ZEEUWSCH
ZONDAGSBLAD
TEEKENPLAATJE.
Tl,
li h'üi. 1 sifsTTiisi I Ik mil II
x
x
iVAM DE PROVINCIALE ZEEUVSCHE MIDDELBUPGSCHE COURANT!
30 Juni 1934
OP ZIJN NEUS KIJKEN!
BLOEMENFEETJE.
RAADSELHOEKJE.
X X X X X X X
- x
x
ZEEUWSCHE KRONIEK.
Jantje is aan 't spelen, als Tom
en Jaap, de groote broers, uit
school komen. Tom doet net als
eiken dag, maar Jaap is erg druk.
Hij doet allerlei opgewonden ver
halen, doch Moeder, die haar drie
tal maar al te goed kent, begrijpt,
dat hij iets tracht te verbergen.
Plotseling herinnert zij zich, dat
zij Jaap vlak vóór hij naar school
ging, met een vuurroode kleur uit
Vaders kamer heeft zien komen,
juist toen zij in de gang met Mina
over de werkzaamheden sprak. Op
dat oogenblik heeft zii er zich
~geen rekenschap van gegeven, dat
Jaap waarschijnlijk wat op zijn
kerfstok had en daar zij den ge-
heelen middag druk bezig geweest
is zonder in Vaders kamer te ko
men, heeft zij de reden van Jaaps
verwarring nog niet ontdekt.
Zij gaat daarom eens kijken
en., ziet één van de mooie blau
we schoteltjes, die op den schoor
steen staan en waarop Vader zoo
trotsch is, op den grond liggen.
Een stuk is er uit, dat ligt een
eind verder
Moeder schrikt ervan en roept
onmiddellijk Jaap, die al stame
lend zijn misdaad bekent. Hij had
bij ongeluk tegen het schoteltje ge-
stooten, toen hij een ander in de
handen nam om aandachtig de
blauwe teekening te bekijken.
Natuurlijk is Moeder boos en
heel boos ook Jaap moet het on
middellijk aan Vader vertellen,
ais deze thuis komt.
Dat duurt nog een half uur. O,
wat kruipen de minuten om 't
Lijkt wel, of de klok stilstaat en
toch tikt die, al is 't dan ook ter
gend langzaam.
Eindelijk, daar hoort hij den
sleutel in het sleutelgat der voor
deur steken, Vaders sleutel
Het is een bedremmeld jongetje
dat Vader in zijn studeerkamer
aantreft. Vader begrijpt dadelijk,
dat er iets gebeurd is en wordt
heel boos, als hij hoort, wat dit is.
,,Een ongeluk kan iedereen heb
ben", zegt Vader, „maar dit had je
kunnen vermijden. Moeder en ik
hebben je al zoo dikwijls gezegd,
dat je niet overal aankomen mag.
Voor straf krijg je vanmiddag geen
toespijs 1"
Aan het dessert blijft Jaap dus
met een leeg bord vóór zich zitten.
Klein Jantje heeft Moeder in de
gang tegen Vader hooren zeggen:
„Jaap keek erg op zijn neus,
toen hij hoorde, dat ei flensjes
waren en hij er niet van hebben
mag."
Jantje denkt nu op eens aan die
woorden en zegt oolijk:
„Als Jaap op zijn mond kijkt,
Vader, mag hij dan een stukje van
mijn flensje hebben
Vader en Moeder moeten bei
den glimlachen en Vader zegt:
„Een klein stukje dan
In het volgend oogenblik voelt
Jaap een stukje van de begeerde
lekkernij in zijn mond duwen.
Wat is kleine Jantje toch een
l:ef baasje
Dus dit haarwater werkt on
feilbaar en snel
De werking ervan is onmid
dellijk, meneer.
Goed, laat mij dan een blon
de kuif groeien, knip het aan de
kanten en in den nek goed kort,
wasch het, maak het goed droog
en trek een scheiding aan den lin
kerkant. Maar maak voort, want
ik moet met den trein van 5 uur
30 mee 1
Bloemenfeetje is gekomen
Met haar wonderschoonen schat.
