DE BESTE SIGARET VOOR UW GEZONDHElD EN DE HOOGSTE WAARDE VOOR UW GELD. 17 KRONIEK van den DAG. FORTINBRAS, HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor lOct. BINNENLAND. TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN ZATERDAG 23 JUNI 1934. No. 146. BE KOOPMAN IN GELUK, MIDDELBURG. HKMMWaa.TLCM.VMÏX-U De Sovjets doen in vaderlands liefde Het roer omgegooid onder invloed van de dreiging in het Verre Oosten. Een van de begrippen, die de bolsje- wiki van den eersten dag af van hun heerschappij bij de inwoners van Rus land hebben trachten uit te roeien, is vaderland". Op school, in de kazerne, in boeken, tijdschriften, dagbladen overal werd met dit begrip gespot, werd het als een typisch-kapitalistisch, bur gerlijk, achterlijk, reactionnair begrip voorgesteld. Voor den bolsjewiek be stond geen vaderland, geen geheiligde bodem, waarvoor iedereen bereid is al les op te offeren, zelfs datgene wat hem het dierbaarst is zijn leven. Tijdens den oorlog hebben de bolsjewiki met het idee van landsverdediging gespot. „Wat kan je Rusland schelen vroe gen hun propagandisten de soldaten, „Laten de Duitschers zooveel grond ne men als zij maar willen, jouw dorp ligt toch ver, dat nemen zij toch in geen ge val. En indien zij het wel doen, wat zou het dan nog beteekenen. Wat kan het je schelen, of je een Russische overheid of een Duitsche hebt In dezen geest voerden de bolsjewiki hun propaganda in 1916-1917, In dezen geest werd sinds dien den kinderen onderwijs gegeven. Zelfs de naam Rusland werd uitgeroeid. Er bestaat geen Rusland, alleen een land USSR, een vreemde naam, dien de bevolking niet goed uitspreken kan, die haar niets zegt, waarvan de beteekenis haar vreemd is. De soldaten en officie ren moesten voor de wereldrevolutie vechten, zij waren niet het Russische le ger, maar het leger van de revolutie, van het internationale proletariaat. Zij moesten vechten niet voor de belangen van Rusland, van het vaderland, maar voor de belangen van het proletariaat, voor die verre en onbekende proleta riërs in afgelegen landen. Zoo was het nog kort geleden. Maar den laatsten tijd is alles, naar onze Rus sische medewerker dr. Boris Raptschins- ky ons schrijft, geheel anders geworden. Sinds kort staan de bolsjewistische bla den vol met artikelen over het vader land. Al voegen zij er het woordje „so cialistisch bij. De „Prawda", het een- traal orgaan van de communistische par tij van USSR, het blad waarin vroeger jaren met het woord „vaderland" ge spot werd schrijft thans als volgt: „Voor t Vaderland Deze leus wekt bij ons een vlam van heldenmoed, een vlam van scheppend initiatief in alle onderdeelen van ons rijk, veelzijdig leven. Voor het vaderland! Deze leus roept tiental len millioenen arbeidenden ter verde diging van hun groot vaderland! En in dezen lyrischen geest gaat het centraal of-gaan. van de communistische partij voort. En de overige bolsjewistische bla den, die op commando in vuur en vlam raken en datgene verheerlijken, wat hun uit Moskou bevolen wordt, schrijven in denzelfden geest. Wij hebben leven en have voor ons vaderland veil!" Niet voor het internationale proletariaat, niet voor de wereldrevolutie, neen voor het vaderland! En dat vergeten woord, dat zeventien jaar lang bespot en gehoond werd, verboden was, wordt uit zijn ker ker gehaald en verheerlijkt. Hoe komt dat?, vraagt onze mede werker bovengenoemd. Zijn de bolsje wiki plotseling zulke warme vaderlan ders geworden? Is de sluwe intrigant Litwinof ineens een Russische patriot geworden? Of voelt de Georgiër Dzjoe- gasjwili, die zich Stalin noemt, zich plot seling nationalistisch? Natuurlijk niet. Rusland laat al die menschen nu even onverschillig als vroe ger, voor hen blijft de wereldrevolutie de hoofdzaak. De zaak