FORTINBRAS,
Geen koersverliezen wj tm'
HONIG'S BOUILLONBLOKJES thans 6 voor IOH
KRONIEK van den DAG.
Beleggings-Polis
FEUILLETON.
BE KOOPMAN IN CELUK,
LEVENSVERZEKERING-BANK
DOMBÜRGS VRIJWILLIGE
BRANDWEER.
FINANCIEEL ECONOMISCH
WEEKOVERZICHT.
De bolsjewiki en de kunst
Hoe ontelbare kunstschatten
schatten werden en worden
verkwanseld Onttakelde
musea.
De Russisische bolsjewiki geven niet
veel om kunstschatten. Men heeft al
thans kunnen opmerken, dat ze, om aan
baar geld te komen, er niet tegen opzien
kostbare verzamelingen, die ze „erf
den" van het czaren-regime aan buiten-
iandsche liefhebbers te verkwanselen.
Op hoe groote schaal zulks precies ge
schiedde en nog geschiedt, valt natuur
lek niet makkelijk na te gaan. Men kan
aich er echter eenig (en dan tot zekere
hoogte ontstellend) idee van vormen
uit een boek, dat verschenen is van de
band van den bekenden Russischen ge
leerde, prof. Tsjernawin, (die een paar
jaar geleden de Sovjet-Unie wist te ont
vluchten). Onze Russische medewerker,
ér, Boris Raptschinsky ontleende het
een en ander aan dat boek.
De revolutie had zoo vertelt hij
de talrijke kunstschatten, die in de pa
leazen der vorsten en de villa's der rij
ken bewaard werden, tot onbeheerd
goed gemaakt. De eerste taak van de
deskundigen, aan wie de Russische
kunst dierbaar was, was die schatten te
redden. Dat moesten zij overijld doen,
omdat de bolsjewistische overheid in
werkelijkheid in het geheel geen belang
in de kunstschatten stelde. In de eerste
maanden na de bolsjewistische omwen
teling gebeurde het vaak, dat de over
heid beval een heel museum binnen 24
uur naar een ander gebouw over te
brengen (dat gebouw moesten de con
servators maar zelf vinden), anders zou
„die rommel" er uit gesmeten worden.
Een dergelijk bevel gaf bijv. de overheid
te Petersburg betreffende het beroem
de archief van het Pawlowsky-museum,
dat documenten van onschatbare waar
de bevatte. De ambtenaren van het mu
seum moesten al die kostbare documen
ten inderhaast overbrengen. Daarbij
werden zij geholpen door.boeren.
Fjijd om het archief goed op te bergen
was er niet: de overheid dreigde het ar
chief te vernietigen, indien „de rommel"
niet binnen 24 uur verwijderd was, om
dat zij de ruimte voor een harer bu
reaux noodig had. Alles werd dan ook
inderhaast ergens opgestapeld. Dank zij
de liefde van de hongerlijdende deskun
digen werd daarna alles in orde ge
bracht en voor het nageslacht gered. Op
dezelfde wijze werd door het personeel
het archief van Gatsjino gered. De
krachten van die mannen en vrouwen
waren echter beperkt. Het gevolg was,
dat de archieven van Oranienbaum, Pe-
terhoii en Tsarskoje Selo verloren
zijp gegaan, vernietigd door de bolsje
wistische vandalen. Een kennis van
grat Tsjernawin heeft eens op de markt
een haring gekocht; als verpakking
kreeg hij een belangrijk document van
de XVIIIe eeuw. Men stelde een onder
zoek in en het bleek, dat de communist
die lot directeur van het paleis te Pe-
terhoff benoemd was, het archief als
pafepapier verkocht had....
Het personeel van de musea werkte
toen dag en nacht. Hongerige menschen
met bevroren handen en voeten holden
als bezetenen door de paleizen en mu
sea om iets van de geweldige schatten
te redden, die anders door de onweten
de nieuwe heeren vernietigd zouden
worden.
ZM deden het om die schatten voor
Rusland te redden. In werkelijkheid
hebben zij de bolsjewistische overheid
ecMer aan het bezit van waardevolle
goederen voor den uitvoer naar het
door
WILLIAM LOCKE.
20).
