DAMMEN EN SCHAKEN.
VOOR DE JEUGD. OnHer redactie van
ZOMERNACHT.
ZONDERLINGE
TESTAMENTSBEPALINGEN.
VARIA.
GRAPHOLOGIE.
n
i
Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD.
EEN VERRASSING.
De dauw zijgt neer,
Op veld, op meer.
Het maantje lacht,
In zilv'ren pracht.
Het beekje ruischt.
Het windje suist.
Veel kleur'ge rozen bloeien,
En zoete roken vloeien.
Een vlinderdans,
In maneglans
Om de jasmijn,
Met kelkjes fijn.
Een stilte vaart
Er over d'aard.
In gindsche hoog' abeelen
Gaat filomeel luidkweelen.
M'burg.
H, den Engelsman.
Het zal iedereen welkom zijn,
als erfgenaam in een testament te
worden genoemd. Dat het echter
niet stééds een pretje is, als zoo
danig te worden aangewezen, zal
de meeste lezers uit voorbeelden
misschien zelfs uit eigen onder
vinding, bekend zijn; Het wordt
bovendien nog eens te meer be
wezen door een Londensch blad,
dat onderstaande, werkelijk niet
van humor ontbloote gevallen aan
haalt.
Een koopman in Schotland liet
bij zijn dood aan zijn vrouw een
groote som achter, onder de voor
waarde, dat zij iederen dag, ge
heel in het zwart gekleed, een half
uur bij zijn graf moest verpoozen.
Dat zou de straf zijn voor het vele
verdriet, dat zij hem gedurende
de lange jaren van hun samenle
ving had aangedaan.
Een Parijzenaar, die blijkens
zijn testament gevoel voor humor
had, vermaakte aan ieder van zijn
familieleden, die niet aan zijn be
grafenis deelnam, 500 francs. Tot
groote vroolijkheid van de familie
leden was er een neef, die deson
danks de lijkstoet volgde.
Deze neef werd voor zijn aan
hankelijkheid echter rijk beloond.
In een toevoegsel van het testa
ment, dat eerst na de begrafenis
gepubliceerd werd, was n.l. be
paald, dat diegene van de familie
leden die den overledene de laat
ste eer zouden bewijzen en zoo
doende van de 500 francs afstand
deden, de rest van het zeer aan
zienlijke vermogen zouden krij
gen
Een zeer zonderling testament
was voorts wel dat van een be
zitter van een landgoed in
Yorkshire, die o.i een zeer hoog
jaargeld toekende aan een dame,
die hem vroeger een blauwtje had
laten loopen. De eenige voor
waarde, die aan dit legaat ver
bonden was, verplichte de dame,
ieder jaar op den geboortedag van
den erflater in rouwltleeding diens
graf te bezoeken en daarop een
bouquetje vergeet-mij-niet neer te
leggen. Dit als teeken dat zij haar
vroegere manier van doen be
treurde.
Een even zonderlinge bepaling
bevatte het testament van een
grootgrondbezitter in Surrey. Ge
durende zijn leven had hij een
groote verzameling aangelegd van
voorwerpen, die eens aan groote
misdadigers hadden toebehoord,
waarop hij niet weinig trotsch was.
Bij zijn dood vermaakte hij zijn
„museum" met een som van 10.000
pond, aan een vriend, die voor de
verzameling een aparte kamer in
richten moest, waar iedereen de
aanwezige voorwerpen zou kun
nen bezichtigen. De vriend in
kwestie was echter.rechter en
kon het, ondanks de verleidelijke
som gelds, niet over zijn hart ver
krijgen, de bedoelde voorwerpen
onder zijn hoede te nemen.
ANDERE TIJDEN, ANDERE
ZEDEN.
Teneinde beschaving en hoffe
lijkheid bij de Russische vrouwen
te vermeerderen maakte de groo
te keizerin Katharine van Rusland
onmiddellijk bij hare troonsbestij
ging het volgende bekend:
„Wij Katharine, alleenheersche-
res aller Russen enz. gelasten en
bevelen: de vrouwen die vriendin
nen of bekenden bij zich wenschen
te zien zijn gehouden daartoe
schriftelijk of mondeling uit te
noodigen.
