ZEEUWJCH ZONDAGSBLAD ZOMER. 'Tt* I SAN DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELDUDGSCHE COURATi ^D2DQ1KirEEIT 7 Juli 1934 JIJ EEN REGENDAG ÏN DE VACANTIE. RAADSELHOEKJE. VOOR KLEINEREN. VOOR GROOTEREN. X X X X xxxxxxxxx X X X X De Maandag. WOLKEN. ZEEUWSCHE KRONIEK. „Bah al weer regen riep Miek uit, terwijl zij het gordijn opentrok van de slaapkamer, die zij met haar jonger zusje Do deel de. Een dof gegrom klonk als een soort echo onder de dekens. „Wat vervelend, juist nu we naar Oma zouden gaan „Maar we gaan tóch klonk 't nu een eind boven de dekens uit. 't Woord „Oma" had Do doen op- veeren. Jj „Nou ja, maar wat heb je met zulk weer aai den tuin mopper de Miek. „We gaan naar Oma was al les, wat Do zei. Toen het tweetal zich aange kleed had en beneden- kwarn, wachtte Moeder haar meisjes met de minder prettige tijding op, dat Oma zich niet lekker voelde, zoo- da i Miek en Do een anderen dag moesten komen ,i,Al)es loopt- vandaag ook te gen 1" pruttelde Miek, wier ge zicht hoe langer hoe onheilspellen der werd. I „Ik weet een raadsel", zei Va der plotseling. „Welk plantje groeit met regenweer 't hardst De meisjes noemden eenige planten op, die behoefte hadden aan veel water, maar.... telkens was het antwoord weer mis. Eindelijk zei Vader: „Dan zal ik 't maar zeggen: mopperkruid Do lachte. Die Vader ook Al tijd maakte hij grappen en liet hij je „erin" loopen, als j'er 't aller minst op verdacht was. Bij Miek kon er echter geen lachje af. „Flauw mompelde zij bijna on hoorbaar. Vader had het echter toch verstaan, wilde zijn dochter tje het zoutvaatje aangeven, maar Moeder gaf hem een wenk: het niet te doen. Het beste was, Miek in zoo'n stemming maar aan haar lot over te laten. Toen Miek na het ontbijt dan ook met een ontevreden gezicht voor 't raam stond, liet Moeder haar stil begaan. Wat maakte die Miek het zichzelf en anderen al tijd moeilijk Daar ging de telefoon Do, die al naar 't toestel gegaan was, riep: „Moeder, daar is Tante Tiny. Komt u even Moeder voldeed onmiddellijk aan het verzoek en de meisjes be grepen uit het gesprek, dat zij met Tante Tiny had, dat deze dien dag bij hen wilde doorbrengen. „Kom maar dadelijk zei Moe der. Even later verscheen Tante Ti ny, Moeders jongste zuster, die leerares in teekenen was. Zij was altijd een welkome gast, opgewekt en vroolijk Zelfs Miek kon nooit lang mopperen, als Tante Tiny kwam. Even later werd er gebeld en stormden Miek en Do naar de voordeur om Tante Tiny open te doen en nadat Tante zich van re genhoed en jas ontdaan had, voerden ze haar triomfantelijk mee naar de huiskamer. „Wat 'n weer riep Tante Ti- r.y lachend uit. ,,'k Had vanmor gen naar Groeneveld willen gaan om den molen van boer Jorissen te schilderen, maar de regen heeft mijn plannen in de war gestuurd en daar mijn atelier schoongemaakt wordt neem ik het er vandaag maar eens van. De regen is dan nog ergens goed voor I" Dat vonden Miek en Do ook en de eerste vergat heelemaal, dat zij dien morgen bij het opstaan nog zoo gemopperd had juist naar aan leiding van dienzelfden regen. „Wat voeren jullie eigenlijj-i uit vroeg Tante Tiny aan Miek. Deze bleef het antwcord schul dig. Tante begreep het ai Verve ling was de kamer binnengeslopen, maar.moest de wijk nemen en gauw ook, anders heette zij geen Tante Tiny. „Wie doet er mee aan den wed strijd vroeg zij. „Wat voor wedstrijd, Tante vroeg Do en ook Miek was een-en- al belangstelling. „Een wedstrijd voor meisjes van acht tot tien jaar. En de prijs vraag luidt: Wie teekent het best de villa van dokter Jorissen aan den overkant uit Nauwelijks had Tante Tiny dit gezegd, of daar belden de buurtjes: Annie en Liesje Timmermans, aan, tweelingen en wat hun leeftijd be