MIDDELBURGSCHE
KRONIEK van den DAG.
DE
COURANT
BINNENLAND.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 1» JUU 1934. No. 168.
FEUILLETON.
FORTINBRAS,
DE KOOPMAN IN GELUK,
WILLIAM LOCKE.
Mensch en Maatschappij in
Nederland en Indië.
En zonder STER-TABAK
da's erger r
Het drama van 30 Juni
Een paar ijselijke bijzonder
heden Hoe dr. Klausener
om het leven kwam Een
gewetenlooze „vergissing."
Er wordt in de buitenlandsche pers
nog voortdurend nagepraat over de
dramatische gebeurtenissen^ welke zich
in den nacht van 30 Juni in Duitsch-
land hebben afgespeeld. Dat is ver
klaarbaar. Men raakt nu eenmaal niet
gauw uitgepraat over dingen, die tege
lijkertijd zoo sensationeel en zoo duis
ter zijn. Van veel nut is dit overigens
niet. Zoolang geen nieuwe feiten aan 't
licht komen, valt er niet zoo heel veel
meer van te zeggen. En nieuwe feiten
komen slechts spaarzaam aan het
licht. De officieele instanties blijven 't
stilzwijgen bewaren. Op de vragen van
buitenlandsche journalisten, wie de
onbekende slachtoffers zijn, die behal
ve de genoemden, zijn gevallen, wordt
stereotyp ten antwoord gegeven, dat
zulks niet kan worden medegedeeld.
Als men bedenkt, dat het er eenige
tientallen zijn, kan dit antwoord het
onbehagen slechts versterken; het
doet op de eerste plaats vermoeden,
dat er onder de onbekende dooden
heel wat onschuldigen verkeeren.
Een paar feiten, die de laatste da
gen dan toch nog aan den dag zijn ge
komen, versterken intusschen de on-
verwikkelijke gedachten, die men ten
aanzien van het drama moet koeste-
ren.
Zoo weet de „Maasbode" nadere
bijzonderheden mee te deelen, over de
wijze, waarop dr. Klausener, een voor
aanstaand katholiek en een vriend
van den vice-kanselier Von Papen,
om het leven is gekomen.
Dr. Klausener was werkzaam bij het
ministerie van verkeerswezen. ,,Op
den noodlottigen dag, vertelt de Ber-
lijnsche correspondent van heft blad,
traden twee ambtenaren van de Ge
heime Staatspolitie vergezeld van 2
S. S.-lieden, het verkeersministerie
binnen. Zij werden door den portier
aangehouden, maar liepen door, regel
recht naar de kamer van hun slachtof
fer. Ongeveer een halve minuut later
knalden er twee schoten. Op dit geluid
kwam de minister van het verkeers
wezen, Freiherr Elzt von Rübenach,
toegesneld, even later ook zijn staats
secretaris en nog een ander ministeri
eel ambtenaar. Dezen heeren werd de
toegang tot Klauseners vertrek echter
geweigerd. De beide politie-ambtena-
ren verwijderden zich om een auto ie
halen. De beide S. S.-mannen posteer
den zich voor de deuv, waarachter hun
slachtoffer lag.
Toen de auto, waarin het lijk ver
voerd zou worden, vóór was, werd de
deur van Klausener's kamer weer ge
opend en van die gelegenheid maak
ten de drie heeren gebruik mee naar
binnen te glippen. Zij konden daarbij
vaststellen, dat Klausener voor de
deur lag, met zijn hoed tusschen de
beenen. Achter zijn rechter oor be
vonden zich twee kogelgaatjes.
Aan de hand van deze gegevens is
een waarschijnlijke reconstructie van
het gebeurde mogelijk. Men heeft Klau
sener meegedeeld, dat hij zijn bezoe
kers te volgen had. Deze is opgestaan,
heeft zijn hoed gegrepen en zich naar
de deur begeven. Toen hij de klink
daarvan in de hand had, heeft men
hem van achteren neergeknald.
Deze bijzonderheden zijn van betee-
kenis. Met een hoed begaat niemand
zelfmoord, noch levert hij er tegen
stand mee. En bij tegenstand draait
door
71)
Zij protesteerde. Dat is onzin. Je bent
van het begin af altijd volkomen op
recht tegen mij geweest.
Oprecht, in zóóver, dat ik mijn ma-
terieelen toestand niet verborgen heb.
Maar ook eervol? Als je in Brantóme
had geweten dat ik toen reeds je lief
durfde te hebben, zou je me dan heb
ben aangeraden naar Egypte te gaan?
