GROOTE
STUKKEK
KRONIEK van den DAG.
feuilleton.
FORTINBRAS,
de koopman in geluk,
ZEELAND.
<25 cent
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN DONDERDAG 17 MEI 1934. No. 115.
Sproeten komen vroeg in
het voorjaar, koop tijdig een pot
Sprutol. Bij alle Drogisten,
WALCHEREN.
EN .L DE GESCHENKENBONS
B LIJVE N GEHA NDH AA F D
Y - -
..«■NB
Het wel en wee van den Vol
kenbond, Zijn idieele grond-
s1ag onvernietigbaar. Maar
bij is niet mee dan de uit
drukking van de mate van ob-
H jectieve samenwerking, waartoe
de volken thans rijp zijn.
Op 18 Mei van het jaar 1899 werd te
'S-Gravenhage de eerste Vredesconfe
rentie gehouden. De directe resultaten
daarvan zijn niet erg bemoedigend ge
wenst. Maar als openbaring van een
nieuwen g'eest (meer dan van nieuwe
denkbeelden) mag zij een belangrijk his
torisch gebeuren heeten. De idee van
internationale samenwerking en van in
ternationale gerechtigheid vond er haar
'eerste openlijke manifestatie. En wat
de wereld nadien ook heeft moeten
doorstaan, die idee is blijven dóórwer
ken; zij vond na de rampzalige periode
1914-1918 een nieuwe en heel wat weid-
scher incarnatie in de stichting van den
Volkenbond
De Vereeniging voor Volkenbond en
Vrede heeft op grond van dit alles den
achttienden Mei g'ekozen als wijdings
datum, ails „Volkenbondsdag", waarop
telken jare de gedachte der volkeren
gemeenschap met bijzonderen nadruk
onder de aandacht der menschen wordt
gebracht. Dat is sympathiek, vooral in
dezen tijd, nu het den Volkenbond niet
al ie best gaat. En aan den vooravond
van den achttienden Mei dezes jaars
willen wij daarom in kort bestek het
onze bijdragen tot de propageering van
het Geneefsche instituut.
Het heeft dat helaas wel noodig. Want
juist doordat het er wat minnetjes aan
toe is, zijn velen het gaan verguizen.
Men hoort tegenwoordig weinig anders
dan critiek op den Volkenbond; critiek
bij de vleet- Er mankeert van alles en
nog wat aan en 't zou misschien het bes
te zijn, hem maar op te doeken. Dan
konden in elk g'eval de millioenen, die
de instelling jaarlijks kost, bespaard blij
ven. Dat is geen gezonde critiek; dat is
de critiek van de desillusie; van den
ontnuchterde, die zijn schoone idealen
ineen heeft zien zijgen en toen boos is
geworden. Maar wie boos wordt heeft
ongelijk. Men mag niet boos worden op
den Volkenbond; hoogstens een beetje
op de staatslieden, die hem in de neer
hebben gebracht en vaak huns ondanks,
wat al te lichtzinnig met zijn roeping
omsprongen en springen. Wie boos
wordt', vergeet dat de Volkenbond de
belichaming' is van een idieele gedachte,
die in zichzelf als onsterfelijk beschouwd
mag worden. Met het wel en wee van
den Volkenbond in zijn huidigen uiterlij-
ken vorm staat en valt in laatste instan
tie die gedachte niet. Die Volkenbond
zal wellicht vernietigbaar zijn- Maar de
geest, waar hij de uitdrukking van is,
kan niet worden uitgeroeid. Het is in
elk geval de moeite waard dat te g e -
1 o o v e n.
Vele tekortkomingen, pleegt meen op
rekening van het Geneefsche instituut
te boeken. Het heeft niet kunnen ver
hinderen, dat Japan onrechtmatig Mant-
sjoerije onder den voet liep, noch dat
Bolivia en Paraguay mekaar aan het
uitmoorden 'zijn gegaan, noch dait 'de
ontwapeningsconferentie als zoodanig
een fiasco werd (om alleen de ergste
dingen te noemen). Maar gaat het eigen
lijk wel aan van dat alles den Volken
bond maar zonder meer een verwijt te
maken? Zou het niet beter zijn, zich
eens af tevragen, of men ook te veel van
hem kan vergen? De Volkenbond kan
niet meer zijn, dan de menschheid in
door
WILLIAM LOCKE.