Het gezelschap moet des mid
dags ten vier of vijf uren vergade
ren en niet langer bijeen zijn dan
tot tien uur des avonds. De heer
des huizes is verplicht de uitgenoo-
digden tegemoet te gaan en uit te
geleiden. Hij moet zorgen dat het
gezelschap van stoelen, tafels en
speelkaarten voorzien is en hen li
keuren of wat zij verlangen voor
zetten. Het is den gasten toege
staan te gaan zitten, loopen, op te
staan, te spelen of niet en het is
een ieder verboden hen in hun
vrijheid te hinderen. Hij of zij die
zich daaraan schuldig maakt zal
tot straf het groote adelaarsglas
met brandewijn gevuld moeten
leegdrinken. Het is de vrouwen
streng verboden, onder welk voor
wendsel ook, dronken te zijn en
ook de mannen zullen zich dat niet
voor negen uur des avonds veroor
loven.
Wanneer de vrouwen zich met
vragen en antwoorden, pand ver
beurden en andere spelen verma
ken, zullen zij zorgvuldig alles ver
mijden wat de zedelijkheid zou
kunnen kwetsen. Niemand zal hen
kunnen noodzaken te kussen en
hij die zich zou veroorloven ge
weld te gebruiken wordt zonder
complimenten de kamer uitgezet.
De verstandelijke ontwikkeling
der Russische vrouwen moet wel
op zonderlinge en eigenaardige
hoogte geweest zijn om de uitvaar
diging van dergelijke maatregelen
noodig te maken
Practische jeugd.
AIzoo jongens, nu heb ik je
lui het mooie sprookje van „Ta
feltje dek je" verteld, zegt de
meester. Jantje wat zou je doen
als je zulk een tafeltje had
Meester, ik zou direct 'n
restaurant beginnen.
L, J. M. Al zullen er in het
leven van schrijfster oogenblikken
voorkomen dat zij een meegaande,
houding aanneemt, welwillend en
vriendelijk is, is dit karakter toch
meer op strijd ingesteld (ook een
innerlijken strijd). De schrijfster is
een in zich zelf gekeerd meisje,
met ietwat nuchtere opvattingen;
een eenigzins koele, beheerschte
persoonlijkheid, die deze eigen
schappen echter onaangenaam
vindt en ze voor zich zelf en voor
de buitenwereld tracht te verber
gen. Zij is terughoudend en geeft
zich niet spoedig, doet zich onbe
vangen voor, zonder het van huis
uit te zijn. Vatbaar voor indruk
ken en fijngevoelig maar niet soe
pel. Helderen geest, scherpzinnig
en critisch, arbeidzaam. Zwak
ontwikkeld sexueele gevoelens.
Geen sterke vitaliteit.
Is schrijfster 't met deze beoor
deeling die in groote lijnen gege
ven werd eens Gaarne bericht.
P, M. M. In den regel behoort
het zeer schuin naar rechts gerich
te schrift (de z.g. „schrijfhoek" is
dan pl.m. 30 gr.) toe aan menschen
die een impulsief karakter heb
ben, weinig fantasie bezitten, die
zich laten gaan zonder weerstand
te bieden en gemakkelijk zijn over
te halen. Menschen die dus hunne
gevoelens niet weten te remmen.
In dit eveneens zeer schuin naar
rechts gericht handschrift zijn ech
ter ook andere kenmerken waar te
nemen, die in tegenspraak zijn
met de genoemden, zoodat in het
karakter contrasteerende eigen
schappen aanwezig zijn. Zoo wijst
dit handschrift op hartstochtelijk-
Het wereldkampioenschap scha
ken tusschen Aljechin en Bogolju-
bow is door eerstgenoemde gewon
nen.
26 partijen waren noodig om te
vereischte 15% punt te halen
waarvan Aljechin er 8 won en Bo-
goljubow slechts 3. 15 partijen wer
den remise.
Aan de einduitslag behoefde bij
na niemand meer te twijfelen na
dat er 15 partijen waren gespeeld.
o
Het schaakleven in Zeeland
gaat in opgaande lijn. De Zeeuw-
sche schaakbond brengt daar veel
toe bij.
Zoo stond de vorige week weer
een aardigen wedstrijd op haar
program.
Goes en Vlissingen speelden op
Woensdagavond 20 Juni j.l. te Goes
'n massakamp tegen M'burg. Het
aantal borden bedroeg 25 terwijl
de uitslag voor Middelburg bijzon
der gunstig werd. Met 20%~ïegen
A% bleef zij in de meerderheid.
Bij het einde werden 2 partijen
arbitrair beslist en wel aan het
zevende en het vijftiende bord.
Daar uit kreeg Middelburg
slecht een punt.
Hieronder volgt de partij ge
speeld aan 't vijfde bord. We ho
pen 'n volgende maal nog eenige
partijen van dien wedstrijd te pu-
bliceeren.
Wit: P. M. DE KLEIJN,
Middelburg.
Zwart: J. C. VAN VIJVEN,
Goes.