Misschien niet, antwoordde Lucil-
la, terwijl de schaduw van een ironisch
lachje om haar mondhoeken speelde.
Maar.... we kunnen vrijuit spreken, ik
zie niet hoe je me dat kon gezegd heb
ben.
Natuurlijk kon ik dat niet, stemde
KI toe. Maar omdat ik je zoo innig lief
had, had ik niet moeten komen. Dat
was niet eervol gehandeld.
Met zijn elleboog op den arm van
den rieten stoel en de hand onder zijn
kin, zag hij haar ernstig vragend in de
oogen. Even hield ze zijn blik uit, toen
keek ze neer op haar blauw geaderde
handen.
Zie je wel, je loochent het niet,
daarom noem ik mij zelve een avontu
rier.
men zijn rug ook niet naar zijn aan
vallers toe. Er ontstaat daarbij ook
eenig beweeg en dat maakt het moei
lijk twee karabijnschoten precies ach
ter het rechter oor te plaatsen.
De rest van het drama is meer of
minder bekend. Mevrouw Klausener
heeft in gezelschap van een priester
nog gepoogd het lijk van haar man in
handen te krijgen of tenminste te zien.
Dit werd haar geweigerd. Men heeft
ïaar slechts gezegd, dat zij het lijk
den volgenden dag op het kerkhof in
bezit kon nemen. Toen zij zich daar
meldde, reikte men haar een urn
over met de asch van den bereids ver
branden ongelukkige...."
Niet minder ijselijk is een geval, dat
een Zwitsersch blad „der Bund" dezer
dagen opénbaar maakte. Zulks in ver
band met een berichtje in de Duitsche
bladen, dat de muziekcriticus van de
„Münchener Neueste Nachrichten"
de 41-jarige dr. Willi Schmid „tenge
volge van een ongeluk" was „overle
den."-
Het Zwitsersche blad is er n.l, ach
tergekomen, dat bij de begrafenis vo
rige week de geestelijke mededeelde,
dat dr. Schmid die een in breede krin
gen geachte persoonlijkheid was, ten
gevolge van een onbegrijpelijke naams-
en persoonsverwisseling door de met
de onderdrukking van het Röhm-com-
plot belaste uitvoeringsorganen bij ver
gissing in den dood werd gezonden. Op
de lijst van de samenzweerders en aan
hangers van Röhm, die het plan zou
den hebben gehad Hitier uit den weg te
ruimen, en daarom op bevel van den
„Führer" als hoogverraders neergescho
ten werden, stond ook de naam van
den Obergruppenfiihrer der S.A., Wil
ly Schmid, met wien de redacteur dr.
W. Schmid op normale wijze, ofschoon
hij ook tot een S.A.-afdeeling behoor
de, niet kon verwisseld worden. In
plaats van den gezochten S.A.-leider
te arresteeren, begaf een S.S.-man
een der Berlijnsche heethoofden
zich naar de woning van den redac
teur Schmid, waar deze aan de piano
zittend gearresteerd werd. Ondanks
zijn krachtige protesten en verzeke
ringen, dat hij niet de gezochte was,
werd redacteur Schmid naar de gevan
genis gebracht en spoedig na zijn aan
komst daar gefusilleerd!
De ongelooflijke lichtzinnigheid en
gewetenloosheid waarmede hier te
werk is gegaan, blijkt uit het feit, dat
de gezochte groepsleider Schmid reeds
3 uren vóór de terechtstelling van den
redacteur Schmid doodgeschoten was!
Zooals niet anders te verwachten
was, zwegen de bladen te München
over het tragische lot van dr. Schmid.
Zelfs de „Münch. Neueste Nachr."
deed er het zwijgen toe, en het blad
vermeldde het overlijden van zijn me
dewerker onder de rubriek „ongeluk
ken."
Commentaar bij dingen als deze,
lijkt ons vrijwel overbodig. Men moet
medelijden hebben met een volk, waar
ze mogelijk blijken te zijn, ook al wil
men 't voor de voeten werpen, dat het
zichzelf deze mogelijkheden op den
hals heeft gehaald.
Met steeds neergeslagen oogleden, zei
zij:
Je hebt geen reden jezelven ie
te verwijten. Zooda je mij met fatsoen
zeêéen kon, dat je me liefhad, heb je dat
gedaan. En ik geloof niet, zei ze zacht,
dat ik veel verontwaardiging heb ge
toond.
Waarom deed je dat niet, vroeg hij.
Zenuwachtig strengelde ze haar vin
gers ineen.
