m ZEEUWSCHE POLDER- EN WATERSCHAPSBOND. overige gebouwen behouden worden. De oorzaak is onbekend, vermoedelijk kwaadwilligheid. Met verbrandde was allemaal verze kerd- De brandweer van Ovezande, die spoedig ter plaatse was heeft de na- blussching verricht. De jaarvergadering Twee belangrijke inleidingen Een rijtoer. Zaterdagmorgen had in hotel ,,De Stadwijnkelder" te Kortgene de alge- meene vergadering plaats van den Zeeuwschen Polder- en Waterschaps- bond. De voorzitter, mr. P. Dieleman, heette allen welkom; speciaal den hoofd ingenieur-directeur van den Rijkswater staat, den heer ir.. Walland; den hoofd ingenieur van den Provincialen staat en den ingenieur van. dien dienst, de hee- ren ir. van Leeuwen en ir. Israels; den burgemeester van Kortg'ene, mr. Kos ter; de commissie van voorbereiding de heeren de Regt, Wolse en Versprille; den heer v. d. Maas, die de leden des middags zou ontvangen. Dank bracht spr. ook aan hen, die auto's voor den rijtoer afstonden en wees er dan op, dat N. Beveland perioden van vallen en op staan heeft gekend. Bij de overstroo mingen .in de 16e eeuw, verdween het geheele eiland in het water, alleen de toren van Kortgene bleef bestaan. Ook vóór die groote overstrooming was het eiland reeds van groote beteeke- nis. De heeren van Kats deden van zich spreken, zij hadden het recht van vrije tol, maar mochten zelf wel tol heffen. Ook Kortgene en Wissekerke waren reeds vroeg van beteekenis. Het is goed dat men alles deed en doet om het wa ter te keeren en er zijn daaraan dan ook groote sommen gelds besteed. Er vestigden zich in den loop der jaren personen uit alle deelen van Zeeland en zelfs uit Zuid-Holland op het eiland. Spr. hoopte, dat ook de Bond zal kun nen medehelpen aan de bevordering van den bloei van het eiland. Nadat de reeds gepubliceerde notu len waren goedgekeurd, kon de voor zitter nog verwelkomen mr. Van Dus- seldorp, die Ued. otaten vertegenwoor digde en den griffier der Staten, dr. Tel- legen, zooals hij ook reeds gedaan had den heer G. W. de Waard, vertegen woordiger van den Noord-Brabantschen Waterschapsbond, en den heer ir. J. F. L. Krügers uit Tilburg. Jaarverslag. De secretaris, jhr. mr. A. F. C. de Casembroot, bracht daarna zijn jaarveislag uit, waarin hij met genoe gen constateert, dat dit jaar de ruimere redactie van art. 102 van het Alg. Re glement voor de Polders en Waterschap pen in Zeeland, waarvoor de Bond zoo heeft geijverd, door de Prov. Staten is aangenomen. Inzake de pogingen om tot een samen voegen van polders en waterschappen in W. Zeeuwsch Vlaanderen te geraken, meent de secretaris dat het nog we) eenigen tijd zal duren, alvorens in deze hoogst lastige zaak eenige resultaten zullen kunnen worden geboekt. Het verslag rept verder van de po gingen, om. te komen tot het oprichten van een controle-bureau voor polder- kassen. De Voorzitter onderhandelde ter zake met den accountant Kraaye- veld en het resultaa.t was het vaststel len van een overeenkomst en tarief voor controle. Gezien de droevige ervaringen, die men in Zeeland op het gebied van het beheer van poldergelden heeft ge had, noemt de secretaris een dusdanig bureau zeer gewenscht. Ook in 1933 stond de Polderbond weer pal voor de verbetering der tertiaire wegen, waarvan de kosten groot zijn in verhouding met de belangen van de pol ders bij die wegen. Verder heeft de Polderbond aandrang uitgeoefend, dat in de diverse deelen van Zeeland behoorlijke bergplaatsen voor polderarchieven zouden worden opgericht. Moge aldus het verslag het schitterend voobeeld in deze door Noord-Beveland gesteld, spoedig door de andere deelen van Zeeland worden gevolgd. De meeste polderarchieven zijn thans op niet-brandvrije plaatsen opge borgen. De poging tot gemeenschappelijken aankoop van steenslag heeft helaas nog weinig succes gehad. De secretaris herdenkt het overlijden van den heer A. van der Weijd&r die bijzondere kenn:s van de vaak zoo in gewikkelde Zeeuwsche polderkwesties had. Verder het vertrek van den