1. c2c4 Pg8—f6
2. Pblc3 g7—g6
3. Pgl— f3 Lf 8g7
4. d2d4 d7d5
Nu is de opening overgegaan in
de Grünfelds-verdediging.
5. e2e3 c7c6
6. Lf 1—d3 0—0
7. h2h3 d5Xc4
heid maar tevens ook op zelfbe
dwang, eigenschappen die schrijver
beiden bewust onder zijn beheer-
sching tracht te brengen. Deze
schrijver bezit weinig fantasie, is
nog al met zich zelf ingenomen en
strijdlustig; hij is praktisch; vlijtig,
vooruitstrevend en actief; heeft
een praktisch verstand, maar geen
artistieke talenten. Het zou mij
niet verwonderen wanneer schrij
ver eerder zwaarmoedig, dan op-
gewekt is. Zijn vragen zal ik gaar
ne bespreken, wanneer er plaats
ruimte is.
Kan schrijver zich met deze be
oordeeling vereenigen Alleen in
groote lijnen wordt het karakter
weergeven.
Grapholoog.
Zij, die prijs stellen op een be
oordeeling van hun handschrift
door den aan ons blad verbonden
grapholoog, zenden ons tenminste
tien regels van hun gewone, na
tuurlijke handschrift, liefst op on-
geliniëerd papier. De afzender be
hoeft ons niet bekend te zijn; ini
tialen, schuilnaam, motto is vol
doende, wel dienen opgegeven te
worden geboortedatum, leeftijd en
geslacht. Men zende ons tegelijk
een postwissel ad 1.10, waarop
als afzender hetzelfde staat als
onder de schriftproeve, dus of de
ware naam, of de schuilnaam. De
beoordeeling volgt dan later in het
Zondagsblad.
8. Ld3Xc4 b7b5
Dat verzwakt de c6 pion zeer.
Beter was b7b6.
9. Lc4d3 b5b4
Deze zet deugt ook niet. Het
witte paard krijgt daardoor in de
toekomst een uitstekende plaats
op c5.
10. Pc3a4 Pb8d7
11. Ddlb3 a7a5
12. a2a3 Ta8—b8
13. Leld2 b4Xa3
14. Db3Xa3 Pf6—d5
15. 0—0 e7—e5
16. Tf 1—cl e5Xd4
17 e3Xd4 Pd5b4
18. Ld3e4 Lc8b7
10. Ld2Xb4 a5Xb4
20. De3Xb4 c6—c5?
Dit is fout. Met Pd71 6 had wit
eerst de looper op e4 in veiligheid
moeten brengen of deze verdedi
gen. Immers direct de pion c6 ne
men was fout wegens Lb7Xc6,
waarna de witte dame weg moet.
d e f g h
21 d4Xc5
22. Db4Xe4
23. Pa4Xb2
24. De4d4
25. Tel—dl
26. Tal—a7!
27. Ta7Xd7
28. TdlXd4
29. Td4— a4
30. Ta4a7
31. Pf 3g5!
32. Ta7Xd7
33. Pg5Xh7f
Lb7Xe4
Lg7Xb2
Tb8Xb2
Tb2e2
Dd8—e7
De7Xc5
Dc5Xd4
Tf 8—e8
Te2—e7
Kg8—f 8
Te7Xd7
f7—f6
geeft op.
„Dag Moes riep To, toen ze
uit school kwam en haar tasch
met een energieken zwaai zette
tegen het gordijn van den kapstok,
waaraan ze haar goed hing.
„Wat ben je vroeg zei Moe
der. „Heb je onderweg Els niet op
gepikt
„Niet naar haar uitgekeken
klonk het allesbehalve vriendelijk.
„Sinds Els op de H. B. S. is, heeft
ze zoo'n drom vriendinnen, die niet
met „kinderen van de Lagere
School" willen omgaan, dat ik hun
toonen wil, het best zonder hen
te kunnen stellen, zelfs al zijn
Joop en Mies ziek."
„Veel huiswerk vroeg Moe
der, die wel zag, dat To's barome
ter op de slechte helft stond en er
voorloopig van „mooi weer" geen
sprake was.
„Gaat nogal!" bromde To. „Zulk
vervelend werk: aardrijkskunde en
werkwoorden vervoegen."
„Dan maar gauw na de koffie
begonnen
„Jakkes nee, Moeder, zonde
van m'n vrijen Woensdagmiddag
Daar ging de bel weer.
Els stapte binnen en na Moeder
begroet te hebben, vroeg ze:
„Moes, we gaan vanmiddag met
de heele klas fietsen. Ik mag toch
mee, is 't niet
„Als je vanavond met je huis
werk klaar kunt komen, is t mij
goed", luidde 't antwoord.
