KRONIEK van den DAG. BINNENLAND. ZEELAND. FORTINBRAS, VOOR GROOTE STUKKEN TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN VRIJDAG 15 JUNI 1934. No. 139. VLISSINGEN. FEUILLETON. DE KOOPMAN IN GELUK, De oorlogsschulden- Een merkwaardige Amerikaansche nota. En merkwaardige op vattingen van Washburn Child. De regeering der Ver. Staten heeft de Engelsche een antwoord doen toeko men op haar nota, waarin zij weigert nog langer oorlogsschulden te betalen, indien niet een regeling wordt getroi- fen, waarbij deze belangrijk worden ver laagd. In tweeërlei opzicht is dat ant woord merkwaardig: Op de eerste plaats beweert de Amerikaansche regeering, dat Engeland ten onrechte heeit aange nomen, dat het zijn heele achterstallige schuld moet aanzuiveren, indien het niet als in gebreke zijnde wil worden be schouwd. Het zou daartoe slechts den Juni-termijn hebben te betalen. Op de tweede plaats laat Het doorschemeren, dat de schulden ook wel in goederen mogen worden betaald. Ten aanzien van het eerste punt moet men opmerken, dat iedereen, die studie van de zaak heeft gemaakt', tot de over-, tuiging was gekomen, dat ingevolge de befaamde wet-Johnson elke staat, die niet ten volle zijn schuld zofi betalen, wel degelijk als in gebreke zijnde zou worden beschouwd (en dus geen cre- diet meer in Amerika zou kunnen krij gen. Bovendien is Engeland enkele we ken geleden een rekeningetje van 262 millioen dollar gepresenteerd terwijl de Juni-termijn „slechts" 85 millioen dol lar bedraagt. Blijkbaar moet men nu aannemen, dat de regeering van de Ver. Staten bereid is water bij den wijn te doen, hetgeen dan ook kan blijken uit de bereidheid, om met betaling in goe deren genoegen te nemen. Zonder twijfel stemt dat tot eenige te vredenheid', maar nauwkeurig beschouwd is de zaak toch ook weer niet van zoo heel veel belang. Voor de oplossing als zoodanig van het schulden-probleem zet het geen zoden aan den dijk. Het lijkt de Amerikaansche regeering er louter om te doen, om op 21 Juni toch nog iets binnen te krijgen, nu vrijwel alle schul denaren (en in elk geval de voornaam ste) te kennen gaven, dat ze in gebreke zouden blijven. Teekenend is, dat er in verband met een en ander reeds ge ruchten zijn, dat Engeland toch nog een „symbolische" betaling zou willen doen. Men moet eigenlijk hopen, dat Londen „wijzer" zal zijn. Het zou vermoedelijk een uiteindelijke schulden-herziening al leen maar vertragen. En wat de beta ling in goederen betreft (men spreekt van rubber, tin, enz. grondstoffen, die Amerika 'zelf niet of jn onvoldoende mate kan produceeren), ten aanzien daarvan geldt hetzelfde. Men komt er niet verder mee, zoolang de zaak zelf op losse schroeven staat. Als de schuldenaren, Engeland voor op, voet bij stuk houden, zal men aan de overzijde van den Atlantischen Oce aan tenslotte wel eieren voor zijn geld kiezen. Europa kan het volle pond niet betalen. Misschien zal dat den Ameri kanen duidelijker worden, als de „buitengewone" afgezant, Washburn Child, die Roosevelt een maand of wat geleden naar deze contreien stuurde, om eens poolshoogte i te nemen, verslag heeft uitgebracht. Child bezocht reeds de meeste landen in ons werelddeel, vertoeft thans in België; Zaterdag zal hij Nederland met een bezoek vereeren, om dan nog eens naar Londen te gaan. Vandaar keert hij den 21 sten Juni naar zijn vaderland terug. Men is geneigd te onderstellen, dat Child zooveel gezien en gehoord zal hebben, dat hij Roosevelt een eenigszins juist beeld van den eco- nomischen toestand in Europa kan op hangen. Moge