Overal strooit zij haar bloemen
In den tuin tot vlak Bij 't pad
Bloemenfeetje kan veel missen
Bloemen strooit zij steeds in 't
rond.
Waar wij kijken, zien we bloemen:
In de boomen, op den grond.
Bloemenfeetje kan heusch
toov'ren.
Zwevend komt zij in den nacht
En wij zien, als wij ontwaken,
Welk een schat zij ons weer
bracht
Laat ons daarom samen zingen:
Bloemenfeetje, wel bedankt 1
O, wij hebben heel den winter
Naar je komst toch zoo
verlangd
Wil dus lang, lang bij ons
blijven
Bloemen strooi je en 't is net,
Of je met die rijke gave
Alles plots in feestgloed
zet 1
Zet dit plaatje op papier,
Wie heeft wel het meest plezier:
't Jongentje, de hond of jij
Vast zijn allen even blij
Lustig zwalkt het scheepje rond
Mors vooral niet op de grond,
Want daar hoort het water niet,
Maar dat weten Fik en Piet.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS
UIT 'T VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Zijn de jongens daar al Laat
hen een oogenblik wachten.
(Athene).
Och Piet, heb éénmaal den moed
de waarheid te spreken
(Thebe).
Je wist niet, in wiens salon ik
Inmiddels vertoefde.
(Saloniki).
Laat Bob er nog even vóór
schooltijd heengaan. (Bern).
z
O
O
M
O
L
I
E
O
I
S
E
M
E
E
L
3. Amerongen, Groen, Norg, Amer,
morgen, Anna.
4. Een luipaard.
VOOR KLEINEREN.
1. De molenaars (die een water- of
een windmolen hebben).
2. Z u i 1
twee
zaag
tram
gems
kelk
rood
Adam
raaf
gram
3. Een klok.
Zwammerdam.
4. Ham, kam, tram, dam, jam, lam.
OM OP TE LOSSEN,
VOOR GROOTEREN.
1. Hier onder zie je eenige eigen
namen. Elke naam wordt, als
je 'm goed door elkaar schudt,
het beroep, dat de persoon
uitoefent.
E. L, Nattuin
Mina Nut
A 1 i d a Ram
Riek de Ruin
P. E. P a r k
2. Mijn geheel wordt met 10 letters
geschreven en noemt een stad
in Duitschland.
Een 7, 2, 8, 1 is een lichaams
deel.
4, 3, 7, 7, 8, 9 wordt in Indië
verbouwd.
Een 7, 5, 2, 4 is een roofdier.
Een 7, 2, 4, 10 is een hoogte.
1, 2, 10, 8, 6 is een getal.
3. Al heb ik heel geen beenen,
Geen vleugels en geen vin,
Toch kan 'k mij vlug bewegen.
Als 'k eenmaal maar begin.
Een oor bezit ik ook niet,
Maar 'n oog heb ik altijd.
Ik was een nut'loos voorwerp,
Als ik dat raakte kwijt
4. Hoe schrijft men Jan, kin, nuk
en nat slechts één n
VOOR KLEINEREN.
1. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt
de naam van een dorp in de
prov. Utrecht.
X
X
lo rij een medeklinker.
2o een vruchtje.
3o rij een groot roofdier.
4o 't gevraagde woord.
5o een veel voorkomende
vogel.
6o het tegenovergestelde van
dik.
7o een medeklinker.
2. Verborgen deelen van een plant
of bloem.
Gaan Mies en Loek eiken dag
samen naar school
Ik zei het al vooruit: Meta komt
nooit ep tijd
Wij zullen het u maar vertellen:
wij misten geld uit de kas.
Heeft Oom Bob ladders te leen
Ik zou er zoo graag twee wil
len hebben.