Tot hiertoe had hij als 'n Eng'elsch
man, die niet met de gedachten van het
vasteland in aanraking komt, het be
staan van vaderlandsliefde aanvaard;
de politiek had hem vrij koel gelaten;
hij beschouwde alles van uit het con
servatieve standpunt, misschien wel ge
dreven door zijn antipathie tegen zijn
Zwitsersche familieleden, die acht pond
hadden gezonden aan zijn moeder, wel
ke in verarmde omstandigheden achter
gebleven was en door den afkeer, dien
hij van de democratie had gekregen, in
zooverre zij door zijn leerlingen be
lichaamd werd. Maar in dit achterland
ontdekte hij vurig politiek leven. Groo
te levensvragen werden ijverig bespro
ken. Onder de kalmte van vredige nij
verheid en landbouw, voelde hij den
kracfeiigen polsslag van Frankrijk, dat
zijn nationaliteit wilde handhaven. De
manen hadden allen gediend, eenigen
van de oudsten hadden in '70 meege
vochten en zij, die volwassen zoons
haddfea, waren de vaders van soldaten.
Martin, begon te begrijpen dat, waar de
buitenland geholpen. De Sjovjet-regee-
ring ontdekte op een gegeven oogen-
blik n.l. welk een waarde die door
de hongerlijders verzamelde schaUen
hadden; en toen legde zij er beslag op.
Van 1925 af werd het een gewoon ver
schijnsel, dat de directeur van een mu
seum bevel kreeg, een gedeelte van lïe
kunstschatten aan het „museumfonds"
af te staan. Het ging om valuta, om
dollars, ponden, francs, guldens. De
musea mochten alleen een paar exem
plaren als voorbeeld behouden, het
overige werd verkocht. Een voorbeeld:
van het kostbare servies van den,tsaar
mocht het museum 2 (zegge en schrijve:
twee) borden overhouden, „als voor
beeld", het overige werd naar het bui
tenland verkocht.
Dat was echter pas het begin vaTi de
„liefderijke zorgen" van de bolsjewiki
voor de kunstschatten van Ruslancr. 't
Ergste begon tijdens de „pjatiletka" (het
vijfjarenplan). De sovjet-regeering iiad
geld noodig. Dat geld kon zij verkrij
gen door de oude Russische kunstschat
ten aan den meestbiedende te verkoo-
pen. Dat de koopers „boerzjoeji" wa
ren, d.w.z. menschen, die, indien zij
Russen waren, al lang door de G.P.Oe.
neergeschoten waren geweest, liet de
bolsjewiki onverschillig: zij hadden
geld, valuta noodig.
In het begin werd de keuze der uit te
voeren kunstschatten aan de directies
der musea overgelaten. De arme men
schen, aan wie elke schilderij dierbaar
was, zwierven door de eindelooze zalen
van de Ermitage en andere musea op
zoek naar doeken, die je missen kon.
Dat viel zulken menschen zeer hard. De
sovjet-regeering vond het echter onvol
doende. Naar de musea werden toen
speciale „antiquariaat-commissies" ge
zonden om uit te zoeken, wat op dat
oogenblik op de markt bet meest op
brengen kon. In 1930 werd de toestand
nog' erger. Sinds dien tijd wordt in het
geheel niet meer aan de belangen van
de Russische musea gedacht, alles wordt
aan den onverzadelijken gelddorst van
de bolsjewistische bestuurders opgeof
ferd. Agenten van de sovjet-regeering
bieden in hei buitenland iedereen, die
over voldoende contanten beschikt, Rus
sische kunstschatten te koop aan. De
klant zoekt in den catalogus uit, wat
hem interesseert, en de transactie wordt
gesloten. De directie van het museum
krijgt dan bevel het verkochte te ver
pakken en aan de overheid te sturen.
Hoeveel er op deze wijze over de
grenzen is g'egaan, valt niet bij benade
ring op te geven. Betrouwbare gegevens
zijn slechts voor handen omtrent enkele
musea, als b.v. de „Ermitage", daaruit
werden o.m. de volgende schatten ver
sjacherd: alle schilderijen van Raphaël,
de helft van de Rembrandt's, alle Boti-
celli's, een beroemd doek van Titiaan,
alle portretten van Van Dijk en alles van
Rubens. Verder de geheele collectie
Fransch zilver uit de 18e eeuw en enkele
kleinere collecties- Vermoedelijk zijn
andere musea er niet veel beter af ge
komen, zoodat men dan zou mogen con-
cludeeren, dat het beste en voornaam
ste reeds verdwenen is.
Er zit iets barbaarsch in een dergelijke
handelwijze, beter wellicht veel, heel
veel barbaarsch. Maar hel is een troost
dat de kunstschatten slechts voor Rus
land verloren gingen, slechts verhuisden
van de eene plaats van de aarde naar de
andere. Van dien kant bekeken, kan men
(als niet-bolsjewist) de schouders over
de zaak ophalen.
NATIONALE
ROTTERDAM
k- ■-F iiNa'lona,e
(Ingez, Med.)