18)
Want de Noormannen kwamen en ver
nielden haar en slechts een toren uit de
elfde eeuw, die naast een gothische kerk
oprees, gaf nu de plaats aan waar een
maal de abdy stond. Slenterend over
den schaduwrijken, stoffigen weg naar
de rivier, kwamen zij aan den terrasvor-
migen heuvel, waarlangs de stroom, eens
zoo woest, zich een weg' moet hebben
gebaand. In den kalen rotswand waren
deuren van menschelijke woningen, net
jes genummerd, zooals de rijen huizen in
een straat. Boven hen, terhoogte van een
landhuisje, strekte zich een grasvlakte
uit, waarop alle woningen uitkwamen en
waar boven, uit een lage schoorsteen,
de rook van het vuur er onder, omhoog
kronkelde. Voor een der open deuren'
bleven ze staan. In het eenige vertrek
waren kinderen aan het spelen- In de
schemering onderscheidden zij flauwtjes
een bed, een tafel, een paar stoelen, wat
kookgerei bij het vuur en een paar slaap
banken aan de rotsmuren bevestigd. De
kinderen hadden Peter Pan kunnen zijn
en Wendy en Michaël en John en de rest
van het uitgelezen gezelschap en het
stompje schoorsteen boven hen, had ver
vangen kuhnen worden door den zijden
hoed van Michaël en op de groene wei
staat is van hem te maken; niet meer
dan de uitdrukking van de mate van
objectieve samenwerking, waartoe de
volken thans rijp moeten worden geacht.
Welnu, als men om zich heen blikt, als
men ziet, wat er op het oogenblik in de
wereld te koop is, mag' het een wonder
heeten, dat de Volkenbond nog zqe be
trekkelijk veel presteert, dat hij dan
toch nog bestaanbaar is, als een insti
tuut van internationaal overleg. In de
jaren, die achter ons liggen de z.g.
,,na-oorlogsche" heeft de mensch
zich vrij algemeen leelijk op de werke
lijkheid verkeken. De valsche schijn van
de geforceerde welvaart en van de pa
thetische internationale harmonie werd
niet, of slechts door enkelen (die tever
geefs waarschuwden) onderkend. Men
heeft zich willen wijs maken, dat het
menschdom ineens „bekeerd" was, dat
de menschelijke boosaardigheden van
velerlei gading, die de primaire oorza
ken van eiken oorlog uitmaken, in een
vierjarig bloedbad mede afgemaakt zou
den zijn. We weten nu wel beter. We
welen nu, dat er nog steeds het een en
ander ontbreekt aan de geestelijke
grondslagen, waarop een volkeren-ge
meenschap moet rusten. Men kan dat
betreuren, en het is ook erg betreurens
waardig; maar de Volkenbond als zoo
danig heeft daar geen schuld aan. Die
is slechts het resultaat van dat alles en
dien kan geen verwijten treffen- Men
moet geen prestaties van hem eischen,
die hij onmogelijk kan volbrengen. Men
moet hem zien op de eerste plaats als
symbool, op de tweede plaats als mid
del; als symbool van een idieele gedach
te, als middel tot de verwezenlijking
dier gedachte in de praktijk des levens.
Beiden zijn gebrekkig, onvolmaakt, zeer
zeker. Maar hoe zou dat anders kun
nen, waar de gedachte nog op geen
stukken na de menschheid b e -
heerscht! Juist om zijn onvolmaakt
heid heeft de Volkenbond in dubbele
mate onze genegenheid van noode. Het
is beter zich te bezinnen op de moge
lijkheid, om persoonlijk een steentje tot
zijn volmaking bij te dragen, dan hem
gedesillusioneerd te beschimpen.
Men vergete tenslotte niet, dat hij
toch ook nog wel iets ten goede in de
wereld heeft uitgewerkt. Talrijke con
flicten legde hij bij (in 1923 't Grieksch-
taliaansche, 1925: het Bulgaarsch-
Grieksche, 1926 het Turksch-Engelsche),
riep het Permanente Hof van Interna
tionale Justitie te Den Haag in het le
ven; bevorderde de arbeidswetgeving;
bestreed en bestrijdt den handel in
blanke slavinnen en verdoovende mid
delen en verleende financieelen steun
aan arme landen (Oostenrijk, Hongarije)
om maar jets te noemen. En dat alles
dan gevoegd L>ij het feit, dat hij de inter
nationale samenwerking, zoo te zeggen,
tot een goede gewoonte gemaakt heeft.