Somtijds vindt een vrouw het wel
eens heerlijk om bemind te worden. En
ik heb het al dien tijd goed en heerlijk
gevonden. Eens was er iemand, jaren ge
leden, maar hij is overleden. Daarna
hebben wel eens andere mannen pogin
gen gewaagd, maar ik heb ze altijd zoo
vriendelijk mogelijk afgewezen. Maar
niemand heeft voor mij die krankzinnige
daad gedaan, die jij voor me deed. En
"niemand is zoo eenvoudig geweest, zoo
loyaal en zoo sterk. Jij bent anders. Ik
heb 't gevoel gehad te worden lief ge
had door een man, die rein was en on
gerept. De hemel weet, dat je niets
geen schuld treft.
Dan, mijn lieveling, zei hij, tever
geefs zijn hoofd zoo buigend om haar
vlak in het gezicht te kunnen zien en
in de oogen, nu onder lange wimpers
verborgen, wat moet er nu met ons bei
den gebeuren?
Als eenig antwoord maakte ze een
klein gebaar van wanhoop.
Als ik de rechten had van een eer
lijk man, die een vrouw trouwen wil,
dan zou ik de zaak in mijn eigen han
den nemen en ik zou je overal volgen,
tot ik je gewonnen had.
XIV,
De roep van dezen tijd.
Op een dezer dagen gehouden land
dag Vein vrijzinnig-democratische jon
geren heeft het lid der Tweede Kamer
mr. Joekes gesproken over „De roep
van dezen tijd". In zijn rede constateer
de hij onder de jongeren drie groote
strevingen: allereerst de groote over
tuiging, de hechte wil om de volksbe
langen te dienen, vervolgens een groo
te tendenz naar nationale eenheid, en
tenslotte naar leiding naar een sterk
gezag.
Wie met voldoende onderscheidings
vermogen en opmerkingsgave toege
rust is, zal deze strevingen onder de
jongere generatie in eigen omgeving
niet reeds zijn opgevallen?
Velen van ons zitten nog volkomen
gevangen in een warnet van eigen be
lang en groepsbelang en zien daardoor
het belang van het geheele volk over
het hoofd.
Jarenlang is ons volk gewikkeld ge
weest in een feilen partij- en klassen
strijd, en wie in dezen strijd de sterkste
bleek te zijn, oogstte daarvan alle
voordeelen. Het is een strijd geweest
van hard tegen hard, een strijd zonder
scrupules.
De nood der tijden heeft de partijen
samengebracht in een zoogenaamde na
tionale regeering, verzinnebeeldend de
nationale eenheid van het Nederland-
sche volk.
Hoeveel camouflage schuilt niet in de
ze mooi klinkende leuze! De samenwer
king der politieke partijen in een natio
nale regeering heeft niet de nationale
eenheid van ons volk gebracht.
Want voor deze eenheid is er heel
wat anders noodig is dan de wil de po
litieke partijen tot samenwerking. Deze
nationale eenheid moet verankerd lig
gen in de ziel van ons volk, maar daar
van is op 't oogenblik nog geen sprake.
Duidelijk is dit gebleken uit de houding
van de volksmassa tegenover de natio
nale regeering, naar aanleiding van de
oproerige gebeurtenissen te Amsterdam.
Hoever staat onze regeering van de
groote massa van ons volk af! Kan men
zich voorstellen, dat minister-president
Colijn zich op zoo n gemoedelijke wijze
onder het volk beweegt als de Italiaan-
sche minister-president Mussolini dezer
dagen bij den aanvang van den oogst in
de drooggelegde, Italiaansche moeras
streken, of dat onze minister van eco
nomische zaken op 'n wijze met de boe
ren omgaat als de Duitsche minister van
landbouw Darré?
Hoogstens verschijnen onze ministers
nog op een bijeenkomst van hun partij
en geven dan af op andere partijen, zoo
als kortgeleden de minister van binnen-
Iandsche zaken op een bijeenkomst van
den Bond van Christelijke Jongeren op
Gereformeerden grondslag.
Noemt men dat nationale eenheid?
Onze jongere menschen wenschen een
ander soort nationale eenheid, een een
heid, die vanonder af moet komen, niet
een, die van bovenaf wordt opgelegd.
Ondanks alle verzet groeit zij in de ziel
van de jongere generatie van alle krin
gen onzer samenleving.
Men wenscht zich niet meer te schik
ken in de hokjes en groepjes, waarin
benepen stands- en partijopvattingen
ons volk jarenlang hebben verdeeld.
Zelfs onder de jongeren van streng
Christelijke huize is deze nieuwe geëst
groeiende, ondanks alle pogingen tot on
derdrukking ervan.
De roep van dezen tijd, dat is de roep
Met iets van hartstochtelijke liefde
wendde zij zich tot hem.