is deze. Het gevaar van een oorlog heeft zich den laatsten tijd voor gedaan. Vroeger was dat gevaar slechts een boeman, waarmede de bolsjewisti sche regeerders het volk trachtten schrik aam te jagen Nu is dat gevaar een reali teit geworden. Het geheimzinnige Japan, dat zijn aanvallen op methodische wijze voorbereidt, dat plotseling toeslaat, doemt nu dreigend en onheilspellend in I 't Verre Oosten op. Het Japansche leger is een der beste in de wereld, omdat de Japanner met het gevoel van vader landsliefde vervuld is, omdat hij bereid is voor het vaderland te sterven. Het „vaderland" schijnt dus een machtig wa pen te zijn. En Litwinof, Stalin, Radek enz. begrijpen toch heel goed, dat de Russische arbeider en boer moeilijk tot een uiterste krachtsinspanning te bren gen zijn terwille van de wereldrevolutie en het internationale proletariaat, maar voor het vaderland, voor Rusland... Wie weet? Misschien wel! En daarom wordt de leus „Voor het Vaderland!" te voorschijn geroepen, daarom vult die leus nu alle bladen. De Sovjet-regeering heeft bovendien een nieuwe wet afgekondigd; een wet tegen landverraad. Daarbij worden met den dood niet alleen de verrader (waar bij dit woord in de sovjet-wet op een wij ze uitgelegd wordt, zooals geen enkele wet in de wereld behalve in modern Duitschland het kent) en de spion be dreigd, maar ook iedereen, die het land verlaat, zonder daarvoor een pas te heb ben gekregen. Den laatsten tijd komt het steeds vaker voor, dat vliegeniers naar het buitenland vluchten. Het is een zeer veeg teeken, dat het vaak militaire vlie geniers zijn. En de geheele grens met ka nonnen tegen vliegtuigen voorzien, dat is natuurlijk ondoenlijk. Voortaan zullen dergelijke vliegeniers ter dood veroor deeld worden, indien zij g'epakt worden. Tevens voert de nieuwe wet het stel sel van gijzelaars in. Vlucht een vliege nier of iemand anders naar het buiten land, dan worden al zijn familieleden en alle volwassenen, die in dezelfde woning woonden als hij, tot gevangenisstraf en verbanning veroordeeld, met confiscatie van het geheele vermogen. Ook vreem den, die van de voorgenomen vlucht op de hoogte zijn geweest en het niet aan de politie hebben gerapporteerd, zullen zwaar gestraft worden. Zijn de heeren te Moskou bevreesd, dat de vaderlands liefde onder het tegenwoordige regime toch niet al te groot zal zijn? ns'i CH door WILLIAM LOCKE. 49. Het was een heel ding om in de petit salon binnen te komen en alles netjes neer te zetten, maar hij deed het met den automatischen ernst van den ge schoolden Londenschen tafeldienaar. Hij had een vagen indruk van een vorste lijk figurtje, dat achterover leunde in een gemakkelijken stoel, omgeven door een aureool van sigarettenrook. Toen hij in de bijkeuken klaar was, nam hij haastig eenig voedsel, verkleedde zich en ging uit. Als naar gewoonte liep hij door de nauwe, oude straten naar de verlichte plek voor het Café de l'Univers. Mhar daar gekomen was er iets, dat hem be lette binnen te gaan. Er was iets nieuws iets wonderlijks in zijn leven gekomen. Wat het was, kon hij niet zeggen. Hij keek door een kiertje naar binnen en zag Monsieur Beuzot tric-trac sp.elen met den directeur van het postkantoor en een eindje van hen af zat Monsieur Veriot te redeneeren en sloeg met zijn rechtervuist in zijn linkerhandpaïm, een bewijs, dat hij tegen het Gouvernement te keer ging. Maar Martin voelde dien avond niets voor het Gouvernement (Ingez. Med DE NIEUWE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN. „Er worden hier en daar wel wat overdreven ver wachtingen gekoesterd". Een medewerker van de (r.k.) „Maas bode" heeft een interview gehad met den nieuwen (r.k.) Minister van Econo mische zaken, mr. Steenberghe; in zijn villa te Goirle, die de vorige maand