3. Welke appels zijn veel waard
Wil je vast niet missen
Voor geen appels zelfs van goudl
'k Zou mij erg vergissen,
Als je and're liever hadt,
Zelfs de allerfijnste
Daarbij komt: die ik bedoel,
Zijn ook nog de kleinste.
4. Mijn eerste is een platvischje,
mijn tweede een lichaamsdeel
en mijn geheel vindt men o.a.
aan deuren.
■ES
-i.
u,
Van den twijfel.
De twijfel is een geesel voor den
geest.
Het leven van den twijfelzuch
tige of den twijfelachtigen mensch
is een voortdurend heen en weer
slingeren tusschen twee polen van
ongewisheid.
En toch behoeft de twijfel aller
minst het kenmerk van een zwak
ken geest te zijn.
Want er is tweederlei bron,
waaraan de twijfel ontspruit: de
Weifelende wankelmoedigheid en
de diepe bedachtzaamheid. De
eerste is van den kleinen mensch,
de tweede van den grooten geest.
Beide zijn ze lastig voor wie er
mee behept is, maar de eerste is
slechts hinderlijk en kinderlijk, de
tweede daarentegen is een van de
heilzame prikkels, die het vernuft
tot zijn voortdurende werkzaam
heid aanzetten.
De weifeling als geestesgesteld
heid van den wankelmoedige
spruit voort uit een onvoldoende
besef van zijn eigen waarde, kennis
en kracht. Ik zeg niet, dat de
mensch hoovaardig en overmoedig
moet zijn: een juist besef heeft
hij slechts var, noode. Als 't er op
aan komt, dan zijn de menschelijke
kracht en uithoudingsvermogen
soms verwonderlijk. Vuoral wan
neer een krachtige beweeggrond
in geest of gemoed werkzaam is,
wanneer de mensch gegrepen is
door een grootsche gedachte, of in
nerlijk diep bewogen is door liefde
of medelijden.
Dan handelt de mensch, en staat
later vaak versteld over wat hij
met z'n zwakke krachten tot stand
kon brengen.
Een juist besef van deze kracht
zou menigen weifelachtige tot
grootere besluitkracht brengen. De
daadkracht blijkt er dan als regel
wel te zijn.
De twijfel, aan diepe bedacht
zaamheid ontsproten, is een har
nas tegen de goedgeloovigheid, te
gen het lichtvaardig aanvaarden
van oordeelen zonder deugde
lijke toetsing. Het is de aangebo
ren kenmerkende geesteshouding
van den zoeker naar wetenschap
en waarheid. Lastig is deze twijfel,
voor wie er mee behept is, zeker,
maar hij is allerminst verwerpe
lijk. Het is een twijfel van hoogere
orde. Niet van menschelijke klein
moedigheid en bekrompenheid,
maar van een weldoordacht besef
van 's menschen kleinheid, van de
uiterste beperktheid van zijn eigen
kennis en de betrekkelijkheid van
het geheele menschelijke weten.
Van de overweldigende veelheid
der stoffelijke, zedelijke en geeste
lijke verschijnselen kan eens men
schen geest slechts een niinimale
hoeveelheid omvatten. Het besef
van deze verhouding is de juiste
grondslag van den rechtmatigen
twijfel die tot voorzichtigheid in
oordeelen voert.
De zekerheid der onmogelijk
heid om boven de een mensch ge
stelde grenzen uit te komen, en
het bewustzijn van de groote
kracht, die hem in zijn domein ten
slotte toch nog gegeven is, heffe
echter den kleinzieligen twijfel des
wankelmoedigen op.
Seneca Jr.
2 Juli 1361.
Albrecht van Beieren geeft aan
Westkapelle het recht om een
jaarmarkt te houden op den dag
onzer lieve Vrouwe Visidatie.
Aan dezen jaarmarkt werd door
de geestelijkheid een bijzondere
kerkmis verbonden, waarbij zelfs
een ommegang of processie door
de stad werd gehouden. Een groot
deel van de bevolking van 't plat
teland van Walcheren trok toen
naar Westkapelle om de kerkmis
mede te vieren. Dit bleef tot 1571,
daar 't volgende jaar de geestelijk
heid na de verlossing van Vlissin-
gen zich te Westkapelle niet meer
veilig waande en naar Middelburg
was vertrokken.