trof,-juist tusschen Miek en Do in. Dolgraag wilden ook zij aan den wedstrijd meedoen. Tante had papier en potlooden bij zich en de wedstrijd begon. Vol" ijver ging het viertal aan het werk. Miek, die dol van teekenen hield, was weldra evenals de anderen geheel in haar arbeid verdiept. De morgen vloog om en de meisjes vonden 't jammer, dat ze moesten koffiedrinken. Tegen half twee zouden de buurtjes te rugkomen en kon de wedstrijd voortgezet worden. Aan de koffietafel werd druk gebabbeld. Miek was omgedraaid als een blad aan een boom. Ze moest zoo hartelijk lachen om de grappen van kleinen Hans, hun jongste neefje, bij wiens ouders Tante Tiny pas gelogeerd had, dat een vreemde in haar stellig niet het mopperende meisje van dien morgen herkend zou hebben. Verlangend keken Miek en Do tegen half twee naar de buurtjes uit. Daar kwamen zij al aan en de wedstrijd werd voortgezet. Klokke drie zou de prijsuitdee- ling plaats hebben. Nieuwsgierig keken acht jeugdige oogen naar de geheimzinnig uitpuilende tasch van Tante Tiny. Zouden daar de prijzen in zitten Daar sloeg de klok driemaal. Tante Tiny verzamelde de teeke- ningen, bekeek ze lang en aan dachtig en.... wees den eersten prijs, een doos bonbons aan Miek toe. Of die blij. was Annie Timmermans kreeg den tweeden prijs: een plak chocola en haar zusje den derden: een zakje flikken. „Als troostprijs heb ik een rol letje zuurtjes", zei Tante Tiny, ter wijl zij dit Do overhandigde. Moeder zette thee en er werd druk gesnoept, want natuurlijk wielde ieder presenteeren. Er wer den allerlei spelletjes gedaan en niemand kon begrijpen, dat het plotseling half zes was. Tante Tiny bleef eten en ver telde daarna van haar laatste reis. Toen Miek en Do eindelijk in bed lagen waren zij het er roerend over eens, dat het niettegen staande den regen een heerlijke dag geweest was. Beneden in de huiskamer zei Moeder tegen Vader: „Tante Tiny kwam precies op tijd En toen Oma den volgenden morgen weer beter was en de zon scheen, gingen Miek en Do naar hun Grootmoeder. Wat hadden zij veel te vertellen van den vorigen dag, die zoo ake lig begonnen en toch zoo prettig geworden was Krekeltjes, in 't gras verborgen, Sjirpen onbezorgd hun lied. En ik luister, want nu is er Immers warmte in 't verschiet Krekels hooren bij den zomer, Bij de warmte en de zon. 'k Wou, dat 'k altijd kleine krekels In het gras zoo hooren kon. Alle dieren, die maar kunnen, Zingen blij hun vroolijk lied, Maar.hoe of we ook ons best doen, Wij verstaan hen meestal niet. Daarom moeten wij goed luist'ren, Want hun toon klinkt altijd blij Als de zon schijnt over velden, In de bosschen, op de hei. En zou dat ons dan niet zeggen: Menschenkind, kijk naar de zon Die leert allen vroolijk lachen. Hè, ik wou, dat ieder 't kon Wij doen vast voor zon niet onder. Vroolijk klinkt dus onze lach En wij zingen en wij springen 't Wordt een echte, blijde dag 1 Carla Hoog. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT 'T VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1 Luitenant. Tuinman. Admiraal. Kruidenier. Kapper. 2. Neurenberg, Been, rubber, beer, berg, negen, 3. Een naald. 4. J a k i n a t u k 1. L Leersum. bes leeuw Leersum m u s c h dun m 2. Gaan Mies en Loek eiken dag samen naar school (kelk). Ik zei het al vooruit: Meta komt nooit op tijd (tak). Wij zullen het u maar vertellen: wij misten geld uit de kas. (stengel). Heeft Oom Bob ladders te leen Ik zou er zoo graag twee wil len hebben. (blad). 3. Je oogappels. 4. Schar, nier; scharnier. OM OP TE LOSSEN. 