Haar stelregel: het beste niet
te goed 18 is evenveel als
120.
(Van een b ij zonderen
correspondent).
De Domburgsche vrijwillige brand
weer werkt met 18 man. Haar bestaan
werd erkend en geleid bij verordening
van 1932. Dit keurtroepje is in de plaats
gekomen van de vroegere verplichte
brandweer, wier secretaris wel eens een
ledenlijst van 100 namen had af te roe
pen. Men herinnert zich zelfs nog een
topgetal van 120. Wij hebben met de
oude handspuit c.a, collectief en indivi
dueel zeer lofwaardig werk zien ver
richten; meermalen hebben de jongens
van Jan van der Heijden grooten dank
verdiend, daar ze door hun snel en
krachtdadig optreden erger hadden
voorkomen.
Ook in Domburg is geschiedenis ge
maakt: het kreeg (nog voor de alge-
meene provincialiseering) electriciteit,
het huiverde van de Middelburgsche
brandramp, de waterleiding deed haar
intrede na en naast de moderne begrip
pen snelheid, efficiency, motorkracht,
afschaffing van publiek alarm, klokge
lui en hoorngetoet, 't vuur aantasten
vóór de belangstelling van oningewijden
en ongeoefenden.
Ons energiek en vooruitziend gemeen
tebestuur vond de kosten voor 't goede
doel niet te hoog, vooral toen zich een
compensatie voordeed in de vrijwilli
gers. Reeds op 19 Nov. 1931 werd be
sloten een geldleening aan te gaan voor
het aanschaffen van een motorbrand
spuit en het maken van 2 brandputten.
De verdere uit- en afwerking van het
plan werd toevertrouwd aan den eer
sten wethouder, den heer P. J, Elout,
aan wien ook het verdere toezicht is
opgedragen.
Onder de 18 brandweermannen zijn
1 opperbrandmeester, 1 plaatsvervan
gend opper- en 3 brandmeesters.
In Januari 1932 werd aangekocht een
rïjd- en draagbare klein motorspuit, mo
del Goliath II, geleverd door Geesink
en Zonen voor C. D. Magirus A.C. te
Ulm.
Deze spuit voldoet zeer goed, geeft
krachtig water.
In de kom der gemeente zijn 4 brand
melders aangebracht, waarop 12 leden
van de brandweer zijn aangesloten. Men
heeft hierin het systeem gevolgd van
den heer De Blécourt te Middelburg,
Wordt zoo'n brandmelder opengetrok
ken, dan gaat een lichtje aan, zoodat
ook des nachts de toestellen gemakke
lijk bediend kunnen worden. De grootst
mogelijke spoed is dus verzekerd, mede
door de omstandigheid, dat wanneer on
verhoopt een alarmschei niet werkt, de
volgende toch overgaan. Het licht in de
brandmelders wordt opgewekt door een
batterij, die, gekookt in parafine, niet
door het weer wordt aangetast. Zoo ver
mijdt men tegelijk meterhuur. De toe
stellen worden wekelijks gecontroleerd.
Een welkome en krachtige helper is
natuurlijk de waterleiding. Iedere
brandweerman heeft instructie: met
slang, straalpijp en standpijp naar den
brand. Elk kan dus alvast beginnen op
de waterleiding, als nog geen spuit aan
wezig is. Er zijn 44 brandkranen. Hun
plaatsen zijn op kaart bij allen bekend
en de leden moeten ze ook nu en dan
gaan schouwen.
Ieder jaar voteert de Raad een som
metje voor uitbreiding van materiaal.
Er is nu al plm. 500 m nieuwe slang
met 4 straalpijpen en 2 standpijpen; op
elk waarvan 2 uitmondingen. De mond
stukken van de standpijpen zijn in alle
richtingen draaibaar, zoodat de slangen
niet worden geforceerd.
Voor de watervoorziening ook In
speruren heeft de heer A), A. Jellema,
electricien alhier, een gelegenheid ge
schapen waardoor, buiten de automa
tische watervoorziening door het pomp
station, in geval van brandmelding on
middellijk de grootste pomp van het
pompgebouw in werking wordt ge
steld.
Men heeft voorts een onderling sein-
systeem; bij nacht met rood, wit en
groen licht van electrische zaklanta
rens, bij dag met vlaggen.
De leden zijn verzekerd tegen onge
lukken.
Een oude slangenwagen van Middel
burg doet nog goede diensten; op de
spuit zelf zijn bovendien 2 rondsels met
slangen, terwijl ten overvloede die slan
gen nog verdeelstukken hebben.