Als je zulke dingen zegt, dan zou
je mij er toe brengen je te trouwen uit
vernedering en berouw.
Dat veehoede de hemel, zei Martin.
Weer wendde zij het hoofd af. Lange
stilte volgde. Lucilla was de eerste om
weer te spreken.
Alle blaam valt op mij. Neen laat
me doorgaan. Ik heb den moed om eer
lijk te spreken en jij moet den moec
hebben om te luisteren. In Brantóme in
teresseerde je mij. Je positie daar was
zoo on-Engelsch. Natuurlijk mocht ik je
daar graag lijden. Ik vond dat je wakker
geschud moest worden, 't Was maar zoo'n
losse gril, die me over Egypte deed spre
ken. Ik dacht, dat het goed voor je
was om met al het oude te breken en
de wereld te zien. Toen ik Félise bij
mij had en zag hoe ze zich ontwikkeldè
dacht ik aan1 jou. Ik heb zooiets met an
dere jonge meisjes ook gedaan, maar ik
merkte geen verandering en dit was 't
alleraardigst amusement. Met een man
had ik dat experiment nog niet gemaakt.
Ik wilde eens zien, hoe jij je ontpoppen
zou, wat voor indruk dat geheel nieuwe
leven op je zou maken. Nu réaliseer ik
pas, wat ik nooit gerealiseer heb, hoe,
al mijn zoogenaamde vriendelijkheid
voor jonge meisjes niets anders was dan!
harteloos geëxperimenteer. Twintig ja
ren zou ik twintig jonge meisjes in luxe
kunnen laten leven, zonder hindernis
voor mijn fortuin. Dat is de vloek vïn
onmetelijken rijkdom. Men maakt mis
bruik van zijn macht! Mdar met jou
had geld niets te maken. Ik was niet
naar een werkelijke nationale eenheid,
niet naar de schijneenheid, die men van
bovenaf ons volk tracht op te dringen.
J. K. Mesu.
DE „BLAUWE VAAN" MAG NIET IN
DE KAZERNES.
Op viagen van he'. Tweede Kamer
lid Hermans (s.d.) of het den minister
bekend is, dat militairen-geheelont
houders het orgaan „De Blauwe Vaan"
niet langer mogen ontvangen, heeft de
minister van defensie geantwoord.
Het blad „De Blauwe Vaan", orgaan
voor drankbestrijding, uitgegeven door
de Nederlandsche vereeniging tot af
schaffing van alcoholhoudende dranken,
beperkt zich niet tot het in den naam
van de vereeniging aangeduide doel,
doch strijdt tevens vóór de doeleinden,
gesymboliseerd door de „roode vaan",
en tegen het zoogenaamde „militaris
me". Dit orgaan werd kosteloos toege
zonden aan onderofficiers- en man-
schappencantines.
Een en ander heeft ondergeteekende
aanleiding gegeven te bevorderen, dat
de ter zake bevoegde commandanten
geen vergunning verleenen tot het aan
bieden van „De Blauwe Vaan''' binnen
de kazernecomplexen, in andere tot
huisvesting of verblijf van militairen
aangewezen inrichtingen en tijdens de
rust bij militaire oefeningen.
EERSTE*KAMER.
Bescherming der openbare
orde.
De Eerste Kamer heeft gisteren met
24 tegen 10 stemmen (die der soc. de
mocraten) aangenomen het wetsontwerp
tot bescherming der openbare orde. Vol
gens de bepalingen dezer wet zullen
zoo onwijs om je te vragen mijn gast te
zijn, zooals ik dit aan jonge vrouwen
kon vragen. Mlaar, het geld daar gelaten,
ik wist dat ik je geven kon, wat ik haar
gegeven had .en door wat Félise zich
liet ontvallen, vermoedde ik, dat je een
klein inkomen bezat. En daarom schreef
ik je op goed geluk. Ik dacht wel,
dat je komen zou. De menschen doen
nog al eens wat ik hun vraag. Jij zou het
grootste amusement worden. Zie je,
zoo is het gegaan.
Ze hield op. Er kwam een harde trek
op zijn gezicht.
Nu, zei hij, ga door.
Kun je 't verdere niet raden?
Neen, zei hij, dat kan ik niet.
Daar was een klank in zijn stem, die
haar hart scheen te verscheuren. Ze
drukte beide handen tegen de oogen.
Als je eens wist, hoe ik mijzelve
veracht en haat.