1. Eenige menschen lieten hun naamkaartje drukken en het grappige was, dat als men de letters door elkaar gooide, hun beroep aangegeven werd. Op de kaartjes stond: To Niras Re Larea E. T. Muren C. U. C. Deurton I. Schitman I. G, Drost. Wat was hun beroep 2. Mijn geheel wordt met 9 letters geschreven en noemt een stad in Hongarije. Een 8, 9, 7, 6, 6, 7 is een boom- looze grasvlakte. 8, 2, 3, 8, 9 is een dorp in de prov. Utrecht. Een 1, 5, 4 kan verfrisschend zijn. Een 6, 5, 4 is een dier, dat goed springen kan. Een 1, 3, 8 is een vruchtje. 1, 2, 7, 9, 3 is een geldstraf. 3. Kruisraadsel. Up de beide kruisjeslijnen komt den naam van een rijk in Euro pa. lo rij een klinker. een slim, viervoetig dier. 3o een stad in Drente, 4o een stad in Limburg. 5o 't gevraagde woord. 60 een mooi diertje, dat we vaak in den zomer zien. 7o een jongensnaam. 8o een rivier in Egypte. 9o een medeklinker. 4. Mijn beide eerste deelen vor men samen een visch, mijn derde is stroomend water en mijn geheel kun je in Zuid- Holland vinden. VOOR KLEINEREN. 1. Ik zit aan veel boomen, Aan bloemen en plant. Ook kun j' op mij schrijven Met duid'lijke hand. Je vindt m' in een boek, maar. Meer zeg ik niet, kind, Ik denk, dat je 't woordje Gemak'lijk nu vindt. 2. Verborgen plaatsen in ons land. O, Tante, geel staat u uitste kend Zoekt u Hein of Piet, Moeder (2) Ik heb uw raad al enkele malen opgevolgd, We komen onzen ezel, Langoor, halen. 3. Vul deze 9 vakjes in met: 2A1E2I1D2K1R maar doe het zoo, dat je van links naar rechts en van bo ven naar beneden leest: lo een boom. 2o een meisjesnaam. 3o een voertuig. 4. Met T ben ik een jongensnaam, met s sta ik in 't rekenboek, met k ben ik een voorwerp, dat in elke huishouding ge bruikt wordt, met d ben ik niet knap, met g kleverig en met b gevaarlijk. Een Duitsch versje zegt, dat het mooiste deel van de week „week end" heet. Een goed einde wordt hier vastgeknoopt aan een goed begin. Het hoe langer hoe meer ook ten onzent zich inburgerende „weekend" houdt zelfs den Zon dag, soms ook den morgen van den Maandag in. Wat is de mooiste, de beste dag van de week Ongetwijfeld de rustdag; de dag van de rust, die vrijheid brengt. De scholen houden haar deuren gesloten; de fabrie ken en werkplaatsen; de kantoren en bureaux eveneens. Allen, die daar werken hebben vrij. Ze mo gen dien dag besteden zooals het hart hun dat ingeeft. Al staat vast, dat ook dan niet alles gedaan mag worden, wat men maar zou willen. Tenslotte heeft deze dag een doet. Zoowel naar den geestelijken als naar den niet-geestelijken kant van het leven. Maar hoe dan ook: de Zondag zal zoo doorleefd moe ten worden, dat het begin van de arbeidsweek daarvan blijken geeft. Na den zesdaagschen arheid kwam de dag van rust. Moet de Maan dag niet doen zien, dat het Zondag, rustdag, geweest is Een oud stichtelijk schrijver heeft eens gezegd: De Maandag is de spiegel van den Zondag. Er ligt ontzaglijk veel waarheid in deze gedachte. Wanneer de Zondag niet bracht dan een jagen naar ont spanning; sensatie; snelheid en overdadig en verboden genot zal dan de Maandag daarvan niet de sporen dragen. Zooals de cou ranten in de Maandagedities ons brengen den treurigen oogst van voortjakkerende Zondagsontspan ning Het valt niet tegen te spre ken. De feiten zijn daar om iedere tegenspraak aanstonds te verstom men. Zoo spiegelt zich de Zondag in den Maandag af. Treurig maar waar. Zondag een rustdag. Maandag moet dan den mensch uitgerust en toegerust tot den arbeid vinden. In den arbeid, niet in de rust ligt het doel van het menschenleven. Het leven is niet een goed ver zorgde oude dag; maar een ar beidsveld, waarop ieder op de plaats, welke hem wetc aangewe zen, te doen heefL wet zijn hand vindt om te doen. Uitgerust en toegerust gaan we weer aan den arbeid als de wekelijksche rust werd genoten. Waarom dan is de Maandag zoo onpopulair. Ligt hei aan den Zondag Aan den Maandag Aan den mensch zelf. We vreezen, dat het laat ste juist is. Tenslotte toch zijn alle dagen als leege vaten, waarin de mensch doen kan wat hij wil. Goed en kwaad. Voor eigen verantwoordelijkheid. Fn deze twee vaten om de verge lijking eens even vast te houden staan met elkander in verband. Werd de Zondag te overladen, dan zal de Maandag een deel van de overbelasting moeten spuien. En waar de Maandag zelf eigen inhoud heeft, wordt die dag tot een mis lukking. En omdat dit maar al te veel geschiedt, daarom is deze dag zoo impopulair. 