heer P. Dumon Tak en het ontslag nemen van den secretaris, mr. H. van der Beke Callenfels, De heeren zijn vervangen resp. door de heeren S. J. Gast, mr. H. F. Lantsheer en jhr. mr. A. F. C. de Casembroot. De Bond verstrekte een drieta) ad viezen aan polders en waterschappen. Het aantal leden-polders bedraagt 86 en het aantal buitengewone leden 113. Het verslag werd goedgekeurd. De rekening werd in handen gesteld van een commissie, bestaande uit de heer mr. M. C. van der Minne, Middelburg; 5. de Visser te Domburg en L. Wattel te Nieuw en St. Joosland. Na goedkuring zal zij in het Bonds orgaan worden gepubliceerd. De vergadering herkoos bij acclamatie tot bestuursleden de heeren; W. M. Kloet te St- Maartensdijk; C. D. Vereeke te Kapelle en F. P. Polderdijk te Nieuw en St. Joosland. Hierna deed de V o o r z. enkele me- dedeelingen. Hij wenschte den secretaris geluk met zijn herstel. Het bestuur zal nader overwegen or er aanleiding is een excursie naar de steengroeven, waartoe de firma de Dreu uit Goes uitnoodigde, te doen plaats hebben. Getracht zal worden het vereenigings- orgaan te verbeteren. Met het adres van Ged. Staten inzake de tertiaire wegen, kwamen vele sym pathiebetuigingen binnen. Het bestuur blijft waakzaam ook inzake de bestrij ding der werkloosheid. Inzake het controlebureau bleek, dat de meeste polders het niet noodig acht ten, doch een kern vindt dit wel. Het is wellicht mogelijk, dat de Staten meer dwingende bepalingen in het Algemeen Reglement vast stellen. Ir. de Muralt heeft weer iets nieuws uitgevonden, en meent, dat dit ook vooi Zeeland van beteekenis zal kunnen zijn. Het bestuur zal het bestudeeren. De commissie inzake samenvoeging van de polders in W. Z. V!., kwam tot de conclusie, dat men verschillende pol ders kan groepeeren, maar daarbij komt de technische kwestie feitelijk nog meer naar voren dan de administratieve en de juridische en de Bond heeft geen middelen om daarvoor een ingenieur te benoemen. Spr. zal nog met nadere voorstellen komen. Van de vereeniging „Grondbezit" kwam binnen een nota inzake polderbe lasting en een inzake statistische gege vens om te komen tot andere verdeeling van waterschapslasten. Ged. Staten zullen zeker nog wel richtlijnen geven inzake aanslag .der ge bouwde eigendommen. De V o o r z. heeft o.a. ook medege deeld, dat de Commissaris der Konin gin en de heer W. Kakebeke door een Commissarissenvergadering van de Kon. Maatschappij „Zeeland", verhinderd wa ren aanwezig te zijn. De dijkval bij den Nieuw-Noord- Bevelandpolder. Hierna kwam aan het woord de heer ir. J. J. van Leeuwen, die een inleiding hield over den dijkval in den Nieuw - Noord-Bevelandpolder op 3 October 1933. Spr. zeide de Provinciale verslagen van 1882 af te hebben nagegaan en In dat van genoemd jaar kwam als typisch Zeeuwsch o.a. voor, onder de bijlagen; „Staat van oeverafschuivingen en dijk- vallen.'" Een bewijs dat deze veelvuldig voorkwamen. Later leest spr. „Staat van de oeverafschuivingen" of „Staat van vallen en oeverafschuivingen' Men heeft de oeverafschuivingen niet voor niets voorop geplaatst, maar men mag ook geenszins de beteekenis der vallen gering achten. Na den stormvloed van 1530 was er sprake van een drijvend Noord-Beve land. Het aantal oevervallen, dijkvallen in begrepen, is de laatste 50 jaar wel be langrijk verminderd. Van 1 Januari 1882 tot 1 Januari 1902 was het aantal 137, 1892—1902 76, 1902—1912 53; 1912— 1922 35 en 1922—1932 19 gevallen. Dit laatste is dus nog geen 2 per jaar. Dit mag als een gunstige verschijnsel wor den aangemerkt. Na het verdwijnen van het eiland in 1530 is de Oud-Noord-Bevelandpolder in 1598 en de Nieuw Noord Beveland- polder in 1616 weer ingepolderd. Doch ook toen zijn de zorgen den nieuwen polder niet gespaard gebleven. Toch is de polder binnen zijn dijk van 1616 blij ven liggen tot 3 October van het vorige jaar toe, zij het ook ten koste van niet onbeduidende uitgaven voor zijn oever- verdediging, waartoe de achteruitgang van den onderzeeschen