Men onderschatte zulks niet,, ook al le
vert het dan, momenteel, wel allerminst
veel resultaten op. Het gevoel van uni-
verseele saamhorigheid zal er zonder
den minsten twijfel aanmerkelijk door
bevorderd worden. Laat de wereld van
daag aan den dag dan zeer bedenkelijke
afwijkingen van dien geest vertoonen,
op den duur moet dit vruchten en goe
de vruchten dragen. Men geloove er in.
PROVINCIALE STATEN VAN
ZEELAND.
Rekening 193.
Ged, Staten stellen aan Prov. Staten
voor de rekening over 1932 vast te stel
len in ontvang op 8 370.735.58 en uit
gaaf 8.214.920.52; (goed slot dus
155.815.06).
Geitenfokkerij.
De Vereeniging tot verbetering van
het geitenras in Zeeland heeft verzocht
eene verordening uit te vaardigen,
waardoor het niet meer mogelijk zal zijn
om die Vereeniging in haar nuttig werk
te belemmeren door het ter dekking
stellen van zgn. „wilde bokken". Het is
te begrijpen, dat het doel, dat de Ver
eeniging zich stelt, daardoor op ernstige
wijze wordt geschaad, terwijl de dekking
door zgn. „wilde bokken" het gehalte
van den geitenstapel niet verbetert.
Waar de geitenfokkerij in 't belang van
den arbeidersstand is, waar de Rijks
veeteelt-consulent gunstig adviseert
en wijst op de geitenmelk, die in hooge
mate de voeding voor het arbeidersge
zin helpt verbeteren en vooral van over
wegende beteekenis is voor den gezon
den opbloei der kinderen, en inwilliging
van het verzoek geene kosten voor de
provincie mede brengt, stellen Gedepu
teerden voor eene verordening in het
leven te roepen, waarbij het houden van
niet ingeschreven dekbokken verboden
is.
Subsidie autobusdienst
Gedeputeerden stellen voor aan A.
Poppe te Graauw voor zijn autobus
dienst tusschen Graauw en Hulst weder
subsidie te verleenen gerekend te zijn
in te gaan 1 April 1933, toen de vorige
subsidie afliep en naar een maximum
bedrag van 900, Zij meenen, dat hier
een buitengewoon geval aanwezig is,
om ook na 5 jaar subsidie te blijven ge
ven. Het is het eenige snelvervoer-mid-
del voor Graauw en Langedam en het
leverde in 1933 864.88 nadeelig slot
op zonder Provinciale subsidie.
(Ingez. Med.) j
INSTALLATIE BURGEMEESTER
HUININK.
VEERE. Woensdagmiddag is de nieu
we burgemeester van Veere, de heer D.
Huinink, alhier geïnstalleerd. Te ruim
half twee arriveerde de nieuwe functi
onaris aan den rand der gemeente, waar
hij namens de burgerij verwelkomd werd
door Ir. F. Holleman. Spr. meen
de, dat door de ziel van den nieuwen
burgemeester een gevoel van dank moet
moet zijn gegaan bij zijn tocht door het
Zeeuwsche landschap naar zijn nieuwe
standplaats, waarvan reeds zoovele
schilderijen gemaakt zijn, die naar alle
deelen der wereld zijn gegaan, zoodat
van de kunstschilders met recht gezegd
kan worden, dat zij veel reclame voor
het stadje hebben gemaakt. Het moet
derhalve toch wel een bron van genot
zijn, dat de heer Huinink nu juist bur
gemeester wordt van dit gezochte
plaatsje. Bij het voorbijgaan van het
stadhuis moet er een gevoel van trots
door zijn gemoed gaan om te weten, dat
hij binnenkort hierin als burgemeester
zal regeeren, in dit gebouw, dat op zulk
een verheven historie kan bogen en
van welker stad zulk een roemruchtig
verleden te boek staat. Doch Veere
heeft zich nu teruggetrokken in de stil
le domeinen der kunst. Wij zijn hier een
groote familie, hoewel wij niet altijd als
broeders en züsters omgaan, doch niet
temin voelen wij ons eendrachtig, vooral
de er om heen konden zeeroovers en
roodhuiden vechten zonder dat de grot-
bewoners er iets van hadden bemerkt.