De jaarmarkt zelf is gebleven
tot den huidigen dag, al is het ka
rakter zeer veranderd. Ook is de
naam jaarmarkt veranderd in ker
mis, oorspronkelijk kerkmis. Offi
cieel begint deze op den eersten
Woensdag in Juli tot Dinsdag d.a.
v. Doorgaans wordt des Vrijdags
begonnen en 's Maandags geëin
digd. De hoofddag is Zaterdag,
Niet zoo heel lang geleden
kwam op dezen dag 's middags om
12 uur de gemeentebode van "t
stadhuis om een paal voor dit ge
bouw te plaatsen, waarop het
stadswapen stond en hier onder:
Vrije jaarmarkt. Vroeger werden
tal van volksspelen gehouden, zoo
als ringrijden, gaaischieten, bal
door den beugel gooien, katknup
pelen, enz. De plattelandsbevol
king van het Noordelijk en Weste
lijk deel van Walcheren houdt de
Westkappelsche kermis in eere
door op dien dag het landwerk te
laten rusten.
De Domburgsche kermis, die 8
dagen vroeger wordt gehouden, of
ficieel Vrijdag en Zaterdag na 24
Juni (St. Jan), is een overblijfsel
van het vroegere St. Jansfeest. Jo
hannes de Dooper was de patroon
der vroegere Roomsche kerk te
Domburg. Op dit feest werden op
de duinen de St. Jansvuren ont
stoken.
2 Juli 1526.
Karei V geeft een ordonnantie
tot het leggen van een inlage in
het dorp Welzinge.
Deze inlaagdijk, ook met den
zeer typischen naam zorg- of
weerdijk genoemd, was zeer noo-
dig, want herhaaldelijk kwamen in
het water De Welzinge, dat langs
de Walchersche Oostkust stroom
de, grondbraken voor. Reeds vroe
ger was er veel land buitengedijkt.
Zoo heeft het ambacht Welzinge in
de 14de en 15de eeuw 568 geme
ten verloren. De inlaagdijk van
1526 werd dwars door het dorpje
Welzinge gelegd, waardoor de
kerk aan de eene zijde, de zoogen.
Welzingsche polder, kwam te
staan en de molen aan de andere
zijde. Van het dorpje Welzinge is
thans niets meer te zien.
De stad Middelburg gaf 125
pond Vlaamsch 750) tot beta
ling der dijkers van de inlage. Kort
na het leggen van den inlaagdijk
brak de zeedijk door ,en liep de
buitengedijkte polder onder. Wel
is later de dijk hersteld, doch
wegens het gevaar van doorbraak
werden de landerijen in dezen
polder vele jaren als buitengron
den beschouwd, waarvan dus geen
dijkgeschot moest betaald worden.
Later is de dijk nog een paar maal
doorgebroken.
2 Juli 1614.
Prins Maurits laat als Heer van
Vlissing'en, de Dokhaven met de
Oosterhaven in deze stad graven.
Toenemende bloei van Vlissingen.
Van ouds was Vlissingen een be
langrijke handelsplaats en ook in
oorlogstijd „de sleutel der Neder
landen".
De graven van Holland en Zee
land, later de heeren van Veere,
die sinds 1453 Vlissingen in bezit
hadden, en de prinsen van Oranje
sinds 1581 hebben Vlissingen veel
voorrechten geschonken. Onder
deze was vooral de uitbreiding
van haar havens. Zoo liet in 1308
graaf Willem III een nieuwe ha
ven graven, thans de Bellamyka-
de. Hij verhief Vlissingen in 1315
ook tot stad. In 1443 liet Filips van
Bourgondië de tegenwoordige Vis-
schershaven maken en Willem van
Oranje in 1581 de Westerhaven
(thans gedempt.)
