was
eigenlijk toevallig, dat hij geleide
en gezelschap had, want een ken
nis van zijn vader moest naar Mid
delburg, en wilde hem wel onder
zijn hoede nemen. En nu hij naar
Grootmoeder ging, was 't hem net,
alsof hij van zijn eigen huis naar
een ander eigen huis trok.
't Zou hem eerst wel vreemd
vallen, uit het drukke huishouden
in den Helder naar Grootmoeder,
die bij een oom en tante inwoonde,
waar geen kinderen waren.
Toen Jan op reis ging, deed bij
na de geheele familie hem uitge
leide. Zijn ouder broertje en twee
zusjes gingen mee en Vader na
tuurlijk Moeder kon niet; die
had het te druk met het kleintje,
dat nog maar pas drie weken oud
was.
„Gelukkig, dat je niet alleen be
hoeft te gaan", meende Giel, het
broertje, doch Vader zei: „Jan
heeft toch een mond bij zich om
te vragen",
„En om te eten", zei zijn zusje
Letty, dat een bijdehandje was.
Nu moesten ze allemaal lachen,
want Jan kon goed eten, en het
dienstmeisje zei al:
„We zullen het merken, hem niet
in den kost te hebben met de va-
cantie
Als er 's middags nog iets in de
schalen was, en er werd gevraagd:
„Wie wil nog een schepje dan
hield Jan altijd zijn bord bij. En
aan de koffietafel wist Jan ook
heel wat boterhammen naar bin
nen te werken, 't Was gelukkig
een goed teeken, dat hij eetlust
had en gezond was. Nu, 't was hem
ook wel aan te zien, want hij had
een echt vollemaansgezicht.
Jan vond zichzelf een geluks
vogel, dat hij naar grootmoeder
mocht gaan, maar de anderen had
den ook niet te klagen. Want Giel
en Letty hadden elk een fiets ge
kregen. Giel, omdat hij geslaagd
was voor de H. B. S. en Letty, om
dat ze overgegaan was van de
vierde naar de vijfde klas van de
meisjesschool. Vader dacht bij zich
zelf, dat zoo'n fiets stellig wel nut
tige diensten zou bewijzen in de
vacantie. Wat moesten een jongen
van twaalf en een meisje van tien
anders den heelen dag uitvoeren
De meeste kennisjes hadden een
fiets, en Vader nam ook een week
vacantie, dus dan konden ze, als
het mooi weer was, fijn met hem
gaan wieleren; dat vond vader zelf
ook prettig. Neen, de anderen be
nijdden Jan heusch niet, ze zouden
minstens evenveel genieten als hij,
al bleven ze dicht bij huis.
Jan was nog nauwelijks in Goes
aangekomen, of hij verkondigde al,
dat hij ansichten moest verzenden:
Grootmoeder haalde hem van den
trein en op het perron had Jan al
zóóveel te vertellen, dat de men-
schen, die in hun beurt liepen er
om, moesten lachen. In de straat,
waar oom en tante woonde, was
een boekwinkel, dus dat was mak
kelijk; de kaarten konden nu met
een gekocht worden, vóórdat ze in
huis aangeland waren. Voor post
zegels had Vader al gezorgd, die
zaten in een klein doosje in het
vestzakje van zijn nieuwe pak, dat
lij aan had. Ze wilden thuis na
tuurlijk graag zoo gauw mogelijk
weten, of hij gezond en wel aange-
and was na de groote reis. Eerst
dronk hij bij oom en tante een
groot glas lekkere limonade; dal
was hem erg welkom en de koekjes
erbij liet Jan zich ook goed sma
ken. Toen werden de kaarten ge
schreven, de postzegels er op, en
meteen gepost; den volgenden
morgen wisten ze thuis al, dat Jan
in veilige haven was. Giel en Let
ty kregen de kaart als drukwerk,
maar op die voor vader en moeder
schreef grootmoeder er bij, dat ze
vond, dat Jan een heel stuk ge
groeid was, sinds zij met Kerstmis
in den Helder gelogeerd had, en
ze schreef ook, dat ze erg verlang
de de andere kinderen nog eens
weer te zien; misschien zou ze dus,
evenals verleden jaar, met Kerst
mis zelf weer de reis ondernemen!