Zoo verklaarde Corinna, die haar ver
beelding den vrijen teugel liet. Maar
Martin, die 's morgens vroeg door Bi-
gourdin was ingelicht, en nu de zuivere
waarheid naar voren bracht, beweerde,
dat de monniken in vroegere tijden, toen
hun abdy herbouwd werd, deze cellen
in de rots hadden uitgehouwen, waarin
ze vele jaren gewoond hadden, en om dit
met bewijzen te staven, voerde hij haar
naar een grot dichtbij (in het district Les
Grottes genaamd, vandaar de naam van
Bigourdin's hotel); de goede monniken
hadden die versierd met primitieve bas-
reliefs, die het Laatste Oordeel en de
Kruisiging voorstelden.
Zij stonden stil om de fontein Médicis
uit de Renaissance te bewonderen. Te
gen den achtergrond van een kale rots
stak deze scherp af met haar bekoorlijke
balustrade en het groote médaillon,
waarin de buste van den eerwaarden
Pierre de Bourdeille, abt van Brantöme,
de onsterfelijke kroniekschrijver van af
schuwelijke schandalen.
En ze gingen over de Pont des Bar-
ris en zwierven langs de kade, waar de
mannen geduldig naar dikke grondel za
ten te hengelen en waar de vrouwen wat
lager aan den oeverrand hun waschgoed
tegen de steenen sloegen en zoo voorbij
oude en nieuwe kleine woningen; een
vervallen huis uit de dertiende eeuw,
met uitgebeitelde versieringen, zware
boogfriezen en een stuk van een ron
den toren stond naast een potserig
nieuw café, met ijzeren balcons, die
groen geverfd waren, totdat ze eindelijk
kwamen aan het eind van de brug, die
de voornaamste toegang was van de
kleine, door water omspoelde stad. Kin
derlijk nieuwsgierig gingen ze er over.
In de Rue de Périgueux stonden ze ver
baasd voor de winkelfronten van die
aardige straat, waardoor nu en dan een
ossenkar reed of een onnibus met het
opschrift Stedelijke dienst en waar luid
toeterend een voorhistorische automo
bile doorvloog, als een staaltje van ram
melende onbeschaam'heid. Want in
Brantóme waren winkels, die zich heel
wat inbeelden het is immers de chëf
lieu van de provincie en men kan er
Parijsche nieuwigheden koopen, die
maar drie jaren oud zijn. En er was een
Internationale Apotheek, zoogenaamd
omdat er Pear's soap en Eno's fruit salt
ie krijgen was. En er ws? een manufac-
lurenmagazijn, waar allerlei snufjes wa
ren uitgestald, die Martin prachtig
vond, maar waarvoor Corinna kieskeu
rig haar neusje optrok en een winkel
met ramen, waarop wapenschilden wa
ren afgebeeld en achter de spiegelruiten
kon men een mooi porceleinen beeld
zien met al de luxe attributen van de
iuxe badkamer en op een van die arti
kelen zat een klein meisje met een dun
haarvlechtje te eten van een papbordje,
dat ze op haar knieën hield en dan wa
ren er allerhande andere soorten van
winkels, waar kool en schorseneeren en
houtskool en petroleum en prentbrief
kaarten en roestig ijzer en guano en
eieren en allerlei fantastische viezigheid
verkocht werd. En dan was er de Boek
handel van de Dordogne, waar men de
koopers met een aanminnig glimlachje
begroette, als ze vroegen naar de vrome
afbeeldingen of naar inmaakblikjes,
maar waar men ontstelde als er naar
boeken werd gevraagd, en ze wandelden
verder met de armen vol herdrukken
als wij een Zeeuwsche in den vreem
de zien, dan is het: „Kijk, daar heb je er
een van 't Goesche land", of, „Die komt
van den overkant". Ook al is de nieuwe
burgemeester niet een Zeeuw, toch ho
pen wij, dat hij spoedig zich zal hebben
ingeburgerd en niet als een vreemdeling
in Veere zal zijn. Mettertijd zal hij zich
acclimatiseeren en wij zullen naar el
kaar toegroeien. Hoe lang dit zal duren
is niet te zeggen, doch het proces zal
bespoedigd worden door vriendschap.