dat dan een eventueele herziening van het schuldenvraagstuk ten goede komen. Heelemaal gerust kan men daar ech ter ook weer niet op zijn. Te Brussel heeft Child zich in een interview over de politieke situatie van ons werelddeel uitgelaten. Als zijn zienswijze op de eco nomische problemen daarmee parallel loopt, kan men betwijfelen, of zijn rap port Europa in eenigszins belangrijke mate ten goed zal komen. Hij betoogde n.l., dat men hier behoefte aan „sterke mannen" heeft. De toestanden zijn ge heel gewijzigd, maar de meestee leiden de staatslieden bekijken ze nog door den bril, dien ze in het tijdperk dat is afge sloten hebben opgezet. Men staart zich blind op de eigen nationale moeilijkhe den, en vergeet dat de internationale problemen, waaruit zij zijn ontstaan, ge heel van karakter zijn veranderd. Child drukte zijn vertrouwen uit, dat mannen, in staat „normale" toestanden in de we reld te herstellen, te voorschijn zouden treden, teneinde diegenen Ite Nvervan- gen wier gedachten nog beheerscht wor den door begrippen van een eeuw gele den. Als Child in dezen geest aan Roose velt verslag zal doen, kan de concluusie voor dezen niet veel anders zijn, dan dat hij maar moet afwachten, wat er van komt. Maar dan moet men zich af vragen, hoe lang zulks zal duren. In de meeste staten deelen nog steeds de „ar chaïsche" staatslieden de lakens uit en het heeft er nog niet veel van, dat daar in voiprloopijg veel /verajndering komt. Als men trouwens nagaat, wat een nieuw genus in enkele andere landen presteert, in Duitschland b.v., kan men er in komen, dat de animo voor navol ging niet bijster groot is. Ondanks de meening van Child. Of heeft die nog weer een ander slag op het oog? Men- schen als generaal Johnson misschien? Maar die is net bezig tot de overtuiging te komen, dat zijn N. R. A.-politiek zich wat te weinig van gezonde, „ouderwet- sche" stelregelen aantrok. RIJKSAMBTENAREN MOETEN IN HUN STANDPLAATS WONEN. Naar de Msb. verneemt is van den ministerraad een circulaire uitgegaan aan de departements-ambtenaren, waar in er op wordt gewezen, dat een stren gere naleving zal worden geëischt van de bepaling van het Ambtenarenregle ment, dat de rijksambtenaren in hun standplaats moeten wonen. Alleen in bepaalde gevallen kan vergunning wor den verleend om zich elders metter woon te vestigen. De rijksambtenaren, die thans reeds in een andere gemeente wonen, worden geacht daarvoor reeds toestemming te hebben verkregen. De toestemming voor vestiging elders geldt dus alleen voor nieuwe gevallen. Deze circulaire zou een gevolg zijn van bij de regeering ingekomen klach ten, dat vele ambtenaren die hun salaris in een bepaalde gemeente verdienen, 't elders verteren. Voor den Haag is deze circulaire van groot belang daar vele departements ambtenaren zich in den laatsten tijd in Voorburg en Wassenaar vestigen. HET AANTAL NEDERLANDSCHE GEMEENTEN. Gedurende de laatste 20 jaren is het gedaald van 1122 tot 1071 Over de verschillende provinciën zijn de thans bestaande gemeenten verdeeld als volgt: Friesland 43, Groningen 57, Drenthe 34, Overijssel 58, Gelderland 112, Utrecht 71, Noord-Holland 126, Z.- Holland 181, Zeeland 109, Noord-Bra bant 159 en Limburg 121. Sinds 31 December 1913 is het totale getal met 51 gedaald van 1122 tot 1071. Het getal gemeenten in de provinciën Groningen, Friesland, Drenthe en Zee land onderging in bedoeld tijdvak geen verandering, echter heeft vooral in N. Brabant een belangrijke wijziging plaats gevonden, DREIGENDE LANDARBEIDERS- STAKINGEN IN HET ZUIDEN, In een Woensdag te Utrecht gehou den bijeenkomst van de hoofdbesturen der moderne, chr. en r.k. landarbeiders bonden werd in het bijzonder de toe stand der landarbeiders in Zeeland, Z.