oever en de oevervallen aanleiding gaven. Men had het verlies van een stuk van den polder vooruit verwacht en reeds in 1894 is de inlaagdijk gemaakt, die thans als zee dijk dienst doet. De val heeft ten slotte nog 40 jaar op zich laten wachten. De vraag wat er nu eigenlijk bij een dijkval gebeurt, geeft spr. aanleiding om te citeeren wat B, Nebbens in 1771 er over schreef; „Het zijn die schadelijke en meestijds zonder eenige voorteekens onverwachte of schielijke wegvallingen van geheele vakken in de aan zee liggende gronden, waarmede dikwijls de zeedijken in het talud ja tot in de kruin en somwijlen ge heel, in een oogenblik, met derzelver zate en voorschreven voorgrond wegval len, breken en hun plaats in pieerdere of mindere diepte veranderen, zoodal de polders en landen, voor of omtrent welke zoodanige vallen gebeuren, in meerder of minder gevaar van over strooming gebracht worden, zelfs som wijlen geheel innudeeren." Een meer moderne omschrijving luid- „Onder val verstaat men het verschijn sel, waarbij door de een of andere oor zaak de grondmassa op zeker punt van een onderzeeschen oever, zich in nage noeg horizontale richting zeewaarts verplaatst, zoodat tengevolge daarvan binnenwaarts, over zekere uitgestrekt heid, een aanzienlijke verdieping ont staat". De dijkval van 3 October 1933 was een „normale" nagenoeg complete dijk val d.w.z. dat de dijk nagenoeg geheel wegviel i.e. in den binnenberm. Om 7 uur begon de val en om 10 uur kon men van den inlaagdijk door het gat reeds de zee inkijken. In totaal is een massa van 225.000 m3 grond weg gevallen, d.i. een hoeveelheid, waar voor een zware baggermachine geduren de een maand 10 uur per dag zou moe ten werken. Ook de aansluiting met den inlaagdijk, die uit 1862 daieert, ging verloren. In den grooten ingeloopen inlaag zijn voor het middag-hoogwatertij nog een paar per ceeltjes bieten en aardappelen gestoken en gerooid. Slechts een kleine inlaag vastzittend aan den westelijken nol is niet inge vloeid. De gevolgen van het gebeurde maken van den zeedijk- ex- inlaagdijk en van noodzakelijk nu of later het voorzien den zeedijk ex- scheidingsdijk met den Oud-Noord-Beveland polder, die bij dien polder in onderhoud was. Verder de voorziening' van de koppen der drie nol len. De voorloopige voorziening kostte 12000, na enkele jaren zal een defini tieve voorziening getroffen moeten wor den. Volgens spr. is er geen sprake ge weest van prijsgeven van grond, want de gevormde inlaag wordt prijsgegeven bij het leggen van den inlaagdijk. Men rekent er daarbij op, dat die dijk eens zeedijk zal worden. De toekomst is ook hier onzeker en nieuwe vallen ter plaatse van de nollen zijn zeker mogelijk. Uit het gebeurde is toch nog iets goeds voorgekomen, dat is de vereeni ging van den Oud- en den Nieuw Noord Bevelandpolder tot één waterschap. Een woord van eerbiedige hulde brengt spr. aan den man, die dit in sterke ma te bevorderd heeft en aan wien Noord- Beveland zooveel te danken heeft, aan wijlen den heer Iz. P. van der Weele. Moge deze vereeniging strekken in het belang van beide polders en meer in het bijzonder van den Nieuw Noord Beve landpolder, De inleiding lokte een dankbaar ap plaus uit. Een kaart heeft het gespro kene zeer verduidelijkt. Rationalisatie bi) Polder- en Waterschapsbesturen in Zee land. De tweede inleider was ir. J. F. L. Krügers, uit Tilburg, rijkslandbouw- consulent, werkzaam bij het Rijksbu reau voor de ontwatering, die sprak over bovengenoemd onderwerp. Spr. zeide dat als de benaming van zijn onderwerp den indruk zou geven, dat hij de huidige waterschapstoestan den in het Zeeuwsche land in min ol meerdere mate niet rationaal, niet doelmatig acht. Spr. doelt geenszins 'n verwijt te maken aan de Staten, want het irrationeele is geheel een gevolg van de wijzigingen in tal van omstan digheden, welke niet waren te voor zien. Onjuist is volgens spr, de mee ning, dat voor het voortbestaan, het vereenigen, het opheffen van water schappen de toestemming noodzakelijk is van de ingelanden-vergaderingen. De veranderde omstandigheden maken, dat men ook in andere provincies streeft naar efficiency en naar een aanpassen aan de nieuwe economische en sociale toestanden; op het gebied van dijks- beheer en op dat van afwatering ziet men pogingen, om te komen tot het scheppen van een rationeelen band. 