„We gaan pas om kwart over
twee en vóór dien tijd krijg ik ge
makkelijk de geschiedenis in m'n
bol", zei Els.
To's gezicht werd nog een beetje
langer. Natuurlijk: Els had weer
een pretje Ze had gedacht samen
met haar zusje te croquetten in
den tuin ze hadden pas een
spel en nu kwam er niets van!
't Was net, of Els haar zusje niet
meer was, sinds z' op de H. B. S.
ging. 't Volgend jaar hoopte zij
ook naar de H. B. S. te gaan. Zou
den die wichten dan nog op haar
neerkijken, omdat ze een klas la
ger zat Haar een zorg Ze was
dan toch groot, had misschien nog
een veel leuker klas dan Els
Aan de koffietafel vroeg Moe
der:
„To, heb je vanmiddag tijd om
een boodschap in 't dorp voor me
te doen Ik heb de naaister en
kan niet goed van huis."
Even fleurde To's gezicht op.
Maar al heel gauw betrok het
weer bij de gedachte, dat haar
fiets juist stuk was en ze dus zou
moeten loopen.
,,'t Is zoo warm en zoo ver
was haar ontwijkend antwoord
„Laat Els het maar doen, vóór ze
gaat fietsen."
„Jullie moet het één van tweeën
doen," zei Moeder, „overleg dus
maar samen."
„Ik ga niet," riep To uitdagend.
„Dan zal ik gaan", vond Els.
Even keek To haar zusje onder
zoekend aan. Meende Els dat En
ze wilde haar geschiedenis-les im
mers leeren
„Je moet wat halen, Els", zei
Moeder, „neem de boodschappen-
tasch maar mee."
„Wat is het, Moes vroeg Els.
Even twinkelde er een lichtje in
Moeders oog. Toen zei ze:
„Dat is een verrassing."
Els was erg nieuwsgierig en.
To niet minder.
Bijna kreeg de laatste berouw
over haar gebrek aan hulpvaardig
heid, Als haar fiets nu maar niet
stuk geweest was.
Moeder scheen niet erg tevre
den te zijn met de schikking en
zei:
„Els, als je To je fiets eens leen
de, zou To evengoed de boodschap
kunnen doen en jouw geschiedenis
les nief in 't nauw komen."
„Mij best", vond Els.
Maar To had nu eenmaal de bok-
keprijk op en zei:
„Nee Moeder, laat Els maar
gaan. Ik heb geen zin
Zoo stond Els dan even over
éénen klaar om met haar fiets de
geheimzinnige boodschap vo0*
Moeder te doen. 't Eenige, wat zij
vernam, was "dat zij naar Tante
Greet moest. Die wist er alles van.
Els vond dat geheimzinnige wel
leuk, hing de boodschappentasch
aan haar stuur en stapte welge
moed op haar stalen ros.
Dat kleine eindje kon er nog
best bij. Ze werd immers nooit
moe van fietsen
Vroolijk wuifde ze nog naar
Moeder. To zat kwasi in een boek
te lezen, bood Moeder zelfs haar
diensten bij het kopjes wasschen
niet aan en kreeg hoe langer hoe
meer het land. De nieuwe jurk, die
zij passen moest en „veel te kin
derachtig" vond, droeg ook al een
steentje bij tot haar ontevreden
heid. 't Zou een vervelende
Woensdagmiddag worden
Intusschen peddelde Els naar
Tante Greet, Wat zou ze daar
moeten halen Tante had geen
moestuin. Groente of fruit kon 't
dus niet zijn. Wat dan wel Els
had er geen flauw vermoeden van,
of 't moest iets zijn, dat de naai
ster noodig had. Ze zou het gauw
genoeg weten
Een minuut of tien later stapte
zij van haar fiets bij het huis van
Tante Greet, die aan den anderen
kant van 't dorp woonde.
Tante Greet deed zelf open.
„Dag Tante", zei Els. „Ik kom
iets halen. U wist wel wat, heeft
Moeder gezegd."
„Zeker weet ik dat riep Tan
te Greet met een geheimzinnige
uitdrukking op haar gezicht. „Kom
maar eens mee
Els volgde Tante heelemaal
naar den zolder. Wat zou 't toch
zijn
Eindelijk knielde Tante Greet in
een hoek bij een mandje, zei Els
hetzelfde te doen en.... daar zag
Els Miesje Tante's poes met
drie schattige poesekindertjes. Ze
waren al vrij groot en geboren in
de vacantie, toen Els en To met
Vader en Moeder in Domburg wa
ren.