- Hollandsche eilanden en een deel van Noord-Brabant besproken. Het bleek, dat niet slechts dit voorjaar de loonen opnieuw aanmerkelijk waren verlaagd, maar dat in verschillende districten, o. m. in Zeeuwsch-Vlaanderen, Tholen, Z.- Beveland, Schouwen-Duiveland, Goeree en Flakkee, Hoeksche Waard, Voorne- Putten, Biesbosch, Langeweg en omge ving, enz., de landbouwers elk organi satorisch overleg met de landarbeiders bonden inzake het loonvraagstuk blij ven afwijzen. Besloten werd zoowel te genover die loonsverlagingen als tegen over de weigering van overleg ten krach tigste stelling te nemen, zoo noodig door de afkondiging van stakingen. De landarbeidersbonden zullen zich op nieuw tot de landbouworganisaties in alle betrokken districten in Zeeland, Z.- Holland en Noord-Brabant wenden, ter wijl vóór den oogsttijd in 't geheele Zui den besturen- en ledenvergaderingen zullen worden gehouden ter bespreking en ter voorbereiding van de eventueel te nemen maatregelen ter verkrijging van overleg en de afsluiting van loon- overeenkomsten. Bij Kon. besluit is thans met ingang van 1 Juli 1934, benoemd tot burgemees ter der gemeente 's Gravenhage mr. S. J. R. de Monchy, met toekenning' van gelijktijdig eervol ontslag als burgemees ter der gemeente Arnhem, BOND VAN BEDRIJFSAUTO HOUDERS IN NEDERLAND. Jaarvergadering. De B. B. N. houdt heden zijn jaarver gadering in hotel Britannia te V 1 i s- s i n g e n. In zijn openingsrede herdacht de Voorzitter, de heer A. J. ten Hope, het overlijden van de Koningin-Moeder en daarna dat van enkele leden van de B. B. N„ o.a. van den heer Luyten, 'lid van het districtsbestuur Noord-Brabant Oost, wiens arbeid en voorlichting op hoogen prijs werden gesteld. Spr. bracht dank voor de ontvangst te Vlissingen, in Zeeland en vergeleek het trots.che devies van deze waterrijke provincie, het Luctor et Emergo; den strijd tegen het water, met den sjtrijd, die de bedrijfsautohouders 'hadden te voeren. De B. B. N. is geboren uit den strijd, die tot verweer noodzaakte, niet tegen het water, zooals Zeeland, maar tegen de tallooze belemmeringen, die ten tijde van de oprichting aan het be- drijfsautomobilisme in den weg werden gelegd. Spr, stelt er prijs op te verkla ren, dat de werkzaamheid, de acfie, de strijd, als het noodig is, niet gaat tegen de overheid en dat de B. B. N. zich evenmin richt tegen andere verkeers middelen. Ieder verkeersmiddel heeft 't recht te strijden voor zijn bestaan. Dat moet eens duidelijk gezegd worden, om dat men. het meermalen wil doen vpor- komen, dat de bond zich tegen de re geering richten a priori afkeurt en poogt af te breken, wat deze voorstelt. Niets is minder waar. De B. B. N. erkent de geweldige moeilijkheden, waarvoor de Regeering zich tengevolge van de eco nomische omstandigheden geplaatst ziet. De overheid kan steeds op de volle medewerking van den B. B. N. rekenen. Mits zij zich verzekerd mag houden, dat de overheid een open. oog heeft voor de belangen van elk volksdeel en reke ning wordt gehouden met de rechtma tige belangen, de levensbelangen van iedere groep, dus ook met de groep Bedrijfsautohouders. Spr. meent, dat het velen getroffen heeft, dat de regee ring zeer ingrijpende wetsvoorstellen bij de Volksvertegenwoordiging heeft in gediend, zonder overleg te plegen met de bedrijfsgroepen, waarvan de belangen .bij die wetsontwerpen