ge heel verbouwd werd. (Zooals men weet, is de jonge minister pas uit het Zuiden teruggekeerd.) Het huis was vol bloe men; de bevolking van Goirle had haar vreugde over de eervolle benoeming in een spontane huldiging geuit. Tusschen al die bloemen bewoog zich mevrouw Steenberghe „met haar eigen charme", die den interviewer reeds voor jaren aan Den Haag had doen denken. Het personeel der fabrieken, waarvan mr. Steenberghe directeur is, vereerde hem een gouden vulpenhouder: niemand mocht meer dan een dubbeltje bijdra gen. De interviewer heeft den nieuwen be windsman o.m. gevraagd, of deze zijn vroeger verdedigde beginselen inzake een actieve handelspoli tiek zou prijs geven, zooals in een deel der liberale pers is beweerd, dan wel, of de Zuidelijke Katholieke pers, die verwacht, dat er nu een periode van het zuiverste protectionisme zal aanbreken, gelijk krijgt. Mr. Steenberghe antwoordde: „Ik kan en wil natuurlijk met geen enkel woord iets uitlaten over de on derhandelingen, die tot mijn minister schap geleid hebben, al begrijpt u, dat hierbij verscheidene gewichtige kwes ties terdege zijn besproken. Ik kan uiter aard ook niet spreken over mijn pro gram, omdat de plaats voor rechtstreek- sche mededeelingen over de te voeren economische politiek de Staten-Gene- raal, en degene, die deze mededeelingen doet, de regeering is, niet één minister, en zeker niet de jongste. Maar als mijn persoonlijke opinie wil ik u wel mede- deelen, dat de commentaren, door, laat ik zeggen de twee uiterste zijden op mijn benoeming gegeven, in zich onjuist moe ten zijn, omdat zij beide iets vergeten. De eene zijde vergeet namelijk, naar het mij toeschijnt, dat ik vanzelfsprekend mijn verleden in geenen deele verloo chenen zal. De andere zijde schijnt ech ter uit het oog te verliezen, dat ik er niet de man naar ben om bepaalde nieu we maatregelen te gaan invoeren, zoo lang ik geen gelegenheid heb gehad het geheel der regeeringswerkzaamheden en -bemoeiingen te overzien. Er worden hier en daar in wel wat overdreven mate verwachtingen gekoes terd, die als het ware inhouden, dat er een algeheele conjunctuurverandering zal intreden, nu een industrieel uit het Zuiden een regeeringszetel gaat bezet ten. Hoezeer ik u nogmaals verzeker, dat ik het ver leden, dat mij op dezen post gebracht heeft, in geenen deele ontrouw zal worden, moet ik toch te gen deze overdrijving van voorstellingen waarschu- w e n." De medewerker van de „Maasbode" vat zijn indrukken tenslotte samen in een overtuiging: „dat er een frissche, jonge wind zal gaan varen door kamers en departement, dat er hier een man aan het roer komt een „man", dat is de beste uitdrukking, die voor deze in alle opzichten zoo loyale en toch zoo krachtige figuur past die het meeste waarde hecht aan daden, inderdaad, maar dan toch aan daden, welke geba seerd staan op een veelzijdige studie, op een naar alle zijden degelijk georiën teerd inzicht. Een man, zooals wij ze in dezen roerigen en moeilijken tijd aan onze regeering noodig hebben en die niet voor niets het vertrouwen heeft, niet slechts van de industriëele kringen, waaruit hij voortkwam, maar evengoed van handel, van middenstand, van land bouw en last not least van den stand der werknemers, omdat een ieder over tuigd is, dat uit zijn breeden, goed-ge- fundeerden kijk beslissingen zullen voortkomen, die het heil van ons land en dat alléén zullen dienen." DE BIJDRAGE VOOR EIGEN EN WEDUWEN- EN WEEZENPENSIOEN. Naar aanleiding van de door de Twee de Kamer aangenomen wijziging der Pensioenwet, waarbij den lageren over heidsbesturen (gemeenten etc.) bindend wordt voorgeschreven, dat zij met in gang van 1 Juli den ambtenaren en werklieden 10 pet. van salarissen en loo- nen in mindering moeten brengen voor de bijdragen