Prins Maurits liet in 1614 de
Oosterhaven graven, die toegang
geeft tot de dokken en de dokha
ven.
3 Juli 1452.
Filips van Bourgondië maakt
zich meester van Axel en steekt
de stad in brand.
Herhaaldelijk zijn de Vlaamsche
steden Brugge en Gent tegen hun
vorst in opstand gekomen. Hier
door leed ook het tegenwoordige
Zeeuwsch Vlaanderen,
In 1452 was het Gent, dat zich
tegen Filips van Bourgondië ver
zette. De Gentenaars hadden eerst
vergeefs een aanval gedaan op
Hulst, waar een Bourgondisch gar
nizoen lag. Toen trokken zij naar
Axel. Daar Filips meende dat
Axel met Gent heulde, liet hij de
stad innemen en in brand steken.
De geheele stad ging in vlammen
op.
Om het oproerige Gent te kun
nen bedwingen beleende Filips de
steden Vlissingen, Westkapelle,
Domburg en de duinen aan Hen
drik van Borselen, heer van Vee-
re, voor 12000 gouden schilden.
3 Juli 1566.
Plakkaat tegen het openlijk pre
ken der Hervormden.
In 1521 gaf Karei V zijn eerste
plakkaat tegen de ketterie of
Lutherie. De .volgende plakkaten
volgden spoedig op elkaar, zoodat
hieruit blijkt, dat zij niet hielpen
en het aantal Hervormden toe
nam. Ook de vele terechtstellingen
konden de Hervorming niet tegen
gaan. Trad Karei V meer uit staat
kundig oogpunt tegen de Hervor
ming op, Filips II deed het meer
uit godsdienstijver.
Het jaar 1566 was voor de Her
vorming van groote beteekenis.
Na het optreden van 't Verbond
der edelen durfden de Hervorm
den meer openlijk optreden. Den
14 Juni 1566 werd te Oudenaarde
de eerste hagepreek gehouden. In
Zeeland het eerst bij Dishoek on
der Koudekerke op 30 Juni 1566.
Al verbood de vroedschap van
Middelburg het prediken in en om
de stad, toch wilde zij het strenge
plakkaat des konings niet afkondi
gen. Zij wilde zelf heer en meester
blijven. Toen later na de beelden
storm de landvoogdes strenger op
trad, zoodat de voornaamste Her
vormers te Middelburg, ongev. 75
personen, naar Engeland vluchtten,
werd het geweigerde plakkaat van
3 Juli 1566 afgekondigd- op 28
Juni 1567.
4 Juli 1640.
Graaf Hendrik Casamir I, stad
houder van Friesland wordt doo-
delijk gekwetst bij een mislukte
aanval op Hulst. Door zijn dood
werd zijn broer Willem Frederik
die gehuwd was met Albertine
Agnes, dochter van Frederik Hen
drik, stadhouder van Friesland.
Door dit huwelijk stamt onze Ko
ningin af van Willem van Oranje.
4 Juli 1688.
De tegenwordige Groote Kerk te
Veere wordt na den brand voor
het eerst in gebruik genomen.
Op 25 Mei 1686 waren kerk en
toren geheel afgebrand. Oorzaak
onvoorzichtigheid van den loodgie
ter.
Ook de kleine kerk, die er tegen
aan gebouwd was, brandde af. De
door de hitte gesprongen graf-
steenen werden naar het Ooster-
hoofd gebracht om als zeewering
te dienen. Tijdens de opbouwing
der kerk hielden de Hervormden
godsdienstoefening in de Waag, de
Walen in het gildehuis en de
Schotten in een pakhuis. Na de
herstelling had de kerk niet dien
luister welken zij eerst had.
De herstelling kostte bijna
40.000, waarvan de Staten van
Zeeland het grootste deel betaal
den.
De kleine kerk werd eerst in
1699 door de Waalsche gemeente
in gebruik genomen.
R. B. J. d. M.
(Nadruk verboden.)