ten nauwste zijn betrokken, ja, die vele zelfs ten gronde zullen richten, indien die voorstel wet. zouden worden. Spr. heeft zeer in het bijzonder op het oog het wetsontwerp tot wijziging der Wet Openbare Vervoermiddelen en dat betreffende Instelling van een Verkeers- fonds. Wat het eerste ontwerp aangaat, men heeft met de bedenkingen van den Bond geen rekening gehouden en dit leidde tot een actie, tot een feilen kamp. Deze strijd is den Bond opgedrongen en hij kreeg steun van de betrokken com missie van de Tweede Kamer en van vrijwel alle. Kamers van Koophandel. In zake de Instelling van een Verkeersfonds heeft de Regeering het niet noodig ge acht met de vereenigingen op verkeers- en vervoersgebied overleg te plegen. En opnieuw heeft de uitspraak van de be doelde Kamercommissie en van ver schillende kamers van Koophandel doen zien, dat voorafgaand overleg meer dan noodzakelijk was. Als de Kamer eer lang het voorstel van de regeering zal aanvaarden, beteekent dit, dat van de 9 millioen gulden, die de Regeering uit het gebruik van motorrijtuigen en rijwie len wil halen, minstens 5 millioen ten laste komt van de houders van vracht auto's, d.w.z. de auto's, die uitsluitend worden gebezigd, om het bedrijfsleven nog op gang te houden. Ook ten deze is de strijd opgedrongen, de Bond heeft dien niet gewild en zeker niet gezocht. De B.B.N. wenscht slechts, dat het ver voerwezen zich vrij kan ontwikkelen, waardoor de nuttige krachten, waar van de gemeenschap niet anders dan profijt kan hebben, boven komen en behouden blijven. Spr. is niet altijd tegen overleg en het wil ook geenszins zeg'gen, dat hij in alle opzichten volledige vrijheid voor staat, Spr. denkt daarbij aan de nood zakelijkheid om onder drang van buiten- landsche maatregelen vrijheid van han delsverkeer te belemmeren. Ontegenzeggelijk zijn de tijden zwaar en al kan spr. niet in alle opzichten be wondering hebben voor de maatregelen, die de regeering heeft genomen en nog neemt, men heeft begrip voor de moei lijke oplosbaarheid van de vraagstukken, waarvoor zij zich gesteld ziet. Met waardeering wijst spr. op het voortwer- ken ten behoeve van het wegverkeer, de regeering verdient lof voor de indie ning van het werkverruimingsprogram. Jammer is echter dat de terriaire wegen nog niet weer naar voren komen. Spr. betreurt het dat Deventer nog g'een be hoorlijke verbinding heeft naar den lin ker IJsel-oever, doch waardeert het geen inzake de verbetering der rivier overgangen elders reeds is en wordt gedaan. Daarop blijft de aandacht gevestigd, zooals ook op de verbetering van wegen enz. in het algemeen het oog wordt ge houden. Gaarne herinnert spr, zich de voortdurende medewerking, ondervon den van de Rijks- en Provinciale Wa terstaatsdiensten en brengt hun daar voor gaarne dank. Zulks ook aan bestu ren en technische ambtenaren van pol ders enz. Niet alleen ziet de B.B.N. naar het geen de overheid moet doen voor ver beteringen, maar hij heeft ook oog voor verbeteringen, die van de autohouders dienen uit te gaan. Zoo denkt hij aan hun arbeid voor het aanbrengen en in goeden staatHïouden van de Eerste Hulpposten langs den weg, het plaatsen en controleeren van de waarschuwings borden enz. De moeilijkheden, waarme de de bedrijfsautohouders hebben te kampen, zijn nog vele. Spr. uit erkente lijkheid voor alle autoriteiten, die bij het opruimen der internationale moeilijkhe den mede helpen. Met de andere ver- keersbonden onderhoud de bond als steeds goede betrekkingen. Dank brengt spr. daarvoor en ooit voor de waardevolle