in de betaling van de pen sioenpremie voor eigen en weduwen- en wezenpensioen, heeft het bestuur van den Nederlandschen federatieven bond van Personeel in openbaren dienst aan de voornaamste gemeenteraden en aan de staten der provinciën een adres doen toekomen, waarin betoogd wordt, dat door deze bindende voorschriften de autonomie der lagere bestuursorganen wordt miskend. Het bestuur is daarom van meening, dat geen gevolg moet wor den gegeven aan de betreffende opdracht der regeering, of dat het wenschelijk is, dat de bestuursorganen, indien zij mee- nen wel gevolg te moeten geven aan de voorschriften der regeering, de salaris sen en loonen verhoogen met het be drag, waarmede de pensioenbijdragen worden verhoogd. (Ingez. Med.) of voor de Fransche Republiek; hij had heimwee naar de natuur en sloeg den weg in, die langs de rotswoningen loopt. Toen hij een paar kilometer gewan deld had, liep een dronken steenhouwer die een meisje van vijf jaren aan de hand hield, al slingerend tegen hem aan. Monsieur Martin, zei hij, de He mel heeft u gezonden. Boucabeille, antwoordde Martin, je moest je schamen. Dat behoeft u me niet te vertel len, hernam Boucabeille. Het kind huilde bitter en de vader deed zich zelf verwijten. Hij had het meiske meegenomen naar haar tante en op den terugweg was hij door ken nissen medegetroond naar het café van Mère Déridieu, waar hij een af schuwelijke borrel had gedronken. Mar tin nam het kind op zijn arm en droeg het naar de rotswoningen, waar Bou cabeille woonde. Deze, bevrijd van zijn vaderlijke zorg, maakte zich uit de voe ten. Toen Martin het kind thuis gebracht had en naar huis wandelde, dacht hij aan zijn eersten avond in Brantöme, toen hij met Corinna op het terras had gezeten en hij het gevoel had gehad van een veilige schuilplaats te hebben ge vonden. Én toch, zei hij,achter deze rustige plek is een wereld van zwoegen en werken; daar jagen de polsen, Haar zijn vrouwen van groote schoonheid. En zulk een schoone vrouw had vandaag zijn pad gekruist! Waarom ben ik hier en heb ik een werkkring, die, hoewel hoogst fatsoenlijk, toch zoo alledaagsch is? Niet in staat dit enigma op te lossen, zuchtte hij eens en wierp zijn uitgegane sigaret in de rivier. Het geluid van haastige voetstappen op de brug deed hem opzien en uit het duister zag hij een slanke figuur in bont gehuld naar hem toekomen. Ze toonde dadelijk dat ze hem herkende. Monsieur Martin. Hij groette. Goeden avond, Miss Merriton. Ze bleef staan. Mijn goede gastheer en zijn nichtje zijn naar bed gegaan. Ik vond het ver velend sentimenteel om door het raam te zitten kijken, dus ging ik uit. 't Is een mooie avond, zei Martin. Ja, maar het is te koud om op een winderige brug. te blijven staan. Als u tijd hebt, wandel dan een beetje mee en bescherm mij tegen de gevaren van Brantöme. Met haar wandelen, haar beschermen! Hij zou de heele wereld met haar door willen gaan! Zijn hart bonsde; graag hacï hij haar toegeroepen, dat hij alles voor haar doen wilde, maar zijn gezond ver stand deed hem zeggen: De eenige gevaren in Brantöme op dit uur zijn preutsche oogen en kwade tongen. Dank u, zei zij, dat is frank ep verstandig gesproken. Ik vergeet altijd j dat Frankrijk niet Parijs of New York is,} waar men kan doen wat men wil. Ik weet niets van de Fransche provincie af, maar ik denk dat het op het punt van kwaadsprekendheid niet onder zal doen voor een aardig klein dorpje in Nieuw Engeland. Maar kunnen we niet buiten den gezichtskring van mensche- lijke oogen gaan? Die weg daar, en ze wees met haar hand naar den steilen hoogen weg, dien Martin af was geko men, zal wel vrij zijn van de kwade tongen van Brantöme. Hij lachte. Wilt u het probeeren? Ze knikte toestemmend. Vlug liepen ze door. Dat kijkje in haar innerlijk