Spr. achtte zich derhalve niet alleen ge
vleid, maar ook gelukkig den tolk te zijn
van de Veersche burgerij in haar vriend
schappelijke wenschen, dat eenmaal ook
de heer Huinink zal kunnen zeggen:
„Veere was de gelukkigste tijd van mijn
leven".
De heer Huinink hoopte in de
raadzaal een woord van dank tot den
heer Holleman te richten als allen aan
wezig zouden zijn, waarna 't gezelschap
naar de Markt reed om de zanghulde
der kinderen in ontvangst te nemen. Na
mens de burgers werd hier een mand
met bloemen door twee kleintjes van
beide scholen aangeboden. Hierna dank
te de heer Huinink allen voor deze hul
de en drukte de wensch uit, dat in de
zen tijd van verwording eenerzijds doch
regelmaat anderzijds men te samen zou
mogen werken tot heil van Veere.
In de tijdelijke raadzaal gekomen
richtte de loco-burgemeester zich met
een woord van welkom tot alle aanwe
zigen en nadat de heer Coops, gemeen
tesecretaris, het K. B., had voorgelezen,
verrees de heer F. J. Castel van zijn
zetel en feliciteerde den heer Huinink
met zijn benoeming tot burgemeester
van Veere. Spr. verwelkomde den nieu
wen functionaris en zijn familie in het
oude markiezaat en hoopte, dat zijn
werk de gemeente tot zegen zou mogen
strekken, vooral nu in deze abnormale
tijden 't ambt van burgemeester zwaar
is. „Jammer is het, dat wij de installatie
in de school moesten doen plaats vin
den, doch spoedigh open wij, dat U b"
zit zult kunnen nemen van het mooie
stadhuis. Spr. hoopte, dat de heer
Huinink voor Veere een goede burge
meester en een goede burgervader za'
zijn en hing hem als uiterlijk teeken
zijner waardigheiu de ambtsketen om
en verzocht hem den voorzitters?
te willen innemen. Daarna richtte wet
houder Castel nog een enkel woord van
welkom tot mevrouw Huinink en haar
familie, waarna mej. J. Luijk, een
nichtje van den loco-burgemeester na
mens de gemeente haar een rufker
bloemen aanbood.
Vervolgens richtte de heer Coops,
gemeente-secretaris, zich tot den bur
gemeester. Spr. heette den heer Hui
nink van harte welkom in zijn nieuwe
gemeente namens 't gemeentepersoneel,
dat, hoewel zeer klein, toch doordron
gen is van zijn plicht tegenover de
Overheid. Volgaarne verklaarde spr?
zich bereid zijn krachten aan te wen
den, om tot een eendrachtig samenwer
ken te komen. Hoewel het niet aange
naam is te hooren, moet gezegd wor
den, dat Veere zwaar gebukt gaat on
der de lasten des fijds. De garnalenvis-
schers zijn door het sluiten der grenzen
van Frankrijk en België ten zeerste ge
dupeerd in hun broodwinning, de land
bouw, die eertijds een goede bron van
inkomsten was, moet door steun in het
leven gehouden worden, doch die steun
schijnt niet groot genoeg te zijn om de
boeren hun personeel in dienst te doen
houden. Zij, die in vasten dienst zijn,
worden vaak na de bietencampagne
ontslagen en komen dan ten laste der
gemeentekas. Dit is in zulk een mate 't
geval dat de gemeente Veere een derde
van haar inkomsten uit de ter plaatse
geheven belastingen moet gebruiken
voor de leniging der nooden, hetgeen
niet altijd gewaardeerd wordt. Men
heeft rechten, doch ook verplichtingen,
doch deze worden maar al te licht opzij
geschoven.
Maar Veere heeft toch ook iets, dat
niet door de economische crisis geteis
terd is, en dat is haar schoonheid. Door
het lofwaardig initiatief van een voor
ganger, den heer M, Q. Buys Ballot,
werd in 1929 door den Raad besloten het
stadhuis aan het Rijk te schenken, ten
einde dit gebouw, hetwelk met recht de
trots van Veere is, voor algeheelen on
dergang te behoeden- Hierdoor viel, na
het werk van den heer Buys Ballot, het
niet moeilijk de restauratie van het stad-
hu:s een feit te maken, en dank zij
het werk van dezen en den heer H.