't Zou nog een andere oorzaak kunnen hebben. Men kan tegen woordig vaak hooren, dat de ar- beidsschuwheid zou toenemen. Dat steeds meerderen tegen den ar beid gaan opzien. Dat doet de vraag naar den werklust klem men. Hoe bezien we den arbeid: als een noodzakelijk kwaad, om dat wie niet werkt ook niet zal eten. Bezien we hem zuiver als plicht: zes dagen zult gij arbei den en al uw werk doen of zien we erin een levensroeping: Ik mag arbeiden We lezen verslagen van de werkkampen der jeugdige werk- loozen. Voor enkele dagen worden ze opgetild boven de sleur van grauw niets-doen. Ze worden in den arbeid gezet. En het doet goed te lezen, hoe deze jonge mannen dan arbeiden met inzet van alle krachten; met arbeidsvuur en er- beidsgeestdrift. Die enkele dagen in het arbeidskamp aanvaarden ze als een groote gave. Ze zien weer de waarheid in van het: ik mag arbeiden. Ik heb de bekwaamheid; den lust; de gelegenheid. wat ontbreekt mij nog Iets daarvan moet ieder voelen, die na den Zondag des Maandags weer aan den arbeid mag gaan. Dan wordt de Maandag na den Zondag geen zwarte dag (zooals men in Engeland zegt); ook geen in welk opzicht dan ook „blauwe" dag; geen mistige dag, die alle uit zicht beneemt. Meer een dag van klaarheid, die ervoor bewaart al mopperend de arbeidsuren-te door leven en de andere werkdagen somber tegemoet te zien. De Maandag moet ons frisch, krachtig en blijde toegerust tot de werkweek zien. J. Nagel. De wolken, drijven in statigen [gang hoog aan den hemel voorbij, zoo gaan de menschen tot bede [en zang ter kerke in plechtige rij. De wolken, varen stoeiend en snel ze spelen de een met den ander, ze leven geheel in hun vroolijke [spel als kinderen onder elkander. De wolken, stormen woedend [voorbij als onheil brengende nachten, zoo is er veel vreugd' vergaan in [geschrei door kleine en booze gedachten. G. Budde. 7 Juli 1566. De eerste hagepreek wordt op Schouwen gehouden. Een week te voren had op Wal cheren dê eerste prediking in de open lucht plaats bij Dishoek on der Koudekerke op 30 Juni. Op het eiland Schouwen werd in een bosch onder Noordgouwe op Zondagmiddag de eerste openlijke godsdienstoefening gehouden. Een Vlaamsche passementwever Ja cob Jorisse, ook wel Jacobus Ba selis genoemd, hield voor ruim 400 toehoorders een predikatie, Jacob Baselis is later een der eerste predikanten geweest der Hervormde gemeente te Vlissin- gen. 8 Juli 1572. De Watergeuzen maken zich van Aardenburg meester. Nadat Vlissmgen den 6en April de Spanjaarden uit haar veste had verdreven, hadden de Watergeu zen er zich genesteld. Deze heb ben van uit Vlissingen het over liggende Vlaanderen, zoowel de kust als het binnenland zeer ver ontrust. Vooral het tegenwoordige Westelijk Zeeuwsch-Vlaanderen had veelyan hen te lijden. In Mei hadden zij reeds Bier vliet bezet. De geuzenadmiraal Tseraarts plunderde 29 Juni de Roomsche kerk te Middelburg in Vlaanderen. Den 8sten Juli wist hij Aardenburg te bezetten. Ook Kadzand moest het ontgelden. Zijn eigenlijke doel was een aanslag te beramen op Brugge. Hij wist zich meester te maken van twee gelei den met 1000 daalders en 23 stuk ken geschut. Doordat de stadhou der van Vlaanderen hem met een groot leger tegemoet trok, moest hij terugtrekken. 