„Wat een schatjes riep Els
opgetogen uit.
„Je mag er eentje hebben," zei
Tante Greet.
Vragend keek Els haar aan.
„Mag mag ik er werkelijk
eentje hebben, Tante vroeg zij.
„Ja, Els, Ik sprak met Moeder
af, dat degene van jullie, die een
Hoera We gaan verhuizen
Wie gaat er met ons mee
We pakken vlug ons speelgoed
In Jantje's groote slee.
We rijden onze „auto"
Tot vlak voor 't nieuwe huis
En zijn met 't heele vrachtje
Dan in een wipje „thuis",
boodschap voor haar wilde doen,
bij mij een poesje mocht komen ha
len".
„O Tante, wat dolriep Els
„Kies er dus maar eentje uit
Dit laatste was nog niet zoo
heel gemakkelijk. Er was een
zwartje met witte sokjes een grijsje
en een zwart-met-wit. Ze waren
alle drie erg lief. Maar na eenige
overleggen werd Els het toch met
zichzelf eens, dat zij het zwarte
poesje met de witte sokjes het al
lerliefste vond,
„Mag ik dat dan hebben, Tan
te vroeg Els.
„Zeker
Tante nam het poesje uit het
mandje.
Miesje keek het nog even na,
maar had zooveel met haar andere
kindertjes te doen, die door men-
schenvingers aangeraakt waren en
dus heelemaal schoon gelikt moes
ten worden, datzij haar der
de kleuter niet miste.
„Zou ze 'm later ook niet mis
sen, Tante vroeg Els.
„Ik denk het niet; een poes kar.
niet tellen', antwoordde Tante
Greet. „De andere twee blijven bij
haar."
„Ik zal heel goed voor 't poesje
zorgen zei Els en na het diertje
voorzichtig in de boodschappen
tasch gestopt en de geefster harte
lijk bedankt te hebben, peddelde
Els weer huiswaarts, gelukkig met
haar schattig poesje.
Zij gunde zich den tijd niet, on
derweg nu en dan even af te stap
pen en naar het poesje te kijken;
bovendien was ze veel te bang,
dat 't kleine ding ontsnappen zou.
Een luid gebel kondigde reeds
van verre haar thuiskomst aan en
Moeder, die wist, wat Els mee
bracht, stond al aan de voordeur,
toen haar oudste afstapte.
„O Moes, 't is een schattig
poesje riep ze opgetogen uit.
Voorzichtig nam Moeder de
tasch met inhoud aan, terwijl Els
haar fiets in huis zette.
Moes zegt: Het is een
drukte
Maar wij verhuizen graag,
Daarom zijn wij zoo vroolijk,
Zoo vrees'lijk blij vandaag.
Zeg kom j'eens bij ons spelen
In 't mooie, nieuwe huis
Maar loop dan niet naar 't oude,
Want daar vind j'ons niet thuis
In de kamer werd de nieuwe
huisgenoot bekeken.
Moeder en To vonden 't ook een
schat je,
„Voor voor wie is het
vroeg de laatste.
„Voor degene, die de boodschap
voor mij wilde doen", antwoordde
Moeder.
,,'t Is van ons samen", zei Els
hartelijk en To, die den laatsten
tijd zoo'n afstand tusschen haar
zusje en zichzelf gevoeld had,
sloeg den arm om den hals van Els
en zei:
„Je bent een snoes, Els
„En nu moeten we nog een
naam voor 't poesenkind beden
ken", vond Moeder.
„Moortje riep Els uit en daar
mee waren Moeder en To het hee
lemaal eens.
Moeder haalde vlug het mandje
met kleedje, dat zij al in de slaap
kamer had klaargezet, Moortje
werd er in gelegd en scheen zich
best in de nieuwe omgeving te
schikken.
Moeder kwam met een schoteltje
melk aandragen, dat zij op een
krant op den grond zette. Wat de
meisjes toen toch moesten lachen
Het poesje ging er met de pootjes
in staan. Maar Moeder wist raad
en drukte het poesebekje voor
zichtig in de melk. Dat smaakte
Het speet Els, dat zij 't was
hoog tijd met de fiets uit
moest, maar To beloofde goed op
Moortje te zullen passen.
Zoo werd de Woensdagmiddag,
die eerst zoo naar geleken had,
voor To een genot. Zij speelde zóó
lang met Moortje, tot het kleine
ding moe werd en in slaap viel.
To ging toen vlug haar huiswerk
maken, om klaar te zijn, als
Moortje weer wakker werd.