adviezen van ver schillende commissies. Spr. deed dit ook aan de leden der verschillende bestuursinstanties, aan de hoofdambtenaren van den Bond en het personeel zoowel van den binnen als van den buitendienst voor de wijze, waarop zij hun taak vervullen en de toe wijding, die aan hun arbeidsverrichting stuwing gaf. Na ook zijn bevrediging te hebben uitgesproken over de wijze,, waarop over het algemeen het orgaan „Bedrijfsauto" wordt verzorgd, herinner de spr. er aan, dat het nu ongeveer 12 y2 jaar geleden is, dat de B.B.N. werd op gericht. Ofschoon bedrijfsautohouders in .werkelijken zin 't oog op den weg voor zich moeten houden, mogen zij bij het bereiken van een mijlpaal in hun ver- eenigingsleven wel even een blik wer pen op den reeds afgelegden weg. Deze was niet altijd makkelijk, maar allen die- er aan medewerkten waren bezield met den wensch, het welzijn van den B.B.N., Dit alles gaf haar een gevoel van rust. Achter die deur woonden zij, die haar op aarde het liefste waren, de dierbare moeder, die zij zich flauw herinnerde, de wijze en teedere vader. Ze vergat de vuilheid van de omgeving. Dat was nu eenmaal een eigenaardigheid van Parijs, zoo geheel verschillend van Brantóme. Zonder hulp van gidsen, ze was den ser geant de ville, den huurkoetsier en den concierge totaal vergeten, was ze van Chartres naar het hart van Parijs geto gen. Ze had dezen enormen avontuur lijken tocht volbracht. Het naambordje noodde haar te schellen. Er boven hing een houten staafje aan een stukje touw gebonden. Ze trok en hoorde de schel overgaan. Ze trilde over haar heele lichaam. Na een oogenblik wachten werd de K deur opengemaakt door 'n grove, slet- terige vrouw, met een rood gezicht, die in een armoedige kleine vestibule stond. Ze zag het meisje met wonderlijk ver glaasden blik aan en waggelde, toen ze de hand aan haar verwarde haren bracht. Wat wenscht u. Monsieur Fortinbras, bracht Félise met moeite uit, verschrikt door de af schuwelijke verschijning. Monsieur Fortinbras; zij bootste de heldere stem van het jonge meisje na. Ja mevrouw zei Félise. (Wordt vervolgd.^' door WILLIAM LOCKE. 42. De koetsier met zijn glimmenden hoed wist het natuurlijk. Ergens tusschen de Rue de la Roquette en de Avenue de la République. De agent zei met een snoeverigen glimlach, dat alleen, oude fiacrekoetsiers hun Parijs kennen. De chauffeur van een taxi-auto zou niet op de hoogte zijn van alle straten in de omgeving van de Are de Triomphe. Hij raadde haar aan dien alwijzen koetsier te nemen. De rue Mau- grabme was heel ver weg aan den an deren Seineoever. Félise zei, dat een rijtuig zoo duur was. In Brantóme deed nog altijd de legende de ronde van groo- te oplichterijen van provincialen (door huurkoetsiers. De koetsier schudde zijn hoofd en zei met schorre stem, dat het geen for tuin zou kosten. Misschien twee francs ot twee francs vijftig met een kleine torn; hi, wist het met. Het werd geregi streerd. De agent toonde haar dt taxi- sta7t!T^n'et bang' ^demoiselle, stapt u maar m. No. 29. Hij opende de deur van het muffe kleine rijtuig. Félise stak haar hand uit, zooals ze haar uitgestoken zou hebben naar Père Chabrol en dankte zoo harte lijk, alsof hij haar van legioenen draken had bevrijd. Het laatste wat ze van hem zag, was het majestueuze gebaar, waar mede hij een troep leegloopers, die naar het aandoenlijke afscheid hadden staan kijken, wegjoeg. Het oude rijtuig sjokte en dwaalde over vele wegen, breed en smal; over bruggen, die zich spanden over het don kere water en de verbinding