De heer Elout deelde ons mede, dat
Domburg veel profijt heeft gehad van
de adviezen der Technische commissie
van den Zeeuwschen Provincialen
Brandweerbond, voorz. de heer H. Bier
man, secr. de heer E. Visscher. Deze
heeren blijven steeds tot goeden raad
bereid.
Tenslotte zij nog vermeld, dat reeds
vóór de waterleidingplannen 2 groote
brandputten waren gemaakt. Die blij
ven in tijd van nood waardevolle reser
voirs.
We voorzien, dat in de toekomst
onze organisatie door tal van platte-
(Ingez. Med.)
soldaat in Engeland in vredestijd wórdt
beschouwd als een schildwacht en
goedhartige wildebras, de pioupiou in
Frankrijk algemeen vereerd werd. Het
leger was in het Fransche leven inge
weven, 't beheerschte de gedachten; t
gaf kleur en klank aan 't Fransche ge
voelsleven. „Lang leve Frankrijk betee-
kende. Lang leve 't leger- En hoe dikwijls
had hij dien uitroep niet gehoord gedu
rende zijn kort verblijf in Frankrijk. Hij
brak zich 't hoofd er mee om zich te her
inneren, wanneer hij zooiets in Enge
land had gehoord. Dat was nooit ge
beurd. Maar daar was ook geen nood
zaak voor. Engeland zou leven, zoolang
als de zee haar kusten omspoelde en
Britannia over de golven heerschte.
Maar in Frankrijk was dit anders en
men vreesde een overval, het komt,
maar niemand weet wanneer, doch
het zal komen en we zullen ons
verdedigen tot onze laatsten druppel
bloed. We zijn voorbereid; we hebben
onze les geleerd. Een tweede Sédan zal
er nooit zijn.
Deze woorden werden op soberen
toon gesproken. En Martin wist dat door
het geheele land aldus gesproken werd.
Iedere duim gronds was dezen menschen
dierbaar, en dien zouden ze verdedigen
tot het uiterste.
Wanneer hij Corinna van deze ge
sprekken vertelde, zei zij luchtigjes:
Je bent hier nog niet zoo lang als
ik. Dat is nu eenmaal de gallische ma
nier van zich uit te drukken.
Maar Martin wist het beter. Zijn
horizont verwijdde zich. Hij begon ook
groote liefde te koesteren voor dit zoo
ernstige land, welks taal hij het eerst
geleerd had. Hij had een vaag gevoel dat
hij eensgezind was met de Franschen en
dat hij geen individueel bestaan meer
leidde. Probeerde hij om Corinna hier
van deelgenoot te maken, dan riep ze
hem toe:
Als men je hoort, zou men den
ken dat je geen druppel Engelsch bloed
in je aderen hadt. Is Engeland niet goed
genoeg voor je?
Omdat ik begin Frankrijk te begrij
pen, begin ik nu ook Engeland te be
grijpen, zei «hij op de hem eigen ernstige
wijze.
Dus het is zoo'n beetje de kame
nier het hof maken voordat je dit aan
de meesteresse durft te doen?
Best mogelijk, zei hij. En om het
anders uit te drukken, als je latijn leert,
leer je de samenstelling van alle talen.
Dat is weer echt een vergelijking
voor een schoolmeester, zei ze minach
tend.
Hij bloosde.
Ik ben geen schoolmeester, zei hij.
Sinds wanneer?
Sinds ik hier kwam.
Bedoel je, dat je het niet meer zijn
wilt?
Hij zweeg, voordat hij deze door het
toeval plotseling opgeworpen vraag be
antwoordde. Hij had zich zelf die vraag
in den laatsten tijd dikwijls gesteld,
maar er nooit antwoord opgegeven. Ont
roerd zag hij haar aan.
Nooit, zei hij-
Ze legde haar mes en vork neer en
staarde hem aan. Wat nam hij deze
malle reis ernstig op! Deze reis was voor
haar een dol avontuur geweest, een
klein uitstapje in het land van vergetel
heid met het knagende bewustzijn, dat
ze toch weer tot het gewone leven moes
ten terugkeeren. Ze was nu zelfs bang
om te vragen hoeveel van haar twintig
pond al uitgegeven was. Maar ze wist,
dat de dag des oordeels nader kwam.
Zonder geld kon ze niet leven; dat kon
hij ook niet.
Dat mag de hemel weten, ant
woordde hij. Ik weet het niet. Maar hoe'
het ook zij, de eekhoorn is zijn kooi ont
vlucht en hij komt er niet in terug-
Wat wil je dan doen om je brood
te verdienen?
Wat gaat hij dan doen, gaat hij op
een boom zitten en noten kraken? O,
mijn beste Martin!