Dronkers, zijn opvolger, mede met den
niet genoeg' te waardeeren steun van
H.M. de Koningin, regeering en den
Commissaris der Koningin in Zeeland,
kon deze parel van Walcherens schoon
heid bewaard blijven. Moge onder lei
ding van onzen nieuwen burgemeester
de laatste hand gelegd worden aan dit
schoone gebouw, waardoor een nieuwe
bladzijde aan de historie van Veere kan
worden toegevoegd.
In een uitvoerige rede dankte daarop
de burgemeester al!en voor hun vriende
lijke woorden. Het burgemeesterschap is
spr. lang' een ideaal voor oogen geweest,
dat nu werkelijkheid geworden is, doch
spr. vreesde nu tekort te schieten in het
VOöw
(Ingez. Med.)
van Fransche klassieken, die uit een
grafgewelf van achter de toonbank wa
ren te voorschijn gebracht. Doch voor ze
weggingen, vroeg Martin:
Maar hebt u niets nieuws, niets
nieuws uit Parijs, dat zoo juist versche
nen is?
Als het u belieft, Mijnheer zei de
niet meer jonge eigenares van den Boek
handel de la Dordogne, een deeltje ne
mend van een plank achter in den win
kel, Dit wordt heel mooi gevonden. En
zij gaf hem Le maitre des forges van
George Ohnet.
Maar Madame, zei Martin, het on
verkochte exemplaar bekijkend, deze
uitgave is van 1882.
't Spijt me, Mijnheer, zei zij, maar
van later datum hebben we niets.
Ik zal het voor de curiositeit koo
pen, al heb ik er een bankroetje aan, zei
Corinna en zij legde op de toonbank
twee francs vijf en zeventig centimes
neer.
Vijf en negentig, beweerd de boek
verkoopster. Zij was vol sproeten en zag
er stoffig en grauw uit als de achter
wand van haar boekwinkel-
Maar in Parijs.
In Parijs is het anders, Mademoisel
le. We zijn hier in de provincie.
Corinna betaalde de extra vier stui
vers en haar boek vasthoudend, verliet
zij den winkel met Martin.
Dit is de leukste plaats in de heele
wereld, lachte ze. Achttienhonderd twee
en tachtig. Dat is jaren vóór ik geboren
werd.
Maar hoe moeten we hier nu aan
lectuur komen? vroeg Martin angstig.
Daar is nog altijd het station, be
weerde Corinna. En als je de oude dame
in de boekenkiosk netjes een kus geeft,
dan geeft zij je wat je verlangt-
't Kost tijd om achter de gebruiken
van het provinciale Frankrijk te komen,
zei Martin.
Zoo begon hun eerste dag in Bran
töme, die kalm, vredig eindigde. Een
andere dag ging voorbij, en vele andere
dagen en zij leefden in de wereld van
vergetelheid. Spoedig na hun aankomst
kwam hun bagage uit Parijs en van zwer
vers, die er eenigszins vagebondachtig
uitzagen, veranderden zij in keurige En-
gelschen uit de buitenwijken en Bran
töme zag hen met welgevallen. Zij kon
den weinig anders doen dan hun onder
zoekingen voortzetten. Op hun avontuur
lijke omzwervingen werden zij dikwijls
door Félise vergezeld, die, verlegen, een
paar Engelsche zinnetjes stamelde. Te
gen Corinna dorst ze heel haar grappig,
ongrammaticaal taaltje le luchten, maar
was Martin er bij, dan bloosde ze haast
bij elk woord. Haar heele jonge leven
had zij in het land van haar moeder ge
woond en de taal van haar moeder ge
sproken. Ze had een vaag gevoel, dat ze
Engelsche was volgens de wet, maar
door haar opvoeding en geestelijken aan
leg was zij door en door het kleine
Fransche vrouwtje uit den burgerstand.
Was ze met Martin alleen, dat liet ze
alle pogingen om Engelsche te zijn, va
ren, en langzamerhand verminderde haar
verlegenheid. De eerste keer, dat ze
vertrouwelijk met Martin sprak, vertel
de ze hem van haar moeder in Parijs, die
voor haar een mooi droombeeld was,
toegerust met uitstekende hoedanighe
den.
(Wordt vervolgd.)