vormden tusschen rijen hooge gebouwen en weer door straten, hel verlicht, waar feest werd gevierd. Met iets tusschen een snik en een lach, realiseerde ze zich eindelijk, dat ze was in Parijs, in Parijs het wonderland van al haar droomen. Brantóme en Chartres leken heel ver weg. Ze had het gevoel een vlinder te zijn, die uit de pop kruipt. Ze was al lang een vlinder geweest. Van haar lar ve zijn, herinnerde ze zich niets meer. Haar teer lichaam rilde van opwinding. Ze voelde zich bovenmatig gelukkig. En nu op het einde van deze sprookjestocht zou ze haar vader zien, hem, den' eerste, den grootste onder de mannen, en hare moeder, dat lieve, vriendelijke mystie ke wezen, de betooverde prinses van hare kinderlijke visioenen, de warme, geestelijk zoo hoog staande vrouw, die al hare jongemeisjesachtige verlangens zou begrijpen en verstaan. De straten werden nauwer en gewoner. Ze gingen door de armenwijk ten oosten van de Bastille. Het sprookjesland begon te versomberen. Ze werd lichtelijk be vreesd. Ongunstig uitziende individuen bewogen zich op die straten. Haar adem stokte. Waar werd ze heen ge voerd? Eindelijk draaide het rijtuig een straat in, donkerder, nog verdachter uitziend, waar het nog vuiler rook dan in de vorige en hield stil voor een bree- de open deur. Ze gluurde door het raampje. Boven de deur zeg ze op een blauw bordje het nummer 29 staan, in witte letters. Hare rose droomen ver vaagden, het hart zonk haar in de schoenen. Is dit Rue Maugrabine 29? vroeg ze. Wis en zeker, Mademoiselle. Ze had vergeten om op den taximeter te kijken, maar drie francs uit haar beurs nemende, gaf ze die aan den koetsier en vroeg of het genoeg was. A EN... DE GESCHENKENBONS BLIJVEN GEHANDHAAFD! (Ingez. Med heimzinnig. Uit een donkere ruimte kwam een kind te voorschijn. Kunt je me zeggen waar monsieur Fortinbras woont? Het kind raadde haar aan het aan den concierge te vragen, en wees naar de ijzeren schelletrekker, Félise trok er aan. Een vuil uitziende concierge gaf haar inlichtingn. Vierde verdieping in den hoek, links. Félise ging de spelonk op den hoek binnen en kwam op een steenen trap, waar het onfrisch rook en die hier en daar verlicht was door een gasvlam, die zwarte schaduwen wierp. De kilte sloeg haar om het hart. Op 't tweede portaal gingen een paar luidruchtige slordig gekleede mannen haar voorbij, zoodat ze verschrikt achteruit deinsde. Ze klom de eindelooze trappen op. Door enkele open deuren keek ze in vunzige, slordige kamers. De rose droom werd een nachtmerrie. Ze had een groo- Hij bedankte haar voor haar mild-Ite domheid begaan; hier kon haar va- heid, nam zijn hoed af en zijn paard met de zweep tot spoed aanzettend, reed hij weg. Félise kwam op een kleine, vies rui kende, geplaveide binnenplaats en keek hulpeloos rond. Ze had zich voorgesteld zoo'n net klein, huis te zullen vinden, zooals dat van haar tante en dat ze toe gelaten zou worden na aan de voordeur gescheld te hebben. Op deze verlaten binnenplaats voelde ze zich verlatener der onmogelijk wonen. Maar de con cierge had toch bevestigend geant woord. Op de vierde verdieping stond ze stil, toen, zooals haar gezegd was, ging ze door een nauw, slecht verlicht portaaltje, links om. Op een deur aan het eind zag ze een wit plakaat, Ze kwam naderbij en las: „Daniël Fortinbras, oud advokaat uit Londen, behandelt Familieaangelegen heden enz. En met potlood stond en bij dan ooit. Parijs was onheilspellend ge- j geschreven: verzoeke te schellen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1934 | | pagina 5