Jan was overtuigd, dat ze thuis
de kaarten prachtig zouden vin
den; 't waren boertjes en boerin
netjes in hun typische dracht, het
mooie nationale costuum.
„Ik wed", zei Oom, „als we Jan
eens zoo'n pakje aantrokken, een
lange broek met zilveren knoopen,
een rond, zwart hoedje op, dat hij
ook wel op een echt Zeeuwsch
boertje zou lijken; hij heeft er net
een gezicht voor, zoo blozend en
rond".
Jan keek zijn oogen uit in Goes
en vond het er fijn; en toen hij des
Zondags de kerk zag uitgaan, bleef
hij zóó lang staan kijken, van den
eersten kerkganger af, totdat de
laatste naar buiten kwam. 't Was
net, of 't een optocht voor hem
was, waarbij de menschen zich
verkleed hadden. Hij ging vaak
met grootmoeder uit, en dan voer
den ze heele gesprekken, 't ont
brak hun nooit aan stof, om over
te praten. Hij bezocht allerlei
plekjes, waar vader in zijn jeugd
had gespeeld; vader zou het stel
lig wel aardig vinden, als Jan hem
dan van alles kon vertellen, want
al zaten ze nu in het hooge Noor
den, vader was toch altijd gehecht
gebleven aan zijn geboorteplaats.
Ook de omstreken werden be
zocht, en op een dag, dat het in
Middelburg markt was, namen
oom en tante hem daar mee heen.
Jan had er wel uren willen blij
ven, alleen op die mat kt en bij dal
prachtige stadhuis, waar hij ieder
beeld, dat in den gevel stond, wil
de bekijken. Al waren er heel wat
vreemdelingen, Jan liet zich door
niets of niemand opzij dringen, als
hij eenmaal zijn aandacht ergens
op gevestigd had.
„Ik zou wel altijd in Zeeland
willen blijven verkondigde n:j,
„maar dan met vader en moeder
en de anderen natuurlijk."
Nu, dat daar wel geen kans op
zou zijn, wist Jan ook we!, en och,
als 't er op aanKWam, zou hij wel
licht ook weer verlangen imar den
Helder, waar hij zijn kameraadjes
had en waar hij geboren was.
Op een keer ging Jan weer met
grootmoeder uit en toen nelde
grootmoeder aan bij een huis op
een gracht.
„Gaan we op visite vroeg hij,
maar grootmoeder antwoordde la
chend: „Neen, niet bepaald op vi
site, maar we moeten hier toch
wel even zijn."
Toen ze in de vestibbule kwa
men, hingen daar allerlei portret
ten. Dat vond Jan toch wel een
beetje gek. Thuis hadden ze een
paar blauwe wandborden in de
vestibule hangen, maar wie stelt
nu zijn familie ten toon achter de
voordeur En 't waren bijna alle
maal boertjes en boerinnetjes, één
zelfs levensgroot als schilderij.
„Nu laten we een portretje van
je maken, Jan", zei grootmoeder;
„geen gewoon portret, maar we
zullen vader op zijn verjaardag vol
gende week eens verrassen."
Grootmoeder wist, dat de foto
graaf een kast vol kleeren had, al
lemaal boeren- en boerinnenpak-
jes; in zoo'n pakje wilde ze hem
nu gekiekt hebben En 't gelukte
prachtig. Toen het portret kwam,
hadden ze er allen schik in. Hij
was een alleraardigst boerenjon
getje; hij keek zoo glunder, dat
men dadelijk zou zeggen: „Dat ven
tje is zeker echt prettig eens met
zijn vader uit naar de stad, je kunt
zien, dat hij plezier in zijn leven
heeft en het buiten op het land
nog zoo kwaad niet vindt."
Vader was juist jarig op den dag,
dat Jan terug zou komen. Den vol
genden dag begon de school weer.
Al was-de koek heel lekker, een
maal raakte die toch op. Drie
weken was Jan uit logeeren ge
weest, toen hij de terugreis aan
vaardde op dezelfde manier als
de heenreis ;de kennis van zijn
vader nam hem weer onder zijn
hoede. „Ik moet ook weer naar
school", zei hij gekscheerend zoo,
ri r/i - "H O -» fi