't Empirische, min of meer ook individua listische systeem wordt meer en meer verlaten om plaats te maken voor groo- tere en hechtere belangengemeenschap pen. Geweldig groot zijn echter de moei lijkheden, welke aan d e verwezenlij king van het plan zijn verbonden. Men wil komen tot een stelsel, dat het al gemeen belang dient en rekening houdt met de meest elementaire begrippen van billijkheid en rechtvaardigheid. Spr. ontveinst zich niet dat zijn zienswijze in eene vergadering als deze, veel be strijding zal ondervinden. In het kort behandelde spr. het ont staan van het Zeeuwsche polderland, waarvan wellicht geen fraaier voorbeeld is te noemen, dan juist het eiland N.- Beveland. Aanvankelijk waren de indij kingen te danken aan de gewe.ldige energie van den Zeeuwschen plattelan der en ook was dit het geval met het onderhoud der zeeweringen, en dit le verde weinig bezwaren op, toen de gronden nog lang niet de waarde had den van thans. Het was onbillijk dat de binnenpolders, die eertijds toch ook aan het water lagen, ontlast werden van de kosten der oeververdediging. Dit niet alleen omdat de eigenaars der gronden in die binnenpolders ook belang heb ben bij goed onderhoud der zeewerin gen, maar ook omdat het de animo voor verdere bedijkingsplannen gering doet zijn. En toch zijn er in Zeeland nog meer gebieden, die nu of later aan de zee kunnen worden onttrokken. Het stelsel der calamiteuze polders kan maken, dat de grond in dien polder uit een privaat-economisch standpunt, tijdelijk althans waardeloos is, maar er zit in dit stelsel een beginsel, dat een zeer gezonde en zeer rationeele achter grond bezit, t.w, het idee der bijdragen de polders. Spr. is van meening, dat dit beginsel in den ruimsten zin en streng consequent dient te worden toegepast, door uitbreiding van het dijkbeheerend gebied met alle gronden, welke in meerdere of mindere mate bij de in standhouding van de waterkeering be lang hebben. Zoo verkrijgt men voor de Zeeuwsche eilanden als 't ware dijk ringen, in navolging van het Noord-Hol- landsch Noorderkwartier, zoo krijgt men in Z.-Vlaanderen dijkswaterschap- pen, welke alle gronden omvatten, die lager zijn gelegen dan de kruin van de waterkeering. Daarbij moet z.i. bij de belastingheffing wel degelijk rekening worden gehouden met de meerdere of mindere belangen der polders bij de dijksverdediging. Toch kan de instelling der calamiteuze polders volgens spr. in Zeeland niet worden gemist. Spr. juicht in dit verband ook toe de mogelijkheid om van de gebouwde eigendommen dijkgeschot te kunnen heffen, al acht hij de maatsstaf naar de kadastrale huur waarde niet juist, omdat de een veel meer belang heeft bij het werk van den polder dan een ander. Spr. kan geen beteren weg aanwijzen, maar laat dit over aan de voortvarendheid van het bondsbestuur. Spr. komt dan tot het ge bied van af- en uitwatering en juicht 't tot standkomen van uitwaterings-wa- terschappen in dit verbind toe. Maar gezien de reeds ontstane moeilijkheden o.a. bij de Valkenissegeul, betoogt spr. dat de oplossing moet zijn, dat alle be langrijke lossingen, ook die van de af zonderlijke polders, in beheer en onder houd van het groote uitwaterings-wa- terschap komen, waardoor als vanzelf sprekend het voortbestaan van de klei nere waterschappen overbodig wordt. Veel moeilijker is het als geheel geen uitwaterings-waterschap bestaat doch dan moet gestreefd worden naar het bijeenbrengen van de belanghebbenden in een lichaam. Maar ook dan is classificatie noodza kelijk, al is spr. er geen groote voorstan der van met het oog op de administra tieve zorgen er van. Het wegenbeheer behoort volgens de meening