Neen, neen, mijn lieveling, zei
Martin. Hij beroerde haar schouder
warm en zacht. Een doorschijnende rag
fijne mouw liet dit toe- Ze liet zijn hand
even er op rusten en duwde haar toen
weg. Maar de nerveuze greep van haar
vingers verried geen afkeer. Haar ge
zicht was heel bleek.
Ik wist, dat je me liefhad, 't Deed
goed om dat te gevoelen, zooals ik je
reeds zeide. Ik had weg willen gaan, zoo
als ik voorheen ook wel eens weg ben
gegaan. Ik verontschuldig mijzelve niet.
Toen kwam die avond in Luxor! Ik liet
mij zelve gaan. 't Was een kwestie van
de zinnen. AI word ik negentig, ik zal 't
nooit vergeten. Denk je misschien, dat ik
rustig heb kunnen slapen, de nachten
(Ingez. Med.)
thans strafbaar gesteld worden het zich
beleedigend uitlaten over groepen van
de bevolking en over het openbaar ge
zag, terwijl tevens opruiende prenten en
gramofoonplaten onder de wet vallen en
het instituut der preventieve hechtenis
wordt uitgebreid, zoodat heeren of da*
mes, die tegen de lamp geloopen zijn,
niet vrijelijk kunnen doorgaan met hun
eigenaardige wijze van propaganda voe
ren tot zij de eer hebben voor den rech
ter te staan.
De heer Drooglever Fo r-
t u y n (lib.) zag het belang van dit wets
ontwerp in zijn preventieve kracht. Spr.
geloofde, dat het behoorlijke critiek niet
zal belemmeren. De bezwaren tegen de
preventieve hechtenis deelde spr. niet,
evenmin als die tegen den nieuwen vorm
voor vervolging van klachtdelicten.
De heer M e n d e 1 s (s.d.) achtte het
te -ulp roepen van de strafwet niet het
geschikte middel om de maatschappe
lijke orde te saneeren.
Het begrip bevolkingsgroepen vond
spr. gewrongen. Bovendien zijn allerlei
ontduikingen der wet denkbaar. Den
nieuwen vorm der klachtprocedure
keurde spr. af.
Strafrecht moet blijven: uitzondenngs-
recht. Dit wetsontwerp zet heel veei op
losse schroeven.
De heer Steger (r.-k.) zag in de ge
beurtenissen, die zich voornamelijk in de
hoofdstad hebben afgespeeld, een krach
tig experimenteel argument ten gunste
van dit wetsontwerp. De bescherming,
die het ontwerp brengt tegen verkeerde
volksvoorlichters is een sociale plicht
der overheid. Spr. achtte het onverklaar
baar dat ook niet krachtiger wordt op
getreden tegen Je zedenverwildering,
die met den dag groeit.
De heer Pollema (c.-h, achtte het
wetsontwerp in zijn vorm zeer matig. De
groote vrijheid van meeningsuitmg, die
de Nederlandsche staatsvorm biedt kan
alleen gehandhaafd blijven als de autori
teit van den Staat geeerbiediga wordt.
De vraag is of dit ontwerp wel verge
noeg gaat.
Minister v. S c h a i k meende, dat hier
daarna? Dat kon ik niet.
Uitdagend zag ze hem aan.
Toen zei Martin:
Je moet een beetje om mij geven.
Ik vraag maar om een heel klein beetje.
Neen, dat is niet zoo, zei zij, den
blik zijner oogen ontmoetend. Je vraagt
om alles. En als ik alles te geven had,
zou ik 't jou geven. Je moogt denken,
dat ik harteloos met je gespeeld heb,
drie of vier weken lang. Iedere buiten
staander, die alleen de feiten hoort, zou
mij beschuldigen. Ik had je misschien
weg moeten zenden, maar ik had er de
kracht niet toe! Daar! Dat is een be
kentenis. Maak er van wat je wilt.
Al wat ik er van maken kan, zei
Martin, met trillende stem, is, dat jij de
vrouw voor mij bent en dat je dat weet.
Dat weet ik, zei zij. Ik kan er niet
meer tegen op en ik zie de waarheid in
het gezicht. Maar aan den anderen kant
ben jij den man voor mij. Als ooit een
vrouw getracht heeft een man lief te
hebben, dan heb ik getracht liefde voor
jou te gevoelen. Dat is, waarom ik je
liet blijven. Ik heb mijn hart onderzocht
tot op den bodem. Maar daar op den
bodem is een man, die dood is ze
spreiddde beide handen uit en haar
schouders schokten en hij staat altijd
tusschen ons en ik kan niet, ik kan niet.
Er valt niet te kiezen of te deelen. Ik
moet mij zelve geheel geven of niet; ik
kan niets ten halve doen.
(Wordt verve'