verheugde hem. Ze was erken telijk voor zijn mededeeling., maar wilde toch haar eigen weg volgen. We waren juist in een interessant gesprekje, toen u weg werd geroepen, merkte zij op. Martin volde dat hij bloosde, toen hij zich den wat schrielen reiziger herin nerde. die ten tooneele was verschenen, zoekende naar liefdadigheids-stuivertjes. Mijn betrekking heeft haar scha duwzijde, zei hij. Dat heeft iedere betrekking. Ik heb een bekende in Amerika ik heb hem twee of driemaal ontmoet die conducteur is op den sneltrein tusschen New York en Chicago. Hij is zooiets van sterrekundige en de groote scha duwzijde van zijn betrekking is, dat hij geen tijd heeft om boven op een berg te zitten en naar de sterren te kijken. En bij; uwe is de schaduwzijde, dat u niet altijd prettige gesprekken kunt voeren, wanneer u dat zoudt willen. Maar de betrekking is best, tenzij ge er u voor ZONDAGSOPENSTELLING VAN WINKELS. De Minister heeft principieel geen bezwaar. De Minister van Economische Zaken a.i. heeft medegedeeld, dat de vastge stelde verordening op de openstelling van sommige winkels in bepaalde stra ten op Zondag van 11 tot 3 in het alge meen geen bezwaren ontmoet. Maar in art. 1 nog ware te vermelden, dat de daarin bedoelde winkels op de aangege ven Zondagen alleen geopend mogen zijn voor den verkoop van de opgesom de artikelen, terwijl art. 2 (het niet aan wezig mogen zijn van personeel) zal moeten vervallen, aangezien een derge lijke bepaling niet in eene verordening die slechts afwijkingen van de Winkel sluitingswet kan bevatten, thuis behoort. Het wil den Minister evenwel voorko men, dat het aanbeveling zou verdienen, het gebruik maken van de in art. 1 op genomen afwijkende regeling van een door B. en W. voorwaardelijk te ver- leenen vergunning afhankelijk te stellen en aan deze vergunning zou dan het in art. 2 vermelde als voorwaarde kunnen worden verbonden. B. en W. kunnen zich met de zienswijze van den Minister vereenigen, en stellen voor het besluit van 30 Mei in te trekken en een nieuw besluit te nemen, waarbij zij mededee- len, dat het in hun voornemen ligt om aan eventueel te verleenen vergunnin gen de voorwaarde te verbinden, dat geen personeel in de winkels aanwezig mag zijn. BEZUINIGIN.G OP DRUKWERK. Naar aanleiding van de groote bespa ring door hetdoen cyclostyleeren van begrooting enz., en het afloopen van de 5-jarige termijn voor het drukken van 't gemeenteversi.ag op 1 Januari j.l. en van de termijn voor het drukken der schaamt. Maar waarom zou ik er mij voor schamen? vroeg Martin. Ja, waarom, dat weet ik niet. Mijn vader, die de zoon was van een predi kant uit Nieuw Engeland. Mijn vader was ook predikant, zei Martin. Was hij? Dat is aardig. We stam men dus allebei uit een godvreezend geslacht en dat wil heel veel zeggen in deze dagen. En mijn vader bediende om de collegegelden te kunnen bekostigen, de menschen in Hall te Aarvard en was in betrekking tijdens de vacantie in een hotel in de Adirondacks. Er zijn natuur lijk Amerikanen, die het willen doen voorkomen, alsof hunne voorvaderen de familiegoederen meebrachten in de „Mayflower.'' Maar zoo zijn wij niet. Zeg mij eens, zei zij na een poosje in den prachtigen maneschijn te hebben doorgeloopen, hebt u ook onlangs oe- richt van Corinna gehad? Neen, dat had hij niet. In haar laatsten brief had ze hem verteld dat zij1 den haar zoo drukkenden familie kring zou ontvlieden door naar Londen te gaan. Waar ze kans zou hebben voor zelfontwikkeling, zei Lucilla lachend. Hoe weet u dat? zei Martin in zijn eenvoud, zeer verbaasd, want het wa ren Corinna's eigen woorden geweest. Waarvoor zou ze anders naar Londen gaan? Dat weet ik niet, zei Martin, dat heeft ze me niet gezegd. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5