van spr. bij het toenemend ver keer niet langer onder de zorgen van het waterschap te blijven. Dit geldt niet alleeen voor de primaire en secundaire wegen, maar evenzeer voor de tertiaire wegen. De eigenlijke weggebruikers, o.w. natuurlijk ook de landbouwers, moeten de kosten betalen. Fioris Vos heeft bij zijn actie tot opheffing van tollen, wel eenigermate de waterschap pen in een ongunstiger positie gebracht. Spr. herhaalt, dat in de eerste plaats noodig is, om tot rationalisatie van het waterschapswezen te geraken; het op richten van groote dijkswaterschappen en van groote uitwaterings-waterschap- pen, de eerste heffen van het dijkge schot, de laatste de gelden voor verbe tering en onderhoud der afwatering, Spr. is er zich van bewust, dat dit op het Zeeuwsche platteland een revolte kan doen ontketenen, maar men mag niet vergeten dat de gemeenschap, die belang heeft bij het werk van een wa terschap, steeds grooter is geworden en niet langer locaal, doch regionaal, pro vinciaal, zelfs nationaal is, zooals bijv, de inpoldering der Zuiderzeegronden aantoont. Wat betreft de schulden der op te heffen polders en waterschappen, deze kunnen worden overgenomen of wel de polders kunnen blijyen bestaan als schulddelgingswaterschapen. Naar aanleiding van een artikel van mr. ir, H. Smalhout, zeide spr. het er niet mede eens te zijn, dat men het dijks- beheer maar bij den Rijkswaterstaat moet brengen. De verbeteringen zijn niet te wachten van de polderbesturen zelf, maar dienen te komen van Provin ciale Staten op voorstel van Ged. Sta ten. Maar daarbij denkt spr. een zeer belangrijke rol toe aan den Polderbond. hij stelt dien van Noord Brabant ten voorbeeld. Het bestuur moet in de eer ste plaats trachten, om de besturen en ingelanden vertrouwd te maken met den opzet en het individialisme zal plaats moeten maken voor solidariteitsgevoel. Alle polders moeten tot den bond toe treden, wil ook met de belangen der kleinere in alle opzichten rekening kun nen worden gehouden. De vraag wat er in deze bij de huidi ge toestaiyden reeds kan geschieden, beantwoordt spr. met te wijzen op de waardevolle archieven, meermalen zeer slecht bewaard; het gewenschte bijhou den van leggers van waterkeeringen, in het belang van een goed overzicht van de lossingen en van de daarbij belang hebbenden. In het politiereglement moet worden opgenomen, dat het verplicht is, langs de lossingen veescheidingen aan te brengen, Komende tot de op tech nisch gebied mogelijke verbeteringen betoogde spr. dat het zilte zeewater na- deelig is voor de landerijen en dus in Zeeland de instandhouding van de wa terkeering tot iederen prijs moet wor den gewaarborgd. In verband met een goed onderhoud van de waterleidingen, liet spr. verschillende werktuigen daar voor de revue passeeren. Spr. betuigt ten slotte nog eens met klem het nut van het nieuwe stelsel. Om dat te bereiken is moed noodig, zooals spr. moed noodig had om voor deze vergadering op de gebreken te wij zen. Het is een groot programma dat vol tooid dient te worden, ook dan wanneer in den aanvang eenige tegenslagen mis schien zullen terugschrikken. Voor me delijden ten opzichte van hen, die hun plaats ten bate van het algemeen volks belang nullen verliezen, is geen plaats meer. Dit medelijden kan alleen gelden voor den vorigen spreker, Ir. Van Leeu wen, die als hoofdingenier van den Waterstaat met werk overladen zal woi- den, maar spreker zal hem en ook het Provinciaal, en het Bondsbestuur schuld bewust gaarne terzijde staan. Moge het stelsel, dat ik verdedigd heb aldus spreker bij allen ingang vinden en moge het een zegen zijn voor ons land, vaar vooral ook voor dit Zeeuwsche ge west. Spr. eindigde onder applaus der verga dering. De v o o r z. kwam nu terug op de kwestie van W. Z. Vlaanderen en stelde voor aan Ged. Staten te verzoeken bij Prov. Staten voor te stellen eenig cre- diet toe te staan voor het instellen van een onderzoek tot de mogelijkheid van samenvoeging van waterschappen. De vergadering