10 Juli 1492. De stad Goes wordt door Al- brecht van Saksen, luitenant-ge neraal van Maximiliaan van Oos tenrijk, gestraft. Het was in het laatste tijdperk der Hoeksche en Kabeljauwsche twisten. De Hoek- schen onder Jan van Naaldwijk stroopten van uit Sluis op de Zeeuwsche stroomen. Toen de vloot der Hoekschen bij Brouwershaven was verslagen door de scheepsmacht van Maxi miliaan (23 Juli 1490) hadden zij eerst een toevlucht gevonden in de Hoekschegezinde steden Zierik- zee en Goes om daarna naar Sluis uit te wijken. Maximiliaan, voogd over zijn minderjarigen zoon Filips, liet beide steden streng straffen. Eerst wist zijn bekwamen bevel hebber Albrecht van Saksen Zie- rikzee te verrassen. Daarna trok hij naar Goes, dat ook zijn poor ten voor hem moest ontsluiten. De stad werd, evenals Zierikzee, we gens begunstiging der Hoekschen, met zware geldboeten streng ge straft. 12 Juli 1931. De gerestaureerde kerk te Kad zand in gebruik genomen. De kerk was als een Roomsch bedehuis ge- bouwd op het eind der 13de of be gin der 14de eeuw en was gewijd aan Maria. In de eerste jaren van den tachtigjarigen oorlog werd zij door de Watergeuzen grooten- deels vernield. Na de verovering van het Land van Kadzand door Prins Maurits in 1604 werd zij spoedig hersteld en voor den Her vormden godsdienst ingericht. In de volgende eeuwen werd het kerkgebouw wel onderhouden, ma^r menigmaal was de nood der tijden de oorzaak, dat men zich al leen tot het allernoodigste moest beperken. Ten laatste was de toe- stknd zoo, dat de kerkelijke ge meente in 1925 voor het feit kwam te staan afbreken en een nieuwe kerk bouwen of restau- reeren. Gehechtheid aan 't Gods huis, waarin het voorgeslacht Zon dag aan Zondag de evangeliepre diking had gehoord, deed haar be sluiten tot restaureeren. De toen malige predikant ds. H. F. du Puy beijverde zich zeer voor dit be langrijke werk. De gemeente bracht in korten tijd ruim 16.000 bijeen. Mede door eenige giften van elders steeg dit bedrag tot ruim 20.000. Verder deden de Synode, het Rijk en de Provincie toezegging tot ondersteuning. Op 28 November 1928 werd de re stauratie gegund aan I. A. Bos- sand te Oostburg voor 31.200. Zooals het geregeld met dergelijke werkzaamheden gaat, is dit bedrag nog aanzienlijk verhoogd. De burgerlijke gemeente liet er een nieuwen toren tegenaan bou wen. Op Zondag 12 Juli 1931 werd de prachtig „gerestaureerde kerk ingebruik genomen. Dr. J. de Hul- lu, oud-rijksarchivaris, wonende te Kadzand heeft veel voor de restau ratie geijverd. Hij heeft over de geschiedenis der kerk en over de restauratie een werkje geschreven, waarnaar wij de belangstellende lezer verwijzen. 13 Juli 1720. De Commercie-Compagnie te Middelburg opgericht. Het doel de zer handelsvereeniging was het aankweeken van koophandel en zeevaart. Het handelsgebied strek te zich uit bijna over alle streken der wereld, behalve waar de Oost- indische Compagnie het monopo lie had. Wel werd ook handel ge dreven in 't gebied der Westindi- sche Compagnie, doch hiervoor werd recognitie betaald. De Commercie-Compagnie werd opgericht met autorisatie van de Magistraat van Middelburg. De notabelste personen dezer stad hadden het stichtingskapitaal groot 4.000.000 volteekend. Een bewijs, dat toenmaals groote rijk dom in Middelburg was. Vooral, als nog in aanmerking genomen wordt, dat in 't zelfde jaar ook door Middelburgers een Assuran tie-Compagnie is opgericht met, een kapitaal van 1.200.000. Die groote rijkdommen waren in de voorgaande jaren voornamelijk verkregen door de commissie- of kaapvaart. Het bestuur der Com-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 9