Er zijn nog erger dingen, antwoord
de hij, haar lach met een glimlach beant
woordend. Hij heeft ten minste de vrije
natuur om zich heen.
Dat is allemaal goed en wel, maar
vergelijkingen bewijzen niets. Je bent
geen eekhoorn en je kunt niet leven van
e'kels en den oostenwind. Je hebt
brood noodig en rundvleesch, hoe moet
je daaraan komen?
Dat zal ik wel krijgen, zei hij. Ik
wacht op Fortinbras.
Na een verblijf van drie weken in
Brantóme was hij tot dit besluit geko
men. De saaie, afgewerkte slover had
landsgemeentebesturen als voorbeeld
zal kunnen worden genomen.
Deze week is er in den nacht van
Donderdag op Vrijdag een gefingeerde
brand gealarmeerd, waarvan we tevo
ren verwittigd waren ten einde de
oefening te kunnen meemaken. We
prijzen gaarne de paraatheid en toewij
ding der brandweermannen; herhaalde
oefening zal hun theoretische kennfs
kunnen vervolmaken.
Ten slotte een paar wenken aan het
publiek: Ontdekt ge brand of begin van
brand in uw huis, loopt dan of zendt
onmiddellijk iemand naar een brand
kastje. Als dit open getrokken is, moet
't handvat aan den rechterkant lang
durig worden omgedraaid. Daarna, ol
ook tevoren, zelf of een ander naait t
spuithuisje om den eerstverschijnen-
den brandweerman de plaats van den
brand mee te deelen. Dit laatste voor
al niet vergeten.
De gestadige daling van den
rente-standaard. Interim
dividend van Philips Gloeilam
pen. Geringe rendemeMs-
mogelijkheden op aandeelen.
Prijsfluctuaties op de rub-
bermarkt.
De koersen van Duitsche obligatiën
zijn in de afgeloopen week weinig ver
anderd, en ook overigens vertoonde de
beleggingsmarkt geen fluctuaties van
beteekenis. De noteeringen van Neder-
landsche staats-, gemeentefondsen en
pandbrieven konden zich goed hand
haven. Uit een door De Levers Zeep
Mij. aangekondigde conversie van 15
millioen 5% pCt. obligatiën in een 4%
pCt. leening, die a pari wordt aangebo
den, blijkt wel, dat ook industrieele on
dernemingen, die groote leeningen tot
betrekkelijk hoogen rentevoet hebben
uitstaan, beginnen te profiteeren van de
gestadige daling van den rentestand
aard. Verschillende, tot het Unilever-
concern behoorende maatschappijen
hadden reeds in het afgeloopen jaar
door conversies hun rentelasten ver
laagd. De thans aangekondigde conver
sie-transactie maakte weliswaar een
gunstigen indruk, maar heeft toch niet
kunnen verhinderen, dat de aandeelen
Unilever, in aansluiting aan de alge
meen matte tendenz, in koers inzakten,
al moet bij een vergelijking der notee
ringen rekening er mede worden gehou
den, dat de aandeelen thans exclusieï
het slotdividend van 2 pCt. worden ver
handeld.
Een verrassing vormde de mededee-
van het water des levens gedronken en
hij was geen slover meer. Hij leefde nu
in een andere wereld. Heel ver af zag
hij langzaam vernevelen 't kale school
lokaal en de witte gezichten van de
scholieren. Dat behoorde allemaal tot
een zeer ver verleden. Het had niets te
maken met het tegenwoordige en met
de toekomst. Hij kon niet zeggen, hoe
hij in dezen gemoedstoestand was ge
raakt. De verandering was langzamer
hand, voetje voor voetje, tot hem ge
komen. De tien jaren van zijn knecht
schap waren uitgewischt. Hij had het
gevoel, de ontroerende gewaarwording,
op zijn dertigste jaar een nieuw leven
te zullen beginnen. Daar was zooveel
meer op de wereld dan hij ooit had
kunnen droomen. In het allerergste ge
val kon hij zijn rugzak omhangen en
zijn fortuin gaan zoeken en iedere
schrede zou hem verder wegvoeren van
Margitt's school.
Wanneer komt die bedrieger, die
Marchand de Bonheur, hier? riep Co
rinna uit.
Na het middagmaal stelde zij dezelf
de vraag aan Bigourdin, toen. zij met
hem alleen was op het terras. Hij kon
het niet zeggen. Vanavond misschien
of morgen of de volgende week. Fortin
bras deed als de wind, hij kwam en
ging, maar waarschuwde nooit. Wilde
Mademoiselle zoo graag dat hij kwam?
(Wordt vervolgd