vereenigde zich daar mede door applaus. Enkele aanwezigen vonden in het be toog van heer Krügers aanleiding tot korte vragen of opmerkingen, waarbij o.a. naar voren is gebracht dat hier niet gesproken moet worden van revolutie, doch van evolutie. Bij de rondvraag antwoordde de V o o r z. op een vraag van den heer Vogelaar, dat op de vaststelling van t percentage voor den gebouwden eigen dom door Ged. Staten geen beroep open staat, hoogstens kan men vragen het desbetreffende besluit te vernietigen. Mr. Van Dusseldorp zeide dank voor de woorden van welkoiï?» Ged. Staten komen uit zuivere belang stelling, omdat de waterstaatsbelangen een groot deel van hun bemoeiingen omvatten. Zij zouden gaarne nog meer doen dan nu mogelijk is, ook bijv. ten opzichte van de wegen. Het is soms moeilijk bij Ged. Staten den voorzitter van den Polderbond bin nen de grenzen te houden. Ook het nu naar voren gebrachte heeft spr. met Be langstelling gevolgd. De heer Krügers kan gerust zijn, dat spr. hem niet revo lutionair acht, want het is altijd goed in de toekomst te kijken en niet met starheid te zeggen; maar zoo is het toch altijd geweest. Er is intusschen reeds veel bereikt op waterschapsgebied en spr. bracht hulde aan den Rijkswater staat, den Provincialen Waterstaat en de waterschapsbesturen in Zeeland. Wat de heer Krügers bepleitte is ge£g novum voor Ged, Staten en zij zullen het gaarne nog eens nader bekijken. De heer de Waard bracht dank voor de uitnoodiging aan den N B'ra- bantschen Bond. Men stelde prijs op goede verstandhouding. Spr. hoopte ook iemand u.it Zeeland op de vergadering in Brabant te zullen zien. De heer de Regt sprak namens de Z. L. M. dank voor de uitnoodiging, en hoopte dat beide lichamen zullen blij ven samenwerken en beide in ledental zullen toenemen. De V o o r z. bracht nog eens harte lijk dank aan beide inleiders en sloot daarop de vergadering. De maaltijd. In hotel de Korenbeurs had vervolgens een gemeenschappelijke maaltijd plaats, die uitstekend verzorgd was en waarbij de oud-leerlingen van de landbouwhuis- houdkunde, hare zoo gewaardeerde me dewerking verleenden. Tijdens dézen maaltijd heeft de burgemeester van Kortgene, mr. Koster, dank gebracht voor de uitnoodiging en ook er op ge wezen, dat Kortgene reeds zeer vroeg stadsrechten had. Het is nu een naai omstandigheden betrekkelijk welvaren de gemeente. De heer De Regt sprak als be stuurslid van den Bond en bracht dank aan allen, die hem op een of andere wijze bij het voorbereiden van dezen dag hebben geholpen. De heer v. d. Maas kwam nog even terug op hetgeen hij ook reeds 's mor gens naar voren bracht namelijk, dat er op de convocatie stond, dat men halt zou houden op zijn modelboerderij. Spr. zeide, dat het geen modelboerderij is, en dat er slechts sprake is van een rustpoos op zijn hoeve. Rijtoer. MeT 37 auto's, in enkele waarvan ook genoemde dames een plaatsje hadden gekregen, reed men nu over Geersdijk, Kamperland en Wissekerke naar de plaats van den dijkval in den Nieuw- Noord-Bevelandschen polder. Men klom den dijk over en kon toen overzien wat op 3 October is ontstaan. Nu bleek hoe duidelijk des morgens het betoog van ir. Van Leeuwen was ge weest. Wij althans, die tot nu toe den dijkval niet van nabij hadden gezien, hadden geheel den indruk gekregen van wat wij nu in werkelijkheid zagen. Men ging den dijk weer af, de auto's weer in en voort ging het via Colijns- plaats en Kats naar het „Annahof van den heer H. van der Maas. Op dit keu rig verblijf van de familie Van der Maas zijn allen ontvangen en onthaald. Wij weten ons de tolk van allen, als wij voor de genoten gastvrijheid dank bren gen. Na bezichtiging van het zeer mo derne landbouwbedrijf, namen allen weer plaats in de auto's en nu ging het langs den kortsten weg naar Kortgene terug, waar de meesten spoedig het veer opzochten om via Wolphaartsdijksche Veer huiswaarts te keeren. Elec. Drukkerij G. W. den Boer, Mburg

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 6